Leertraject over respons op digitale kwetsbaarheid
25 april 2025
In de Toekomstverkenning Crisisbeheersing van het NIPV worden verstoringen aangemerkt als één van de meest ontwrichtende crisistypen. De reden: ze raken tegelijk meerdere sectoren, zijn moeilijk voorspelbaar en vragen om technisch en bestuurlijk handelen onder tijdsdruk. Dergelijke storingen vergen professioneel crisismanagement en doen een groot beroep op de professie van informatie- en crisismanagers.

Eind augustus 2024 vond er een storing plaats op het Netherlands Armed Forces Integrated Network (NAFIN) en deze storing had directe gevolgen voor cruciale overheidsdiensten in Nederland. Wat begon als een technische hapering in een besloten glasvezelnetwerk van Defensie, leidde binnen enkele uren tot een verstoring van hulpdiensten, vliegverkeer en digitale overheidsprocessen.
Digitale storing: NAFIN
In opdracht van de ‘Coalitie Rijk’, ‘Coalitie Veiligheidsregio’s’ en het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC)/Knooppunt Coördinatie Regio’s-Rijk (KCR2) heeft het NIPV een leertraject begeleid naar de respons op de NAFIN-storing. De focus lag op het informatiemanagement in de eerste 24 uur en op twee hardnekkige dilemma’s: de beschikbaarheid van informatie en het organiseren van de respons.
In het leertraject zijn achterliggende oorzaken en responsstrategieën van betrokken partijen bestudeerd. Wat in het informatiemanagement opviel, is dat het volle zicht op de effecten van de storing lange tijd ontbrak.
De onderzoekers concluderen dat diverse werkwijzen, zoals interdepartementale calls, het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS) en calls voor informatiemanagers, behulpzaam zijn in het informatiemanagement. Ook de aanwezigheid van het Hoofd Nationale Operaties van Defensie in de call is een goede praktijk. Deze werkwijzen kunnen, met enkele verbeteringen, zonder meer voortgezet worden. Zij helpen betrokken partijen bij collectieve beeld-, oordeels- en besluitvorming.
Uit het leertraject volgen meerdere adviezen, gericht op het vergroten van de kennisopbouw over dit soort high impact storingen (onderzoek, structureel leren en verbeteren, dieper oefenen), doorontwikkeling van de calls en crisisprofessie (laagdrempelig informatie delen, contextueel denken).
Herhaling van een bekend patroon
De storing past in een groeiend patroon van digitale verstoringen met maatschappelijke impact. De landelijke KPN-storing in 2019 en de recente IT-uitval bij CrowdStrike door een mislukte software-update lieten eerder al zien hoe kwetsbaar digitale ketens zijn. De onderzoekers concluderen dat het blijven leren én opvolgen van lessen van dergelijke incidenten en oefeningen als ISIDOOR blijvende aandacht van crisispartijen vraagt.
Lees het rapport
Bekijk ook
Onderzoek naar rol batterijmanagementsysteem ter preventie van thermal runaway
25 april 2025
Lithium-ion batterijen zijn onmisbaar in de energietransitie. Ze slaan duurzaam opgewekte energie op en maken toepassingen als elektrisch vervoer en energieopslag op locatie mogelijk. Tegelijkertijd brengen deze batterijen veiligheidsrisico’s met zich mee, zoals een zogenoemde thermal runaway – een ongecontroleerde reactie die kan leiden tot het vrijkomen van toxische gassen, brand en explosie. Het NIPV heeft onderzoek gedaan naar de rol die een batterijmanagementsysteem (BMS) kan spelen bij het voorkomen van een thermal runaway. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de werking van BMS’en en hun preventieve mogelijkheden.

Wat doet een BMS?
Een BMS draagt bij aan het veilig functioneren van lithium-ion batterijen. Het batterij management systeem verzamelt data over onder andere spanning, stroom en temperatuur via sensoren, analyseert deze met algoritmes en neemt vervolgens beslissingen om het batterijsysteem veilig te houden. Zo kan het BMS bij afwijkingen bijvoorbeeld cellen uitschakelen en waarschuwingen geven.
Innovatie: van datagestuurde detectie tot nieuwe celchemie
Op diverse fronten wordt gewerkt aan het terugdringen van de kans op en gevolgen van een thermal runaway in een batterij. Zo wordt wereldwijd onderzoek verricht dat bijdraagt aan detectie van risico’s in een eerder stadium, onder andere via technieken als gasdetectie, impedantiemetingen en temperatuurmetingen binnen cellen. Daarnaast worden de algoritmes van BMS’en steeds verder verfijnd. Het voorkomen van een thermal runaway vraagt nog steeds om voortdurende innovatie en kennisdeling
Lees het rapport
Bekijk ook
Norm voor veiligheid en prestaties brandweervoertuigen vernieuwd
22 april 2025
“De aanschaf van elektrische brandweervoertuigen is makkelijker geworden. Namens de Nederlandse brandweer mocht ik hierover in Europees verband meedenken”, vertelt Herman ter Beek, specialist brandweermaterieel bij het NIPV. “De vernieuwing van norm NEN-EN 1846-2 was noodzakelijk om de norm in lijn te brengen met technologische ontwikkelingen en strengere arbeidsveiligheidseisen. De wereld verandert en dat vraagt ook om veranderingen in de eisen die we aan brandweervoertuigen stellen.”

Voor brandweervoertuigen van boven de drie ton
Risico’s beperken zodat brandweermensen veiliger kunnen werken: dat is het doel van de vernieuwde norm NEN-EN 1846-2. Deze norm, gepubliceerd door NEN, stelt eisen aan brandweervoertuigen van boven de drie ton. Ter Beek, materiaalspecialist bij het NIPV en lid van de normcommissie Brandweeruitrusting, benadrukt het belang van de norm: “Dit helpt niet alleen brandweermensen veiliger te werken, maar biedt ook duidelijkheid voor producenten en aanbestedende diensten. Ook draagt het bij aan de energietransitie, het is nu bijvoorbeeld eenvoudiger om een elektrisch brandweervoertuig aan te schaffen.”
Norm voor arbeidsveiligheid van brandweervoertuigen
De NEN-EN 1846-serie is een belangrijk uitgangspunt voor arbeidsveiligheid bij de brandweer. Ter Beek: “Deze norm verscherpt normen die risico’s tijdens het werk beperken. Voor veiligheidsregio’s is het een handig stuk gereedschap bij het opstellen van een programma van eisen voor nieuwe voertuigen. Het bespaart veel werk bij het opstellen van technische specificaties voor het uiteindelijke voertuig. Ook voor voertuigontwerpers en -producenten is het fijn als iedereen met dezelfde normen werkt en weet waar hij of zij aan toe is. Daarnaast zorgt normalisatie ervoor dat productiekosten beperkt blijven.”
Toekomstbestendige Europese afspraken
Sinds 2018 is gewerkt aan de actualisatie van deze norm, met bijdragen van diverse Europese voertuigproducenten, normdeskundigen en specialisten uit het Europese brandweerveld. Het NIPV nam deel namens de Nederlandse brandweer. Ter Beek: “Deze normen verhogen de arbeidsveiligheid van brandweermensen, ook in Nederland. Daarom vind ik het goed dat wij een bijdrage konden leveren. De vernieuwde NEN-EN 1846-2 laat zien hoe afspraken op Europees niveau bijdragen aan innovatieve en toekomstbestendige brandweervoertuigen.”
Duidelijkheid voor elektrische brandweervoertuigen
Een van de belangrijkste aanpassingen is de verduidelijking van eisen voor elektrisch aangedreven voertuigen. Ter Beek: “De termen engine en fuel tank zijn bijvoorbeeld vervangen door main power supply en energy storage. Dit geeft meer ruimte en duidelijkheid voor producenten van elektrische voertuigen en aanbestedende diensten. Het is nu eenvoudiger voor veiligheidsregio’s om elektrische voertuigen aan te schaffen.”
In de vernieuwde NEN-EN 1846-2 zijn ook diverse benamingen en prestaties aangepast die gelden voor heel Europa. Ter Beek: “En de eisen voor ademluchttoestellen zijn verbeterd. Die mogen niet meer onder fysieke belasting in houders vergrendeld worden. Anders is er kans op lekkage omdat ze daar niet op ontworpen zijn.”
Vernieuwde norm beschikbaar bij NEN
De Engelstalige versie van de NEN-EN 1846 is te downloaden via de webshop van NEN. Een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de vorige versie staat in het voorwoord. Een Nederlandse vertaling van de norm volgt later dit jaar. Overigens is ook de norm voor brandweergereedschap vernieuwd. Die norm, NEN-EN 13204, is ook te vinden op de website van NEN. Ter Beek: “Voor verdere toelichting is NEN beschikbaar, voor specifieke vragen over toepassing binnen de brandweerpraktijk kunnen de regio’s bij ons terecht.”
Bekijk ook
Nieuw bijscholingsprogramma scherpt brandonderzoeker
17 april 2025
Brandonderzoekers kunnen zich vanaf vandaag inschrijven voor verschillende bijscholingsthema- en trainingsdagen die het NIPV dit jaar aanbiedt. “Dit jaar combineren we bestaande thema’s voor het eerst met nieuwe cursussen”, zegt Rijk Hofman, projectleider vakbekwaamheid. “Je kunt bijvoorbeeld de dagen over brandverloop, fotografie en schriftelijk rapporteren alsnog volgen wanneer dat tot nu toe niet is gelukt. De nieuwe thema’s dit jaar zijn: leren van brandonderzoek en elektriciteit.”

Door dit bijscholingsprogramma te volgen houd je je mes als brandonderzoeker scherp, vindt Hofman. “Je slijpt je vakkennis in en op onderdelen actualiseer je die kennis, of breid je die uit. Bovendien leer je op de thema- en trainingsdagen ook heel veel van elkaar. Om die reden stellen we de cursusgroepen bewust interregionaal samen.”
Goede aansluiting werkveld
Het programma is ook dit jaar het resultaat van een goede samenwerking met de landelijke Vakgroep Brandonderzoek van Brandweer Nederland en het werkveld. Hofman verwacht daarom dat het aanbod goed aansluit bij de behoefte van het werkveld.
Voor juni staat de trainingsdag Brandverloop en Basisprincipes van brandbestrijding op het programma. “Deze cursus biedt een prima overzicht van de actuele theorie van de Basisprincipes van brandbestrijding”, zegt Martin Doorn, adviseur vakbekwaamheid/brandonderzoeker bij Brandweer Kennemerland, die deze cursus eerder volgde.
Mooie inzichten
De bijscholing geeft volgens Doorn een mooie samenvatting van alle theorie die wellicht niet vaak direct gebruikt wordt, maar wel van belang blijft. Aangevuld met actuele onderwerpen uit huidige opleidingen zoals onder meer gebouwcodering en het eenduidig benoemen van dynamisch brandverloop. “De cursusdag gaf mij mooie inzichten en bruikbare handvatten voor mijn werk als brandonderzoeker. De inhoud werd bovendien zo gebracht dat ik die nu zelf helder kan vertalen naar de ploegen. Denk hierbij aan eenduidige actuele benamingen en overzichten”, aldus Doorn.
Meer informatie en aanmelding
Bekijk ook
Akkoord op vervolgstappen programma Onderwijs Onderweg
17 april 2025
Deze besluiten vormen een volgende stap in het verbeteren van het onderwijsstelsel voor brandweerzorg en crisisbeheersing.

Vrijdag 11 april jl. heeft de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) in samenwerking met het MT van het NIPV een aantal besluiten genomen over het vervolg van het programma Onderwijs Onderweg. Deze besluiten vormen een volgende stap in het verbeteren van het onderwijsstelsel voor brandweerzorg en crisisbeheersing.
Wat is er besloten?
In de tweede etappe van het programma is hard gewerkt aan vijf speerpunten. De nadruk lag daarbij op drie praktijkcases: de functie Manschap, de rol van Operationeel Leider en het duikonderwijs. Daarnaast werkten de opleidingsinstituten aan een gezamenlijke onderwijsvisie en is gestart met een aanzet tot het vereenvoudigen van wet- en regelgeving. Deze inspanningen hebben geleid tot concrete voorstellen, waar vandaag besluiten over zijn genomen:
1. Splitsing van Manschap
De RCDV stemde in met het voorstel om Manschap op te splitsen in drie nieuwe kwalificatiedossiers: Brandwacht A, Brandwacht B en Brandwacht C. Daarnaast komt er een specialisatie op het gebied van brandbestrijding en hulpverlening. Deze stap sluit beter aan op de praktijkbehoefte van de veiligheidsregio’s.
2. Aanpassing van de Wet veiligheidsregio’s
Er is akkoord gegaan met een voorstel om het vernieuwde onderwijsstelsel vast te leggen in wet- en regelgeving. Zo is onder andere voorgesteld om wettelijk vast te leggen wie verantwoordelijk zijn voor goed onderwijs voor brandweer- en crisisprofessionals. Zodra duidelijk is hoe het stelsel moet worden ingericht en functioneren, is het idee dit vast te leggen in een ministeriële regeling. De verdere besluitvorming ligt bij het Veiligheidsberaad.
3. Pilot voor ijkfuncties
De RCDV heeft ook groen licht gegeven voor een pilot met ijkfuncties. IJkfuncties zijn cruciaal bij crisisbeheersing en interregionale samenwerking. De pilot helpt om nieuwe kwalificatiedossiers eenvoudiger vast te stellen.
4. Haalbaarheidsonderzoek één opleidingsinstituut
De RCDV en het MT NIPV hebben het programma opdracht gegeven te onderzoeken of het haalbaar is om te komen tot één landelijk opleidingsinstituut. Deze opdracht komt voort uit de meerdaagse bijeenkomst van de RCDV in Noordwijk. De uitwerking hiervan komt aan bod in etappe 3.
Vervolg in etappe 3
Het programma werkt in etappes, zodat het kan leren van iedere etappe. De besluiten van vandaag ondersteunen de activiteiten in etappe 3. De komende periode ligt de focus op:
- Het toetsen en opstellen van de kwalificatiedossiers voor Brandwacht A, B en C en hun specialismen.
- In beeld brengen van de vraag uit de beroepspraktijk voor kwalificatiedossiers van de functies operationeel leider en CoPI.
- Voorbereiding besluitvorming over de pilot voor ijkfuncties.
- Verbetering van examinering.
- Haalbaarheidsonderzoek naar één opleidingsinstituut.
- Vaststellen van een onderwijsvisie.
- Voorstellen maken voor vereenvoudiging van financiën voor onderwijs.
Meer informatie
Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen via de webpagina Programma Onderwijs Onderweg.
Met BI processen en besluitvorming in het veiligheidsdomein ondersteunen
14 april 2025
“Voorheen was BI vooral terugkijken, nu is daarnaast realtime presentatie van data mogelijk. De volgende stap is misschien wel de toekomst voorspellen: data science.” Wolfgang Hasse (BI-specialist) en Ninke Maes (Product Owner BI) werken in het BI-team van het NIPV. Zij vertellen over de meerwaarde van BI in het veiligheidsdomein.

BI staat voor Business Intelligence en gaat over het verzamelen, presenteren en verrijken van data. Met deze data kun je vervolgens – informatiegestuurd – processen evalueren en verbeteren. Bijvoorbeeld in de crisisbeheersing, brandweerzorg en bedrijfsvoering. Het BI-team hoort bij de landelijke datavoorziening DATA4OOV. Binnen deze voorziening is het realtime ontsluiten van data een nieuwe ontwikkeling, die de mogelijkheid biedt om niet alleen achteraf maar ook tijdens een incident de besluitvorming te ondersteunen. Maes en Hasse en hun collega’s ontwikkelden zo’n realtime dashboard voor het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden (LAC-NB). Aan de hand van dit en andere dashboards vertellen zij over de meerwaarde van BI in het veiligheidsdomein.
Sneller en makkelijker data verifiëren
Maes: “Onlangs leverden we het dashboard Kerncijfers Natuurbranden op, in samenwerking met onderzoekers van het NIPV en de natuurbrandonderzoekers in de regio’s. Het NIPV is sinds 2023 verantwoordelijk voor de database natuurbranden.
Met de inzet van ons team konden we niet alleen de weergave van de kerncijfers verbeteren, maar ook de totstandkoming ervan. Het proces van data verifiëren is namelijk geautomatiseerd: natuurbrandmeldingen uit de meldkamer komen nu automatisch bij de natuurbrandonderzoekers binnen. En in de tussentijd komt de melding bij de voorlopige cijfers te staan. Soms blijkt ter plaatse dat het slechts om bijvoorbeeld een brandende prullenbak of een kampvuur gaat. Wanneer de NIPV-onderzoekers de melding hebben geverifieerd, wordt deze afhankelijk van de uitkomst weergegeven als definitieve melding, of verdwijnt de melding uit het overzicht van voorlopige cijfers. Dit scheelt veel handmatig werk en daarmee tijd. De geverifieerde natuurbrandincidenten worden vervolgens gepubliceerd in het dashboard met de kerncijfers, dat de rapportvorm daarvan vervangt.”
Sturen op bovenregionale capaciteit met dashboard Landelijk Actiecentrum Natuurbranden
Hasse: “Een ander onlangs opgeleverd product is een besloten dashboard ‘Actuele natuurbrandmeldingen’. Collega’s van het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden (LAC-NB) kwamen bij ons met de behoefte realtime inzicht te krijgen in natuurbrand incidenten. Om wanneer dat nodig is bovenregionaal bijstand te kunnen leveren en advies te geven. Bijvoorbeeld in het geval van twee gelijktijdige branden adviseren over de inzet van voertuigen, zoals een blushelikopter. Dit vraagt om realtime data ontsluiten, zodat collega’s live kunnen meekijken. In het dashboard dat we maakten wordt de data elke twee minuten ververst. Het gaat om GMS-data die we vanuit de meldkamers ontsluiten. Het dashboard geeft de collega’s van het LAC-NB inzicht in informatie over hoeveel gelijktijdige natuurbranden er plaatsvinden en hoeveel en welke voertuigen daarbij zijn ingezet. Hiermee hebben zij een beter beeld van het incident en hebben ze de mogelijkheid om bovenregionaal te kunnen sturen op capaciteit.”
Toekomstperspectief: verder verbeteren processen en data science
Maes: “Vanuit DATA4OOV zijn we begonnen met het opleveren van dataproducten die terugkijken, op dit moment kunnen we ook live met incidenten meekijken, en wie weet gaan we in de toekomst zelfs naar voorspelmodellen kijken. Dit alles met het doel de processen en de besluitvorming in het veiligheidsdomein te ondersteunen. De komende tijd kijken we in samenwerking met de onderzoekers vanuit het lectoraat Datagedreven publieke veiligheid hoe we data nog verder kunnen inzetten.”
Bekijk ook
Bedrijfsbrandweercasus verbindt NIPV en bedrijf
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025
In het speelveld van industriële veiligheid staan bedrijven en de overheid nog wel eens ‘tegenover elkaar’, bijvoorbeeld in een adviestraject of tijdens een Seveso-inspectie. Maar het kan ook anders, zo blijkt uit een unieke samenwerking in Oss. Farmaceutisch bedrijf Aspen stelde zich beschikbaar om zijn bedrijfsbrandweeraanwijzing te laten doorlichten als praktijkcasus voor het leerblok Bedrijfsbrandweer in de leerstroom Industriële veiligheid van het NIPV. Een initiatief dat vroeg om wederzijds vertrouwen en strakke afspraken en dat zeer goed uitpakte. “Deze samenwerking heeft voor alle betrokkenen een groot leerrendement opgeleverd en we hebben meer begrip voor elkaar gekregen”, aldus Fire Brigade Preparation Officer Tom Boden van Aspen.

Wat klein begint, kan met de juiste voedingsbodem snel groeien. Zo ging het ook met de samenwerking tussen het NIPV en Aspen. De aanleiding: het NIPV zocht een bedrijf dat bereid was de praktijkdag bedrijfsbrandweer voor de cursisten van de leerstroom Industriële veiligheid te ‘hosten’. Kort samengevat: het bijwonen van een bedrijfsbrandweeroefening en het toetsen van die oefening aan relevante onderdelen in de bedrijfsbrandweeraanwijzing van het bedrijf.
Korte lijnen
De contacten waren snel gelegd, doordat NIPV-docent Anke van der Beek en preparatie-officier Tom Boden van de bedrijfsbrandweer van Aspen elkaar kenden uit de brandweerpraktijk. Boden: “Toen we in gesprek raakten, zag ik kansen om de samenwerking breder te trekken, omdat met de juiste benadering het bedrijf en de brandweerwereld heel veel van elkaar kunnen leren. Voor ons is het verhelderend om inzicht te krijgen in hoe de veiligheidsregio’s kijken naar een bedrijf, het risicoprofiel beoordelen en hoe het hele proces van een aanwijzing verloopt. Aan de andere kant is het voor ons een mooie gelegenheid om de veiligheidsregio’s meer inzicht te geven in wat zo’n aanwijzing voor een bedrijf betekent, want het is best ingrijpend voor onze organisatie en bedrijfsvoering. Ik heb daarop aan het NIPV gevraagd of we als bedrijf konden aanschuiven bij het leerblok Bedrijfsbrandweer, met de relevante documentatie van onze bedrijfsbrandweeraanwijzing als casus voor de cursisten om van te leren.”
Openheid en vertrouwen
Het NIPV was direct enthousiast. Het overtuigen van het management van Aspen kostte wat meer inspanning, maar ook daar zag men al snel de meerwaarde van samenwerking, met als insteek: kennis delen en leren van elkaar. Ook Veiligheidsregio Brabant-Noord, als Seveso-toezichthouder voor Aspen, werd geraadpleegd om de weg te effenen. Daarna moesten wel een paar stevige afspraken worden vastgelegd om de cursisten toegang te geven tot de aanwijsdocumentatie.
Senior Fire Brigade Preparation Officer Tristan Theunisse: “Het was voor ons best spannend om op deze manier samen te werken met het brandweerdomein. Want wat kunnen we als bedrijf wel delen met anderen en wat niet? Delen van de aanwijsdocumenten kunnen gevoelige bedrijfsinformatie bevatten, waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Het vroeg dus een grote mate van wederzijds vertrouwen. Nadat we al onze verwachtingen en voorwaarden in afspraken hadden vastgelegd, konden we volledige openheid geven, zodat er voor de studenten geen belemmeringen waren in het bestuderen van de reeks documenten uit het aanwijstraject.”

Begrip en inzicht
De samenwerking leidde ertoe dat Boden en Theunisse tijdens het hele vierdaagse leerblok Bedrijfsbrandweer van de leerstroom Industriële veiligheid aan tafel zaten. De bedrijfsvertegenwoordigers lieten zich door de cursisten interviewen en gaven toelichting op alle onderdelen van de aanwijzing. In feite werden alle fasen van het aanwijstraject ‘nagespeeld’ in het praktijkdeel van de cursus, met als kers op de taart een afsluitende oefening van de bedrijfsbrandweer op de Aspen-site in Oss.
Theunisse: “Het was voor ons heel waardevol om dit leertraject van de cursisten mee te maken en onze inbreng te leveren. Als bedrijf hebben we er heel veel van geleerd. We hebben inzicht gekregen in hoe de veiligheidsregio’s in zo’n aanwijstraject te werk gaan. We zijn ook blij dat we voor de aankomende specialisten industriële veiligheid het verhaal vanuit óns perspectief hebben kunnen vertellen. Bedrijfsleven en overheid zijn toch twee verschillende werelden, met hun eigen belangen en benadering.
Kenmerkend volgens Theunisse was dat enkele cursisten van mening waren dat ze bedrijven een plezier doen met een bedrijfsbrandweeraanwijzing, omdat ze zo helpen de bedrijfssituatie veiliger te maken. “Toen wij uitleg gaven over wat zo’n aanwijzing allemaal betekent voor ons en hoeveel tijd, geld en energie we erin moeten stoppen, opende dat hun wel de ogen. Wij zagen de cursus trouwens ook als een mooie gelegenheid om de aanwijzing zelf nog eens kritisch langs de maatlat te leggen. Want veiligheid is bij Aspen een topprioriteit. Zo bood deze samenwerking een groot leerrendement voor beide kanten.”
Veilige omgeving
Voor docenten Anke van der Beek en Sjaak Offermans van het NIPV was de bijzondere lessituatie wel even wennen, maar zij zijn zeer enthousiast over het resultaat van de samenwerking. Van der Beek: “Deze opzet sluit prachtig aan op de nieuwe leerroutes die we bij het NIPV aan het opzetten zijn. Het klassieke onderwijsmodel met een docent die voor de groep staat en alleen ‘zendt’, is definitief verleden tijd. De leerstromen nieuwe stijl zijn veel interactiever. We leggen de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding in sterke mate bij de cursisten. Dat houdt bijvoorbeeld in dat zij zelf thuis de theoretische lesstof tot zich nemen via e-learning, waarna we groepsgewijs de diepte ingaan met casuïstiek die de cursisten uit hun eigen omgeving meenemen. In dit geval werd de inhoud van het praktijkdeel verzorgd door Aspen, die welwillend zijn bedrijfsbrandweerdocumentatie beschikbaar stelde en ook tegenspel leverde in de vorm van gesprekken en interviews rond een aanwijstraject. Dankzij de samenwerking met Aspen konden we de cursisten een mooie praktijkcasus bieden in een veilige leeromgeving. Wat ons betreft is zo’n samenwerkingsformule met een bedrijf zeker voor herhaling vatbaar.”
Scenario
En dat is ook de unanieme mening van de cursisten die het gezamenlijke leerproces met Aspen meemaakten. Ruud Alblas en Nadine Nienhaus namen deel namens Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en ervoeren naar eigen zeggen een waardevolle cursus in een realistische praktijkomgeving. Nienhaus: “Door de mogelijkheden die Aspen ons bood, werden de thema’s uit het leerblok Bedrijfsbrandweer heel praktisch en tastbaar. Ons lesvoorbeeld was niet fictief, maar de werkelijke praktijk van een bestaand bedrijf. Best bijzonder dat een onderneming zich zo coöperatief en ‘kwetsbaar’ opstelt. Het was heel waardevol en leerzaam om met de mensen van Aspen te mogen sparren. Daarbij konden we ook dieper ingaan op dilemma’s aan beide kanten. Zo kwamen we dichter bij elkaar. Ik heb bijvoorbeeld meer inzicht gekregen in de keuzes die een bedrijf maakt om veiligheidsvraagstukken op te lossen.”
Alblas vult aan: “Het leerproces werkte twee kanten op. Voor het bedrijf was het waardevol om te zien hoe adviseurs en toezichthouders naar de situatie kijken en hoe een bedrijfsbrandweeraanwijzing tot stand komt. Wij baseren ons onder andere op de Werkwijzer bedrijfsbrandweer van het LEC Industriële Veiligheid. In deze casus konden we dat in de praktijk brengen door de aanwijsdocumentatie te bespreken en tijdens de oefening op de praktijkdag een inspectie te simuleren. Daarbij hebben we onder andere bekeken in hoeverre Aspen met de beschikbare bedrijfsbrandweercapaciteit in staat was het maatgevend scenario tankputbrand daadwerkelijk te beheersen. Prachtig om dat in zo’n realistische praktijkomgeving te kunnen doen. De bijzondere samenwerking tussen een bedrijf en het NIPV maakte deze cursus heel inspirerend.”
SIV’er in de praktijk: Els Martijn, Veiligheidsregio Zeeland
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025
Els Martijn maakte eind 2024 de overstap van DCMR Milieudienst Rijnmond naar Veiligheidsregio Zeeland. Voor DCMR had zij ook haar ‘thuisprovincie’ Zeeland als werkgebied, dus de omgeving verandert niet. De inhoud van het werk wel, want terwijl zij voor haar vorige werkgever als inspecteur hoofdzakelijk haar focus had op hoogrisicobedrijven, krijgt ze nu als specialist industriële veiligheid bij de veiligheidsregio een breder pakket taken en veiligheidsvraagstukken in de industrie op haar bordje.

“In mijn nieuwe job zie ik volop nieuwe uitdagingen, want er is heel veel industriële bedrijvigheid in Zeeland, vooral geclusterd rond het havengebied van Vlissingen en in Terneuzen. Nieuwe ontwikkelingen waar ik mij de komende jaren mee ga bezig houden zijn onder andere de komst van grote nieuwe bedrijven naar de Zeeuwse industrieclusters, zoals twee waterstoffabrieken in het kader van de energietransitie en grote batterijopslagen. Die grote dynamiek in de industrie maakt dit werk leuk. Net als de variatie, want je komt bij heel veel verschillende bedrijven met uiteenlopende processen, elk met een ander risicoprofiel en in een andere omgeving”, vertelt Els Martijn.
Overheidskant
Het is om die reden dat Els Martijn na haar studie milieukunde in Breda koos voor de overheidskant en niet voor een baan in de industrie. “Dat was ook een optie, want de studie milieukunde in Breda is een technisch georiënteerde studie. Daarmee had ik ook in de procesindustrie aan de slag gekund. Maar na mijn studie startte ik in 2003 als junior inspecteur bij de provincie Zeeland, waar ik al snel ontdekte hoe leuk ik het inspectiewerk bij bedrijven vond. Juist omdat je dan niet als werknemer aan één bedrijf gebonden bent, maar bij veel verschillende interessante bedrijven over de vloer komt. Door die afwisseling is het werk geen dag hetzelfde; steeds nieuwe situaties en nieuwe vraagstukken rond omgevingsveiligheid. Na 11 jaar bij de provincie veranderde de organisatie van de milieutaken. Toen in 2014 de omgevingsdiensten werden gevormd, werden de milieuspecialisten van provincie en gemeente samengebracht in de RUD Zeeland, dus dat werd mijn nieuwe werkgever.”
De volgende verandering van werkomgeving voor Els Martijn kwam in 2019, toen van rijkswege werd bepaald dat het toezicht op Seveso-bedrijven moest worden geconcentreerd bij een beperkt aantal gespecialiseerde omgevingsdiensten met kennis en ervaring in Seveso-uitvoeringstaken: “Met 16 andere collega’s ben ik toen overgegaan naar DCMR. Ik hoefde niet te verhuizen, want mijn werkgebied bleef Zeeland en DCMR kreeg een eigen vestiging in Zeeland. In de 21 jaar die ik bij de provincie, de RUD en DCMR heb gewerkt, ben ik in zekere zin ‘gekneed en gevormd’ als overheidsspecialist in industriële veiligheid. Bijdragen aan het handhaven van de veiligheid van de industrie is wel echt ‘mijn ding’ geworden. Ik voel me aan de publieke kant van de industriële veiligheid op mijn plek.”
Vacature
En die lijn zet zij voort binnen Veiligheidsregio Zeeland, als specialist industriële veiligheid binnen de afdeling Risicobeheersing. Haar focus blijft dus de industrie en ook in hetzelfde werkgebied waar ze is geboren en getogen. Maar waarom de ‘transfer’ van DCMR naar veiligheidsregio? Els Martijn “Ik was toe aan een nieuwe stap na 21 jaar hetzelfde werk gedaan te hebben bij de provincie, RUD en DCMR. Ik zag al eerder vacatures voor de functie specialist industriële veiligheid van Veiligheidsregio Zeeland voorbijkomen en werd getriggerd door de functieomschrijving. Toen al twee van de drie vacatures waren ingevuld en er nog één open stond dacht ik: ‘het is nu of nooit’.
Wat het voor mij aantrekkelijk maakt, is de verbreding naar andere typen bedrijven met andere veiligheidsvraagstukken. Zo ben ik direct na mijn aanstelling al aan de slag gegaan als projectleider ‘risicorelevante bedrijven’, een gezamenlijk project met de RUD Zeeland. Daarnaast ga ik ook adviestaken en bedrijfsbrandweerinspecties uitvoeren, wat voor mij ook nieuwe aspecten zijn.”
Dichtbij huis
Els Martijn volgt inmiddels de opleiding Specialist industriële veiligheid, wat wel een tijdelijke extra inspanning vraagt. Maar dat heeft zij er wel voor over om goed ingevoerd te raken in haar veranderende takenpakket. “Het voordeel voor de veiligheidsregio is dat ik door mijn 21 jaar inspectie-ervaring direct aan de slag kan. Ook met de inspectiesystematiek LBR-GIR ben ik al goed bekend. Voor mij persoonlijk is het prettig dat mijn nieuwe standplaats de brandweerkazerne van Goes wordt. Dichter bij mijn woonplaats, dus ik kan vanaf nu met de fiets naar mijn werk. Vaak zal ik daar overigens niet zijn, want deels werk ik thuis en natuurlijk ben ik veel op pad voor bedrijfsinspecties, in de industriële omgeving die mij altijd blijft boeien.”
Advisering door de veiligheidsregio’s: “doden voorkomen doen we aan de voorkant”
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025
Is in de vergunningprocedure van een industrieel bedrijf een advies van de veiligheidsregio wel noodzakelijk als het bedrijf aantoonbaar voldoet aan de risicocontouren voor externe veiligheid en de PGS-eisen? Ja, is de boodschap van Frank Lelieveld van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Vincent de Winter-Moraal van Veiligheidsregio Hollands Midden tijdens het Jaarcongres Relevant op 11 juni in Utrecht. Zij verzorgen tijdens dit jaarlijkse congres van de Vereniging voor Milieuprofessionals (VVM) een infosessie namens het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV). Onder de titel ‘Doden voorkomen we aan de voorkant’ schetsen zij voor experts milieu- en externe veiligheid van overheid en industrie hoe een robuust advies de omgevingsveiligheid rond risicovolle activiteiten in brede zin bevordert. En dan gaat het niet alleen om het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook om preventie van gewonden, milieuschade en maatschappelijke impact.

Het LEC IV is kennispartner van het Jaarcongres Relevant 2025. Jan Meinster is lid van het kernteam en werkt mee aan het opzetten van het jaarlijks congresprogramma. Het LEC IV is tijdens het komende congres aanwezig met een informatiestand en verzorgt ook een inhoudelijke bijdrage met de informatiesessie over de adviesrol van de veiligheidsregio’s in de omgevingsveiligheid.
Deelnemers zijn onder andere adviseurs en toezichthouders van rijks- en regionale overheden (ministeries, inspecties, gemeenten, provincies, omgevingsdiensten), maar ook vertegenwoordigers van adviesbureaus en bedrijfsleven. Nu het LEC IV als kennispartner is aangesloten heeft de brandweersector een betere positie voor het wederzijds delen van kennis en expertise met dit netwerk.
25 jaar na Enschede
Het centrale thema op het Jaarcongres Relevant is: omgevingsveiligheid, van visie naar uitvoering. In het programma wordt stilgestaan bij het feit dat het dit jaar 25 jaar geleden is dat in Enschede de vuurwerkramp plaatsvond. Bij die gebeurtenis, op 13 mei 2000, werd de woonwijk Roombeek grotendeels verwoest en vielen 23 doden, waaronder 4 brandweermensen. Ook waren er meer dan 900 gewonden. De ramp was, samen met de cafébrand in Volendam in de nieuwjaarsnacht van 2001, aanleiding voor een enorme impuls in risicoadvisering op gebruiksvergunningen en aanscherping van het toezicht. In de afgelopen 25 jaar ontwikkelde het vakgebied risicobeheersing zich in de brandweersector tot een volwassen discipline en met de introductie van de Omgevingswet in 2024 hebben de veiligheidsregio’s een sterkere wettelijke grondslag gekregen voor advisering op omgevingsrisico’s.
Kennisdocumenten
Jan Meinster over de deelname van het LEC IV aan het congres: “We hebben de afgelopen jaren een mooie reeks kennisdocumenten ontwikkeld, die primair zijn bedoeld voor onze eigen achterban in de veiligheidsregio’s, ter ondersteuning van de advies- en toezichttaken. Maar een deel van die documenten kan ook waarde hebben voor vakspecialisten milieu van andere overheden en de industrie. Denk bijvoorbeeld aan het Scenarioboek Industriële Veiligheid, de Handreiking advisering milieubelastende activiteiten en de Handreiking brandveiligheidsmaatregelen bij afvalbedrijven. Daarnaast is het goed dat we als LEC IV nauw contact hebben met het netwerk van de VVM, om wederzijds kennis te delen en te weten wat er in elkaars werelden speelt. We willen als kennispartner aan andere professionals laten zien hoe breed de adviesrol van de veiligheidsregio’s is bij uiteenlopende vraagstukken op het gebied van omgevingsveiligheid.”
Risico’s en effecten
En die adviesrol is breder dan uitsluitend het voorkomen van dodelijke slachtoffers ten gevolge van industriële incidenten; de grondslag voor de risicocontouren in het externe veiligheidsbeleid. Meinster: “Bij die risicocontouren draait het vooral om rekenmodellen en de kansbenadering, terwijl we als veiligheidsregio’s een grote slag hebben gemaakt naar risicobeheersing vanuit de effectkant. Met als insteek: niet alleen het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook kijken naar andere effecten, zoals gewonden en het voorkomen van milieuschade en maatschappelijke ontwrichting.”
Meer informatie en aanmelden
Bekijk meer informatie over programma en aanmelding op de website van de VVM.
Cyberrisico’s risicorelevante bedrijven: gericht toezicht nodig
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025
In maart verscheen het eindrapport van het onderzoek naar cyberrisico’s bij risicorelevante bedrijven. De verkennende studie werd in opdracht van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) uitgevoerd door bureau Oostkracht10. De publicatie van het rapport vond plaats tegen de achtergrond van de nieuwe Cyberbeveiligingswet, die dit jaar van kracht wordt. Als gevolg van die wet zal de inspectiedruk op het thema cyberveiligheid door de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aanzienlijk toenemen. De veiligheidsregio’s zijn niet deskundig op cybergebied, maar kunnen bij hun toezichttaken in het kader van industriële veiligheid wellicht wel een signalerende functie op cyberveiligheid vervullen.

De conclusies van de studie naar cyberrisico’s liegen er niet om: de industrie is een geliefd doelwit voor cybercriminelen. Hacking kan een criminele achtergrond hebben (geldelijk gewin/losgeld/bedrijfsspionage) maar kan ook sabotage tot doel hebben (terrorisme/statelijke actoren). In 2023 is maar liefst 95 procent van de industriële bedrijven in Nederland minimaal één keer doelwit geweest van een cyberaanval.
Wettelijk kader
De urgentie voor het structureel en robuust borgen van de cyberveiligheid wordt echter nog lang niet overal in de industrie voldoende gevoeld en sluitende landelijke wetgeving voor toezicht op dit thema was er tot voor kort niet. Daar komt verandering in met de komst van de Cyberbeveiligingswet die dit jaar van kracht wordt. De wet vervangt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, op grond waarvan uitsluitend toezicht werd gehouden op de digitale infrastructuur van de energiesector en vitale digitale dienstverleningsprocessen. De Cyberbeveiligingswet regelt ook het toezicht op de sectoren chemie, afvalstoffenbeheer en afvalwater. Veel meer bedrijven vallen dan onder de inspectieplicht voor cyberveiligheid, die is belegd bij de Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). Aan de stuurgroep van het project namen een specialist van IL&T en een collega van Veiligheidsregio IJsselland deel.
Signalerings-, bestrijdings- en beheerssystemen
Het onderzoek in opdracht van het LEC IV richtte zich niet op de digitale kant van de procestechniek, maar op de ‘rechterkant van de vlinderdas’, de systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante industriële bedrijven. Dat is immers het primaire aandachtsgebied van de veiligheidsregio’s bij de uitvoering van hun IV advies- en toezichttaken. De vragen die de input vormden van het verkennend onderzoek waren: in hoeverre zijn detectie- en brandbestrijdingssystemen en andere digitaal aangestuurde veiligheidsvoorzieningen kwetsbaar voor cyberaanvallen? Welke scenario’s kunnen zich voordoen? Met welke maatregelen kunnen die cyberrisico’s worden verminderd? En hebben veiligheidsregio’s in hun IV-inspectietaken ook een rol te spelen in het toezicht op de cyberbeveiliging van de genoemde systemen?
Conclusies
De samenvattende conclusie van het onderzoek, in een notendop samengevat, is dat informatie- en besturingssystemen voor detectie-, brandbestrijdings- en beheerssystemen voor veiligheidstechniek in de moderne bedrijfsomgeving kwetsbaarder worden voor cyberaanvallen. Steeds vaker worden deze systemen gecombineerd met kunstmatige intelligentie en, bekabeld of draadloos, op afstand beheerd en bestuurd via de digitale snelweg. Daardoor zijn ze bij onvoldoende bescherming ook toegankelijk voor hackers met kwaadwillende bedoelingen. De genoemde systemen zijn over het algemeen ook gemakkelijker toegankelijk en te beïnvloeden dan de operationele technologie van bedrijven.
Het is niet heel waarschijnlijk dat detectie- en bestrijdingssystemen het eerste doel zijn bij een cyberaanval. Maar het is ook niet uit te sluiten; kwaadwillenden die in staat zijn operationele technologie te ontregelen, kunnen in het verlengde daarvan ook proberen de stationaire ‘lines of defense’ uit te schakelen, om zo hun beschermende werking teniet te doen. De onderzoekers hebben in het kader van de studie verschillende scenario’s beschreven om mogelijke effecten van ontregeling van BBS-systemen in beeld te krijgen.
Mogelijke maatregelen om de kwetsbaarheid van veiligheidstechniek te verminderen zijn onder andere: brandmeldsystemen uitvoeren als ‘stand-alone installaties’, netwerksegmentatie en robuuste firewalls, het niet toestaan van automatische (firmware)-updates en het beperken en streng controleren van fysieke toegang tot informatie- en netwerkcomponenten.
Toezicht
In het onderzoek werd ook verkend hoe het toezicht op de cyberveiligheid van de genoemde veiligheidstechniek kan worden ingericht en wat de rol van de veiligheidsregio’s hierin kan zijn. Het LEC IV stelt vast dat het cyberdomein dermate specialistisch is, dat toezichthouders van de veiligheidsregio’s onvoldoende inhoudelijke kennis hebben om toezicht te houden op de beschermingsgraad van de digitale bedrijfsomgeving. Bovendien zijn andere toezichthouders op grond van de Cyberbeveiligingswet aangewezen om via inspecties toezicht te houden op dit belangrijke thema.
Wel kunnen de toezichthouders van de veiligheidsregio een signaleringsfunctie vervullen. Bijvoorbeeld door tijdens een Seveso-inspectie aan de hand van een vragenlijst over cyberveiligheidsthema’s een indruk te krijgen van hoe actief een bedrijf is in het waarborgen van de digitale veiligheid. Die informatie kan dan vervolgens worden gedeeld met de IL&T.
Er wordt vanuit de veiligheidsregio’s niet actief gestuurd op dergelijke thema-inspecties.
Het rapport is aangeboden aan de cyberspecialisten van IL&T, zodat zij kennis kunnen nemen van een aantal cyberrisico’s in ons vakgebied; systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante bedrijven.