De meeste mensen deugen: lessen uit een bijzondere doorleefsessie over grootschalige stroomuitval

Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, juli 2025 

In Veiligheidsregio Twente werd onlangs een unieke doorleefsessie gehouden. Geen gewone crisisoefening, maar een diepgaande verkenning van wat er gebeurt als West-Europa 3 dagen zonder elektriciteit komt te zitten. “In tijden van crisis kunnen we vertrouwen op elkaar”, aldus coördinator risicobeheersing Myrte Sival van Veiligheidsregio Twente.  

Myrte Sival, coördinator risicobeheersing bij Veiligheidsregio Twente. 

Doorleefsessie in plaats van oefening  

De sessie werd bewust geen oefening genoemd. In plaats van een gesimuleerd crisisscenario waarin razendsnel besluiten moeten worden genomen, stond tijdens deze doorleefsessie het nadenken en reflecteren centraal. Partijen namen de tijd om te verkennen wat een langdurige stroomuitval betekent voor hun werk en de samenleving.  

De sessie vond plaats op 28 maart met zo’n 70 deelnemers – van inwoners tot supermarkten, scholen, agrariërs en vitale partners. Op 16 april volgde een vervolg met de 14 burgemeesters van de regio. Wetenschappers dachten mee over maatschappelijke reacties. Alles was gericht op één vraag: “Wat doen we als het écht gebeurt?” 

Belangrijkste inzichten 

  1. Vertrouwen in de samenleving 
    Uit gesprekken met inwoners, wetenschappers en maatschappelijke partners kwam een krachtig beeld naar voren: de meeste mensen deugen. In plaats van chaos en paniek verwachten mensen samenwerking en solidariteit. Supermarkten, agrariërs en burgers gaven aan te willen en kunnen helpen – mits ze duidelijke opdrachten krijgen. 
  1. Schaarste als grootste zorg 
    Brandstof, voeding en medicijnen zullen bij langdurige stroomuitval snel schaars worden. Het is dus van uiterst belang dat inwoners en organisaties nu al maatregelen treffen. En ook dat de veiligheidsregio nadenkt over hoe zij de continuïteit van de crisisorganisatie kan borgen in tijden van schaarste. Veel organisaties gaven aan bereid te zijn hun bijdrage te leveren, bijvoorbeeld door voedselpakketten te maken – als dat goed wordt gecoördineerd.  
  1. Communicatie is cruciaal 
    Als digitale communicatie uitvalt, moeten er fysieke informatiepunten komen. Niet alleen om boodschappen te zenden, maar vooral om te horen wat er speelt. Alleen zo kunnen crisisdiensten inspelen op de behoeften van de samenleving. 
  2. Landelijke regie ontbreekt nog 
    Hoewel regio’s als Twente al goed nadenken over hun rol, ontbreekt het nog aan landelijke coördinatie. Samenwerken met supermarkten of banken op regionaal niveau kan, beter is dat er landelijke afspraken worden gemaakt. 

Stroomuitval is een reëel (klimaat)risico  

Voor deze oefening werd gekozen voor een scenario waarbij de stroomvoorziening moedwillig werd gesaboteerd. Maar stroomuitval kan ook een klimaatgerelateerde oorzaak hebben. Bijvoorbeeld als gevolg van een hoger risico op een overstroming of een natuurbrand. In 2005 viel in Veiligheidsregio Twente in Haaksbergen ruim 2 dagen de stroom uit, doordat door het slechte weer een aantal hoogspanningskabels knapte. Duizenden bewoners zaten vijftig uur in de kou, zonder licht, centrale verwarming, televisie of radio en mobiel telefoonnetwerk.   

Wat zou er de volgende keer anders gaan? 

De sessie was een succes, maar groeide al snel in omvang. De belangrijkste les voor een volgende keer: bepaal vooraf beter de scope. Door de betrokkenheid van steeds meer partijen werd het groot en daarmee behoorlijk tijdsintensief. Terwijl elke nieuwe partij ook weer nieuwe inzichten en nieuwe perspectieven opleverde.  

Wat begon als een scenario over stroomuitval, groeide uit tot een oefening in vertrouwen.

Vertrouwen in elkaar, in de samenleving, en in de veerkracht van mensen. Dat is misschien wel de belangrijkste les van allemaal. 

Update programma Klimaatveiligheid 

Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, juli 2025

Twee weken geleden was de NAVO-top in mijn straat. Als professional in dit domein is het heel gaaf om van dichtbij te zien hoe politie, veiligheidsregio’s, ministeries en Defensie zo’n grote operatie samen trekken.

Charlotte van Ruijven, programmamanager Klimaatveiligheid.

Dag allemaal,  

Twee weken geleden was de NAVO-top in mijn straat. Als professional in dit domein is het heel gaaf om van dichtbij te zien hoe een samenwerking van politie, veiligheidsregio’s, ministeries, Defensie en ongetwijfeld nog tal van onzichtbare partijen zo’n grote operatie samen trekt. Als omwonende was het prima, lopend en met de fiets kwam ik waar ik zijn moest. Alleen de herrie van helikopters 24/7 boven het huis, tja die was ik wel zat als ik eerlijk ben. Wat voor mij uiteindelijk het meest vervreemdende moment was, was om op zondagochtend al fietsende, collega’s van Defensie in jeeps in mijn eigen wijk tegen te komen. Das toch gek. En het zette mij aan het denken. We leven in de gelukkige omstandigheid dat fysieke oorlogsdreiging hier in Nederland al jaren niet heeft plaatsgevonden. Dat neemt niet weg dat er op het vlak van hybride oorlogsvoering ook in Nederland een hoop plaatsvindt. Is dat niet vergelijkbaar met de effecten van klimaatverandering?  

Oorlogsdreiging is verschrikkelijk en ontwrichtend, maar geldt dat niet ook voor de effecten van klimaatverandering waar we mee te dealen hebben? Ook in Nederland zien we al effecten, we zijn niet voor niets gestart met het programma Klimaatveiligheid als veiligheidsregio’s. Maar wordt dit al als chefsache gezien of te makkelijk weggezet als ‘linkse hobby’? Gelukkig wordt op Europees niveau in toenemende mate gesproken over klimaataanpak. Maar wordt het niet eens tijd voor een NATSO? Een North Atlantic Climate Safety Organization?  

Dit is helaas niet hetgeen waar we direct invloed op hebben. Waar we wel invloed op hebben is het zichtbaarder maken van klimaatveiligheid. Het belang dat veiligheidsaspecten als onderdeel worden meegenomen binnen klimaatadaptatie. Steeds meer partners zien ons. Een mooi resultaat is de deelname aan de stuurgroep DPRA, het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Daarnaast hebben we onze inzichten versterkt op hoe om te gaan met schaarste en de risicoperceptie van burgers op klimaatrisico’s.  

Ondertussen wordt er door collega’s hard gewerkt in drie projectwerkplaatsen. Zo zijn er praatplaten over hitte en droogte gemaakt. De praatplaten geven inzicht in de mogelijke gevolgen van hitte en droogte voor de publieke veiligheid. Per gevolg is beschreven welke partnerorganisaties (mogelijk) een rol hebben. Verder wordt de Handreiking veilige klimaatadaptatie verlandelijkt en passen we het meerlaagsveiligheidsmodel ook toe op andere klimaatrisico’s dan water zoals hitte en droogte. Ontzettend gaaf om te zien hoe we met onze kennis, expertise en vooral in samenwerking aan de slag zijn! 

Hartelijke groet,  

Charlotte van Ruijven 
Programmamanager Klimaatveiligheid  

Pilot projectwerkplaats: inventarisatie gevolgen hitte en droogte afgerond

Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, juli 2025 

Om beter voorbereid te zijn op extreme hitte en extreme droogte zijn de mogelijke gevolgen voor de publieke veiligheid en betrokken partners in kaart gebracht. In een projectwerkplaats hebben vier veiligheidsregio’s op basis van de thema’s bedrijfscontinuïteit, fysieke leefomgeving en milieu, gezondheid, maatschappij, natuur en klimaat en vitale voorzieningen in totaal 52 gevolgen van hitte en 55 gevolgen van droogte geïnventariseerd. Daarnaast is per gevolg vastgesteld welke partijen betrokken zijn.   

De resultaten zijn verwerkt in twee klikbare praatplaten: één over hitte en één over droogte.

De resultaten als gespreksonderwerp 

De resultaten zijn verwerkt in twee klikbare praatplaten, één voor hitte en één voor droogte. De praatplaten bieden aanknopingspunten om als veiligheidsregio het gesprek aan te gaan over de gevolgen waar betrokken partijen mee te maken krijgen. Want afstemming over elkaars verantwoordelijkheden en rollen, in zowel de koude als de warme fase, zorgt voor een betere voorbereiding. Omdat de effecten van hitte en droogte vele sectoren raken, is het aantal betrokken partijen hoog.  

“Een van de doelen van het programma Klimaatveiligheid is het versterken van het netwerk tussen de veiligheidsregio’s. De pilot projectwerkplaats laat zien dat er stappen zijn gezet in die onderlinge samenwerking waarbij de krachten gebundeld worden om producten te ontwikkelen waaraan behoefte is in veiligheidsregio’s”, aldus programmamanager Klimaatveiligheid Charlotte van Ruijven. 

Logische keuze voor hitte en droogte  

Periodes van hitte en droogte vergroten de kwetsbaarheid van de samenleving. Terwijl het niet de meest tastbare klimaatrisico’s zijn voor een veiligheidsregio, omdat vaak een opschaling van de crisisorganisatie niet nodig is. Bij uitstek deze risico’s kunnen in veel domeinen wel tot keteneffecten leiden die uiteindelijk ook weer tot situaties kunnen leiden waar wél voor opgeschaald moet worden. Zo kunnen hitte en droogte bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de stroomvoorziening, wat tot uitval kan leiden. Maar ook treinen of bruggen kunnen uitvallen als gevolg van hitte, wat bijvoorbeeld impact heeft op de bereikbaarheid van hulpdiensten.  

Bekijk de praatplaten

label Informatiegestuurde veiligheid

NIPV ontvangt subsidie voor onderzoeksbijdrage aan vernieuwend onderzoek naar crowd-simulaties

9 juli 2025

Het NIPV gaat een bijdrage leveren aan het project INVISE, een samenwerking met technologiepartner uCrowds en Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Het project richt zich op de ontwikkeling van ‘digital twins’: digitale kopieën van de leefomgeving die beter kunnen voorspellen hoe mensen zich gedragen bij grote evenementen en in crisissituaties.

INVISE beeld
Foto: beeld project INVISE.

INVISE richt zich op het combineren van verschillende soorten data, denk aan 3D-beelden van gebouwen en straten én informatie over bijvoorbeeld looproutes of nooduitgangen. Door deze gegevens beter op elkaar af te stemmen, kunnen computersimulaties betrouwbaarder voorspellen hoe mensen zich gedragen in drukke situaties, zoals bij SAIL Amsterdam of Koningsdag. Maar de toepassingen van INVISE zijn breder: van drukke stadscentra tot militaire operaties. Door steeds beter gebruik te maken van digitale simulaties, wordt Nederland beter voorbereid op toekomstige risico’s en crises.

Roland Geraerts, CEO van uCrowds: “Bij uCrowds onderzoeken we hoe fotogrammetrische visuele én semantische lagen in digital twins beter op elkaar kunnen worden afgestemd. We willen weten hoe deze combinatie bijdraagt aan zowel natuurgetrouwe als efficiënte crowd-simulaties. Zo maken we simulaties niet alleen realistischer, maar ook beter inzetbaar voor veiligheidsprofessionals in de praktijk.”

“Het is mooi dat we als lectoraat Datagedreven publieke veiligheid onderzoek kunnen doen dat direct aansluit bij een initiatief van de veiligheidsregio’s”, aldus lector Amy Matser. “Met dit project verhogen we de bruikbaarheid van digital twins in de praktijk.”

Joep Rozendal, programmadirecteur Informatievoorziening veiligheidsregio’s, vult aan: “In de werkpraktijk van de veiligheidsregio’s lopen we soms tegen vraagstukken aan waar we zelf niet direct de oplossing voor hebben. Soms zijn er ook kansen die we niet direct weten te verzilveren. Het NIPV heeft de kennis en kunde in huis om met goed onderzoek bij te dragen aan het oplossen van knelpunten en het verzilveren van kansen. Goed onderzoek draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van ons werk.

Ik ben blij met het onderzoek omdat het de mogelijkheid biedt om het werken met praktijksimulaties te verbeteren. Praktijksimulaties bieden goede mogelijkheden om risico’s te monitoren en zo incidenten te voorkomen. Hoe realistischer we deze simulaties kunnen maken, hoe beter het is. Het is fijn dat er extra middelen beschikbaar komen om hierin verder stappen te zetten.”

De nieuwe technologie wordt eerst getest met gegevens van eerdere evenementen. In 2026 volgen praktijktesten tijdens live-evenementen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de technische kant, maar ook hoe bruikbaar het systeem is voor de veiligheidsprofessionals.

De samenwerking vindt plaats binnen het Strategisch Programma Veiligheidsmarkt. Dit programma richt zich op het versterken van de publiek-private samenwerking voor onderzoek en innovatie in de veiligheidsmarkt.

INVISE wordt gefinancierd met de PPS-i-middelen van het Ministerie van Economische Zaken vanuit TKI ICT. TKI ICT is het topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) van de ICT-sector.

Netcentrische crisisbeheersing: van ad hoc-afstemming naar op tijd in de startblokken

9 juli 2025

De netcentrische crisisbeheersing maakte de afgelopen jaren een professionaliseringslag: steeds meer (crisis)organisaties en hulpdiensten geloven in de kracht van het netwerk. De tijdige, gezamenlijke voorbereiding op de NAVO-top zorgde dan ook voor een succesvolle samenwerking tussen de diverse crisispartners. “Het netwerk van ervaren mensen die elkaar weten te vinden, is minstens zo belangrijk als de ondersteunende tool”, zegt Luitenant-kolonel Ronald Sanders, projectleider LCMS en Netcentrisch werken bij Defensie. 

Foto: Ministerie van Buitenlandse Zaken. 

Het LCMS werd volop gebruikt tijdens de NAVO-top

Bij grote incidenten of evenementen moeten hulpdiensten snel kunnen schakelen. Dat lukt het beste als je elkaar goed weet te vinden. Tijdens de NAVO-top 2025 was dit het geval: de hulpdiensten vormden een netwerk en wisselden informatie uit via het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). De gebruikersaantallen van het LCMS lieten pieken zien van maar liefst vijf keer het reguliere dagelijks gemiddelde.

“Informatievoorziening is een soort levensader van de crisisbeheersing; zonder informatie is besluitvorming heel lastig”, zegt adviseur crisisbeheersing Martijn Bekker. Vanuit het Nationaal Crisis Centrum (NCC) was hij rondom de NAVO-top voorzitter van de landelijke expertgroep Informatiemanagement.

Netcentrisch samenwerken steeds meer de norm

De samenwerking tussen crisispartners startte al zo’n anderhalf jaar voor de NAVO-top. Deze ruime voorbereidingstijd verschilt met die van eerdere, gelijksoortige evenementen waarbij de afstemming veel meer ad hoc plaatsvond. En ook tijdens de coronacrisis was samenwerking in een netwerk nog veel minder een vanzelfsprekendheid. Gedreven door het veranderende crisislandschap is netcentrisch samenwerken anno 2025 voor steeds meer crisisorganisaties de norm.  

Bekker: “Door de toenemende complexiteit van crises, maar soms ook door een overload aan informatie, moet je heel goed weten wat je nodig hebt en hoe je gericht informatie deelt met crisispartners. Het aantal partners dat inmiddels bekend is met de basisprincipes van informatiemanagement en netcentrische crisisbeheersing, is enorm toegenomen. In het bijzonder de collega’s van de politie en Defensie hebben daarin mooie stappen gezet.”

Zorgvuldige voorbereiding: als netwerk én als organisatie

Ter voorbereiding op de NAVO-top brachten Bekker en zijn collega’s op nationaal niveau de betrokken crisispartners bij elkaar. Dit resulteerde in een op maat gesneden multi-netwerk met goede kennis van elkaars informatiepositie en verantwoordelijkheden, en de verhouding daarvan tot de overkoepelende opgave en belangen van de top. 

Nationaal niveau

Bekker: “We zijn gestart met de politie, Koninklijke Marechaussee (KMar), Defensie, Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing Infrastructuur en Waterstaat, Buitenlandse Zaken en Veiligheidsregio Haaglanden. In een latere fase sloten we onder andere analisten van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en collega’s van het Nationaal Cyber Security Centrum aan. Ook vroegen we de collega’s van het LOCC-KCR2 om een zogenaamde regiocel in te richten, met daarin de meest nauw betrokken veiligheidsregio’s. Als netwerk ontwikkelden we thematische templates voor het beeld van het nationale Informatieteam. Deze thema’s waren vrij generiek, maar wel getoetst aan de hand van de vooraf opgestelde sleutelbesluiten en uitgewerkte scenario’s. Dit maakte dat we in de basis goed waren voorbereid.” 

Defensie en politie 

Gedegen voorbereiding vond niet alleen binnen het netwerk van crisispartners plaats, maar eerst en vooral ook binnen de eigen organisaties. Sanders: “Tijdens de NAVO-top werkten voor het eerst alle betrokken krijgsmachtdelen samen in het LCMS; in Defensie-termen een ‘JOINT’-operatie. Dit was mogelijk doordat we versneld opleidingen en trainingen gaven in het al lopende traject van LCMS-implementatie in alle organisatieonderdelen van Defensie.  

Speciaal voor de top richtten we een ‘OPSROOM NS25’ in, waarin we alle informatie samenbrachten. Bijvoorbeeld de geografische informatie: deze bestond uit honderden objecten en tekenlagen, en een gedetailleerde weergave van de planning van de operatie. Van die informatie maakten we een intern Defensie-situatiebeeld, en een extern beeld om te delen met crisispartners. Zoals de politie, waarmee de Koninklijke Marechaussee nauw samenwerkt.”

Situatiebeeld in het LCMS dat Defensie tijdens de NAVO-top gebruikte. 

Ook bij de politie werd flink ingezet op trainingen Netcentrisch werken en gebruik van het LCMS. “De taakorganisaties van de Staf Grootschalig Bijzonder Optreden (SGBO) en de Nationale Staf Grootschalig Bijzonder Optreden (NSGBO) zijn voor de NAVO-top flink uitgebreid, wat betekende dat we meer gebruikers moesten opleiden”, vertelt Anton Aerts, projectleider Politie Crisis Management Systeem (PCMS) bij de politie.

Succesvolle samenwerking zorgt voor krachtig optreden tijdens de top 

Dat een goede, gezamenlijke voorbereiding het halve werk is, ondervonden de verschillende crisispartners tijdens de top. De succesvolle samenwerking zorgde voor een krachtig optreden als netwerk. Bekker: “Als netwerk begrepen we allemaal dat de opgave van deze top onze individuele belangen oversteeg en dat daardoor de bereidheid tot samenwerken en informatiedelen echt hoog was.” 

Aerts: Bij de politie deden we tijdens de NAVO-top voor het eerst op langdurige en grootschalige wijze ervaring op met netcentrisch samenwerken via het LCMS.  Wij merkten dat werken vanuit gezamenlijke beelden rust bracht: we kregen veel minder telefoontjes met vragen om informatie en duiding.” Sanders vult aan: “In de voorbereidingen en tijdens de top zelf merkte je dat niet alleen de samenwerking erg goed is, maar dat er ook een vanzelfsprekendheid is om elkaar te helpen. Men kent elkaar en de netcentrische samenwerkingsprincipes al, en heeft soms ook eerder samengewerkt bij dergelijke evenementen. Dit maakt het afstemmen en coördineren vanzelfsprekend.” 

Samenwerken via de Landelijke Voorziening Crisisbeheersing (LVCb)

Het LCMS en de doctrine Netcentrisch werken zijn onderdeel van de Landelijke Voorziening Crisisbeheersing (LVCb). De LVCb ondersteunt alle fases van crisisbeheersing op het vlak van samenwerking en informatie-uitwisseling. Meer dan 1000 organisaties zijn aangesloten op de LVCb. 

label Fysiek veilige leefomgeving
label Informatiegestuurde veiligheid

Factsheet SIS-inzet Tarwekamp Den Haag (‘Ik zoek mijn naaste’)

7 juli 2025

Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) is ingezet na de explosie aan de Tarwekamp in Den Haag op 7 december 2024. Het telefoonnummer ‘Ik zoek mijn naaste’ ging open voor ongeruste naasten van mogelijke slachtoffers. In totaal ontving ‘Ik zoek mijn naaste’ 62 oproepen. Er zijn 23 vermisten geregistreerd waarvan zeven vermisten zelf zijn teruggevonden. Drie vermisten zijn gematcht met een slachtoffer.

Tarwekamp Den Haag, 7 december 2024. Foto: ANP.

SIS en ‘Ik zoek mijn naaste’

“Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) is een landelijke werkwijze die bij een incident zorgt voor snelle en zorgvuldige informatie aan ongeruste verwanten. SIS is de naam van de werkwijze die professionals gebruiken. Gemeenten en veiligheidsregio’s kunnen deze werkwijze inzetten onder de naam SIS en communiceren naar buiten toe ‘Ik zoek mijn naaste’,” vertelt Annelies Barret. “Als landelijk coördinator SIS bij het NIPV leidde ik de evaluatie in goede banen. Mijn rol is dat de SIS-organisatie draaiende blijft, ook als er geen crisis is, en dat iedereen er staat wanneer dat nodig is. Ook ben ik een van de zes teamleiders SIS die om beurten piketdienst draaien.”

Susan Meijer, teamleider SIS en Annelies Barret, landelijk coördinator SIS.

Eens in de zes weken piketdienst

De teamleider SIS tijdens de Tarwekamp-inzet, was Susan Meijer. “Dit is een nevenfunctie voor mij. Eens in de zes weken hebben we een week piketdienst. De wissel is op maandag en de explosie op de Tarwekamp was op zaterdag 7 december 2024. Om 8.55 uur stond ik met m’n tandenborstel in mijn mond in de badkamer toen de telefoon ging. De tv stond al aan, dus ik was op de hoogte van het feit dat er een incident was. Dus toen ik op mijn toestel zag dat het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Haaglanden mij belde, wist ik genoeg.”

In een artikel in vakblad Crisismanager blikken Annelies Barret en Susan Meijer gezamenlijk terug op de SIS-inzet in Den Haag.

De evaluatie

In het artikel in Crisismanager vertelt Susan Meijer: “Als veiligheidsregio heb je al niet vaak zulke grote incidenten, zeker niet waarbij je dan ook nog SIS inzet. En dan moeten zij ons in die situatie ook nog van informatie voorzien, zoals het doorgeven van het publieksinformatienummer waar naar verwezen kan worden. Anders worden we ook gebeld met andersoortige vragen, zoals: wanneer kan ik terug naar mijn huis. Die mensen willen we wel graag naar de juiste plek kunnen doorverwijzen.”

Annelies Barret vult aan: “In de evaluatie kwam naar voren dat als SIS wordt ingezet er best veel taken op de contactpersoon SIS van de veiligheidsregio en de afdeling crisiscommunicatie afkomen. We moeten hier nog meer mee oefenen samen met de veiligheidsregio. Bij de gemeente en de veiligheidsregio was het op dat moment ook hectisch – de impact van het incident was heel groot, zeker met de verwachting dat er wel eens veel slachtoffers konden zijn. Zij waren blij met onze ondersteuning, maar we hebben in het begin ondanks de stresssituatie ook veel taken voor hen op ons genomen, zodat we SIS goed kunnen opstarten. Hierin moeten we de andere partijen goed trainen.”

Tips in het kort

  • Er is een online toolkit voor communicatie.
  • Communiceer snel over de opening van het telefoonnummer van ‘Ik zoek mijn naaste’, gebruik hiervoor de toolkit en controleer tijdens een inzet in de sectie communicatie of het juiste nummer wordt gecommuniceerd. Zorg hierbij ook dat het nummer op de juiste manier wordt uitgelegd en dat duidelijk is waarvoor mensen kunnen bellen naar het telefoonnummer van ‘Ik zoek mijn naaste’.
  • Maak duidelijke afspraken over de uitwisseling van slachtoffergegevens met buurregio’s. Tijdens deze inzet verloopt de uitwisseling goed.
  • Zorg voor meer bekendheid bij de politie over SIS en de werkwijze van de backoffice en leg vanuit de backoffice politie gedurende een inzet al vroeg contact met de regionale sectie politiezorg.
  • Bereid de afschaling multidisciplinair voor en neem ruim (minimaal een uur) de tijd om dit te organiseren. Maak hierbij gebruik van de checklist voor de contactpersoon SIS.
  • Organiseer tijdig aflossing voor operationele organisatie SIS. Start hiermee na 6 uur zodat de organisatie na 8 uur kan aflossen.

Download de factsheet over de SIS-inzet in Den Haag

label Fysiek veilige leefomgeving

Van pionieren naar professionaliseren: landelijke brandweerspecialismen goed op weg

3 juli 2025

Landelijke brandweerspecialismen springen bij als een incident groot of complex is. In de afgelopen jaren ontwikkelden de specialismen zich tot onmisbare eenheden. Nu is het tijd voor de volgende fase.

Kleine kans, groot effect

Piet Verhage, teammanager Operationele Organisaties bij het NIPV, ondersteunt de landelijke specialismen al jaren. Verhage herinnert zich nog het programma GBO-SO dat een paar jaar geleden is afgerond. “Maar veel brandweermensen kennen de term nog. Dat zijn nu de landelijke specialismen.”

“Van sommige risico’s is de kans heel klein dat ze werkelijkheid worden, maar het effect is heel groot als dat gebeurt. Daar kun je niet als elke veiligheidsregio mensen individueel voor opleiden en vakbekwaam houden. Daarom is het belangrijk dat specialismen bovenregionaal geregeld worden. Denk aan STH, het specialisme Technische hulpverlening. Die ondersteunt bij een grote instorting of treinongeval, als een incident met reguliere mensen en middelen niet meer te handelen is. Team digitale verkenning (TDV) wordt wel regelmatig ingezet, niet alleen bij complexe incidenten, maar daarin is veel ontwikkeling en ook dat is goed om bovenregionaal te organiseren. De landelijke specialismen zijn daarmee echt van toegevoegde waarde.”

Interactieve kaart met overzicht van alle specialistische teams

“Om een beeld te geven van waar we nu staan met de specialismen, ontwikkelden we een interactieve digitale kaart. Daar zie je hoe ver we eigenlijk al zijn gekomen. Hoeveel teams er nu al zijn en uit welke regio’s ze komen. En dan staat er nog niet eens het nieuwe landelijke specialisme Scheepsincidentbestrijding in. Al deze specialistische teams en landelijk adviseurs kunnen de lokale brandweereenheden bijstaan bij complexe of grote incidenten.”

Samenwerken op bovenregionaal niveau én met andere landen

“De landelijke specialismen zijn niet meer weg te denken. Inmiddels zitten we nu voor de meeste specialismen in de fase van beheer en doorontwikkeling. Elk specialisme heeft een portefeuillehouder bij de vakraad Incidentbestrijding. Vanuit het NIPV ondersteunen we de landelijke specialismen onder meer met landelijk coördinatoren die beheer en doorontwikkeling faciliteren. Samen met veiligheidsregio’s en de vakraad Incidentbestrijding kijken we naar welke risico’s er zijn en voor welke scenario’s we klaar moeten zijn met de verschillende landelijke specialismen. Daarop kunnen we capaciteit organiseren: er moet geld en mensen beschikbaar zijn. De operationele taken worden altijd door specialisten uit in de regio uitgevoerd.”

“Onze rol vanuit het NIPV is ondersteunen in het organiseren van de samenwerking. Vanuit dat oogpunt organiseren we ook samenwerking met andere landen: we maken kennis uit het buitenland toegankelijk voor gebruik in Nederland. De landelijk coördinatoren van elk specialisme zitten in internationale netwerken waar ze kennis ophalen en kennis delen. Ze kijken hoe kennis uit het buitenland in Nederland ingezet kan worden en andersom. Bij natuurbranden bijvoorbeeld, leren we veel van Zuid-Europa. We hebben georganiseerd dat deze zomer een grote groep specialisten in het kader van het Europese Civil Protection Maganism (UCPM) naar Spanje gaat om daar te leren van hoe zij omgaan met natuurbranden.”

De vrijblijvendheid voorbij

“We hebben echt hele grote stappen gezet door specialismen op te zetten. Maar waar willen we naartoe? Ik denk dat er nu georganiseerde capaciteit nodig is. Dat wil zeggen: het is tijd om de landelijke specialismen zo te borgen in de organisatie van de brandweer, dat de teams en landelijk adviseurs ook echt beschikbaar zijn als een veiligheidsregio daar om vraagt. Daar is geld voor nodig en mensen en dat betekent voor ons allemaal: de vrijblijvendheid voorbij.”

label Fysiek veilige leefomgeving
label Informatiegestuurde veiligheid
label Klimaatadaptatie
label Maatschappelijke veerkracht
label Veilige energietransitie

Jaarverslag 2024: werken aan de uitdagingen van vandaag en de oplossingen van morgen

27 juni 2025

‘Het NIPV heeft in een dynamische omgeving koers weten te houden en is trouw gebleven aan zijn missie: het zijn van een kennisinstituut dat niet alleen reageert op de uitdagingen van vandaag, maar ook proactief werkt aan de oplossingen van morgen’, aldus voorzitter Ton Heerts tijdens de reflectie op het jaarverslag 2024, dat vandaag werd vastgesteld door het algemeen bestuur.

In dit verslag leggen we financiële verantwoording af en blikken we terug op onze rol binnen het veiligheidsdomein, met een focus op het ondersteunen van veiligheidsregio’s en crisispartners op het gebied van onderzoek, onderwijs, informatievoorziening en ondersteuning.

jaarverslag 2024

Dienstverlening met impact

De onafhankelijkheid van ons onderzoek is verder versterkt en de impact ervan is zichtbaar. De praktische toepasbaarheid en toenemende media-aandacht onderstrepen dit. Een voorbeeld is het onderzoek naar de brandveiligheid van verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen. Dit rapport leidde onder andere tot Kamervragen over de huidige bouwregelgeving. Daarnaast zijn leerpunten over het bestrijden van brand daadwerkelijk toegepast bij het recente incident in Didam.

Ook hebben we samen met andere kennisinstituten een landelijke database opgezet voor gebouwbranden waarbij zonnepanelen betrokken waren. Deze gegevens zijn behulpzaam bij het maken van onderbouwde beleidskeuzes. En mocht het toch misgaan, dan is er inmiddels een praktische handreiking ontwikkeld voor gemeenten, veiligheidsregio’s en andere betrokken partijen voor de nafase van branden met depositie van resten van zonnepanelen.

In het onderwijs is gewerkt aan een flexibel leerlandschap, een betere aansluiting op praktijkbehoeften en een toekomstgericht docentenbeleid. Ook is het gezamenlijke programma Onderwijs Onderweg van start gegaan en zijn de digitale onderwijssystemen vernieuwd. In totaal hebben bijna 1.700 professionals een opleiding gevolgd die ons aanbod waardeerde met een 7,4.

Op het gebied van informatievoorziening zijn eveneens stappen gezet. Zo is de Voertuig Positie Service in gebruik genomen, is de implementatie van de Toegangsservice Gezamenlijke Voorzieningen gestart en is het Natuurbrandverspreidingsmodel geïntegreerd in het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). Daarnaast zijn nieuwe partners aangesloten op de Landelijke Voorziening Crisisbeheersing.

In 2024 boden we ook expertise en operationele ondersteuning, onder andere bij het brugincident in Lochem, de ingestorte parkeergarage bij het ziekenhuis in Nieuwegein en de explosie aan de Tarwekamp in Den Haag. Daarnaast is gewerkt aan verdere professionalisering van natuurbrandpreventie, -beheersing en -bestrijding.

Verbinding en versterking

Tot slot organiseerden we zelfstandig en in samenwerking met onze partners ruim 70 evenementen, waarbij we in totaal zo’n 9.000 professionals ontvingen. Zo ontvingen we ruim 700 crisisprofessionals tijdens het eerste landelijke congres crisisbeheersing, georganiseerd in samenwerking met de Vakraad Risico- en crisisbeheersing. We organiseerden voor de negende keer het IV-event (in 2025 is de jubileumeditie) en boden daarnaast specialistische evenementen op het gebied van bijvoorbeeld natuurbrandbestrijding en energietransitie.

Als NIPV blijven wij ons in 2025 ook richten op verbinding en versterking en blijven we ons proactief inzetten voor een veiliger Nederland.

Lees het jaarverslag 2024

Nieuwe leergang Jeugdbrandweer Junioren gelanceerd 

juni 2025

Tijdens de landelijke coördinatorendag van de Jeugdbrandweer in mei is de nieuwe leergang Jeugdbrandweer Junioren gepresenteerd. Het NIPV heeft bijgedragen aan het samenstellen van het onderwijsmateriaal samen met jeugdleiders uit de veiligheidsregio’s. Jeffrey Meeuwissen en Kitty Veldscholten vertellen over het project.  

We brengen een bezoek aan de brandweerkazerne in Almelo, waar de jeugdbrandweer een oefenavond heeft. Deze avond wordt een les getest voor de Aspiranten, de jongeren in de leeftijd van 15 tot 18 jaar. Kitty Veldscholten, onderwijskundige bij het NIPV, heeft samen met collega’s en jeugdleiders uit de regio’s Twente, Drenthe en Gelderland-Zuid enkele lessen ontwikkeld en gaat nu kijken of het ontwerp van deze lessen werkt in de praktijk. Dat doet zij samen met Jeffrey Meeuwissen, coördinator jeugdbrandweer Twente, die als inhoudsdeskundige betrokken is bij het project. Jeffrey is al 25 jaar lid van de jeugdbrandweer; eerst als jeugdlid, jeugdleider, hoofdjeugdleider nu als coördinator. 

Wat was de aanleiding voor het project?

“De aanleiding voor het project is dat de lesstof erg verouderd was”, vertelt Jeffrey. “De lesstof die in de boeken stond stamde uit de jaren 90. We gingen de jeugd dingen leren die ze later weer moesten afleren. De meeste jeugdleiders gebruiken al een tijd delen van de lesstof van de Manschap opleiding, zoals filmpjes die in de ELO staan. Maar de wens was om een samenhangende leergang te maken voor de jeugd, die echt op hen is afgestemd.” 

Wat willen jullie bereiken?  

“Het doel is natuurlijk ook om de jeugd te motiveren om bij de brandweer te blijven en instroom in de reguliere Manschapopleiding te bevorderen”, vult Kitty aan. “Daarom is het lesmateriaal ook gebaseerd op de leergang Manschap, maar vertaald naar de doelgroep Junioren (12 -15 jaar) en Aspiranten (15-18 jaar). Het project is in 2024 gestart en bestaat uit drie deelprojecten: de ontwikkelfase, de testfase en de implementatiefase. Het lesmateriaal van de Junioren-leergang is begin juni beschikbaar gesteld aan de veiligheidsregio’s. De Aspiranten-leergang bevindt zich nog in de testfase.” 

Waaruit bestaat het lesmateriaal?  

“Het materiaal voor de junioren bestaat uit dertig lesplannen, PowerPoint-presentaties met weinig tekst en veel beeld, en praktijksuggesties voor oefeningen,” vertelt Kitty. “De lessen bestaan uit een basisles en een verdiepingsles. Ook zijn er quizzen toegevoegd aan het materiaal. De lessen voor de Aspiranten zijn uitgebreider, waardoor het in de toekomst wellicht mogelijk is om toetsen af te nemen.” Jeffrey legt uit: “De bedoeling is dat vanaf 16 jaar jeugdleden toegang krijgen tot de ELO met een eigen account. Het zou natuurlijk mooi zijn als zij dan al enkele echte Manschap-toetsen kunnen doen, zodat zij die later niet meer hoeven te maken.” 

Hoe bevalt de lesstof in de praktijk? 

Vanavond geeft Brandon Tieman een les ‘Brandontwikkeling en brandverloop’. De les bestaat uit drie kwartier theorie, en daarna een uur praktijk waarin de jeugdleden kunnen zien hoe een brand zich ontwikkelt en waaraan je de flashover herkent. Brandon is hoofdjeugdleider bij jeugdbrandweer Almelo en werkt ook als instructeur voor de Manschap-opleiding. “Ik heb nu een paar lessen gegeven van de nieuwe leergang. Eerst pakten we de lesstof uit de ELO, maar die was te moeilijk. Ik heb het idee dat deze lesstof goed aansluit bij de jeugd. De kracht zit in de herhaling. Er is veel beeldmateriaal en het ziet er mooi uit. En de jeugdleider hoeft minder voor te bereiden.” 

En wat vinden de jeugdleden er zelf van? 

Eén van de aspirant jeugdleden reageert: “Bij de junioren hadden we de oude lesstof uit een boek. Het boek was huiswerk, en dat werd op een oefenavond getoetst.” Een ander jeugdlid vult aan: “Ik vond het een leuke les, maar wel veel herhaling van wat we bij de junioren hebben geleerd. Het was leuk dat we na de theorieles naar buiten gingen om te kijken hoe het er in het echt uitziet. Een goede les is voor mij een combinatie van theorie en praktijk.” 

Samenwerken moet je doen

24 juni 2025

Kortere lijnen en open communiceren in vertrouwen. Dat staat sinds kort aan de basis van samenwerking tussen het brandweeronderwijs van het NIPV en het werkveld. Patrick Sprokkereef, voorzitter van de vakraad Leren en Ontwikkelen van Brandweer Nederland en Coby Flier, directeur Onderzoek en Onderwijs bij het NIPV blikken samen terug, maar vooral ook vooruit: “We ervaren ruimte om samen te leren”, zegt Sprokkereef. “We hebben de stap naar voren durven zetten”, vindt Flier.

Patrick Sprokkereef.

Flier startte drie jaar geleden bij het NIPV. Haar focus lag toen bij onderzoek. “Zijdelings was ik betrokken bij het brandweeronderwijs, maar sinds ruim een jaar heeft dit ook mijn volle aandacht. Omdat ik zelf niet een achtergrond heb in het veld van de brandweer, heb ik mij wel verwonderd over hoe het onderwijs voor en met het veld is georganiseerd. Ik ben iemand die de dingen bij naam noemt, in alle openheid. Dat betekende ook een andere manier van samenwerken met de vakraad. Bijvoorbeeld bij de voucherbrieven. Ik kan zeggen dat hoe het nu loopt, we wederzijds begrip hebben voor de keuzes die gemaakt worden. De grootste uitdaging is hoe we de schaarste aan mensen en middelen in goed overleg inzetten.  Er is daarover een grotere tevredenheid bij het veld en we kunnen het ook beter uitleggen.”

Afhankelijk van elkaar

Sprokkereef, sinds 1,5 jaar voorzitter van de vakraad: “Klopt, we hebben daar al mooie dingen bereikt. Vooral ook dat we van elkaar afhankelijk zijn. We hebben de ander nodig. Goed samenwerken begint met vertrouwen en een gezamenlijk doel. En hoewel de processen ook kwetsbaar zijn, en we het er in de vakraad ook over hebben dat het complex en uitdagend is, kiezen we er nu voor om het gewoon te doen. Dus zaken vereenvoudigen, resultaten behalen en daarop voorborduren.” Flier noemt het de verdienste van Sprokkereef  om 25 mensen in 1 raad op dezelfde lijn te krijgen. “Terwijl je niet over hen gaat. Je bent gekozen. Maar door te zorgen voor een goede sfeer wordt er gewerkt aan het hogere doel”, zegt ze. Sprokkereef lacht. “Dank je wel. We doen het met z’n allen. Openheid helpt. En lef. En die gezamenlijke doelen. Die zijn breder dan alleen de vakraad en het NIPV. Je hebt een aantal mensen nodig die vooroplopen, dan komt er beweging en energie. Er ontstaat een leuke dynamiek, dan volgen meer mensen. Daarbij accepteren we ook dat niet alles goed gaat. Maar dat mag, die ruimte is er. Dat is winst, want in ons beroep mag je geen fouten maken. Maar bij onderwijs en leren is fouten maken juist essentieel.”

Ontwikkelfonds als blauwdruk?

Een ander voorbeeld waar het werkveld en het NIPV elkaar beter vinden, is in de afstemming en besteding van het Ontwikkelfonds. De kritiek was dat in het verleden het COVB (Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer, onderdeel van het NIPV) zelf aan de slag ging met het ontwikkelen van producten waar het werkveld nog geen heldere vraag voor had geformuleerd.  Ook hier lag de reden daarvan vaak in de organisatie van het proces. Sprokkereef: “Een planning moest worden gehaald of het geld moest op. We werken nu met een gedragen planning, en hierdoor zijn de producten beter herkenbaar voor het werkveld.” Flier: “De uitdaging voor ons was dat het werkveld vaak te laat wist wat ze wilde en dan waren wij al begonnen. Ik ben benieuwd, Patrick, zie jij de oplossing zoals we de zaken in het Ontwikkelfonds nu oppakken ook als blauwdruk voor bijvoorbeeld het programma Onderwijs Onderweg?”

Meer eigenaarschap vanuit de regio

“Het ontwikkelen van gremia is geen doel op zich”, antwoordt Sprokkereef. “Het is een middel om dingen voor elkaar te krijgen. Om zaken te veranderen zodat ze beter passen. Daarbij: het ontwikkelen van onderwijs zal altijd blijven. Ik vind dat het werkveld goed is vertegenwoordigd: we kunnen onze vragen goed neerleggen. Waar er voorheen wellicht veel focus was op rood – brandweer, is er nu ook steeds meer aandacht voor risico- en crisisbeheersing (brandveiligheid). Het Ontwikkelfonds is goed gedragen binnen de vakraden Leren en Ontwikkelen en Incidentbestrijding, maar we moeten nog stappen zetten naar bijvoorbeeld de vakraad Risico- en Crisisbeheersing. Los daarvan, het COVB werd soms ervaren als een grote toverdoos waar van alles uitkwam. Dat is nu wel veranderd. Er is in de regio meer eigenaarschap, en men ervaart de eigen invloed op de processen. Daar krijg je mensen op aan.”

coby flier portretfoto
Coby Flier.

Gezamenlijke opgave/uitdaging

Flier ervaart ook het eigenaarschap vanuit de regio bij andere grote projecten zoals de implementatie van Canvas en Educator. “Bij de keuze voor een regulier product hadden we bij de implementatie een grote uitdaging. We waren niet georganiseerd als regulier onderwijs, dus heeft dit veel afstemming met het veld gevraagd. Bij de implementatie hebben we duidelijk de medestand vanuit het werkveld gevoeld. Het was niet alleen de opgave/uitdaging van het COVB, maar een gezamenlijke.” Sprokkereef: “Mooi dat je het noemt, want vanuit de RCDV (Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio, red.) kregen wij de vraag of we wel werden vertegenwoordigd. Wat natuurlijk wel het geval was. Twee leden hebben dat project goed beetgepakt. Ze voelden de verantwoordelijkheid van alle andere regio’s en hebben ook vanuit die belangen gehandeld.” Flier: “Wat ik fijn vond, was dat ze niet gingen overvragen, maar keken naar de bandbreedte wat mogelijk was. We hebben goed naar ze geluisterd! Met als resultaat dat deze twee systemen, Canvas en Educator, nu geïmplementeerd zijn. Behalve bij de examenplanning, daar hebben we nog uitdagingen waar we momenteel nog hard aan werken.” Sprokkereef: “Ik hoor ook positieve geluiden uit het land over hoe we elkaar in dit proces hebben gevonden.”

Volgende stappen in Onderwijs Onderweg

Het programma Onderwijs Onderweg, bedoeld om het onderwijsstelsel toekomstbestendig in te richten, zien beiden als een mooi samenwerkingsproject. Het programma richt zich primair op vakbekwaam worden, maar is onlosmakelijk verbonden met vakbekwaam blijven. “Ik zie het als een tweeling”, zegt Sprokkereef.  In mijn opinie kan onderwijs om vakbekwaam te worden nooit losstaan van vakbekwaam blijven. Ik verwacht in de volgende fase van het project daar echt een stevigere discussie over.” Flier: “Daar kijk ik naar uit. Of we daarbij kiezen voor lego of duplo, dat is me om het even, zolang de blokken maar in elkaars verlengde bruikbaar zijn.” Sprokkereef: “Ja, de producten moeten dual use zijn. Dus initieel vakbekwaam worden en daarna blijven. Dat laatste is nu nog bewust buiten de scope van het programma gehouden, maar dat is mooi voor de tweede fase: hoe zorgen we ervoor dat we slimmer en een efficiëntere manier van werken ontwikkelen zodat we aantoonbaar vakbekwaam blijven.” Flier vult aan: “Ik zie daarbij ook kansen voor toepassing van AI in het onderwijs, voor zowel het aanleren van de vakbekwaamheid als de blijvende vakbekwaamheid. Dit gaan we zeker oppakken.”  

Lef tonen

De uitdagingen die Sprokkereef in het vervolg ziet: “Gaan we mensen méér opleiden óf gaan we grenzen stellen en zeggen dat gaan we niet doen? De basisvraag daaronder is: wat vragen we van de mensen, wat kan als brandweer of crisisbeheerser? Ik denk dat we daar ook lef moeten tonen en een duidelijk antwoord moeten formuleren.” Flier: “Ik heb alle vertrouwen in de weg die we zijn ingeslagen en hoe we nu samenwerken. De vakraad Leren en Ontwikkelen voelt als dichterbij en we zullen elkaar ook de komende tijd hard nodig hebben.”