Klimaatrisico’s: werk voor de veiligheidsregio’s?

14 mei 2024

Veiligheidsregio’s kunnen een leidende en coördinerende rol hebben in risico- en crisisbeheersing in relatie tot de gevolgen van klimaatverandering. Maar vervullen die rol op dit moment (nog) slechts beperkt. Dit blijkt uit het onderzoek van het NIPV in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving.

Weg in Woudsend staat onder water door regen

Het onderzoek geeft inzicht in de stand van zaken van de risico- en crisisbeheersing bij de veiligheidsregio’s in relatie tot de gevolgen van klimaatverandering. Zo blijkt dat het belangrijk is dat veiligheidsregio’s zichzelf meer in positie brengen. Dit omdat partnerorganisaties die klimaatadaptatie uitvoeren (zoals gemeenten) zich vaak niet bewust zijn van de veiligheidsaspecten van de keuzes die gemaakt worden en de activiteiten die ondernomen worden. Daarnaast moeten veiligheidsregio’s voorbereid zijn en adequaat kunnen reageren op klimaatgerelateerde incidenten.

Wat is afgesproken en vastgelegd kan niet altijd volledig worden waargemaakt

Voor de klimaatrisico’s die veiligheidsregio’s onderscheiden is de nodige wet- en regelgeving beschikbaar, net als protocollen, convenanten en andere afspraken. Dit betekent niet dat daarmee alles goed georganiseerd en geregeld is. De werkelijkheid toont regelmatig aan dat wat er afgesproken en vastgelegd is niet altijd (volledig) waargemaakt kan worden. En dat er bijvoorbeeld alsnog onduidelijkheden ontstaan in de verantwoordelijkheden, rollen en taken van betrokken partijen.

Er is de nodige winst te behalen in de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s

Soms wordt er op het gebied van voorbereiding en planvorming op bovenregionaal niveau samengewerkt, maar op andere gebieden helemaal niet. Nu wordt regelmatig ‘het wiel opnieuw uitgevonden’ door de (individuele) veiligheidsregio’s. Het netwerk Klimaat en Veiligheid kan in de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s een belangrijke rol vervullen. Het netwerk bestaat uit professionals van de 25 veiligheidsregio’s, de portefeuillehouder van de Vakraad Risico- en Crisisbeheersing van de RCDV en vertegenwoordigers van het NIPV, KNMI en het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Samenwerking op het thema klimaatverandering vraagt ook om samenwerking met andere sectoren en ketens

Er is meer verbinding wenselijk tussen de ketens, en zeker tussen de verschillende functionele sectoren en veiligheidsregio’s. Hiermee wordt niet gezegd dat er de afgelopen jaren op dit gebied niets is gebeurd. Op bepaalde terreinen (bijvoorbeeld hoogwater en natuurbranden) zijn verschillende initiatieven ontplooid om de onderlinge relaties te versterken. Toch kan de koppeling tussen de algemene keten en functionele sectoren nog beter. Denk bijvoorbeeld aan de afstemming op het gebied van risico- en crisiscommunicatie.

Veiligheidsregio’s zijn nog niet volledig toegerust

Zo is onder andere meer specifieke kennis nodig over klimaatrisico’s om bijvoorbeeld gemeenten goed te kunnen adviseren. Daarnaast zijn er meer handreikingen en beleid wenselijk om ervoor te zorgen dat de urgentie voor het thema meer wordt gevoeld en functionarissen concreet aan de slag kunnen. Ten slotte is meer capaciteit nodig, zodat het thema minder kwetsbaar wordt georganiseerd in de veiligheidsregio’s en niet op de lange baan wordt geschoven.

Hulpvraag kan groter zijn dan het hulpaanbod

Met betrekking tot de crisisbeheersing zijn veiligheidsregio’s over het algemeen van mening dat ze in staat zijn om de taken uit te voeren die te maken hebben met het beheersen van en de respons op klimaatincidenten. Toch kan er schaarste van mensen en middelen ontstaan. In dergelijke situaties kan de hulpvraag groter zijn dan het hulpaanbod, waardoor niet alle gebieden en getroffen mensen van hulp kunnen worden voorzien. Dit is met name zo bij grootschalige klimaatincidenten of als op meerdere plekken tegelijkertijd incidenten plaatsvinden. In de toekomst moeten dus vaker cruciale prioriteringsbesluiten worden genomen. Veiligheidsregio’s moeten met elkaar hierover het gesprek voeren: hoe worden prioriteiten bepaald en wie heeft het voor het zeggen? Daarnaast moeten er stappen gezet worden in de bovenregionale samenwerking. Het gaat daarbij om zowel de voorbereiding op als de aanpak van grootschalige (en soms bovenregionale) incidenten.

Het rapport en het programma Klimaat en Veiligheid

Het rapport ‘Klimaatrisico’s, werk voor veiligheidregio’s’ wordt gebruikt als een nulmeting voor het programma Klimaat en Veiligheid. Dit programma heeft tot doel de kennis en expertise van de professionals in de veiligheidsregio’s te verrijken en versterken. Dit gebeurt enerzijds door onderzoek te doen en een handreiking en lesmodule te ontwikkelen. En anderzijds door het netwerk van professionals binnen veiligheidsregio’s te verstevigen voor onderlinge uitwisseling en het netwerk met landelijke partners te vergroten en verstevigen.  Op basis van het rapport is het programma verder aangescherpt om nog beter aan te sluiten bij de behoeften en ontwikkelingen die spelen bij veiligheidsregio’s. Neem voor meer informatie over het programma contact op met programmamanager Charlotte van Ruijven.

Bekijk ook

316 incidenten met alternatief aangedreven voertuigen in 2023 

7 mei 2024

Uit data van het NIPV blijkt dat er het afgelopen jaar 316 incidenten (= ongevallen en branden) met alternatief aangedreven voertuigen (AAV’s) waren. Het aantal ongevallen met AAV’s daalde licht: van 189 in 2022 naar 164 in 2023. Het aantal branden nam juist toe: van 117 naar 152. Door de komst van steeds meer AAV’s op de weg, zoals elektrisch en waterstof aangedreven voertuigen, dienen andersoortige risico’s zich aan. 

Bij 20 procent van de branden was accupakket betrokken  

In totaal zijn bij de 152 branden 163 alternatief aangedreven voertuigen betrokken geweest. 55,8 procent van deze voertuigen beschikte over een volledig elektrische aandrijving. Van de 157 voertuigen met een accupakket was in 19,7 procent de accu betrokken bij de brand. Bij 39 branden stond een elektrisch aangedreven voertuig aan een laadpunt gekoppeld.  

Onderdompelen lang niet altijd nodig 

Tom Hessels, adviseur Energie- en transportveiligheid: “De gedachte dat een elektrische auto na een brand altijd moet worden afgevoerd in een zogenaamde dompelcontainer, is onjuist. En dat zien we (gelukkig ook) niet terug in deze data. Slechts in een krappe 20 procent van de branden was de accu betrokken en was onderdompelen nodig. 

In de overige 80 procent van de branden was de brand vergelijkbaar met een brand in een conventioneel voertuig. Wel is het belangrijk dat de hulpdiensten zich bij dit soort branden ervan bewust zijn dat de accu mogelijk beschadigd is Overigens zien we in 2023  wel een duidelijke toename in het aantal ingezette dompelcontainers: 51 keer ten opzichte van 27 keer in 2022.” 

Inzicht geven in het aantal en de aard van incidenten met alternatief aangedreven voertuigen  

Het NIPV en de Teams Brandonderzoek van de veiligheidsregio’s werken samen aan de database Incidenten met alternatief aangedreven voertuigen. Doel hiervan is inzicht te geven in het aantal en de aard van incidenten met alternatief aangedreven voertuigen en de wijze waarop deze zijn afgehandeld.

De nu verschenen jaarrapportage is gebaseerd op deze database en geeft een kwantitatief beeld van de incidenten in de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023. De database maakt deel uit van het dashboard Kerncijfers Veiligheidsregio’s.

314 natuurbranden in 2023

7 mei 2024

Het afgelopen jaar woedden er in ons land 314 natuurbranden waarbij de brandweer ter plaatse is geweest. Daarnaast waren er 21 akkerbranden en 70 branden op militair terrein. Deze en meer cijfers staan in de vandaag verschenen Jaarrapportage natuurbranden 2023.

Handcrew van de brandweer bestrijdt te voet een natuurbrand

Juni is de maand met de meeste branden

In de maand juni vonden de meeste natuurbranden plaats: 191. Een mogelijke verklaring hiervoor is de droogte in ons land in die maand. Akkerbranden waren er vooral in juni, juli en augustus. Dit is de periode waarin de graanvelden gedroogd en geoogst worden. De branden op militair terrein vonden door het hele jaar heen plaats.

Meeste branden bij temperatuur tussen 20 en 30 graden Celsius

Aan elke natuurbrandmelding zijn de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid gekoppeld. Dit zijn de belangrijkste parameters die bepalen of een natuurbrand wel of niet ontstaat. De meeste natuurbranden, akkerbranden en branden op militair terrein hebben plaatsgevonden bij een temperatuur tussen de 20 en 30 graden Celsius. De relatieve luchtvochtigheid was bij de meeste branden tussen de 40 en 59 procent.

Beter inzicht in soorten natuurbranden en hun omstandigheden

Het NIPV is sinds 2023 verantwoordelijk voor de database natuurbranden. Dankzij verbeterde databronnen en meervoudige datavalidatie worden de data verzameld via een betrouwbaardere methodiek dan voorheen. Hierdoor is er een beter inzicht in de verschillende soorten natuurbranden en hun omstandigheden. Dit kan vervolgens helpen bij het maken van betere trendanalyses van natuurbranden in Nederland.

“Docent zijn houdt me scherp” 

3 mei 2024

Duncan van de Laar komt net terug van een oefenweek in Weeze. Als docent aan de leergang Officier van dienst heeft hij deelnemers begeleid en voorbereid op het examen dat binnenkort plaatsvindt. Hoe ervaart hij zijn werk als docent bij het NIPV? 

Duncan van de Laar profielfoto

Van de Laar is al 26 jaar werkzaam bij de brandweer. Momenteel in de functie van hoofd vakbekwaamheid bij Veiligheidsregio Haaglanden, waar hij ook operationeel hoofdofficier van dienst is. “In 2014 heb ik de leergang Officier van dienst (OvD) gedaan en zo leerde ik decaan en hoofddocent Hans Veltkamp kennen. Hij vroeg me of ik docent wilde worden in de OvD-opleiding en dat doe ik sinds 2018. Ik geef les in de voltijd- en deeltijdopleiding aan zo’n 24 deelnemers per groep. Het is erg leuk om mijn kennis en ervaring te kunnen delen en om mensen te zien groeien in het vak. Daarnaast helpt het lesgeven mij om de ontwikkelingen in het vak te blijven volgen en bij te blijven in de materie. Het houdt me scherp.”  

De ontwikkelingen in het brandweeronderwijs volgt Van de Laar op de voet. Zo is hij bijvoorbeeld betrokken bij de herziening van de leergang Manschap. “Het huidige onderwijsstelsel dateert van 2012 en wordt momenteel herzien. Hoe kunnen we het flexibeler inrichten, zodat het onderwijs beter aansluit bij de behoefte van de deelnemers en de eisen van deze tijd? Dat vraagt flexibiliteit, durf en moed.”  

Begeleiding van beginnende docenten

Over de samenwerking met het NIPV is hij dik tevreden. Van de Laar legt uit: “De leergangen zijn goed georganiseerd en de begeleiding is prima. We werken met het meester-gezel-principe: als beginnend docent loop je eerst mee met ervaren docenten om de kneepjes van het vak te leren. Ook kun je scholing volgen op het gebied van didactiek. Vervolgens ga je zelf voor de groep staan en kijkt een ervaren docent mee en geeft je tips en trucs. Ook is er intervisie mogelijk, waarin je je ervaringen met het lesgeven kunt uitwisselen met mededocenten.” 

Naast de OvD-leergang is Van de Laar ook betrokken bij de trainingsweek Basisprincipes van brandbestrijding. Het leukst vindt hij de praktijkdagen. Deze vinden meestal plaats op IPKW in Arnhem, maar ze oefenen ook een week in Weeze, Duitsland. “We noemen dat de monoweek, waarin we ons focussen op het aansturen van bevelvoerders. Door intensief met elkaar te oefenen worden de deelnemers goed voorbereid op het examen. De leercurve zit er goed in.”  

Focussen op de rode draad 

Hoe haal je als docent nou het beste uit een groep deelnemers, zodat je ze echt ziet groeien? Van de Laar: “Door nieuwsgierig te zijn, vragen te stellen. Deelnemers moeten een leerstructuur vinden die bij hen past. Ik daag ze uit om veel uit te proberen. Ga het maar onderzoeken. Voorafgaand aan een oefening vraag ik altijd naar de leerdoelen van een kandidaat. Bij de nabespreking probeer ik daar dan ook op te reflecteren. Dus niet overladen met aandachtspunten, maar focussen op de rode draad.”  

Bekijk ook 

Toolbox Waterstof biedt handvatten voor incidentbestrijders en instructeurs van de brandweer 

2 mei 2024

Incidentbestrijders en instructeurs van de brandweer krijgen steeds vaker te maken met waterstof. Tegelijkertijd hebben zij vaak nog onvoldoende kennis over waterstof. En ontbreekt het aan laagdrempelige informatie over waterstof en over hoe te handelen bij incidenten. De toolbox Waterstof brengt hier verandering in: de toolbox geeft informatie over de eigenschappen, de gevaren en het herkennen van waterstof én over de te nemen maatregelen als waterstof onverhoopt vrijkomt.

waterstof

Het gebruik van waterstof in de industrie en het transporteren van waterstof is niet nieuw. Het gebruik van waterstof in de gebouwde omgeving is dat wel. Bijvoorbeeld in de vorm van waterstofaggregaten en van zware voertuigen op waterstof (heftrucks, bussen, vrachtwagens). Het verwarmen van woningen met waterstof wordt pas na 2035 verwacht.   

De kans op incidenten waarbij waterstof vrijkomt, is niet nul 

Door maatregelen te nemen kan voorkomen worden dat waterstof vrijkomt. De kans hierop is echter nooit nul. Mocht waterstof vrijkomen, dan is het voor de veiligheid belangrijk dat waterstof zich niet ergens kan ophopen. Waterstof moet daarom zo veel mogelijk buiten blijven.

Margreet Spoelstra, onderzoeker-adviseur: “Mensen denken vaak dat waterstof opstijgt. Dat is alleen bij zuiver waterstof het geval. Als waterstof zich mengt met lucht, zal het veel minder de neiging hebben om te stijgen en zich meer gedragen als lucht. In de uitlegvideo’s die we hebben gemaakt, laten we dit ook zien. Deze kennis komt goed van pas als de brandweer tijdens een verkenning moet meten op waterstof.”

Voor een veilige energietransitie is kennis essentieel

Naast dat incidentbestrijders en instructeurs van de brandweer weten wat de eigenschappen en gevaren zijn van waterstof, is het ook belangrijk dat zij duidelijke handelingsperspectieven hebben bij incidenten. De toolbox geeft informatie hierover en bevat diverse presentaties, uitlegvideo’s, kennisquizzen, een beeldbank en verwijzingen naar (onderzoeks)rapporten over: 

  • Eigenschappen van waterstof 
  • Gevaren van waterstof 
  • Herkennen van waterstof  
  • Maatregelen bij waterstof 
  • Waterstofincidenten.  

Lesstof voor incidentbestrijders 

De brandweer kan de informatie in de toolbox Waterstof ook gebruiken om incidentbestrijders op te leiden en te trainen.  

Bekijk de toolbox Waterstof

De volledige toolbox Waterstof bestaat uit 7 pagina’s.
Ga naar de toolbox Waterstof.

Bekijk ook

“We blijven werken aan onderwijsverbetering”

juli 2024

Het is voor mij een eer dat ik het stokje van Leo de Niet mag overnemen voor het schrijven van het voorwoord van deze editie van onze nieuwsbrief. In juni werkte ik alweer een jaar met veel plezier voor het NIPV als beleidsadviseur onderwijs. In mijn werk houd ik mij bezig met beleidsthema’s die bijdragen aan de kwaliteit van ons onderwijs. Ik geef u graag een kijkje in een paar ontwikkelingen op dit gebied. 

Portretfoto van Eva van de Beek-Kool, beleidsadviseur onderwijs bij het NIPV.
Eva van de Beek-Kool, beleidsadviseur onderwijs bij het NIPV

In de afgelopen periode hebben we hard gewerkt om de vastgestelde afspraken in ons onderwijsbeleid praktische uitvoering te geven. Zo hebben we nieuwe vragenlijsten ontwikkeld waarmee we bij een bredere groep betrokkenen feedback kunnen ophalen over de kwaliteit van ons onderwijs. Daarnaast hebben we een digitaal dashboard voor deelnemerstevredenheid gepubliceerd zodat we op grotere schaal evaluatieresultaten kunnen analyseren. Hiermee kunnen we onderbouwde verbeteringen blijven doorvoeren in onze onderwijsproducten. 

Verstevigen docentenbeleid

Een andere mooie ontwikkeling is het verstevigen van ons docentenbeleid, waarbij veel aandacht is voor de professionalisering van docenten. Onderdeel hiervan is een ontwikkelcyclus met voldoende mogelijkheden voor docenten om hun vakinhoudelijk én didactische kennis en vaardigheden te onderhouden. We streven hierbij naar een basiskwaliteit maar houden ook oog voor de verschillende leerbehoeften. In het najaar starten we met de uitvoering van onze plannen, zoals de organisatie van didactische en vakinhoudelijke scholingsmomenten voor docenten. 

Bovengenoemde is maar een greep uit de ontwikkelingen. In deze nieuwsbrief krijgt u onder andere een update over de implementatie van de nieuwe ELO Canvas en het Ontwikkelfonds. Ook kunt u een interessant interview lezen met Dennis van Zanten, portefeuillehouder brandweeronderwijs in de RCDV en vindt u een mooie en beeldende reportages  van een bijscholingsprogramma basisprincipes van brandbestrijding voor de OvD en de praktijkweek van brandonderzoekers. Als laatste wil ik u uitnodigen om via deze nieuwsbrief kennis te maken met onze nieuwe decaan voor de niet-operationele opleidingen: Marc Ploegman

Uitkijken naar september

We gaan de zomer in. Voor sommigen een periode waar ruimte is om te reflecteren en op te laden. Wij kijken alweer uit naar september, de start van ons nieuwe onderwijsjaar. Graag wijs ik u op ons evenement op 12 september, waarbij we ons onderwijsjaar officieel en feestelijk zullen openen. Een ander hoogtepunt in september is de start van de 54e voltijdopleiding Brandweerofficier.  

Kwalitatief goed onderwijs

Goed onderwijs valt of staat met goede docenten. Ik wil daarom afsluiten met een boodschap van waardering richting alle docenten die met zoveel passie hun kennis en vaardigheden overdragen aan de brandweer- en crisisprofessionals van nu en van de toekomst. Waar passie voor vakinhoud en didactiek samenkomen, ontstaat kwalitatief goed onderwijs. Dit doen we met elkaar en hier mogen we trots op zijn! 

Voor het voorwoord van onze volgende nieuwsbrief draag ik het stokje over aan Martin van Veldhuisen. Martin is vanuit het Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer (COVB) van het NIPV werkzaam als instructeur vakbekwaamheid. Leuk om zijn verhaal te lezen in de nieuwsbrief van oktober. 

Ik hoop dat u deze nieuwsbrief met plezier en interesse leest en ik wens u een goede zomer!  

Eva van de Beek – Kool 

Beleidsadviseur onderwijs Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer (COVB) van het NIPV 

“Begin van mooie nieuwe uitdaging” 

juli 2024

Sinds 1 januari ben ik werkzaam als decaan brandweeropleidingen operationeel binnen het Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer (COVB) van het NIPV. Nu na 5 maanden ben ik geland in de functie en inhoudelijk aangesloten op het pallet aan activiteiten. 

Marc Ploegman, decaan brandweeropleidingen operationeel
Marc Ploegman, decaan brandweeropleidingen operationeel bij het NIPV.

Goede integrale samenhang tussen activiteiten 

Een uitdaging die groter is dan ik had kunnen inschatten bij mijn sollicitatie. Het NIPV is een complexe omgeving waar heel veel activiteiten gelijktijdig plaatsvinden. Bij die activiteiten grijpen onderzoek, onderwijsontwikkeling en ontwikkelingen in ons werkveld voortdurend op elkaar in. Samen met de veiligheidsregio’s, de ROI’s en de diverse gremia van Brandweer Nederland streven we als COVB naar een goede integrale samenhang tussen deze activiteiten.  

Duurzame visie op brandweeronderwijs 

Binnen het NIPV werk ik voor het team Brandweeropleidingen operationeel. Dit team is verantwoordelijk voor alle landelijke onderwijs- en examenproducten die het COVB voor operationele brandweerfuncties ontwikkelt, inclusief de officiersopleidingen. Ik vind het een uitdaging om samen met mijn team aan een duurzame visie op brandweeronderwijs te werken. Met onze taken op het gebied van onderwijsontwikkeling kunnen we die visie bovendien uitwerken in tastbare onderwijsproducten. In onze visie- en onderwijsontwikkeling komen vakinhoudelijke en onderwijskundige lijnen samen. Een voorbeeld hierin is het Landelijke Programma Onderwijs Onderweg. We staan aan de vooravond van een herziening van het brandweeronderwijs en dat heeft natuurlijk de nodige impact op onze afdeling en op mijn team. Ondertussen proberen we ons eigen huis op orde te houden door te investeren in het docentenbeleid en de doorgaande professionalisering van onze onderwijsmedewerkers. Ook allemaal met als doel om het brandweeronderwijs te verduurzamen, flexibiliseren en kwalitatief op peil te houden.  

Ontwikkelprojecten 

Daarbij hebben we met dank aan het Ontwikkelfonds Brandweer een groot portfolio aan ontwikkelprojecten: bijscholingen en vernieuwingen daarvan zoals de basisprincipes van brandbestrijding, energietransitie, de ontwikkeling van landelijke onderwijscontent over natuurbrandbestrijding. We nemen ook regionale kerninstructeurs met behulp van thematische bijscholingen in deze ontwikkelingen mee. Daarnaast vragen ook de jeugdbrandweer, bedrijfsbrandweer en vliegtuigbrandbestrijding onze aandacht. En tussendoor vinden er nog diverse kennisdagen plaats die ons verbinden met het werkveld en die door het veld ook worden gewaardeerd.  

Expertise en dynamiek 

Ik ben onder de indruk van de expertise binnen het NIPV van vele kundige collega’s en de dynamiek van onze organisatie. Er gebeurt hier ontzettend veel! De oprechte interesse van collega’s in elkaar en de wil om samen te werken is voelbaar, evenals de waardering voor die houding van onze relaties in het veld. Daarbij valt mij op dat er veel aandacht is vanuit het management voor de mens en ons welzijn. Een warme deken die een inspirerende werkomgeving creëert, ik waardeer dat enorm. 

Ik sta nog maar aan het begin van mijn mooie nieuwe uitdaging. Ik ben er trots op dat ik mijn steentje kan en mag bijdragen aan het brandweeronderwijs. Daarmee hoop ik het NIPV als kennisinstituut en het COVB als landelijke spil in het brandweeronderwijs in de positie te brengen en te houden die de brandweer verdient.  

Marc Ploegman 

Helpen optische en geluidssignalen om sneller ter plaatse te komen?

30 april 2024

Hulpdiensten rijden met optische en geluidssignalen (OGS) om aan andere weggebruikers duidelijk te maken dat zij een ‘dringende taak’ hebben. Uit onderzoek van het NIPV blijkt dat de hulpdiensten bij gebruik van OGS sneller ter plaatse zijn dan gewone weggebruikers. Het risico op een ongeval met een hulpverleningsvoertuig is echter groter dan het risico op een ongeval met een regulier voertuig. Met het opgestelde afwegingskader kunnen de hulpdiensten een beslissing nemen over het al dan niet met OGS rijden.

Politie, ambulance, brandweer op locatie

Data verzameld met dashcams

Het verkennende onderzoek van het NIPV bestond uit een literatuurstudie en een praktijkonderzoek. Voor het praktijkonderzoek zijn met behulp van dashcambeelden data verzameld bij oefenritten van de verschillende hulpdiensten. Hiermee hebben de onderzoekers een beschrijvende en een voorspellende analyse uitgevoerd.

Tijdwinst binnen de bebouwde kom

Alle hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance) zijn met een hulpverleningsvoertuig met OGS en met gebruik van vrijstellingen sneller ter plaatse dan gewone weggebruikers. Dit effect is het grootst binnen de bebouwde kom, is kleiner buiten de bebouwde kom en is het kleinst op de snelweg.

Afwegingskader als hulpmiddel

De voorspellende analyse laat zien dat in bepaalde situaties het rijden met OGS een tijdverschil oplevert. Zo blijkt dat een rit met OGS binnen de bebouwde kom bijna altijd tijdwinst oplevert. Er is een kans van 60 procent dat een rit met OGS een tijdwinst van minimaal 1 minuut per gereden kilometer oplevert ten opzichte van normale verkeersdeelname. Het tijdverschil neemt af buiten de bebouwde kom en nog verder op de snelweg. Op de snelweg is de kans slechts 10 procent dat een rit met OGS een tijdwinst van minimaal 1 minuut per gereden kilometer oplevert.

Op basis van de analyse van de gemeten verschillen in rijtijden hebben de onderzoekers een afwegingskader opgesteld. De hulpdiensten kunnen dit hulpmiddel gebruiken om af te wegen in welke situaties zij wel of niet gebruikmaken van OGS en vrijstellingen.

Lees het rapport De invloed van OGS op de aanrijdtijden van voorrangsvoertuigen

Bekijk ook

Leren van branden in de gebouwschil van woningen

18 april 2024

De afgelopen jaren zijn er meerdere branden geweest in de gevel- en dakconstructie (de zogenoemde gebouwschil) van verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen. Hierbij is de brand niet beperkt gebleven tot één woning, maar heeft deze zich over een groter aantal woningen uitgebreid. Met als gevolg: gevaar voor bewoners en brandweer, schade aan de woningen en verlies van woonruimte. Het NIPV heeft onderzocht welke lessen er zijn te trekken uit drie recente branden in dit soort woningen. En hoe de risico’s en de impact van branden in de gebouwschil kunnen worden beperkt.

Overeenkomsten en verschillen tussen drie relevante branden

In het onderzoek zijn drie recente branden in de gebouwschil meegenomen. Het gaat om branden in de gebouwschil van een opgetopt woongebouw, een gebouw met woonunits en tropendak, en een rij verduurzaamde woningen met zonnepanelen. In het onderzoek lag de focus op de overeenkomsten en verschillen tussen deze branden en niet op de afzonderlijke branden.

Risico’s afwegen en beperken en nieuwe kennis vergaren

Uit het onderzoek komen de volgende lessen en oplossingsrichtingen naar voren:

1. Zorgvuldig risico’s afwegen bij de verduurzaming en versnelde realisatie van woningen

Bij verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen blijkt er een risico te zijn op een snelle en onvoorspelbare branduitbreiding via de brandbare en niet-gecompartimenteerde gebouwschil. Met mogelijk grote gevolgen voor bewoners en brandweer. Dit vraagt om een brede maatschappelijke discussie over de risico’s van dergelijke branden en de impact daarvan. Dit om te bepalen of die impact aanvaardbaar is. Hierbij zijn verschillende aspecten van belang. Zoals behoud van de woningvoorraad en de verwachtingen over de inzet van de brandweer in relatie tot de bouwregelgeving. Plus de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheid, de bij de (woning)bouw betrokken partijen en de brandweer.

2. Duidelijkheid geven over de gevolgen van het brandrisico voor de regelgeving en de maatschappij

De huidige bouwregelgeving is ontoereikend om de risico’s te beperken van branden in de gebouwschil bij toepassing van nieuwe (brandbare) bouwmaterialen en bouwmethoden. Testmethoden en eisen zijn niet of onvoldoende afgestemd op branden in de praktijk. Als de brandveiligheidsrisico’s niet acceptabel worden geacht, is een systeemgerichte aanpak noodzakelijk om deze risico’s te beperken. Dit houdt in dat niet wordt gekeken naar afzonderlijke risico’s en mogelijke oplossingen met brandpreventie- of brandbestrijdingsmaatregelen. Maar dat gekeken wordt naar het volledige systeem van bouwvoorschriften, bouwmaterialen, bouwprocessen en brandveiligheidsmaatregelen als één geheel.

3. De veiligheid en effectiviteit verbeteren bij het bestrijden van branden in de gebouwschil

Branden in de gebouwschil verlopen onvoorspelbaar en bemoeilijken een effectieve brandbestrijding. Dergelijke branden zijn complexe en omvangrijke incidenten met als gevolg een combinatie van taken voor de brandweer (evacuatie, redding en blussing) en diverse belemmeringen bij het blussen. Om een veilige brandweerinzet te waarborgen, is het van essentieel belang om de signalen van een gebouwschilbrand te herkennen. Inclusief mogelijke gevaren, zoals rookgasontbranding. De inzichten uit de drie onderzochte branden kunnen, samen met de Basisprincipes van brandbestrijding en het Kwadrantenmodel, input geven voor het ontwikkelen van een handelingsperspectief voor de brandweer.

4. Kennis over branden in de gebouwschil verder ontwikkelen en verspreiden

Er is meer kennis nodig over branden in de gebouwschil en de bijbehorende brandveiligheid. Dit gezien de snelle en onvoorspelbare uitbreiding van branden in de gebouwschil, met de grote (maatschappelijke) impact als gevolg. Hiervoor is het essentieel om experimenteel onderzoek te doen naar het brandgedrag van nieuwe materialen en constructies. En om daadwerkelijke brandincidenten te evalueren, om zo casuïstiek en statistiek op te bouwen. Deze kennis moet vervolgens breed worden gedeeld met alle betrokken partijen in de woningbouwsector en met de brandweer.

Lees het rapport

Onderzoek naar brandeffecten lithium-ion batterijen

25 april 2024

Oplaadbare lithium-ion batterijen worden steeds vaker toegepast. Aan het gebruik van deze batterijen zitten risico’s. Het NIPV heeft onderzocht wat de fysische effecten van een lithium-ion batterijbrand zijn. En wat de brandkenmerken en de gevolgen daarvan zijn.

lithium ion batterij

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een thermal runaway het voornaamste gevaar van een lithium-ion batterij is. De gevolgen van een thermal runaway zijn een batterijbrand met fakkels en wegschietende celonderdelen. Dit onderzoek biedt een overzicht van wat er in de literatuur bekend is over deze effecten, hun grootte en invloed op de omgeving. Naast deze effecten komen er ook toxische en brandbare gassen vrij en is er een explosiegevaar bij batterijbranden.

Verband tussen capaciteit batterijpakket, maximaal vermogen en hoeveelheid warmte

Uit literatuurdata blijkt dat het maximale vermogen en de totale hoeveelheid warmte van een batterijbrand toenemen met de toenemende capaciteit van een batterijpakket. Op basis van een in de literatuur afgeleid mathematisch verband kan hieruit worden afgeleid dat het maximale brandvermogen en de verbrandingswarmte van een batterijbrand van een thuisbatterij van 10-20 kWh vergelijkbaar zijn met een brandend meubelstuk, zoals een stoel. Bedenk wel, een batterijbrand kan langer aanhouden dan een meubelbrand en kan met tussenpozen weer oplaaien. Daarnaast is het verloop van een batterijbrand door deze fakkels onvoorspelbaarder.

Lengte van de fakkel is afhankelijk van het aantal cellen dat tegelijk faalt

Voor een enkele cel zijn fakkellengtes tot 80 cm gemeten; voor een batterijpakket van 1,7 kWh lengtes tot ruim 2 m. Daarnaast komen er met deze fakkels kleine celonderdelen (tot 0,5 mm) vrij. Zeer kleine deeltjes (< 10 micrometer) kunnen ruim een half uur na het vrijkomen nog in de lucht aanwezig zijn en mogelijk een gevaar vormen bij inademing. Grotere celonderdelen kunnen door drukopbouw in de cel enkele meters wegschieten en elders brand veroorzaken.

Een thermal runaway zal zich sneller uitbreiden naar boven en opzij dan naar beneden

Daarnaast hebben de vorm en elektrische schakeling van de cellen invloed op de verspreiding. Een groter contactoppervlak tussen cellen (vorm) leidt tot snellere warmteoverdracht. Falen van een cel in een (elektrische) parallelschakeling van cellen resulteert in kortsluiting en versnelt opwarming van de overige cellen in de schakeling. Omdat een thermal runaway begint met het opwarmen van een cel, zal in beide gevallen een thermal runaway zich sneller verspreiden. Dit proces (ook wel thermische propagatie genoemd) is moeilijk te stoppen, wat het bestrijden van een batterijbrand ingewikkeld maakt. De in de literatuur gemeten temperaturen van batterijbranden leveren waardes van meer dan 600 °C op.

Warmtestralingsniveaus en schade

Data van experimenteel bepaalde warmtestralingsniveaus zijn schaars. Maar uit de beschikbare data kan worden afgeleid dat branden van enkel de batterijen met een energie-inhoud ter grootte van de batterij van een e-bike tot op enkele tientallen centimeters stralingswaardes genereren die schade kunnen aanrichten aan materialen. Batterijpakketten van meerdere kWh, zoals gebruikt in thuisbatterijen, kunnen tot op enkele meters voor schadelijke warmtestralingsniveaus van hoger dan 5 kW/m2 zorgen.

Momenteel werken de onderzoekers aan een model waarmee de warmtestraling van een batterijbrand kan worden berekend.

Bekijk ook