Staat van de Veiligheid Seveso-bedrijven 2024
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, 2 oktober 2025
Op 19 september is de ‘Staat van de Veiligheid Seveso-bedrijven 2024’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Aan de jaarlijkse rapportage over de veiligheid bij Seveso-inrichtingen heeft ook het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) een bijdrage geleverd, met een update over de stand van zaken met betrekking tot bedrijfsbrandweeraanwijzingen. De veiligheidsregio’s, verantwoordelijk voor de aanwijzingen, op grond van artikel 31 Wet veiligheidsregio’s, hebben de actuele informatie over de aanwijzingen geleverd.

In 2024 telde Nederland 417 Seveso-inrichtingen, waarvan 268 hogedrempel- en 149 lagedrempelinrichtingen. Uit de inventarisatie van het LEC IV blijkt dat vorig jaar 98 bedrijven ‘bedrijfsbrandweerplichtig’ zijn, een kleine daling ten opzichte van 2022 toen er nog 103 bedrijven met een aanwijzing waren. Verreweg het grootste deel van de aangewezen bedrijven (89%) valt in de categorie Seveso-hogedrempel. Voor 271 bedrijven is vastgesteld dat een bedrijfsbrandweer niet nodig is. Bij 48 bedrijven, deels nieuwe Seveso-inrichtingen, loopt het beoordelingsproces nog. Op basis van de beschikbare gegevens wordt verwacht dat vier daarvan zullen worden aangewezen als bedrijfsbrandweerplichtig.
Uit de Staat van de Veiligheid 2024 komt naar voren dat het aantal en de samenstelling van de categorie Seveso-inrichtingen in Nederland de afgelopen vijf jaar min of meer stabiel zijn gebleven. In het verslagjaar zijn 393 bedrijven geïnspecteerd, waarbij 909 overtredingen zijn geconstateerd, acht procent meer dan in 2023. De meeste overtredingen vonden plaats bij hogedrempelinrichtingen. Het aantal categorie 2-overtredingen nam af, terwijl het aantal categorie 3-overtredingen steeg. In 10 gevallen was sprake van een concrete dreiging van een zwaar ongeval (categorie 1).
In 2024 werden 2748 meldingen van ‘ongewone voorvallen’ (storingen, incidenten, ongevallen) geregistreerd, een daling van maar liefst 29 procent. Die daling wordt toegeschreven aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarin wordt de wettelijke meldplicht van ongewone voorvallen beperkt tot incidenten met serieuze gevolgen voor de fysieke leefomgeving.
Lees de stand van zaken bedrijfsbrandweeraanwijzingen bij Seveso-inrichtingen
Bekijk de Staat van de Veiligheid Seveso-bedrijven 2024 op website Rijksoverheid
“Van 0 naar 100 in twee seconden: zo leer je als CaCo overzicht houden”
“Als er iets gebeurt, moet je in een split second van 0 naar 100 kunnen schakelen. En terwijl er van alles op je afkomt, ben jij degene die rust en structuur moet brengen. Dat maakt de rol uitdagend, maar ook ontzettend mooi.” Willem van Delft werkt bij de meldkamer voor de veiligheidsregio’s Haaglanden en Hollands Midden en rondde de CaCo-opleiding bij het NIPV succesvol af.

Meer verdieping en ruimte voor debat
“Wat mij meteen opviel, is de diepgang van de opleiding. Het NIPV geeft de CaCo-opleiding in tien dagen waardoor er veel ruimte is voor verdieping. We besteedden bijvoorbeeld ruim de tijd aan bestuurlijke netwerkkaarten en de manier waarop meldkamers processen benaderen. Elke regio werkt net iets anders, en in de opleiding is daar volop aandacht voor. Er was veel ruimte voor debat en voor het uitwisselen van ervaringen. Dat vond ik enorm waardevol.”
Leren in een veilige omgeving
“We zaten met een kleine, gevarieerde groep van vijf cursisten. Van een jonge twintiger tot iemand met jarenlange ervaring in de brandweer of de zorg. Juist die verschillen maakten de discussies interessant: iedereen bracht een eigen invalshoek mee. Onze docent wist bovendien een heel veilige leeromgeving neer te zetten. Daardoor durfde iedereen zijn ervaringen, twijfels en ideeën te delen. Dat hielp enorm om samen te leren.”
Theorie koppelen aan de praktijk
“De kracht van de opleiding zit in de koppeling van theorie aan de praktijk. Je leert hoe je tijdens een crisis communiceert, welke rol je pakt en welke verantwoordelijkheden je hebt. Dat pas je meteen toe in praktijksituaties. Ik vind het mooi om te merken dat die bagage me nu helpt in de dagelijkse praktijk. Of het nou gaat om een dreigende explosie in de nacht, of een grote demonstratie op het Malieveld: je leert informatie snel verzamelen, te duiden en verspreiden naar de juiste partijen. Dat geeft houvast én vertrouwen.”
Een examen met meerwaarde
“Toen ik de opleiding volgde, lag de nadruk nog sterk op het eindexamen. Soms voelde dat alsof je door een hoepel moest springen. Inmiddels is dat veranderd: er wordt nu veel meer gekeken naar hoe je je gedurende de hele opleiding ontwikkelt. Dat vind ik een heel goede keuze. Want in de praktijk draait het niet om één toetsmoment, maar om hoe jij je rol dag in dag uit invult.”
Waarom kiezen voor de CaCo-opleiding?
“Voor mij is de opleiding bij het NIPV absoluut de juiste keuze geweest. Juist omdat je meer tijd krijgt om de stof te doorgronden en omdat er aandacht is voor de verschillen tussen meldkamers. Ik ben erg tevreden en zou iedereen aanraden om deze variant te volgen. Je leert niet alleen de technische kant van het vak, maar ook hoe je stevig in je schoenen staat in een dynamische en stressvolle omgeving. Het maakt je sterker als professional én geeft je de zekerheid dat je, als het erop aankomt, echt het verschil kunt maken.”
Meer informatie
Bekijk ook
“De puzzel valt op zijn plek: je leert processen herkennen en verbinden”
“De opleiding Officier van dienst geneeskundig (OvD-G) heeft mijn blik echt verbreed. Vanuit mijn werk als ambulancechauffeur dacht ik dat ik de geneeskundige processen aardig kende, maar in de opleiding ontdek je hoeveel lagen en schakels er nog achter zitten. Pas in de praktijkdagen viel voor mij de puzzel in elkaar. Dan zie je ineens: ah, dáárom is dit proces belangrijk. Dat maakt je werk als OvD-G veel strategischer én geeft zelfvertrouwen”, vertelt Peter Tuinier die al bijna 19 jaar ambulancechauffeur is en onlangs de OvD-G-opleiding bij het NIPV afrondde.

Een pittige start
“Voor mij begon de opleiding heel intensief. Normaal krijg je een paar maanden voorbereidingstijd maar ik stroomde wat later in. Dat betekende veel lezen, stampen en puzzelen om niet direct achter te lopen. De opleiding is stevig neergezet, en dat is terecht: het vraagt denkkracht en discipline. Zeker in het begin voelt het alsof je losse puzzelstukjes verzamelt waarvan je nog niet weet waar ze passen. Maar tijdens de praktijkdagen en het examen klikte alles ineens in elkaar.”
Processen leren doorzien
“Wat ik echt waardevol vond, is dat je leert hoe complex het speelveld is. Als ambulancechauffeur zie je een incident vaak vanuit de werkvloer. In deze opleiding ontdek je hoeveel processen daarboven spelen: van opschaling tot bestuurlijke lijnen. Je leert breder kijken. Een tip die ik nu vaak toepas: stel jezelf de vraag wat de burgemeester zou willen weten. Daarmee verplaats je je in een ander perspectief, en dat helpt om de juiste keuzes te maken en informatie goed door te zetten.”
Praktijkdagen en coaching
“Voor mij sprongen de praktijkdagen er echt uit. Dan mag je het geleerde toepassen onder tijdsdruk, met een coach die je de hele dag begeleidt. Die geeft praktische tips en tricks – niet afbrandend, maar juist opbouwend. Daar leer je ontzettend veel van. Je mag tijdens de oefeningen gewoon je eigen ‘spiekbriefjes’ gebruiken, net als in de praktijk. Dat geeft houvast, want er komt in een inzet zoveel tegelijk op je af. De praktijkdagen maken het concreet en zorgen dat je steviger staat.”
Van groot naar klein
“De opleiding richt zich vooral op grootschalige incidenten, en dat is logisch. Maar in de praktijk merk je dat een groot deel van je werk als OvD-G bestaat uit kleinere inzetten. Van een helikopterlanding tot een incident dat voor de burger groot voelt, maar voor ons relatief klein is. Juist dan moet je processen herkennen en weten wat je in gang moet zetten. De basis uit de opleiding helpt daar enorm bij, al had ik soms gewild dat er meer aandacht was voor die dagelijkse, kleinere inzetten. Gelukkig vang je dat in de praktijkfase en door schaduwdiensten snel op.”
Samen leren en sparren
“Wat de opleiding extra leuk maakt, is de groep medecursisten. Wij hadden een appgroep en konden veel met elkaar sparren over opdrachten en dilemma’s. Soms leer je van zo’n gesprek nog meer dan van de opdracht zelf. Het was een gezellige, hechte groep – maar ook kritisch. Je moet stevig in je schoenen staan, want iedereen heeft zijn eigen mening. Dat maakt het uitdagend en leerzaam. Daarnaast wordt van je verwacht dat je zelf aan de bel trekt bij de opleiders als je ergens tegenaan loopt. Iedereen staat voor je klaar, maar je moet wel zelf initiatief nemen.
Waarom kiezen voor de OvD-G-opleiding?
“Als je van uitdagingen houdt en verantwoordelijkheid niet uit de weg gaat, is dit een prachtige opleiding. Je leert processen kennen waar je voorheen nooit van had gehoord en je krijgt de kans om jezelf te ontwikkelen in een rol met veel impact. Voor mensen met ervaring in de ambulancezorg is het een waardevolle aanvulling: je begrijpt het vak beter en je krijgt meer vertrouwen in je eigen handelen. Ik merk nu in mijn dagelijkse werk dat ik situaties sneller herken en beter kan inschatten wanneer opschalen nodig is. Dat maakt me sterker als professional.”
Meer informatie
Bekijk ook
Onderwijsvisie: “Uitzoomen en zien wat ons bindt”
30 september 2025
Een gezamenlijke onderwijsvisie voor brandweer en crisisbeheersing: het klinkt abstract, maar het raakt direct aan de praktijk van iedereen die met opleiden bezig is. Hoe zorgen we dat nieuwe vakmensen op dezelfde manier worden klaargestoomd, ongeacht waar zij hun opleiding volgen? Hoe garanderen we kwaliteit en continuïteit, terwijl regio’s ieder hun eigen dynamiek kennen? En hoe zorgen we dat we dezelfde taal spreken als we het hebben over flexibel leren of praktijkgericht onderwijs?

De landelijke onderwijsvisie moet op al die vragen een antwoord bieden. Deze visie is ontwikkeld in etappe 3 van het programma Onderwijs Onderweg door de zestien (inter)regionale opleidingsinstituten en het NIPV. Onderwijskundigen Kirsten Leenaarts (NIPV) en Silke Stroet (Veiligheidsregio’s Flevoland en Gooi en Vechtstreek) waren nauw betrokken bij dit proces en geven een kijkje in de keuken.
Gezamenlijk startpunt
Voor Kirsten Leenaarts was meteen duidelijk wat de winst van dit traject is: “Met een gezamenlijke visie creëer je een uitgangspunt waar iedereen zich toe kan verhouden. Voorheen zaten we niet altijd op dezelfde lijn. Soms spraken we niet eens dezelfde taal. Neem flexibel leren: voor sommige regio’s betekent dat vooral sneller en volledig online opleiden. Bij ons betekent het juist keuzevrijheid: online, bij het NIPV of in de regio. Door dit scherp te krijgen, bedoelen we straks allemaal hetzelfde als we over flexibel leren praten.” Die helderheid is volgens haar onmisbaar. “Iedereen wil hetzelfde: goede vakmensen opleiden. Dat is een prachtig startpunt. Maar daarna is de vraag: hoe dan precies? Een gezamenlijke visie helpt om daar gestructureerd met elkaar antwoorden op te vinden.”
Uitwisseling en verbinding
Silke Stroet herkent dat. Voor haar stond vooral de samenwerking centraal: “Een gezamenlijke visie maakt dat regio’s beter kunnen samenwerken. Opleiden kost dan minder capaciteit per regio en je kunt mensen overal op dezelfde manier opleiden. Het mooie was dat we tijdens dit proces al kennis en lesstof zijn gaan uitwisselen. Dat leverde direct meer verbinding op. Je merkt meteen: samen kom je verder.” Tijdens de Onderwijskundigendag in juni werd stevig gediscussieerd over de kernwaarden van goed onderwijs. Stroet: “De een vond dat we vooral moesten uitgaan van de dynamiek van de maatschappij. De ander vond dat het onderwijs zelf en de ontwikkelkracht daarvan, zwaarder moest wegen. Het meest waardevol was dat iedereen openstond voor elkaars perspectief. Daardoor ontstond echt een gezamenlijk product.”
Verschillen én overeenkomsten
Ondanks die verschillen kwamen er ook duidelijke overeenkomsten bovendrijven. Leenaarts: “Iedereen vindt praktijkgericht leren belangrijk en wil onderwijs waarin de lerende meer eigenaarschap krijgt. Maar wat eigenaarschap dan precies betekent, daar moesten we met elkaar het gesprek over voeren. Dat zijn ingewikkelde vragen, maar ze moeten gesteld worden.” Ook personeelsstromen spelen mee. “In regio’s met veel doorstroming heb je een andere onderwijsvorm nodig dan in regio’s waar mensen lang blijven. Dat soort verschillen maakt het proces uitdagend, maar juist daarom is een gezamenlijke visie zo waardevol: je kunt ver uitzoomen en zien wat ons bindt.”
Van visie naar praktijk
De visie wordt aangeboden aan het Managementteam van het NIPV en aan de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV). Daarna begint het werk eigenlijk pas, benadrukt Stroet: “De visie moet dan landen in de regio’s. Onderwijskundigen en vakbekwaamheidsfunctionarissen moeten daar het gesprek voeren: wat betekent dit voor ons? Pas dan wordt de visie van iedereen en niet van een kleine groep die het document heeft geschreven.” Leenaarts vult aan: “In elke regio moeten de bestaande visies worden herijkt. Dat kost tijd. Ik hoop dat we over een jaar kunnen zeggen: overal zie je de centrale visie terug in het onderwijs. Maar realistisch gezien duurt het zeker twee à drie jaar voordat het echt is ingebed.”
Wat levert dit op?
Beide onderwijskundigen zijn overtuigd van de meerwaarde van de visie die er nu ligt. Daardoor komt er meer efficiëntie bijvoorbeeld: minder dubbel werk en meer uitwisseling van kennis en materialen. Maar ook meer helderheid: een gezamenlijke taal en duidelijke kernwaarden. En ook meer kwaliteit: onderwijs dat beter aansluit bij de praktijk en de lerende centraal zet.
Zie de visie als vertrekpunt
Wat wensen zij de regio’s toe? Leenaarts: “Neem de tijd. Zie de visie niet als eindpunt, maar als vertrekpunt. Nu begint het pas.” Stroet sluit af: “Blijf elkaar opzoeken, juist ook over de grenzen van disciplines heen. In crisisbeheersing zijn onderwijskundigen nog relatief nieuw en juist daar is het belangrijk om kennis te delen. Ik hoop dat deze visie een impuls geeft aan die verbinding.”
De landelijke onderwijsvisie is daarmee niet alleen een document, maar een uitnodiging: om met elkaar te blijven praten, verschillen te overbruggen en samen te bouwen aan het onderwijs van de toekomst.
Op de hoogte blijven?
Meer weten over hoe deze projecten verder vorm krijgen? Houd dan ook het platform Onderwijs Onderweg in de gaten.
Over het programma Onderwijs Onderweg
Het programma Onderwijs Onderweg is een gezamenlijke opdracht van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het NIPV. Met het programma richten we ons op praktijkgericht, flexibel en up-to-date onderwijs voor alle brandweer- en crisisprofessionals in de veiligheidsregio’s.
Bekijk ook
“In het begin was het echt zoeken, maar gaandeweg viel alles op z’n plek”
Peter de Kruijter is verpleegkundig specialist op de meldkamer ambulancezorg in Rotterdam voor de regio Zuid-Holland-Zuid. En rondde onlangs de opleiding Algemeen commandant geneeskundige zorg (ACGZ) bij het NIPV af. “De opleiding was voor mij echt een stap uit de comfortzone, maar wel eentje die heel goed aansloot bij wat ik eerder gedaan heb.”

Bron: eigen foto Peter de Kruijter.
Een stap uit de comfortzone
“Via een collega kwam de functie van ACGZ voorbij. Ik dacht meteen: dit past eigenlijk goed bij mijn achtergrond en geeft me weer een nieuwe uitdaging. Na twintig jaar in de ambulancezorg en nu in een meer overstijgende functie, vond ik het belangrijk om mezelf te blijven ontwikkelen. De opleiding was voor mij echt een stap uit de comfortzone, maar wel eentje die heel goed aansloot bij wat ik eerder gedaan heb.”
Verwarring als startpunt
“De eerste les ging ik eerlijk gezegd redelijk verward naar huis. Ik dacht: ik snap er niks meer van. Maar dat gaf me juist de prikkel om orde in de chaos te brengen. Ik ben informatie gaan ophalen bij collega’s, heb me verdiept in structuren en verantwoordelijkheden en langzaamaan vielen de puzzelstukjes op hun plek. Elke scholingsdag gaf meer inzicht en richting. Het was echt een soort trechter: breed begonnen en steeds duidelijker wat mijn rol precies inhoudt
Theorie en praktijk versterken elkaar
“Wat ik goed vond aan de opleiding is de opbouw. Je begint met de basis: wetgeving, verantwoordelijkheden van de GOR, de rol van de DPG. Vervolgens ga je steeds dieper naar de praktijk: hoe adviseer je in een ROT? Wat is wel of niet jouw verantwoordelijkheid? Die combinatie van theorie en het direct koppelen aan je eigen regio en praktijk vond ik heel waardevol. Tijdens oefeningen merkte ik echt vooruitgang: van onzekerheid over mijn rol naar het kunnen uitleggen van keuzes en het bewust innemen van mijn positie.”
Intensief, maar waardevol
“Ik dacht in eerste instantie: dit is een cursusje. Maar de studiebelasting was groter dan verwacht. Dat is misschien ook een tip voor toekomstige cursisten: je moet er echt zelf energie in steken en het uitzoeken voor je eigen regio. Het is geen opleiding die je alleen met de theorie redt. Je moet actief sparren en je netwerk gebruiken. Maar dat maakt het ook juist zo leerzaam.”
Klaar voor de praktijk
“Aan het eind van de opleiding dacht ik: laat dat ROT maar komen. Gooi de stroom maar uit, ik weet nu wat ik moet doen. En belangrijker: ik weet ook wie ik moet bellen als ik er even niet uitkom. Het examen vond ik verrassend prettig. Het was geen strikvraagsessie, maar een goed gesprek waarin vooral gekeken werd of je de basis hebt om als beginnend ACGZ te starten. Dat gaf vertrouwen.”
Advies aan nieuwe cursisten
“Mijn advies: laat je niet afschrikken door de hoeveelheid nieuwe informatie. Het is een proces, vertrouw op de opbouw van de opleiding en betrek je eigen GHOR er actief bij. Zorg dat je een goed aanspreekpunt hebt om mee te sparren. Dan groeit je inzicht vanzelf en ga je merken dat je echt steviger in je rol staat.”
Meer informatie
Bekijk ook
NEN-norm redgereedschap vernieuwd
29 september 2025
In de norm NEN-EN 13204 is nu ook accu-aangedreven gereedschap meegenomen. “Voor technisch hulpverleners is het een formeel certificaat van conformiteit. Een papieren waarborg dat ze werken met goed gereedschap”, vertelt Ruud van Eeden, vakspecialist materieel en uitrusting bij het NIPV. Van Eeden zat namens de Nederlandse brandweer in de normcommissie om mee te denken over de vernieuwing van de norm. “Ik vertegenwoordig de belangen van de (operationele) eindgebruiker. Ik toetste bijvoorbeeld sommige uitgangspunten in het netwerk van Brandweer Nederland.”

NEN-EN 13204 over ‘Aangedreven reddingsapparatuur voor de brandweer en de hulpverlening’
Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) publiceert de geactualiseerde versie van NEN-EN 13204 ‘Aangedreven reddingsapparatuur voor de brandweer en de hulpverlening – Eisen voor veiligheid en prestatie’. Niet alleen hydraulisch gereedschap valt vanaf nu onder deze norm, maar ook elektrisch, zoals accugereedschap, en handgereedschap. De norm NEN-EN 13204 is te vinden in de webshop van NEN.
Van Eeden: “De nieuwe norm is een revisie van de norm die alleen betrekking had op hydraulisch aangedreven (dubbel werkende) redgereedschappen zoals spreiders, scharen en rammen. Die gereedschappen zijn in de technische hulpverlening van de brandweer al jaren in gebruik. Nu zijn naast de hydraulische ook de mechanische gereedschappen onderdeel van de norm en is het gebruik van accu’s in de systemen ook opgenomen. Op kleine onderdelen zijn prestaties van andere gereedschappen nog wat aangescherpt. Zo kan de brandweer bij verwerving van nieuw gereedschap eisen dat het aan de norm voldoet. Ook als men accu-aangedreven gereedschap wil aankopen.”
Aanschaf redgereedschap blijft eigen keuze
Van Eeden: “Organisaties die redgereedschappen gebruiken, voeren dit naar eigen inzicht uit. Er is in Nederland geen ‘standaard’ bepakking die wordt aangehouden. Het blijft een verantwoordelijkheid van de eindgebruiker, de organisatie die het gereedschap koopt, om goed te begrijpen wat het verschil is tussen conventioneel of accu-aangedreven gereedschap. Bij gereedschappen met de zelfde kracht, zijn er wel andere gewichten, energiebeheer en gebruiksprocedures. De norm kan hierin richting geven.”
Bekijk ook
“We ontwikkelen de flexibele en praktijkgerichte CaCo-opleiding met het veld”
29 september 2025
De calamiteitencoördinator (CaCo) speelt een cruciale rol in de meldkamer: als spil in het web moet hij of zij razendsnel schakelen tussen kolommen en ketenpartners. Om professionals hierop optimaal voor te bereiden, werkt het NIPV continu aan een vernieuwende en flexibele CaCo-opleiding. Ivon Hensen, trainer-adviseur bij het NIPV, vertelt over haar rol en de ambities voor de opleiding.

Van onderwijs naar crisisopleidingen
“Ik ben van oorsprong docent natuur- en scheikunde en heb tien jaar in het middelbaar onderwijs gewerkt. Daar hield ik me bezig met onderwijsinnovatie en flexibilisering,” vertelt Hensen. “Toen ik bij het NIPV startte, keek ik mee bij verschillende trainingen, waaronder de CaCo-opleiding. Het meldkamerdomein sprak me meteen aan. Toen hoofdtrainer Marn van Bloois vertrok, dacht ik: dit is een mooi dossier om op te pakken.”
Naar een flexibele start
Een van de belangrijkste doelen van Hensen is om de CaCo-opleiding flexibeler te maken. “Straks moet een deelnemer binnen twee weken na inschrijving kunnen beginnen. Dat is het streven voor het eerste kwartaal van 2026”, legt ze uit. “We werken met leerblokken die we kunnen koppelen aan andere opleidingen, zoals Informatiemanager. Op die manier creëren we meerdere instapmomenten per jaar.”
Wat een CaCo moet kunnen
Volgens Hensen is de kern van het vak het snel kunnen schakelen. “Niet alleen in de acute fase, maar ook in de samenwerking met de ketenpartners: brandweer, politie, GHOR, gemeenten, Rijkswaterstaat, KNMI. Die hebben allemaal hun eigen cultuur en communicatiestijl. Als CaCo moet je die werelden verbinden en hun taal spreken. Dat vraagt veel van je kennis, maar ook van je communicatieve vaardigheden.”
Waarom kiezen voor het NIPV?
“Wat ons onderscheidt, is dat wij de opleiding ontwikkelen in samenspraak met het veld”, vertelt Hensen. “We zitten dicht op de veiligheidsregio’s en kunnen daardoor snel inspelen op ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van crisiscommunicatie. Omdat de CaCo mandaat heeft om een NL-Alert-bericht op te stellen, nemen we dat expliciet mee in de opleiding. We richten ons bovendien niet alleen op de warme fase tijdens een GRIP-situatie, maar ook op de koude en lauwe fase waarin informatievoorziening steeds belangrijker wordt.”
Uitdagende praktijkdagen
Deelnemers ervaren vooral de praktijkdagen in een realistische meldkameromgeving als pittig. “Onder tijdsdruk moet je direct schakelen,” legt Hensen uit. “Veel deelnemers hebben een hbo- of wo-achtergrond en zijn gewend eerst alles uit te zoeken en te onderbouwen. Maar in de meldkamer moet je meteen handelen. Denk aan een brandmelding: je moet razendsnel een startbeeld vormen en actuele informatie verzamelen, zoals windrichting of de omgeving via Streetview. Dat is uitdagend, maar ook waar je het meest van leert.”
Maatwerk voor elke deelnemer
De nieuwe opleiding wordt bovendien een maatwerktraject. “Stel, je bent al centralist bij de brandweer, dan hoef je de leerwerkopdracht over dat vak niet te doen. Of als je al Informatiemanager bent, dan slaan we dat leerblok over. Heb je nul ervaring, dan volg je het hele traject. Zo sluiten we echt aan bij de achtergrond van de deelnemer” legt Hensen uit.
Specialistische functie in cocreatie
De trainer-adviseur benadrukt dat het om een kleine en specialistische groep gaat: “We hebben tien meldkamers in Nederland, met ongeveer tien CaCo’s per meldkamer en een flexibele schil eromheen. Het is dus echt een specialistische functie die pas relatief kort bestaat. Daarom vind ik het belangrijk dat we de opleiding in cocreatie met de regio’s verder vormgeven. Alleen zo zorgen we voor een stevige landelijke basis.”
Eerste stap: kennismaken
Voor wie interesse heeft, is de eerste stap eenvoudig. “Plan een kennismakingsgesprek met mij in”, zegt Hensen. “Ik houd van korte lijntjes. Samen kijken we wat past. Zo maken we de opleiding echt op maat.”
Meer informatie
Bekijk ook
Derde leergang OvD van start
25 september 2025
In overleg met het werkveld is in september de derde leergang Officier van dienst (OvD) gestart bij het NIPV. Afkomstig uit verschillende veiligheidsregio’s worden 24 personen de komende 11 maanden opgeleid. “Het is een extra leergang die tegemoetkomt aan de vraag vanuit het werkveld”, zegt Luigi Bellu, teamleider Vakbekwaamheid Veiligheidsregio Zeeland. Samen met Simon Aardema, teamleider Vakbekwaamheid van Veiligheidsregio Groningen, is Bellu lid van de vakraad Leren en Ontwikkelen en waren ze samen contactpersoon voor de inventarisatie van de opleidingsplekken.

De interesse voor de leergangen OvD is altijd groot. De tweede leergang die startte in februari zat daarom snel vol. “Om gaten in de piketroosters op te vangen was deze derde leergang die dit jaar in september is gestart, erg gewenst”, vertelt Bellu.
Andere aanmeldprocedure
Voor deze extra leergang is er een iets andere aanmeldprocedure gehanteerd. “Waar voorheen ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’ gold, hebben we nu met 3 verschillende prioriteiten gewerkt. Prio 1 voor een persoon die een gat in een piket gaat vullen, prio 2 voor een persoon die dat over een aantal jaar gaat doen en de prio 3 voor iemand die de opleiding vooral ziet als eigen ontwikkeling en niet in piketdiensten meedraait”, legt Bellu uit.
Toekomstbestendige werkafspraken
Het lijkt wellicht simpel, een extra leergang organiseren, maar dit kon alleen tot stand komen met goede samenspraak tussen de verschillende vakraden (Incidentenbestrijding en Leren & Ontwikkelen) en het Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer (COVB) van het NIPV. Dat heeft ook alles te maken met hoe opleidingen bekostigd worden: via de vouchergeldenregeling. “We willen deze regeling heel graag tegen het licht houden zodat we tot meer toekomstbestendige werkafspraken kunnen komen voor alle opleidingen die onder deze regeling vallen”, zegt Bellu. “Want wie bepaalt of een opleiding wel of niet doorgaat? En hoeveel mensen moeten er per opleiding minimaal zijn, wat als die ondergrens net niet gehaald wordt, wie bepaalt dan hoe hard deze functies in een regio nodig zijn? Dat zijn allemaal vragen die daarin meespelen. Daarom hebben Simon en ik nu een conceptvoorstel als wensproces in de pen. Deze mogelijke werkwijze leggen we voor aan alle betrokkenen. Op dit moment is het nog niet helder hoe lang dit proces gaat duren.”
Gezamenlijke inzet
“Een extra leergang organiseren vraagt los van de financiering ook veel van de docenten, rollenspelers en coördinatoren die gezamenlijk een opleiding verzorgen”, geeft Tanja Guyken aan, decaan bij het NIPV. “We leiden elkaar op binnen Brandweer Nederland. Dat betekent dat voor een extra leergang we aanvullend beroep moeten doen op onze docenten en rollenspelers uit de verschillende disciplines in het land. Dan ben ik blij om te constateren dat we met elkaar de planning voor alle lesdagen rond hebben gekregen. Dat kon niet zonder onze poule van kwaliteitsdocenten en rollenspelers, waarbij voor de laatste groep de afgelopen periode actief gezocht is naar nieuwe aanwas. Gelukkig hebben we een aantal baanregisseurs en nieuwe OvD’s van andere disciplines gevonden die ondersteuning gaan bieden in de OvD Brandweer leergang.”
Bekijk ook
Catalaanse aanpak van natuurbrandbeheersing biedt lessen voor Nederland
24 september 2025
De Spaanse regio Catalonië loopt voorop als het gaat om natuurbrandbeheersing. Dit is in Catalonië zeer professioneel georganiseerd en op wetenschappelijke leest geschoeid. Om die reden liep onderzoeker Brian Verhoeven een tijd mee met de Catalaanse brandweer. In een rapport deelt hij zijn bevindingen en ervaringen: “De Catalaanse aanpak kan Nederland helpen bij de verdere ontwikkeling van ‘slimme repressie’: meer kennis en meer verschillende methoden inzetten om slimmer natuurbranden te bestrijden.”

Bombers GRAF: natuurbrandspecialisten binnen de brandweer
Verhoeven vertelt: “De Catalaanse brandweer, de Bombers, beschikt met de Grup de Recolzament d’Actuacions Forestals (GRAF) over een eenheid die zich specifiek richt op natuurbranden. De eenheid onderscheidt zich door haar strategische en tactische benadering: teams worden intensief getraind op natuurbrandgedrag in relatie tot het weer, de vegetatie en het terrein.”
Van incidentbestrijding tot risicobeheersing: het een kan niet zonder het ander
De onderzoeker laat aan de hand van praktijkvoorbeelden zien hoe de Catalaanse brandweer omgaat met natuurbranden: van bestrijdingsmethoden die focussen op het weghalen van brandstof, het gebruik van luchtsteun tot hoe natuurbrandanalyses aan de basis staan van een veilige en effectieve inzet.
Maar een effectieve inzet moet uiteraard wel mogelijk zijn. Verhoeven: “Daarom staan in het rapport ook voorbeelden van hoe de brandweer door middel van risicobeheersing kansen creëert in het landschap. Bijvoorbeeld door beheerbranden uit te voeren. Hierbij is het essentieel om samen te werken met belangrijke partners, zoals terreinbeheerders.”

Relevantie voor Nederland
Ook in Nederland neemt de kans op (grootschalige) natuurbranden toe, onder andere door de klimaatverandering. Verhoeven: “We merken steeds meer dat landen zoals Nederland naar Zuid-Europa kijken om van ze te leren. Catalonië komt daarin met regelmaat terug. Door in het rapport veel praktijkvoorbeelden uit te werken, hopen we dat het kan bijdragen aan de ontwikkelingen die in ons land spelen op het gebied van natuurbrandbeheersing. Het rapport is er dus vooral om inspiratie mee op te doen.”
Volgens de onderzoeker zijn er concrete vergelijkingen te maken tussen het Catalaanse systeem en de Nederlandse situatie: “Denk aan het opzetten van kleine, specialistische teams met expertise in natuurbrandbestrijding, het versterken van de samenwerking tussen partijen, het investeren in kennis van natuurbrandgedrag en het borgen van een veilige en effectieve inzet. Ik hoop dat we door deze kijk in de Catalaanse keuken de ontwikkelingen in Nederland kunnen versnellen en op sommige vlakken het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden.”

Lees het rapport
Bekijk ook
Blog: Sociale wetenschappers rukken op in de crisisaanpak: The Exceptional Eight
24 september 2025
Bij een ramp denken we aan brandweer, politie en artsen. Maar sociale wetenschappers? Toch groeit hun rol in de crisisaanpak razendsnel. “Zonder kennis van menselijk gedrag en vertrouwen kun je geen crisis de baas”, blogt Michel Dückers, bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. De bijzondere leerstoel is ingesteld door de universiteit in samenwerking met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, het NIPV, Nivel en het RIVM.

Van bijrol naar hoofdrol
Projecten als Sonar-Global (een internationaal netwerk van sociale wetenschappers) en het programma Adapt! (waarin culturele, sociale en bestuurlijke capaciteiten centraal staan als maatschappelijke sleutel tot veerkracht) laten zien dat sociaalwetenschappelijke inzichten steeds vaker een plek krijgen naast biomedische en technische expertise. Waar voorheen vooral artsen en ingenieurs de koers bepaalden, schuiven nu ook gedrags- en maatschappijwetenschappers aan tafel.
The ‘Exceptional Eight’
Om hun rol te verbeelden, ontwierp ik een gedachte-experiment voor mezelf: een oefening waarbij ik een hypothetische situatie voorstelde om mijn vraagstuk te onderzoeken, zonder het in de praktijk uit te voeren: de ‘wat als’ vraag. Ik heb dat in westernstijl laten doen en zo ontstonden The Exceptional Eight.
Acht archetypes: symbolen en/of rolmodellen die ieder een cruciale taak vervullen in crisistijd. Achter de westernmetafoor schuilt een harde realiteit. Sociale wetenschappers zorgen dat burgers gehoord worden, dat beleid rechtvaardig is en dat lessen uit crises niet verloren gaan. Het wordt tijd dat sociale wetenschappers een vaste plek krijgen in de crisisbeheersing om de volgende redenen:
1. Crises zijn meer dan techniek en biologie
We kijken vaak naar crises door een medische of technische bril (virussen, dijken, branden). Maar menselijk gedrag, vertrouwen in instituties en sociale ongelijkheid bepalen óók of een aanpak slaagt of faalt. Zonder dat perspectief mist de puzzel cruciale stukjes.
2. Sociale wetenschappers zijn onmisbare medespelers
Sociale wetenschappers zijn méér zijn dan onderzoekers aan de zijlijn. Hun kennis kan rechtstreeks bijdragen aan:
- Risicocommunicatie: hoe mensen dreiging begrijpen en erop reageren
- Kwetsbaarheid en veerkracht: wie geraakt wordt en wie sneller herstelt
- Gemeenschapsbetrokkenheid: burgers serieus nemen in plaats van enkel instrueren
- Beleid en herstel: leren van fouten en eerlijk omgaan met schade.
3. Rollen moeten helder zijn
De Exceptional Eight maken concreet wát sociale wetenschappers kunnen doen in verschillende fasen van een crisis. Dat geeft houvast om hen gericht in te zetten, in plaats van te hopen dat hun bijdrage vanzelf boven komt drijven.
4. Verbeelding helpt om serieuze zaken duidelijk te maken
Met een vleugje western en personages als The Mediator en The Rebuilder wordt droge wetenschap ineens wat lichter en toegankelijker. Het laat zien dat verhalen en metaforen een krachtig middel zijn om complexe rollen zichtbaar en aantrekkelijk te maken.
5. Voorbereiding is een sociaal proces
Een crisis aanpakken gaat niet alleen over snelle respons, maar ook over voorbereiding, samenwerking en herstel. Sociale wetenschappers helpen die lange lijn te bewaken en lessen structureel te verankeren.
Gehele blog lezen?
Lees de volledige blog op de website Weerbaarnl.nl.
Michel Dückers
Bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid
Rijksuniversiteit Groningen/NIPV

