SIV’er in de praktijk: Els Martijn, Veiligheidsregio Zeeland

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Els Martijn maakte eind 2024 de overstap van DCMR Milieudienst Rijnmond naar Veiligheidsregio Zeeland. Voor DCMR had zij ook haar ‘thuisprovincie’ Zeeland als werkgebied, dus de omgeving verandert niet. De inhoud van het werk wel, want terwijl zij voor haar vorige werkgever als inspecteur hoofdzakelijk haar focus had op hoogrisicobedrijven, krijgt ze nu als specialist industriële veiligheid bij de veiligheidsregio een breder pakket taken en veiligheidsvraagstukken in de industrie op haar bordje.

Els Martijn.

“In mijn nieuwe job zie ik volop nieuwe uitdagingen, want er is heel veel industriële bedrijvigheid in Zeeland, vooral geclusterd rond het havengebied van Vlissingen en in Terneuzen. Nieuwe ontwikkelingen waar ik mij de komende jaren mee ga bezig houden zijn onder andere de komst van grote nieuwe bedrijven naar de Zeeuwse industrieclusters, zoals twee waterstoffabrieken in het kader van de energietransitie en grote batterijopslagen. Die grote dynamiek in de industrie maakt dit werk leuk. Net als de variatie, want je komt bij heel veel verschillende bedrijven met uiteenlopende processen, elk met een ander risicoprofiel en in een andere omgeving”, vertelt Els Martijn.

Overheidskant

Het is om die reden dat Els Martijn na haar studie milieukunde in Breda koos voor de overheidskant en niet voor een baan in de industrie. “Dat was ook een optie, want de studie milieukunde in Breda is een technisch georiënteerde studie. Daarmee had ik ook in de procesindustrie aan de slag gekund. Maar na mijn studie startte ik in 2003 als junior inspecteur bij de provincie Zeeland, waar ik al snel ontdekte hoe leuk ik het inspectiewerk bij bedrijven vond. Juist omdat je dan niet als werknemer aan één bedrijf gebonden bent, maar bij veel verschillende interessante bedrijven over de vloer komt. Door die afwisseling is het werk geen dag hetzelfde; steeds nieuwe situaties en nieuwe vraagstukken rond omgevingsveiligheid. Na 11 jaar bij de provincie veranderde de organisatie van de milieutaken. Toen in 2014 de omgevingsdiensten werden gevormd, werden de milieuspecialisten van provincie en gemeente samengebracht in de RUD Zeeland, dus dat werd mijn nieuwe werkgever.”

De volgende verandering van werkomgeving voor Els Martijn kwam in 2019, toen van rijkswege werd bepaald dat het toezicht op Seveso-bedrijven moest worden geconcentreerd bij een beperkt aantal gespecialiseerde omgevingsdiensten met kennis en ervaring in Seveso-uitvoeringstaken: “Met 16 andere collega’s ben ik toen overgegaan naar DCMR. Ik hoefde niet te verhuizen, want mijn werkgebied bleef Zeeland en DCMR kreeg een eigen vestiging in Zeeland. In de 21 jaar die ik bij de provincie, de RUD en DCMR heb gewerkt, ben ik in zekere zin ‘gekneed en gevormd’ als overheidsspecialist in industriële veiligheid. Bijdragen aan het handhaven van de veiligheid van de industrie is wel echt ‘mijn ding’ geworden. Ik voel me aan de publieke kant van de industriële veiligheid op mijn plek.”

Vacature

En die lijn zet zij voort binnen Veiligheidsregio Zeeland, als specialist industriële veiligheid binnen de afdeling Risicobeheersing. Haar focus blijft dus de industrie en ook in hetzelfde werkgebied waar ze is geboren en getogen. Maar waarom de ‘transfer’ van DCMR naar veiligheidsregio? Els Martijn “Ik was toe aan een nieuwe stap na 21 jaar hetzelfde werk gedaan te hebben bij de provincie, RUD en DCMR. Ik zag al eerder vacatures voor de functie specialist industriële veiligheid van Veiligheidsregio Zeeland voorbijkomen en werd getriggerd door de functieomschrijving. Toen al twee van de drie vacatures waren ingevuld en er nog één open stond dacht ik: ‘het is nu of nooit’.

Wat het voor mij aantrekkelijk maakt, is de verbreding naar andere typen bedrijven met andere veiligheidsvraagstukken. Zo ben ik direct na mijn aanstelling al aan de slag gegaan als projectleider ‘risicorelevante bedrijven’, een gezamenlijk project met de RUD Zeeland. Daarnaast ga ik ook adviestaken en bedrijfsbrandweerinspecties uitvoeren, wat voor mij ook nieuwe aspecten zijn.”

Dichtbij huis

Els Martijn volgt inmiddels de opleiding Specialist industriële veiligheid, wat wel een tijdelijke extra inspanning vraagt. Maar dat heeft zij er wel voor over om goed ingevoerd te raken in haar veranderende takenpakket. “Het voordeel voor de veiligheidsregio is dat ik door mijn 21 jaar inspectie-ervaring direct aan de slag kan. Ook met de inspectiesystematiek LBR-GIR ben ik al goed bekend. Voor mij persoonlijk is het prettig dat mijn nieuwe standplaats de brandweerkazerne van Goes wordt. Dichter bij mijn woonplaats, dus ik kan vanaf nu met de fiets naar mijn werk. Vaak zal ik daar overigens niet zijn, want deels werk ik thuis en natuurlijk ben ik veel op pad voor bedrijfsinspecties, in de industriële omgeving die mij altijd blijft boeien.”


Advisering door de veiligheidsregio’s: “doden voorkomen doen we aan de voorkant”

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Is in de vergunningprocedure van een industrieel bedrijf een advies van de veiligheidsregio wel noodzakelijk als het bedrijf aantoonbaar voldoet aan de risicocontouren voor externe veiligheid en de PGS-eisen? Ja, is de boodschap van Frank Lelieveld van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Vincent de Winter-Moraal van Veiligheidsregio Hollands Midden tijdens het Jaarcongres Relevant op 11 juni in Utrecht. Zij verzorgen tijdens dit jaarlijkse congres van de Vereniging voor Milieuprofessionals (VVM) een infosessie namens het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV). Onder de titel ‘Doden voorkomen we aan de voorkant’ schetsen zij voor experts milieu- en externe veiligheid van overheid en industrie hoe een robuust advies de omgevingsveiligheid rond risicovolle activiteiten in brede zin bevordert. En dan gaat het niet alleen om het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook om preventie van gewonden, milieuschade en maatschappelijke impact.

Het LEC IV is kennispartner van het Jaarcongres Relevant 2025. Jan Meinster is lid van het kernteam en werkt mee aan het opzetten van het jaarlijks congresprogramma. Het LEC IV is tijdens het komende congres aanwezig met een informatiestand en verzorgt ook een inhoudelijke bijdrage met de informatiesessie over de adviesrol van de veiligheidsregio’s in de omgevingsveiligheid.

Deelnemers zijn onder andere adviseurs en toezichthouders van rijks- en regionale overheden (ministeries, inspecties, gemeenten, provincies, omgevingsdiensten), maar ook vertegenwoordigers van adviesbureaus en bedrijfsleven. Nu het LEC IV als kennispartner is aangesloten heeft de brandweersector een betere positie voor het wederzijds delen van kennis en expertise met dit netwerk.

25 jaar na Enschede

Het centrale thema op het Jaarcongres Relevant is: omgevingsveiligheid, van visie naar uitvoering. In het programma wordt stilgestaan bij het feit dat het dit jaar 25 jaar geleden is dat in Enschede de vuurwerkramp plaatsvond. Bij die gebeurtenis, op 13 mei 2000, werd de woonwijk Roombeek grotendeels verwoest en vielen 23 doden, waaronder 4 brandweermensen. Ook waren er meer dan 900 gewonden. De ramp was, samen met de cafébrand in Volendam in de nieuwjaarsnacht van 2001, aanleiding voor een enorme impuls in risicoadvisering op gebruiksvergunningen en aanscherping van het toezicht. In de afgelopen 25 jaar ontwikkelde het vakgebied risicobeheersing zich in de brandweersector tot een volwassen discipline en met de introductie van de Omgevingswet in 2024 hebben de veiligheidsregio’s een sterkere wettelijke grondslag gekregen voor advisering op omgevingsrisico’s.

Kennisdocumenten

Jan Meinster over de deelname van het LEC IV aan het congres: “We hebben de afgelopen jaren een mooie reeks kennisdocumenten ontwikkeld, die primair zijn bedoeld voor onze eigen achterban in de veiligheidsregio’s, ter ondersteuning van de advies- en toezichttaken. Maar een deel van die documenten kan ook waarde hebben voor vakspecialisten milieu van andere overheden en de industrie. Denk bijvoorbeeld aan het Scenarioboek Industriële Veiligheid, de Handreiking advisering milieubelastende activiteiten en de Handreiking brandveiligheidsmaatregelen bij afvalbedrijven. Daarnaast is het goed dat we als LEC IV nauw contact hebben met het netwerk van de VVM, om wederzijds kennis te delen en te weten wat er in elkaars werelden speelt. We willen als kennispartner aan andere professionals laten zien hoe breed de adviesrol van de veiligheidsregio’s is bij uiteenlopende vraagstukken op het gebied van omgevingsveiligheid.”

Risico’s en effecten

En die adviesrol is breder dan uitsluitend het voorkomen van dodelijke slachtoffers ten gevolge van industriële incidenten; de grondslag voor de risicocontouren in het externe veiligheidsbeleid. Meinster: “Bij die risicocontouren draait het vooral om rekenmodellen en de kansbenadering, terwijl we als veiligheidsregio’s een grote slag hebben gemaakt naar risicobeheersing vanuit de effectkant. Met als insteek: niet alleen het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook kijken naar andere effecten, zoals gewonden en het voorkomen van milieuschade en maatschappelijke ontwrichting.”

Meer informatie en aanmelden

Bekijk meer informatie over programma en aanmelding op de website van de VVM.


Cyberrisico’s risicorelevante bedrijven: gericht toezicht nodig

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

In maart verscheen het eindrapport van het onderzoek naar cyberrisico’s bij risicorelevante bedrijven. De verkennende studie werd in opdracht van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) uitgevoerd door bureau Oostkracht10. De publicatie van het rapport vond plaats tegen de achtergrond van de nieuwe Cyberbeveiligingswet, die dit jaar van kracht wordt. Als gevolg van die wet zal de inspectiedruk op het thema cyberveiligheid door de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aanzienlijk toenemen. De veiligheidsregio’s zijn niet deskundig op cybergebied, maar kunnen bij hun toezichttaken in het kader van industriële veiligheid wellicht wel een signalerende functie op cyberveiligheid vervullen.

Foto: Pixabay.

De conclusies van de studie naar cyberrisico’s liegen er niet om: de industrie is een geliefd doelwit voor cybercriminelen. Hacking kan een criminele achtergrond hebben (geldelijk gewin/losgeld/bedrijfsspionage) maar kan ook sabotage tot doel hebben (terrorisme/statelijke actoren). In 2023 is maar liefst 95 procent van de industriële bedrijven in Nederland minimaal één keer doelwit geweest van een cyberaanval.

Wettelijk kader

De urgentie voor het structureel en robuust borgen van de cyberveiligheid wordt echter nog lang niet overal in de industrie voldoende gevoeld en sluitende landelijke wetgeving voor toezicht op dit thema was er tot voor kort niet. Daar komt verandering in met de komst van de Cyberbeveiligingswet die dit jaar van kracht wordt. De wet vervangt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, op grond waarvan uitsluitend toezicht werd gehouden op de digitale infrastructuur van de energiesector en vitale digitale dienstverleningsprocessen. De Cyberbeveiligingswet regelt ook het toezicht op de sectoren chemie, afvalstoffenbeheer en afvalwater. Veel meer bedrijven vallen dan onder de inspectieplicht voor cyberveiligheid, die is belegd bij de Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). Aan de stuurgroep van het project namen een specialist van IL&T en een collega van Veiligheidsregio IJsselland deel.

Signalerings-, bestrijdings- en beheerssystemen

Het onderzoek in opdracht van het LEC IV richtte zich niet op de digitale kant van de procestechniek, maar op de ‘rechterkant van de vlinderdas’, de systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante industriële bedrijven. Dat is immers het primaire aandachtsgebied van de veiligheidsregio’s bij de uitvoering van hun IV advies- en toezichttaken. De vragen die de input vormden van het verkennend onderzoek waren: in hoeverre zijn detectie- en brandbestrijdingssystemen en andere digitaal aangestuurde veiligheidsvoorzieningen kwetsbaar voor cyberaanvallen? Welke scenario’s kunnen zich voordoen? Met welke maatregelen kunnen die cyberrisico’s worden verminderd? En hebben veiligheidsregio’s in hun IV-inspectietaken ook een rol te spelen in het toezicht op de cyberbeveiliging van de genoemde systemen?

Conclusies

De samenvattende conclusie van het onderzoek, in een notendop samengevat, is dat informatie- en besturingssystemen voor detectie-, brandbestrijdings- en beheerssystemen voor veiligheidstechniek in de moderne bedrijfsomgeving kwetsbaarder worden voor cyberaanvallen. Steeds vaker worden deze systemen gecombineerd met kunstmatige intelligentie en, bekabeld of draadloos, op afstand beheerd en bestuurd via de digitale snelweg. Daardoor zijn ze bij onvoldoende bescherming ook toegankelijk voor hackers met kwaadwillende bedoelingen. De genoemde systemen zijn over het algemeen ook gemakkelijker toegankelijk en te beïnvloeden dan de operationele technologie van bedrijven.

Het is niet heel waarschijnlijk dat detectie- en bestrijdingssystemen het eerste doel zijn bij een cyberaanval. Maar het is ook niet uit te sluiten; kwaadwillenden die in staat zijn operationele technologie te ontregelen, kunnen in het verlengde daarvan ook proberen de stationaire ‘lines of defense’ uit te schakelen, om zo hun beschermende werking teniet te doen. De onderzoekers hebben in het kader van de studie verschillende scenario’s beschreven om mogelijke effecten van ontregeling van BBS-systemen in beeld te krijgen.

Mogelijke maatregelen om de kwetsbaarheid van veiligheidstechniek te verminderen zijn onder andere: brandmeldsystemen uitvoeren als ‘stand-alone installaties’, netwerksegmentatie en robuuste firewalls, het niet toestaan van automatische (firmware)-updates en het beperken en streng controleren van fysieke toegang tot informatie- en netwerkcomponenten.

Toezicht

In het onderzoek werd ook verkend hoe het toezicht op de cyberveiligheid van de genoemde veiligheidstechniek kan worden ingericht en wat de rol van de veiligheidsregio’s hierin kan zijn. Het LEC IV stelt vast dat het cyberdomein dermate specialistisch is, dat toezichthouders van de veiligheidsregio’s onvoldoende inhoudelijke kennis hebben om toezicht te houden op de beschermingsgraad van de digitale bedrijfsomgeving. Bovendien zijn andere toezichthouders op grond van de Cyberbeveiligingswet aangewezen om via inspecties toezicht te houden op dit belangrijke thema.

Wel kunnen de toezichthouders van de veiligheidsregio een signaleringsfunctie vervullen. Bijvoorbeeld door tijdens een Seveso-inspectie aan de hand van een vragenlijst over cyberveiligheidsthema’s een indruk te krijgen van hoe actief een bedrijf is in het waarborgen van de digitale veiligheid. Die informatie kan dan vervolgens worden gedeeld met de IL&T.
Er wordt vanuit de veiligheidsregio’s niet actief gestuurd op dergelijke thema-inspecties.
Het rapport is aangeboden aan de cyberspecialisten van IL&T, zodat zij kennis kunnen nemen van een aantal cyberrisico’s in ons vakgebied; systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante bedrijven.

Download het onderzoeksrapport


Klimaatverandering en Seveso-bedrijven: oproep tot bewustwording

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) en de veiligheidsregio’s gaan de komende jaren intensiever aan de slag met het thema ‘Natech-incidenten’. Dit zijn calamiteiten in de industriële omgeving die worden veroorzaakt door natuurgeweld, zoals aardbevingen, overstromingen en extreem weer. Het LEC IV heeft een kennisdocument uitgebracht om de bewustwording van dit thema in de industrie en bij de veiligheidsregio’s te bevorderen. Het document slaat een brug tussen de klimaatadaptatie en de Seveso-regelgeving, die hoogrisicobedrijven verplicht zich ook te prepareren op externe risicofactoren, waaronder natuurgeweld.

Als gevolg van de klimaatverandering neemt de kans op perioden van grote hitte en droogte en extreme weerssituaties zoals storm en zware regenval toe. Seveso-bedrijven dienen zich hierop voor te bereiden door hun kwetsbaarheid voor natuurgeweld te verminderen. Begin 2024 bracht het LEC IV een vertaalde Europese Leidraad Natech Risicobeheer voor Natech-incidenten uit; een eerste aanzet om het thema bij de veiligheidsregio’s en Seveso-bedrijven onder de aandacht te brengen.

Breder perspectief

Het onlangs verschenen kennisdocument ‘Klimaatverandering en Seveso-bedrijven’ plaatst het thema in een breder perspectief. De eerdergenoemde leidraad is als bijlage bij het kennisdocument gevoegd, evenals een casestudie die verschillende Natech-incidenten binnen Europa beschrijft en een self assessment tool waarmee overheden en bedrijven kunnen vaststellen of zij zich voldoende inspannen om de gevolgen van natuurgeweld in de industriële omgeving op te vangen.

“De voorbereiding op externe invloeden die in de industriële omgeving kunnen leiden tot calamiteiten en het falen van veiligheidsvoorzieningen, is opgenomen in de Seveso-regelgeving 2015 en ook in de Omgevingswet”, verduidelijkt Henk van Wetten, projectleider van het gepubliceerde kennisdocument. “Concreet eist de regelgeving dat Seveso-bedrijven in hun veiligheidsrapport niet alleen aandacht hebben voor risico’s en scenario’s die vanuit de inrichting zelf komen, maar ook voor invloeden van buitenaf, waaronder natuurgeweld. De aard van Natech-incidenten verschilt van land tot land. In Nederland hoeven we bijvoorbeeld niet te vrezen voor aardbevingen die tot massale schade aan chemische inrichtingen kunnen leiden. Extreem weer met storm, zware regenval, blikseminslag of extreme hitte en droogte zijn in ons land wel reële gevaren. En die verschijnselen nemen toe in frequentie en intensiteit, naarmate de temperaturen als gevolg van de klimaatverandering stijgen.”

Groter effectgebied

Kenmerkend voor Natech-incidenten is volgens Van Wetten dat ze zich gelijktijdig op meer plaatsen in een industriecluster kunnen voordoen, omdat uiteenlopende vormen van natuurgeweld grotere gebieden treffen. Dat geldt voor aardbevingen, maar ook voor zware regenval of overstromingen. Van Wetten wijst ter illustratie op de clusterbuien die in 2021 Zuid-Limburg troffen. “Als zo’n clusterbui met langdurige zware neerslag over een industriegebied trekt, kunnen meerdere bedrijventerreinen onder water komen te staan. Dan kan zich een cascade-effect voordoen, als bijvoorbeeld de stroom uitvalt, waardoor processen stilvallen en ook veiligheidsvoorzieningen zoals detectiesystemen niet meer functioneren. Seveso-bedrijven moeten dergelijke risico’s in hun veiligheidsrapporten onderkennen en maatregelen treffen om die scenario’s te voorkomen.”

Rol veiligheidsregio’s

De industrie is verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen om ‘Natech-proof’ te worden, maar ook de veiligheidsregio’s hebben een rol. Zij zullen de komende jaren tijdens Seveso-inspecties ook aandacht besteden aan Natech-risico’s, door bedrijven te bevragen en inspecteren op genomen preventieve maatregelen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de waarborg dat vitale veiligheidsvoorzieningen, zoals detectiesystemen en brandbeheersingssystemen blijven functioneren als het bedrijf getroffen wordt door extreem weer. Een klimaatadaptieve (nood)stroomvoorziening is een eerste vereiste om die vitale veiligheidsvoorzieningen veilig te stellen.

Van Wetten benadrukt dat het kennisdocument geen kant-en-klare handreiking is voor advisering of inspecties op Natech-risico’s. “Het document is een informatief document dat het thema klimaatadaptatie koppelt aan het domein industriële veiligheid. Bewustwording is het hoofddoel van de publicatie. Uiteenlopende typen Natech-risico’s en hun effecten worden beschreven, zodat bedrijven zich aan de hand van mogelijke scenario’s in combinatie met hun omgeving een beeld kunnen vormen van hun kwetsbaarheid. Gelet op de trend van toename van extreem weer als gevolg van klimaatverandering is dit een thema waar we als LEC IV met ons netwerk de komende tijd intensiever mee aan de slag gaan. De ontwikkeling van concrete handreikingen om risico’s te vertalen in risicobeheersingsmaatregelen is een volgende stap.”

Download het kennisdocument ‘Klimaatverandering en Seveso-bedrijven’


Terugblik op netwerkdag LEC Industriële Veiligheid: nieuwe verstoringen en kansen

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Het was een duidelijke en harde boodschap tijdens de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) op 13 maart: Nederland dient zich voor te bereiden op wat decennia lang ondenkbaar leek: een oorlogssituatie als gevolg van escalerende geopolitieke conflicten. De samenleving en het stelsel van crisisbeheersing en rampenbestrijding moeten dringend aan de slag met versterking van de weerbaarheid en vergroting van paraatheid en slagkracht. Ook de vitale industrieën en infrastructuur moeten beter worden beschermd tegen hybride dreigingen. Die vitale sectoren zijn het domein waar de thema’s weerbaarheid en industriële veiligheid elkaar raken.

Dagvoorzitter Ron Bouwman.

Dagvoorzitter Ron Bouwman leidde het centrale thema van de dag in, na eerst een doorkijkje te hebben gegeven naar de projecten en activiteiten waar het LEC IV momenteel aan werkt of die binnenkort worden opgestart. Het Handboek stationaire en mobiele blusinstallaties wordt herzien, er wordt gewerkt aan een training en een e-learning module gedragsbeïnvloeding, samen met Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en er staan een aantal opleidingen en cursussen op stapel.

Dan het thema weerbaarheid, een vraagstuk waarmee ook het LEC en het netwerk IV aan de slag moeten, stelt Ron Bouwman vast. “Want er gebeurt nogal wat in de wereld, qua geopolitieke dreigingen en die kunnen ook gevolgen hebben voor ons domein. Met gerichte acties van drones of vliegtuigen op opslagtanks of chemische installaties bijvoorbeeld, hebben we tot dusver in ons industriële veiligheidsbeleid geen rekening gehouden.”

De visie van Defensie

Over wát er allemaal op ons af komt, sprak Luitenant-kolonel Fred van Kooten, hoofd sectie inzet van de Luchtmobiele Brigade. De visie van een defensiespecialist die niet bepaald vrolijk stemde. “Want de wereld om ons heen verandert in snel tempo, geopolitieke dreiging is een steeds prominenter thema in het nieuws en onze samenleving is nog onvoldoende weerbaar. De harde les die we nu met zijn allen leren: veiligheid is niet meer vanzelfsprekend.”

Luitenant-kolonel Fred van Kooten, hoofd sectie inzet van de Luchtmobiele Brigade.

Van Kooten schetst een beeld van een instabiele wereld, met twee grote geopolitieke spelers, Rusland en China, die economisch en militair steeds agressiever worden, terwijl de wereld al een potpourri van brandhaarden en conflicten is. Daar komt bij dat defensie qua capaciteit en slagkracht enorm heeft ingeleverd als gevolg van decennialange bezuinigingen. Én dat defensie bij een daadwerkelijke escalatie van een grootschalig conflict waarbij de NAVO betrokken raakt geen capaciteit meer heeft om de civiele crisisbeheersing te ondersteunen. Die optelsom maakt duidelijk wat de BV Nederland te doen staat: versterking van de militaire paraatheid, met het ministerie van defensie in de lead en vergroting van de maatschappelijke weerbaarheid en crisispreparatie onder de vlag van de NCTV en de veiligheidsregio’s.

Havens en industrie

De thematiek van geopolitieke en hybride dreiging en het vakgebied industriële veiligheid komen samen in de grote haven- en industrieclusters: Rotterdam, Vlissingen en de Eemshaven. Van Kooten legt uit dat deze havengebieden vitale hubs zijn voor internationale verplaatsingen van troepen en materieel als de NAVO daadwerkelijk op grote schaal ‘aan de bak moet’. Tegelijk zijn die gebieden ook motoren voor de Nederlandse economie en vitale schakels voor heel veel processen, waaronder de brandstof- en energievoorziening. De conclusie: de Nederlandse haven- en industriegebieden zijn van vitaal belang, maar ook kwetsbaar en defensie heeft in Nederland niet voldoende capaciteit (reservisten) om alle vitale objecten en gebieden te beschermen, dus moeten prioriteiten worden gesteld. Door defensie, maar ook door de veiligheidsregio’s en de andere netwerkpartners in veiligheid. Volgens Ron Bouwman wordt het tijd dat het LEC IV ook hier een regisserende rol pakt om aan de voorkant de weerbaarheid en preparatie van de industrie te versterken.”

Trainees aan het woord

Na de defensiebijdrage volgde een wat luchtiger intermezzo, met een presentatie van de trainees omgevingsveiligheid. De jonge generatie werkte zelf mee aan de voorbereiding van de netwerkdag en trainees Kelly Tromp en Shelley Heskes gaven de deelnemers een inkijkje in wie de trainees zijn en wat ze binnen de deelnemende veiligheidsregio’s doen. Zo kregen alle trainees een ‘gezicht’. Dankzij de contacten die de trainees hebben met elkaar en met andere collega’s in het netwerk IV/OV, zijn zij al flink in de weer met het opbouwen van hun netwerk. Via een online quiz toetsten de trainees aan de hand van vragen of de deelnemers bij hun verhaal goed hadden opgelet.

Trainees Kelly Tromp en Shelley Heskes.

Rondje langs de regio’s

Brabant

In het traditionele ‘Rondje langs de regio’s’ signaleert Dina van der Aart in Brabant een forse groei in het transportvolume van gevaarlijke stoffen, zowel over het spoor als over de weg. Reden om met de industrie in gesprek te gaan over het veiliger maken van vervoer. Een ander thema dat Dina aansnijdt is dat bij een grote containerterminal in de regio een ton aan dwangsommen is opgelegd wegens overtredingen. Achterliggende reden is dat het bedrijf in Amerikaanse handen is, waar de veiligheidsregelgeving anders is dan in Nederland. Dat het bedrijf al enkele keren van Amerikaanse eigenaar is veranderd, maakt de relatie met de terminal lastig en is een belemmering bij de advisering.

Noord-Nederland

Hans Foekens bespreekt de situatie in Noord-Nederland, in het bijzonder Groningen. Omdat een aantal Seveso-bedrijven in die regio tijdens de inspecties al drie jaar op rij goed presteert, is besloten die bedrijven minder frequent te bezoeken en de IV-inspecties meer te concentreren op de categorie net-niet Seveso-bedrijven. Conclusies: in die bedrijvencategorie zijn nog wel wat dingen mis, zoals het ontbreken van degelijke bluswatervoorziening. “We hebben nog niet alle risico’s van die categorie goed in beeld”, concludeert Foekens. Verder heeft Veiligheidsregio Groningen structureel flink wat werk aan de grote ambities van Groningen Seaports (Eemshaven-Delfzijl) om uit te groeien tot majeure energie-hub, met opslag van LNG, groene stroom en waterstof.

Zuidwest

Edith van der Reijden bericht over de actuele dossiers in ‘Zuidwest’. De vijf regio’s in Zuid-Holland en Zeeland werken vergaand samen bij de uitvoering van Seveso-inspecties en willen die samenwerking uitbreiden naar de advisering. Verder stemt het hoopvol dat Zeeland in de afgelopen tijd vier nieuwe medewerkers op IV heeft kunnen werven, inclusief één trainee. En capaciteit zal in Zuidwest de komende jaren hard nodig zijn, stelt Van der Reijden. Want de energie- en grondstoffentransitie gaan veel tijd en energie vragen van de veiligheidsregio’s. Daarom start dit jaar een onderzoek samen met Berenschot naar de effecten van de industriële energietransitie en de vraag hoeveel personele capaciteit nodig is om die ontwikkelingen te kunnen bijbenen. Ook wordt gewerkt aan een opleidingsplan en concrete handreikingen.

De deelnemers aan het Rondje langs de regio’s.

Oost

Anton Slofstra staat, naast de IV-ontwikkelingen in ‘de Gelderlanden’ en Overijssel stil bij de ‘brandenmarathon’ die Arnhem op 5 en 6 maart trof. De eerste brand verwoestte een meubelzaak en garagebedrijf op het industriepark Kleefse Waard, een nacht later ging een deel van de historische binnenstad van Arnhem in vlammen op. De twee enorme branden op rij vroegen het uiterste van de veiligheidsregio qua operationele respons, waarbij de brandweer de grenzen van haar capaciteiten in zicht zag komen. Bij de eerste brand was er ook een link naar industriële veiligheid: Een brandstofterminal van Shell, direct achter de brandende gebouwen op industriepark Kleefse Waard, moest voor het eerst in 40 jaar zijn calamiteitenorganisatie optuigen. De branden leverden volgens Slofstra nog een belangrijke les op, namelijk dat in het IV-veiligheidsbeleid ook rekening moet worden gehouden met ‘opzet’ als bron van calamiteiten. Dat is nu nog niet het geval.

Limburg

In Limburg meldt Hubert Klerkx dat recent in Limburg-Noord voor ruim 100.000 euro aan dwangsommen is geïnd bij verschillende bedrijven, wegens geconstateerde gebreken. Met name op het gebied van stoffenlijsten blijkt het een en ander mis. Hierin ziet hij ook een trend bij andere bedrijven. Ook is er volgens Klerkx discussie over ‘koepelvergunningen’, nadat er bij enkele handhavingskwesties op het omvangrijke chemiepark Chemelot onduidelijkheid was over de vraag of de centrale vergunninghouder verantwoordelijk was voor de overtredingen of de betrokken individuele bedrijven. Die discussie legt in zijn ogen ‘een bom onder het fenomeen koepelvergunning’. Zonder koepelvergunning zou de werklast voor de Omgevingsdienst enorm toenemen.

Noordwest

Vanuit samenwerkingsregio Noordwest meldt Marjolein Zandvliet vergaande samenwerkingsinitiatieven tussen de gezamenlijke brandweer GBA in het Westelijk havengebied en de Gezamenlijke Brandweer in Rotterdam, voor de industriële incidentbestrijding. Komende zomer wordt de intentieverklaring voor die samenwerking verwacht. Goede berichten over de intensieve samenwerking tussen de omgevingsdiensten en de afdelingen IV in Noordwest, waar tijdens IV-inspecties wel een zorgelijke trend wordt geconstateerd inzake de veiligheidscultuur bij bedrijven.

Middagprogramma met workshops

In het middagprogramma waren er vier workshops. In die daarvan werd het centrale thema van de dag, ‘weerbaarheid’, verder uitgediept. Peter Bareman van belangenkoepel VNCI en Merel Huurdeman, hoofd security van Shell Benelux en Frankrijk, vertelden over de uitdagingen die de toenemende ‘hybride dreigingen’ in een steeds onrustiger wordende wereld opleveren voor de industrie. Bedrijven hebben te maken met risico’s van sabotage, maar kampen ook met activisme. Een belangrijke boodschap van de workshop: in hun weerbaarheidsaanpak moeten bedrijven niet alleen alert zijn op externe veiligheidsrisico’s als gevolg van sabotage en aanslagen, maar ook op hun vitale rol in een weerbare en onafhankelijke Nederlandse industrie. VNCI heeft op basis van de ‘Responsible Care Security Code’ van de EU een reeks handreikingen opgesteld voor risico- en impactanalyse.

Huurdeman roept op tot het nog intensiever delen van informatie over risico’s en dreigingen in de voorfase. Voor Shell zijn zowel activisme als sabotage door statelijke actoren speerpunten in het safety- en securitybeleid. Belangrijk voor een goede respons op alle typen dreigingen is dat ‘de basis van de security en safety op orde is’.

Peter Bareman van belangenkoepel VNCI en Merel Huurdeman, hoofd security van Shell Benelux en Frankrijk.

Maatschappijbrede opgave

Directeur NIPV, IJle Stelstra, breekt in zijn workshop over maatschappelijke weerbaarheid een lans voor een ‘whole of society-approach’: een weerbaar Nederland is gebaat bij een krachtige gezamenlijke inspanning van overheid, industrie en andere maatschappelijke spelers. Het programma voor versterking van weerbaarheid in Nederland, onder leiding van Paul Gelton, is tweeënhalf jaar geleden al begonnen, maar Stelstra merkt dat de urgentie kennelijk nog niet maatschappijbreed wordt gevoeld. Tijd voor actie, want de dreigingen nemen snel toe en de maatschappij is kwetsbaar, als gevolg van mogelijke cascade-effecten in de keten energie-transport-logistiek-dienstverlening.

IJle Stelstra, algemeen directeur NIPV.

Om het belang van een weerbare industrie en logistiek te duiden, wijst Stelstra op de Eemshaven in Groningen: niet minder dan 33 procent van de fossiele en niet-fossiele energievoorziening in Nederland is afhankelijk van dat noordelijke haven-energiecluster. De industrie en ook andere niet-traditionele partners moeten door de veiligheidsregio’s nadrukkelijker bij de uitvoering van weerbaarheidsprogramma’s worden betrokken, is de oproep van Stelstra.

Als niets meer werkt

In hun workshop getiteld ‘Als niets meer werkt’, wijzen Rob van Hoof van Enexis en Daan Kerkhof van Tennet op de uitdagingen voor bedrijven in situaties waarin al hun vitale bedrijfsprocessen het 72 uur laten afweten. Zij benoemen bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor goede personeelszorg als medewerkers op bedrijfsterreinen moeten ‘schuilen’ omdat ze als gevolg van dreiging of stil liggend vervoer niet meer kunnen reizen. Hebben bedrijven daarvoor wel opvanggelegenheid met voorzieningen? En ook belangrijk: verifieer systematisch of alle voor een bedrijf noodzakelijke noodvoorzieningen wel voortdurend up to date zijn. Wordt bijvoorbeeld een aanwezige noodstroomvoorziening wel daadwerkelijk periodiek getest? Met andere woorden: laat je als bedrijf niet verrassen, maar bewaak de paraatheid en bescherming tegen verstoringen continu!

Met de gedeelde kennis, lessen en ervaringen, kunnen de deelnemers aan de netwerkdag aan de slag met dit belangrijke thema dat overheid en bedrijfsleven verbindt en dat de komende jaren actueel zal blijven.

Voor de agenda

De volgende netwerkdag is op donderdag 13 november.


label Fysiek veilige leefomgeving

Versie 2025 van Handboek C2000 verschenen

8 april 2025

Het Handboek C2000 Brandweer is vernieuwd. Dit handboek bevat landelijke procedures en afspraken over C2000 en ook veel informatie die de veiligheidsregio’s kunnen gebruiken om C2000 optimaal in te richten. Het NIPV beheert en actualiseert het handboek jaarlijks, samen met een redactiecommissie uit het brandweerveld.

Portofoon

Naslagwerk voor de brandweer

Snelle en ongestoorde communicatie is essentieel voor het veilig en effectief functioneren van hulpverleners en daarmee voor de veiligheid van burgers. Het Handboek C2000 Brandweer is een naslagwerk voor medewerkers van de brandweer en heeft als doel om afspraken en procedures rondom het digitale communicatienetwerk C2000 te borgen. Deze informatie bevordert optimaal gebruik van de mogelijkheden van C2000 in de spoedeisende hulpverlening, een landelijk uniforme werkwijze met C2000 en relevante kennis van C2000.

Belangrijkste wijzigingen

In de nieuwe versie zijn de wijzigingen beperkt gebleven. De belangrijkste aanpassingen zijn:

  • In paragraaf 4.7.6 is de tekst over het fallback-systeem van C2000 inhoudelijk herzien.
  • De uitleg over eOCS is aangepast in paragraaf 4.3.
  • De verbindingsschema’s voor het landelijke specialisme IBGS zijn gewijzigd. Zie Bijlage A, schema’s 9, 10 en 11.
  • Voor de Nationale Reddingsvloot is een specifiek verbindingsschema toegevoegd. Zie Bijlage A, schema 26.
  • Het proces voor het aanpassen van radioaliassen is beschreven op pagina 20.

Download het handboek

Dierlocaties en actuele dierziekten toegevoegd als kaartlagen in DATA4OOV

8 april 2025

In DATA4OOV staan twee nieuwe kaartlagen onder het thema ‘Dieren’. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) stelt actuele gegevens beschikbaar over dierziekten, zoals vogelgriep en blauwtong. De data omvat actuele informatie over besmettingsgebieden, corridors en ophokplicht.

Daarnaast levert de RVO jaarlijks landbouwdatasets die gebruikt kunnen worden om agrarische dieren op de kaart te zetten. De vernieuwde kaartlaag ‘Dierlocaties’ geeft inzicht in de locatie van agrarische stallen gekoppeld met de bedrijfsspecifieke informatie afkomstig uit de Landbouwtelling.

Actuele dierziekten nu ook in DATA4OOV 

De kaart met actuele dierziekten was al te zien op de dierziektenviewer van de RVO zelf, maar is nu ook beschikbaar via DATA4OOV onder het thema ‘Dieren’. We verversen de kaartlaag dagelijks. Bij verhoogd risico op besmettingen van dierziekten verhogen we de updatefrequentie.

Voor vragen of opmerkingen over deze kaartlaag, mail naar: geodata@nipv.nl. Bekijk meer informatie over de data van RVO op de website DierCrisis Service van de RVO.

Kaartlaag ‘Dierlocaties’ vernieuwd 

Wat betreft het ophalen van locatiegegevens van de agrarische stallen zijn er weinig verschillen vergeleken met de voorgaande kaartlaag. De vernieuwing zit met name in de volgende punten: 

  • Dankzij de koppeling met de dataset landbouwtelling is het mogelijk om te zien hoeveel dieren per diersoort er geregistreerd staan op het bedrijf.  
  • Stallocaties hebben nieuwe iconen met de diersoorten die per stal geregistreerd zijn.  Met één blik op de kaart is te zien welke diersoorten zich in de stallen bevinden. 

Met de extra informatie, met name hoeveel dieren er per diersoort op een locatie geregistreerd zijn, is het mogelijk om een schatting te geven hoeveel tijd het kost om de dieren op transport te zetten. Deze zogenoemde evacuatietijd in combinatie met bijvoorbeeld de hoge waterstanden van het Landelijk Informatiesysteem Water en Overstromingen (LIWO) verschaft inzicht bij een dreigende overstroming. 

De kaartlaag Dierlocaties is beschikbaar in DATA4OOV onder ‘Dieren’. Voor vragen en opmerkingen, neem contact op met geodata@nipv.nl. Bekijk voor meer informatie over de bronhouder de website van de RVO.  

Beoordelingsrichtlijn PFAS-reiniging blussystemen vastgesteld

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

In oktober 2024 is een beoordelingsrichtlijn gepubliceerd voor het reinigen van brandbestrijdingssystemen waarin PFAS-houdend blusschuim is gebruikt. Het document geeft eigenaren van deze systemen (industrie/brandweerkorpsen) houvast bij het zorgvuldig uitvoeren van het reinigingsproces en de afvoer van PFAS-houdende afvalstoffen binnen de kaders van de geldende regelgeving.

De volledige titel van de richtlijn luidt: ‘Specific Certification Program Fire Protection Systems for Services – Cleaning of Foam Systems in context with PFAS’. De richtlijn is opgesteld door Adviesbureau KSS en certificeringsinstantie Kiwa, dat het document beheert en een certificeringsschema voor het reinigingsproces heeft opgesteld.

Aan de inhoudelijke totstandkoming van de beoordelingsrichtlijn is meegewerkt door vertegenwoordigers van de industrie, gespecialiseerde dienstverleners (reinigers) en bevoegde gezagen. Het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) heeft geparticipeerd in de werkgroep als kennisdrager.

De beoordelingsrichtlijn heeft tot doel verontreinigingen van het milieu met PFAS te voorkomen. Het document gaat niet in op de (brand)veiligheid van systemen of situaties. Dat aspect heeft een plaats in het management of change-traject. Voor de specialisten industriële veiligheid van de veiligheidsregio is verder geen rol weggelegd in dit reinigingsaspect van het MOC-proces.

Behoefte

Aan een richtlijn was grote behoefte in de industrie, waar vooral de chemie- en tankopslagsector op grote schaal stationaire en mobiele blusvoorzieningen in gebruik hebben, waarin PFAS-houdend schuim is toegepast. Reinigen van die systemen bij de overschakeling naar PFAS-vrij schuimconcentraat is een ingewikkeld en intensief proces, omdat PFAS-resten hardnekkig in onderdelen van het systeem kunnen blijven ‘plakken’. Daardoor bestaat het risico dat vervangend fluorvrij schuim bij het vullen van het systeem opnieuw verontreinigd raakt met PFAS.

Zorgvuldig proces

“De beoordelingsrichtlijn is onderdeel van een kwaliteitssysteem, dat een zorgvuldige reiniging en afvalstoffenverwerking moet borgen”, aldus David Pronk van bureau KSS, opsteller van de richtlijn. “De schuimtransitie roept bij veel organisaties nog vragen op. Hoe kun je een blussysteem goed reinigen, zonder risico dat PFAS achterblijft en aan welke eisen moeten we daarbij precies voldoen? Het document beschrijft in vier hoofdstukken de processtappen van het reinigingsproces en de kaders en normen die daarbij moeten worden gehanteerd om aan de regelgeving te voldoen. Als bedrijven bij hun reiniging deze beoordelingsrichtlijn consequent toepassen, hebben zij daarvoor de beste waarborg.”

Overigens is het gebruik van de richtlijn en het certificeringsschema voor bedrijven niet wettelijk verplicht, maar het geeft wel zekerheid. Bedrijven die volgens de richtlijn werken, kunnen bij het bevoegd gezag aantonen dat ze hun reinigingsproces goed op orde hebben.

Het LEC IV publiceerde in 2023 de ‘Management of change handreiking blusschuimtransitie’, waarbij de overstap naar fluorvrij blusschuim in negen stappen is uitgewerkt. Het reinigen van systemen staat beschreven in stap 9.

Download richtlijn en ‘Guidance Document’ op website Kiwa

Bekijk de volledige richtlijn en het bijbehorende ‘Guidance Document’ op de website van Kiwa. De documenten maken deel uit van het schema K21045 Brandbeveiligingssystemen.


label Fysiek veilige leefomgeving
label Klimaatadaptatie

Natuurbrandanalisten aan de basis van risico-inschatting

7 april 2025

Het is donderdag 20 maart als het nieuwe team natuurbrandanalisten bij elkaar komt voor overleg. Er is al een aantal weken nauwelijks regen gevallen en op vrijdag en zaterdag neemt de wind toe en de relatieve luchtvochtigheid juist af. Kortom: omstandigheden waarbij een natuurbrand zich snel kan ontwikkelen. De natuurbrandanalisten stellen een uitgebreide verwachting op voor het weekend.

De natuurbrandanalisten zonder Brian Verhoeven tijdens een training in Duitsland. De twee mensen meest links op de foto zijn een Duitse collega en natuurbrandspecialist Adriaan ter Huurne. 

Wanneer de weersomstandigheden erom vragen, stellen de natuurbrandanalisten een uitgebreide natuurbrandanalyse op. De samenvatting van de analyse komt via het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden (LAC-NB) in het landelijke multibeeld in het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS), waardoor de informatie bij een groot aantal organisaties terechtkomt. De natuurbrandanalisten ondersteunen daarmee de collega’s van de specialistische natuurbrandteams en veiligheidsregio’s bij het inschatten van de risico’s.

Natuurbrandanalisten met verstand van meteorologie, vegetatie en brandgedrag

In 2024 is gestart met het opleiden van zeven collega’s voor de rol van natuurbrandanalist. Onder aanvoering van Brian Verhoeven, afgestudeerd meteoroloog en onderzoeker bij het NIPV, heeft het team grote stappen gezet in het kunnen analyseren van de omstandigheden voor én tijdens natuurbranden. In het team zitten collega’s met verstand van meteorologie, vegetatie en brandgedrag en natuurbrandbestrijding. Hun expertise geeft een integraal overzicht voor specialistische natuurbrandteams en veiligheidsregio’s om een informatiegestuurde inschatting van het natuurbrandrisico te maken.

Situatie op tijd beter in beeld

“Het tijdig kunnen inschatten van het natuurbrandrisico is ontzettend belangrijk om zowel de specialistische teams als de veiligheidsregio’s voor te kunnen bereiden op de omstandigheden waarmee ze te maken kunnen krijgen”, zegt Jelmer Dam, landelijk coördinator natuurbrandbeheersing bij het NIPV. Hij faciliteert en ondersteunt de natuurbrandanalisten in hun werk. “De natuurbranden in april 2020 zullen nog vers in het geheugen liggen. Er was tijdens die branden sprake van (weers)omstandigheden die de bestrijding bijzonder lastig maakten. Maar vooraf hadden we die omstandigheden niet goed duidelijk: er was bijvoorbeeld geen bericht uitgestuurd naar de specialistische teams of veiligheidsregio’s dat de kans op een snel uitbreidende natuurbrand heel erg groot was. Op dat moment hadden we ook nog niet de beschikking over natuurbrandanalisten, dus we hadden de situatie gewoon minder goed in beeld. Internationaal vormen natuurbrandanalisten de basis voor het brandweeroptreden, doordat deze analisten een zeer nauwkeurige inschatting van het risico kunnen maken. En dan bedoel ik zowel het risico op de snelle uitbreiding van branden, als het risico dat personeel kan lopen tijdens de bestrijding, bijvoorbeeld omdat de wind gaat draaien.”

Voorbereid zijn op risicovolle dagen en vooraf actie ondernemen

Dam geeft aan: “Een recent praktijkvoorbeeld komt uit Amerika. Ruim voor de verwoestende branden in Los Angeles, hebben de natuurbrandanalisten al waarschuwingen afgegeven dat de omstandigheden zodanig extreem zouden zijn, dat de kans heel groot was dat natuurbranden onbeheersbaar zouden worden. Vooraf konden ze de bevolking waarschuwen, waardoor uiteindelijk de hoeveelheid slachtoffers relatief klein bleef. Zo willen we ook in Nederland voorbereid zijn op (zeer) risicovolle dagen: als we weten dat we te maken krijgen met moeilijke omstandigheden om natuurbranden te beheersen, kunnen we daar vooraf actie op ondernemen.”

En zo werd de situatie voor de periode van 21 en 22 maart van dit jaar ook in kaart gebracht door de natuurbrandanalisten. In de verwachting namen ze op dat er op 21 maart in het hele land een risico was op snelle uitbreiding van natuurbranden als gevolg van de harde wind en lage luchtvochtigheid en op 22 maart in het noorden en oosten van Nederland het risico hoog zou blijven. Verhoeven: “En die verwachting bleek precies te kloppen. Op zaterdag was er in het noordoosten van het land sprake van een relatieve luchtvochtigheid rond de 30 procent en windkracht 5, waardoor een natuurbrand zich daar heel snel uit kon breiden. Het waren écht risicovolle omstandigheden. Sterker nog, de omstandigheden waren zeer vergelijkbaar met bijvoorbeeld 20 april 2014, toen op Nationaal Park De Hoge Veluwe ruim 500 hectare afbrandde. Dat zette ons als team op scherp, ondanks dat het pas maart was. Gelukkig bleven echt grote branden uit, maar ik ben ontzettend blij dat we met de natuurbrandanalisten in ieder geval konden waarschuwen voor de risico’s. Je hebt niet altijd het geluk dat de ontstekingen uitblijven of op plekken zijn met een beperkte mogelijkheid tot uitbreiding.”

Zowel voor als tijdens incidenten analyses maken

De ontwikkeling van het team hangt nauw samen met de inrichting van een Landelijk Actiecentrum Natuurbranden. De natuurbrandanalisten dragen wekelijks bij aan de briefing die wordt georganiseerd voor alle betrokkenen in het actiecentrum. Maar ook tijdens incidenten zijn de natuurbrandanalisten paraat. Dam: “De natuurbrandanalisten analyseren de situatie niet alleen voorafgaand aan een brand, maar kunnen ook tijdens het incident een verwachting maken voor een specifiek gebied. Als er bijvoorbeeld een onweersbui aan komt, dan kan dat grote gevolgen voor de bestrijding van een brand hebben als de wind plotseling toeneemt en van richting verandert. De natuurbrandanalisten hebben een kort lijntje met de landelijk adviseurs natuurbrandbeheersing (LA-NB) en delen eventuele risico’s snel.”

De natuurbrandanalisten worden momenteel alleen ingezet voor het inschatten van de risico’s van natuurbranden. Dam wil alvast een voorzichtige aanbeveling doen: “We zien dat in dit team collega’s met hele brede kennis over meteorologie en de effecten van het weer op het brandweeroptreden zitten. Misschien kunnen de analisten dus in de toekomst ook wel vroegtijdig waarschuwen voor (dreigende) overstromingen als gevolg van hevige neerslag, stormen of zware onweersbuien. Het zou mooi zijn als we de potentie van dit team optimaal kunnen benutten!”

Integrale aanpak van natuurbranden

Het NIPV levert een belangrijke bijdrage aan natuurbrandveiligheid in Nederland. Hierbij staat een integrale aanpak centraal waarin onze vier werkvelden (onderzoek, onderwijs, ondersteuning, informatie) elkaar versterken. Met praktijkgericht onderzoek, state-of-the-art onderwijs, relevante informatie en ondersteuning op het gebied van natuurbrandveiligheid versterkt en verbindt het NIPV de veiligheidsregio’s, Rijk en andere crisispartners. Dat doen we bijvoorbeeld door ondersteuning van de nieuwe natuurbrandanalisten, landelijk adviseurs natuurbrandbeheersing en andere specialistische teams. Ook het nieuwe NIPV-programma Natuurbrandveiligheid geeft het onderwerp een extra impuls. Dit zorgt ervoor dat ons land beter voorbereid is op natuurbranden als gevolg van klimaatverandering.

label Fysiek veilige leefomgeving

Aantal brandweerkazernes in 2024 gelijk gebleven 

3 april 2025

Op verzoek van de veiligheidsregio’s publiceert het NIPV ieder jaar cijfers over het aantal, het type en de locatie van brandweerkazernes. In 2024 waren er, net als in 2023, 961 kazernes. Het betreft 837 vrijwillige kazernes, 78 beroeps- en 46 combinatiekazernes.

Foto: Shutterstock.

Drie typen kazernes

Er zijn drie typen kazernes: beroepskazernes, combinatiekazernes en vrijwillige kazernes. Een kazerne is een beroepskazerne als deze permanent (24/7) bemenst wordt. Een combinatiekazerne is een kazerne die deels bemenst wordt, waarbij op sommige (vaste) momenten personeel beschikbaar is op de kazerne om uit te rukken. Op overige momenten is de kazerne afhankelijk van vrijwillige instroom.
En een kazerne is een vrijwillige kazerne als deze nooit permanent (24/7) bemenst wordt. Dit zijn alle kazernes waarbij de personele bezetting via vrije instroom wordt geregeld.

De volgende locaties worden niet meegeteld als kazerne: strandposten, bedrijfsbrandweerlocaties (met uitzondering van bedrijfsbrandweerlocaties waarbij ook buiten het bedrijfsterrein wordt geopereerd ten behoeve van de basisbrandweerzorg).

In het online dashboard Kerncijfers Kazernes staan de cijfers over de jaren 2018 tot en met 2024. De kazernecijfers maken deel uit van de Kerncijfers Veiligheidsregio’s die het NIPV sinds 2018 op landelijk niveau monitort en publiceert. Dit met als doel om trends en ontwikkelingen op landelijke schaal te monitoren. 

Ga naar de dashboards met kerncijfers