Methoden om gezondheid en blootstelling van brandweermensen te monitoren

5 november 2025

Het NIPV heeft onderzoek gedaan naar methoden om de gezondheid van brandweermensen te monitoren en blootstelling tijdens het werk te registreren. De onderzoekers doen aanbevelingen voor het opzetten van een monitoringsysteem.

Foto: Shutterstock.

Inzicht geven in de positieve en negatieve effecten

Brandweermensen lopen door de aard van hun werk een verhoogd risico op gezondheidsklachten en op blootstelling aan bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen. Hoewel sommige veiligheidsregio’s al inzicht hebben in deze risico’s, ontbreekt een landelijk beeld. Gezondheidsmonitoring en blootstellingsregistratie kunnen inzicht geven in de positieve en negatieve effecten. Op basis daarvan is het mogelijk om preventieve maatregelen te nemen die het welzijn en de duurzame inzetbaarheid van brandweermensen bevorderen.

Systematisch data verzamelen

Het rapport beschrijft methoden om gezondheidsklachten en blootstelling te monitoren. Door systematisch data te verzamelen via vragenlijsten, biometrische testen, digitale registratiesystemen en sensoren, kan op termijn inzicht ontstaan in de mate waarin klachten voorkomen en of er verbanden zijn met blootstelling.

Aandacht voor ethische aspecten

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat werknemers in zware beroepen behoefte hebben aan het meten van hartslag, bloeddruk, kerntemperatuur en GPS-gegevens om blootstelling inzichtelijk te maken. Tegelijkertijd is er in de literatuur aandacht voor ethische aspecten zoals privacy, anonimiteit en het recht op zelfbeschikking over persoonlijke data. Werknemers en sporters zijn kritisch over het delen van gezondheidsgegevens, vooral richting werkgevers.

Vertrouwen in de organisatie, vrijwilligheid en dataveiligheid

Uit gesprekken die gevoerd zijn met vertegenwoordigers van andere sectoren, blijkt dat er al wordt gemonitord via systemen voor gevaarlijke stoffen en hitte. En via medische onderzoeken en HR-data. De topsportsector gebruikt openbare bronnen om gezondheidseffecten te analyseren. Vertrouwen in de organisatie, vrijwilligheid en dataveiligheid zijn belangrijke voorwaarden voor een succesvolle invoering van een monitoringsysteem.

Kennis delen en van elkaar leren

De onderzoekers adviseren om bestaande monitoringinitiatieven te inventariseren in de veiligheidsregio’s, in het buitenland en in andere sectoren zoals defensie, politie, ambulancezorg en de bouw. Door kennis te delen en van elkaar te leren, kan een robuust monitoringsysteem voor brandweermensen worden opgezet.

Lees het rapport en de samenvatting

label Maatschappelijke veerkracht

Grootste stroomstoring in Europa in jaren: lessen uit Spanje en Portugal

4 november 2025

Op 28 april 2025 werden Spanje en Portugal getroffen door de grootste stroomstoring in Europa van de afgelopen jaren. Ook in een klein deel van Zuid-Frankrijk ondervonden inwoners hinder. Het NIPV heeft samen met Veiligheidsregio Kennemerland onderzoek gedaan naar de maatschappelijke gevolgen en het gedrag van burgers en organisaties tijdens deze crisis.

Stroomstoring Spanje en Portugal.
Foto: ANP.

Overspanning van het stroomnet

Volgens een uitgebreid rapport van de Spaanse overheid was de oorzaak van de stroomstoring een overspanning van het stroomnet. De gevolgen waren enorm: miljoenen huishoudens zaten urenlang zonder elektriciteit, mobiele netwerken vielen uit, verkeerslichten stopten, treinen kwamen stil te staan en hulpdiensten hadden moeite om met elkaar te communiceren. Het duurde circa 18 uur voordat het stroomnet volledig hersteld was.

Belang voor Nederland

Crisisprofessionals in Nederland volgen dergelijke grootschalige stroomuitvallen nauwlettend. Het incident in Spanje en Portugal biedt belangrijke inzichten over de maatschappelijke impact, menselijk gedrag en crisisrespons. Hoe worden verschillende sectoren en groepen in de maatschappij geraakt? Hoe gedragen mensen zich tijdens langdurige uitval? En hoe functioneren crisisorganisaties onder deze omstandigheden?

Wat valt op?

Uit interviews en enquêtes met inwoners, bezoekers, zorgmedewerkers en hulpdiensten blijken de volgende aandachtspunten:

  • Informatie is schaars maar cruciaal
    Tijdens de stroomuitval was de behoefte aan betrouwbare informatie groter dan aan fysieke hulpmiddelen. Het gebrek aan berichtgeving leidde tot geruchten en onzekerheid.
  • Zorgcontinuïteit baarde zorgen
    Hoewel alle ziekenhuizen noodgeneratoren hadden, bleek de brandstofvoorraad vaak beperkt. De Portugese premier noemde het bijvullen van generatoren voor spoedzorg en IC’s zijn grootste zorg.
  • Beschikbaarheid van crisisprofessionals en vrijwilligers
    Uit de ervaringen van het Rode Kruis in Spanje blijkt dat de inzetbaarheid van vrijwilligers tijdens de stroomuitval beperkt was. Veel vrijwilligers kozen er begrijpelijkerwijs voor om eerst voor hun eigen familie te zorgen, voordat zij zich beschikbaar stelden voor hulpverlening.
  • Zelfredzaamheid en onderlinge steun als uitgangspunt
    Mensen bleven over het algemeen kalm, waren zelfredzaam en zorgden voor elkaar – in tegenstelling tot de vaak veronderstelde paniek of chaos.
  • Voorbereiding verschilt per groep
    Toeristen hadden vaak geen noodvoorzieningen, terwijl lokale inwoners relatief goed voorbereid waren door ervaring met natuurgeweld.
  • Essentiële middelen
    Een radio op batterijen en voldoende contant geld blijken cruciaal.
  • Grootschalige evacuaties
    Treinen en metro’s kwamen abrupt tot stilstand; tienduizenden reizigers moesten worden geëvacueerd, wat de hulpdiensten zwaar belastte.

Reflectie

De gebeurtenissen in Spanje en Portugal zijn een wake-upcall voor crisismanagement: goed functionerende informatievoorziening, zicht op kwetsbare groepen, het benutten van de veerkracht van inwoners en planning en coördinatie zijn cruciaal om chaos en geruchten tegen te gaan.

Dit rapport is het eerste van twee; in 2026 verschijnt een tweede rapport dat onderzoekt wat de impact zou zijn van een grootschalige stroomuitval in Nederland en welke lessen kunnen worden toegepast op onze crisisorganisatie.

Lees het rapport en de factsheets

label Informatiegestuurde veiligheid

Virtuele assistent beschikbaar voor elke veiligheidsregio

31 oktober 2025

De geografische omgevingsanalyse van de Virtuele assistent is grotendeels klaar voor de praktijk. In de laatste fase van de pilot krijgen alle veiligheidsregio’s toegang via de eigen geo-viewers en in LCMS (Landelijk Crisis Management Systeem). “Hier zijn vanuit de eerste regio’s al enthousiaste reacties op teruggekomen”, vertelt productmanager Mark Janssen.

De Virtuele assistent in LCMS.

Snellere informatievoorziening verbetert beeld- en besluitvorming

De Virtuele assistent schetst een geautomatiseerd situatiebeeld van een incident gebaseerd op open en gesloten bronnen. Het ondersteunt de calamiteitencoördinator (CaCo) en informatiemanager bij informatievoorziening tijdens een incident. De geautomatiseerde verzameling van relevante bronnen geeft een compleet beeld. Dat verbetert beeld- en besluitvorming tijdens een incident.

Automatische analyse van incidenten

De incidenten komen realtime in beeld en de automatische analyse kost slechts 20 seconden. Alle in Nederland actieve incidenten komen op de kaart. Aan de hand van iconen, die gelijk zijn aan de iconen in LCMS, ziet de gebruiker wat voor type incident het is. GRIP-incidenten krijgen een grotere versie van de normale iconen.

Alle actuele incidenten op de kaart.

De gebruiker kan op elk incident inzoomen. Ingezoomd staat de analyse van wat aanwezig is in de broncirkel (250 meter), in de effectcirkel (500 meter) en in de startmal die gebaseerd is op de actuele windrichting. Deze analyse toont ook het aantal kwetsbare en zeer kwetsbare objecten op basis van de Kernregistratie objecten (KRO). Daarnaast toont de analyse ook het aantal bedrijven dat werkt met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (Seveso-inrichtingen) in de omgeving. Als de gebruiker klikt op een van de iconen, dan ziet hij of zij meer informatie over het object.

De automatische analyse van de Virtuele assistent.

Laatste fase pilot Virtuele assistent

Mark Jansen: “Vanaf nu kan elke veiligheidsregio via de eigen regionale toegang van DATA4OOV een kaartlaag met de regionale incidenten ontsluiten in de eigen geo-viewers en in LCMS. Dit betekent dat elke regio, indien gewenst, de functionaliteit onafhankelijk kan implementeren. Deze laatste fase van de pilot loopt tot 1 december 2025. In deze fase valideren we de werking van de techniek en het ontsluiten via DATA4OOV verder in de praktijk.”

Contact

Meedoen aan de laatste fase van de pilot? Of heeft u vragen? Neem dan contact met ons op.

label Fysiek veilige leefomgeving

Leren van inzet Brandweer Haaglanden na explosie Tarwekamp

29 oktober 2025

Op verzoek van Veiligheidsregio Haaglanden heeft het NIPV het operationeel optreden van Brandweer Haaglanden onderzocht bij de explosie aan de Tarwekamp in Den Haag.

Explosie in wijk Tarwekamp in Den Haag
Foto: Regio15.

Op 7 december 2024 vond bij een portiekflat aan de Tarwekamp een zware explosie plaats. Er ontstond brand en een deel van het gebouw stortte in. Het incident vroeg om een intensieve en langdurige inzet van de hulpdiensten. De impact op de wijk was groot: zes mensen kwamen om het leven en zes raakten gewond.

Het perspectief van de positieve bestuurskunde

In dit leeronderzoek staat de vraag centraal wat er te leren valt van een operationeel optreden dat op het eerste gezicht ‘goed’ is verlopen. Vanuit de invalshoek van de positieve bestuurskunde onderzocht het NIPV hoe de hulpdiensten hebben opgetreden en welke lessen dat oplevert voor de crisisbeheersing en brandweerzorg.

Om deze vraag te beantwoorden zijn drie aspecten van het optreden onderzocht:

  1. De grootschalige, langdurige brandweerinzet
  2. De grootschalige samenwerking
  3. De eigen veiligheid van hulpverleners.

Het onderzoek baseerde zich op deskresearch, een enquête onder betrokken functionarissen, interviews en twee leertafelsessies.

“De bevindingen laten zien dat de betrokken (hulp)diensten sterk hebben geopereerd. Het leed en de schade die door de daders zijn veroorzaakt, hadden, naar ons oordeel, niet kunnen worden voorkomen door anders of sneller optreden. Tegelijkertijd laat deze casus zien dat ook de omstandigheden invloed hebben op het verloop van een incident, waardoor het operationeel optreden een combinatie is van ‘goed gedaan’ én ‘goed gegaan’, aldus onderzoeker Joyce Kox.

Het beschouwen van het operationeel optreden aan de Tarwekamp leert dat de invalshoek van de positieve bestuurskunde (’t Hart et al., 2025) ook van meerwaarde is voor de crisisbeheersing en brandweerzorg omdat het relevante lessen oplevert, zoals:

  1. Grenzen aan grootschaligheid op plaats incident en in de regio
    Grootschalig optreden vraagt om een snelle, strakke organisatie én aandacht voor aflossing. Houd bij opschaling rekening met de inzet die elders in de regio nog nodig kan zijn.
  2. Samenwerken in verschillende vormen
    Soms is samenwerking expliciet en strak gecoördineerd; soms impliciet, doordat diensten zo op elkaar zijn ingespeeld dat afstemming nauwelijks nodig is. Beide zijn waardevol, maar wanneer diensten uit zichzelf rekening houden met elkaar laat dat de meest natuurlijke vorm zien.
  3. Omgaan met risico’s voor de eigen veiligheid
    In situaties van vermoed levensgevaar is het idee van een ‘weloverwogen, acceptabel risico’ min of meer een mythe. Wel kunnen hulpdiensten op verschillende manieren met de onzekerheid omgaan – door te deze verminderen, onderkennen of onderdrukken – al biedt geen enkele aanpak een sluitende oplossing.

“De positieve bestuurskunde richt de blik op wat wél goed gaat: een waardevolle benadering, juist in deze tijd. Tegelijk vraagt het om enige reflectie op de grenzen ervan, want hoe definieer je succes in crisisbeheersing, waar onvermijdelijk ook veel leed mee gemoeid is? En hoe voorkom je dat focus op het positieve blinde vlekken creëert? Onderscheid maken tussen omstandigheden en optreden én aandacht voor zowel wat goed gaat als wat beter kan, helpt daarbij.”

Lees het rapport

label Fysiek veilige leefomgeving
label Informatiegestuurde veiligheid

Nationale Reddingsvloot (NRV) oefent op Brielse Meer

27 oktober 2025

“De Nationale Reddingsvloot (NRV) staat paraat wanneer Nederland te maken krijgt met (dreiging van) extreem hoogwater”, vertelt Jur van Lieshout, landelijk coördinator NRV namens Reddingsbrigade Nederland. “Op zaterdag 11 oktober 2025 was de jaarlijkse landelijke oefening, dit keer op het Brielse Meer. Twee NRV-pelotons, één in de ochtend en één in de middag – in totaal ruim 40 vaartuigen – oefenden samen met het Rode Kruis noodhulpteam en Team Digitale Verkenning (TDV) een realistisch rampscenario. Daarmee ondersteunden drie landelijke specialismen gezamenlijk de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.”

Foto: NIPV.

Tijdens de landelijke oefening staan realistische scenario’s centraal, met focus op samenwerking, commandovoering en communicatie. Van Lieshout: “De oefening simuleert dat het gebied bij Brielle onder water staan door aanhoudende regen en storm. Inwoners zijn ingesloten en slachtoffers hebben dringend medische hulp nodig. Door samen te oefenen met realistische scenario’s bereiden de hulpverleningsdiensten zich voor op extreme watercalamiteiten en overstromingen die Nederland kunnen treffen.”

Deelname van twee pelotons en Team digitale verkenning (TDV)

In de ochtend oefende peloton 3 ‘Zuid-West’, bestaande uit:

  • Veiligheidsregio Hollands-Midden
  • Veiligheidsregio Haaglanden
  • Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
  • Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

In de middag was peloton 5 ‘Zuid’ aan de beurt, bestaande uit:

  • Veiligheidsregio Zeeland
  • Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
  • Veiligheidsregio Brabant-Noord
  • Veiligheidsregio Limburg-Noord en Zuid-Limburg.

Ook Team digitale verkenning (TDV) van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond was van de partij om de hulpverleners van informatie te voorzien.

Foto: NIPV.

Warmtebeeld van TDV. Foto: TDV Rotterdam-Rijnmond.

Teamleider TDV en landelijk adviseur TDV Sebastiaan Star licht toe: “Een TDV-drone vloog langs het getroffen gebied om met onder meer warmtebeeld te zoeken naar slachtoffers. Zodra het slachtoffer gelokaliseerd was, werd met de ‘laser range finder’ een ‘point of interest’ (POI) aangemaakt. Aan die POI is een nauwkeurige locatie verbonden die we vertaalden naar een QR-code. En als we deze QR-code naar de vaartuigen verstuurden werd het slachtoffer snel gevonden. De POI’s waren ook zichtbaar in LCMS.” Van Lieshout voegt daaraan toe: “Dat blijkt van zeer toegevoegde waarde, want op deze manier vinden we slachtoffers veel sneller.”

Unieke samenwerking tussen ‘rood’ en ‘oranje’

De NRV wordt ingezet bij extreme watercalamiteiten en overstromingen voor verkenning, evacueren en redden en het bieden van logistieke ondersteuning. Van Lieshout: “De vloot bestaat uit 88 vaartuigen en is landelijk verdeeld over 22 veiligheidsregio’s en vijf pelotons. De rode vaartuigen van de brandweer en de oranje vaartuigen van de Reddingsbrigade vormen gezamenlijk de NRV met speciaal opgeleide teams. Reddingsbrigade Nederland verzorgt de landelijke coördinatie van de NRV.”

Het NIPV is namens de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) gedelegeerd opdrachtgever van de NRV, gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. “Het NIPV ondersteunt ons met kennis en standaardisatie in uitrusting en werkwijze, zodat eenheden uit verschillende regio’s naadloos samenwerken tijdens een inzet.”

Foto: NIPV.
label Klimaatadaptatie

2 jaar programma Klimaatveiligheid: klimaatadaptatie is óók een veiligheidsvraagstuk

27 oktober 2025

Ruim 2 jaar voert het NIPV het programma Klimaatveiligheid uit. Programmamanager Charlotte van Ruijven en Lana Garrels, voorzitter van het netwerk Klimaatveiligheid van de veiligheidsregio’s, vertellen in vakblad de Crisismanager over het programma en over hun samenwerking.

Ondergelopen straat door wateroverlast

De praktijk voedt de onderzoeksagenda

Charlotte van Ruijven: “Het mooie aan onze samenwerking is dat het netwerk van veiligheidsregio’s de programmering voedt: de praktijk levert vragen aan, die het NIPV vervolgens onderzoekt. De resultaten vloeien direct terug naar de praktijk. Zo ontstaat een wisselwerking tussen kennis en uitvoering.

“Ons doel is om kennis en professionaliteit in de veiligheidsregio’s rond klimaatveiligheid te versterken, samenwerking te bevorderen en regio’s beter te positioneren op het gebied van klimaatadaptatie. We richten ons dus niet op mitigatie, het terugdringen van uitstoot, maar op adaptatie: hoe passen we ons aan en wat moeten we accepteren? Daar was veel behoefte aan. Veiligheidsregio’s werden vaak pas gezien als partner als er al iets mis was, maar dat is eigenlijk te laat. Met dit programma willen we laten zien dat veiligheidsregio’s juist ook aan de voorkant een rol hebben.”

Het programma geeft echt een impuls, het thema leeft enorm

Lana Garrels is voorzitter van het netwerk Klimaatveiligheid en adviseur risicobeheersing bij Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Sinds het begin trekken Garrels en Van Ruijven samen op. Garrels: “De onderzoeksrapporten en handreikingen zijn een startpunt die regio’s helpen om het onderwerp stevig op te pakken en vaart te maken. Uiteindelijk is het doel dat klimaatveiligheid onderdeel wordt van het gewone werk van collega’s. Dat zijn niet alleen de collega’s in de crisisbeheersing en incidentbestrijding, maar ook de adviseurs die aan de voorkant samenwerken met gemeenten, bedrijven en andere partijen. Als dat zou lukken, is onze missie geslaagd.”

Gaat het snel genoeg?

Van Ruijven: “Het is lastig te zeggen of de aanpassingen voor een klimaatveilig Nederland snel genoeg gaan, omdat de effecten van klimaatverandering voortdurend gemonitord moeten worden. Het KNMI schetst vier scenario’s, maar niemand weet welke werkelijkheid we precies tegemoetgaan. Extreme gebeurtenissen zijn vaak eerder en heviger dan verwacht, zoals de branden in Londen in 2022 of de buien in Limburg in 2021. En dus moeten we voorbereid zijn op een breed scala aan effecten.”

“Ik zeg vaak, denk ook na over je eigen rol. Als professional ben je ook ambassadeur. Praat met familie, vrienden of buren: wat doe je als er water voor je deur staat? Zulke gesprekken maken dat mensen veel beter zijn voorbereid. Het helpt enorm om vooraf scenario’s door te denken.”

Meer lezen?

Lees het uitgebreide interview in De Crisismanager.

label Fysiek veilige leefomgeving

Realistisch oefenen voor specialistische teams bronbestrijding

24 oktober 2025

Tijdens een grote oefening oefenden specialistische teams bronbestrijding in een metrostation. Dat deden ze bij het CBRN oefencentrum in Vught. Deze eenheden vallen onder het landelijk specialisme Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS) en werken vanuit verschillende veiligheidsregio’s.

Bron: NIPV/Rob Jastrzebski

Voor deze oefening deden de specialistische IBGS-eenheden mee die werken vanuit Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Jeroen Trommelen, medewerker vakbekwaam, ondersteunde de oefening. “We zijn deze ochtend gestart met een paar elementaire oefeningen om de mensen allemaal weer even een beetje in de juiste vorm te brengen. En in de middag hebben wij een grote oefening georganiseerd met de eenheden. Dat wil zeggen twee gaspakteams, de ontsmettingseenheid ( BOE), en daarbij ook een basiseenheid, officier van dienst (OvD) en adviseurs gevaarlijke stoffen (AGS’en).”

Lekkage ketelwagon en illegaal drugslab

“In de ochtend hebben we twee elementaire scenario’s gedraaid,” licht Trommelen toe. “Eén daarvan was een spoor ketelwagon met een lekkage. Er was een auto tegenaan gereden waardoor een kraan kapot was. Uiteindelijk hebben onze gaspakdragers deze het probleem opgelost door de kraan weer goed dicht te draaien zodat hij niet meer kon lekken.”

“Het tweede scenario was een illegaal drugslab in een klein boerderijtje. De politie was opgeroepen, maar een van de medewerkers van de politie was onwel geworden. Met prikkelende ogen. Uiteindelijk had de OvD gekozen om met een gaspakteam een verkenning te doen.”

Oefening met gevaarlijke stoffen in een metrostation

De middagoefening was groter opgezet, gaat Trommelen verder. “We hebben een grote oefening gedaan in een metrostation. Dat was dus met twee gaspakeenheden in combinatie met de basisontsmettingseenheid, OvD en de AGS. Het scenario was dat er iets fout was gegaan bij een levering van schoonmaakmiddelen om graffiti weg te halen. Er waren twee vloeistoffen bij elkaar gekomen en die hadden een chemische reactie veroorzaakt. De dampen kwamen in het metrostation waardoor de mensen daar last kregen van prikkelende ogen. Er waren zelfs mensen onwel geworden. Dit hebben ze uiteindelijk opgelost.”

Bron: NIPV/Rob Jastrzebski

Samenwerken en voor elkaar klaarstaan

Het doel van de oefening in de middag was om met alle eenheden samen te werken. Trommelen: “Om samen de processen goed op elkaar af te stemmen zodat we ook weten van elkaar wanneer de mensen naar binnen gaan. Maar wat ook heel belangrijk is, is om samen met de ontsmettingseenheid die dan klaarstaat met de juiste middelen onze gaspakdragers weer kan ontsmetten. Het was een goede oefening waar we weer allemaal veel geleerd hebben. En zeker voor herhaling vatbaar.”

Bron: NIPV/Rob Jastrzebski

Over de specialistische teams bronbestrijding van IBGS

De specialistische IBGS-eenheid rukt uit naar een uitzondering. Bij een complex of langdurig incident kunnen ze bijvoorbeeld de bron van een incident repareren in gaspak. Het NIPV houdt de landelijke brandweerspecialismen operationeel en faciliteert doorontwikkeling. Binnenkort kan een regio de hulp van specialistische IBGS-eenheden inroepen via de meldkamer of de landelijk adviseur gevaarlijke stoffen (LA-GS) Vanaf dat moment kunnen alle regio’s gebruik maken van hun specialistische kennis en ervaring.

label Veilige energietransitie

Blog: Team NIPV rijdt op waterstof naar de overwinning

21 oktober 2025

Vorige maand nam een team van het NIPV deel aan de Waterstofchallenge en won! In deze blog blikt onderzoeker-adviseur Margreet Spoelstra terug op het avontuur: een reis van 24 uur, 1100 kilometer, en een flinke dosis teamspirit, innovatie en waterstofveiligheid.

Margreet Spoelstra, Johan Reinders en Ben Reimersma. Foto: NIPV.

De Waterstofchallenge is geen gewone race. Gedurende 24 uur rijden teams in een waterstofauto langs zo veel mogelijk locaties in binnen- en buitenland om punten te verzamelen. Het team met de meeste punten wint, maar het belangrijkste doel is om te ervaren hoe waterstofmobiliteit kan bijdragen aan een duurzame toekomst. Voor ons team stonden drie doelen centraal:

  1. Waterstofveiligheid bevorderen
  2. Het NIPV promoten
  3. Deze unieke wedstrijd beleven.

Afgelopen zomer werd het lectoraat Energie- en transportveiligheid gevraagd om mee te denken over quizvragen voor de Waterstofchallenge. Ik maakte vragen over waterstofveiligheid en een fotovraag over maatregelen bij waterstoftankstations. Meewerken aan de Waterstofchallenge is één ding, maar meedoen is leuker en de directie gaf groen licht: het was een kennisgerichte activiteit waarbij we onze expertise konden uitdragen en tegelijkertijd zelf ervaring opdoen.

Samen met collega’s Ben Riemersma en Johan Reinders vormde ik team NIPV. We reden in een witte Toyota Mirai, beschikbaar gesteld door de organisatie van de 24-uurs Waterstofchallenge. Onze route bracht ons langs strategisch gekozen hotspots in Nederland en België om zoveel mogelijk punten te scoren. Luxemburg en Duitsland lieten we daarom bewust buiten beschouwing.

Tijdens de rit combineerden we efficiëntie met plezier: we stopten bij zero-emissiezones, maakten foto’s met andere teams en bezochten het uiterste noorden van het land. Daarnaast maakten we ruimte voor persoonlijke momenten, zoals een verjaardagsfelicitatie in Delft, ontbijt bij familie in Gytsjerk, en bezoeken aan partners in Eindhoven en Deventer.
Onze route liep van Utrecht via Eindhoven en Antwerpen, verder naar Rotterdam en Delft, langs Den Haag, Alkmaar en Amsterdam, via Gytsjerk en Lauwersoog naar Groningen, Assen, Zwolle, Deventer, Schaarsbergen en Waalwijk, met het eindpunt in Raamsdonksveer.

De Toyota Mirai reed soepel en stil, vergelijkbaar met een elektrische auto. Toch is er ruimte voor verbetering: de binnenruimte is beperkt door de waterstoftanks (onze lange collega Ben Riemersma had daar echt last van) en de tankinfrastructuur is nog niet overal betrouwbaar. Sommige teams ondervonden problemen door beperkte beschikbaarheid van waterstof of door storingen bij waterstoftankstations, wat benadrukt dat waterstofmobiliteit nog in ontwikkeling is. Voor waterstofpersonenauto’s is een brede doorbraak nog ver weg door de hoge kosten en een beperkt aantal tankstations in Nederland. Voor zwaardere voertuigen biedt waterstof wél voordelen, zoals lange inzetduur en naleving van strenge emissie-eisen.

Tijdens de pubquiz bleek dat er nog veel te leren valt over waterstofveiligheid: ongeveer de helft van de deelnemers wist bijvoorbeeld niet dat waterstof bij de onderste explosiegrens (4 vol.%) niet explodeert, maar alleen ontbrandt. Een goede reden om eens de Toolbox Waterstof van het NIPV te bekijken.

We hebben met deze challenge onze doelen bereikt:

  • We hebben waterstofveiligheid onder de aandacht gebracht.
  • Het NIPV als kennisinstituut zichtbaarder gemaakt.
  • Én de Waterstofchallenge gewonnen!

Met een doordachte strategie, goede voorbereiding en sterke samenwerking bereikten we als team de eerste plaats, maar de Waterstofchallenge heeft ons ook nieuwe inzichten en samenwerkingen opgeleverd. Deze dragen direct bij aan lopend onderzoek, zoals de ontwikkeling van een NTA (Nederlandse Technische Afspraak) voor waterstofaggregaten en studies naar het veilig transporteren van waterstof via bestaande aardgasleidingen.

Margreet Spoelstra
senior onderzoeker-adviseur energie- en transportveiligheid

label Fysiek veilige leefomgeving

Brandveilig gedrag senioren belangrijk onderwerp tijdens event Risicobeheersing

20 oktober 2025

Welke gedragsfactoren van kwetsbare personen in woon-zorggebouwen spelen een rol bij brandveilig gedrag? Dat onderzocht Margo Karemaker, onderzoeker bij het NIPV. “Tijdens mijn onderzoek heb ik onder meer gekeken naar wat de belangrijkste voorspellers zijn van (de intentie tot) brandveilig gedrag”, vertelt Karemaker.

Vrouw van seniorenleeftijd
Foto: Shutterstock.

Uit het onderzoek blijkt dat vier belangrijke gedragsfactoren een grote rol spelen in brandveilig gedrag:

  • Sociale normen: als mensen uit mijn omgeving bepaald gedrag vertonen óf het belangrijk vinden om dit te doen, dan is de kans groot dat ik dat ook doe.
  • Zelfeffectiviteit: ik voel me in staat om het gewenste gedrag uit te voeren.
  • Attitude: ik vind dit nuttig/belangrijk.
  • Responseffectiviteit: ik verwacht dat het vertonen van het gewenste gedrag de risico’s zal wegnemen.

Karemaker: “Ook blijkt uit het onderzoek dat senioren de hulpdiensten, mensen die zelf een woningbrand hebben meegemaakt, de gemeente en woningcorporaties als betrouwbaar ervaren in de communicatie over woningbrandpreventie.”

Kwetsbare personen in woon-zorggebouwen

Maar wat betekenen deze resultaten voor kwetsbare personen in woon-zorggebouwen? En wat kunnen mensen die werkzaam zijn in het vakgebied risicobeheersing met deze inzichten? Tijdens het kennis- en netwerkevent Risicobeheersing op 5 november spreekt Karemaker over dit onderwerp.

Er wordt gekeken naar wat er bekend is over gedrag en gedragsfactoren. Welke rol die gedragingen spelen bij kwetsbaarheid. En hoe deze gedragingen en gedragsfactoren beïnvloed worden om de kwetsbaarheid te verkleinen en de brandveiligheid te vergroten.

label Fysiek veilige leefomgeving

Nieuwe onderwijsmodule technisch natuurbrandonderzoek 

16 oktober 2025

“In drie dagen leren de deelnemers de techniek om in een verbrand natuurgebied het exacte ontstaansgebied vast te kunnen stellen. Ook leren ze te zoeken naar de eventueel nog aanwezige brandoorzaak”, vertelt trainer-adviseur Joost Ebus.

Onderzoekers van team brandonderzoek zoeken de brandoorzaak tijdens de praktijkdagen van de module technisch natuurbrandonderzoek. Foto is gemaakt door Joost Ebus.
Onderzoekers van team brandonderzoek zoeken de brandoorzaak tijdens de praktijkdagen van de module technisch natuurbrandonderzoek. Foto: NIPV.

Hoe wordt na een natuurbrand het exacte ontstaansgebied vastgesteld? Dat leren brandonderzoekers in de nieuwe module technisch natuurbrandonderzoek. “In drie dagen leren de deelnemers de techniek om in een verbrand natuurgebied het exacte ontstaansgebied vast te kunnen stellen. Ook leren ze te zoeken naar de eventueel nog aanwezige brandoorzaak”, vertelt Joost Ebus, trainer-adviseur en coördinator van het landelijke team natuurbrandonderzoek bij het NIPV. “De module werd voor de eerste keer gegeven door het NIPV op verzoek van de vakgroep brandonderzoek. Er zijn eerder cursussen geweest door internationale docenten maar dat is al heel wat jaren geleden.” 
 

Een dag theorie en twee dagen praktijk

“De module bestaat uit drie dagen. De eerste dag leren de deelnemers de theorie. Daarna zijn er twee dagen waarin de theorie in praktijk wordt gebracht. Dan mogen de deelnemers laten zien wat ze geleerd hebben. Dit doen ze door in een team van vier een brandlocatie te onderzoeken. Tijdens deze twee dagen waren er al mooie interacties tussen de deelnemers van Staatsbosbeheer en de brandweer. Kennis en ervaring werden direct uitgewisseld.”

Onderzoekers van team brandonderzoek zoeken de brandoorzaak tijdens de praktijkdagen van de module. Foto is gemaakt door Joost Ebus
Onderzoekers van team brandonderzoek zoeken de brandoorzaak tijdens de praktijkdagen van de module. Foto: NIPV.

Zoeken naar brandoorzaak

“Tijdens de praktijkdagen wordt er gezocht naar een brandoorzaak in een verbrand gebied van nog geen vierkante meter. Naast een oorzaak lag in elk veld ook nog een verbrande lucifer. Vind die maar eens terug tussen allemaal verbrande takjes. Ook wordt een verbrand gebied uitgevlagd om de branduitbreidingsrichting te bepalen en zo het ontstaansgebied.”

Module voorziet in behoefte van onderwijs 

“Deze module technisch natuurbrandonderzoek voldoet aan de behoefte van onderwijs op dit vlak. Dat was er nog niet. De wens is er voor een vervolgmodule die zich richt op het leren van natuurbranden. In het voorjaar van 2026 wordt de module technisch natuurbrandonderzoek opnieuw aangeboden.”