Zo beperk je explosierisico’s bij lithium-ion energieopslagsystemen
4 december 2024
Hoe kun je een explosie in een energieopslagsysteem voorkomen of de effecten beperken? Het NIPV heeft onderzoek gedaan naar de explosiemaatregelen bij energieopslagsystemen (EOS’en) die lithium-ion batterijen bevatten.

“Er wordt veel over explosierisico’s bij EOS’en geschreven. Aan de hand van dit literatuuronderzoek presenteren we adviezen om dit risico te kunnen verkleinen. Ook hebben we met het RIVM enkele gasmengsels ontwikkeld ten behoeve van het rekenen aan explosies”, aldus de onderzoekers van het NIPV.
Doel van het onderzoek
Het NIPV heeft onderzoek gedaan om te achterhalen:
- Welke gassen die vrijkomen bij oververhitting van een lithium-ion batterij een explosie kunnen veroorzaken
- Hoe het explosie-risico verminderd kan worden.
Het doel van het onderzoek is om parameters op te stellen waarmee de effecten van een explosie in een EOS kunnen worden gemodelleerd en om inzicht te krijgen in maatregelen die het explosierisico kunnen beperken. Het onderzoek richt zich op EOS’en met lithium-ion batterijen, die zijn geplaatst in een vrijstaande eenheid (zoals een container) en worden toegepast voor grootschalige energieopslag.
Inzicht in de gassen
Om de effecten van een explosie in een EOS te kunnen modelleren is inzicht noodzakelijk in de hoeveelheid en de samenstelling van de gassen die vrijkomen bij oververhitting van lithium-ion batterijen. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat meer dan dertig verschillende soorten brandbare gassen vrijkomen. De exacte samenstelling en het volume van de vrijkomende gassen verschillen sterk per type lithium-ion batterij.
Waterstof, koolwaterstoffen en koolmonoxide zijn de meest voorkomende brandbare componenten in de vrijkomende gassen. Op basis van deze componenten konden, in samenwerking met het RIVM, twee standaardmengsels worden samengesteld die geschikt zijn voor modellering van explosies van EOS’en waarin batterijen van het type LFP of NMC zijn toegepast.
Risicovermindering
Met de ontwikkelde kennis zijn de mogelijkheden beschouwd om het risico van een explosie zo veel mogelijk te beperken. Er zijn twee mogelijkheden:
- Ventilatie
Met ventilatie worden de gassen uit het EOS verdreven, voordat deze kunnen worden ontstoken en wordt dus de kans op een explosie verminderd.
Er is momenteel echter nog geen eenduidige aanbevolen specificatie voor de ventilatie van een EOS. Daarnaast is er nog geen consensus over de vraag of ventilatie in alle gevallen voldoende effectief is. - Explosieluiken
Via explosieluiken kan de druk van een explosie uit een EOS ontsnappen, waardoor het EOS intact blijft en de gevolgen van de explosie dus worden beperkt, voor zowel het EOS als de omgeving. Het is dan wel belangrijk ervoor te zorgen dat de explosiedruk niet gericht is op routes die worden gebruikt voor evacuatie of door hulpdiensten. Explosieluiken worden daarom bij voorkeur in het dak geplaatst.
Uit de literatuurstudie blijkt verder dat veel toegepaste brandveiligheidssystemen, zoals inertiseren en installeren van sprinkler- of watermistsystemen, explosies in EOS’en met lithium-ion batterijen niet altijd kunnen voorkomen.
De kennis vanuit dit onderzoek wordt verwerkt in het onderwijs van het NIPV.
Lees het rapport
Bekijk ook
Geactualiseerde Handreiking multidisciplinaire afstemming incidentbestrijding in wegtunnels
3 december 2024
De aangepaste handreiking toont aan dat afstemming van wezenlijk belang is bij incidentbestrijding in tunnels.

Voor een uniforme samenwerking
tussen Rijkswaterstaat en hulpverleningsdiensten
De ‘Handreiking voor multidisciplinaire afstemming bij incidentbestrijding in wegtunnels’ reikt hulpverleningsdiensten en Rijkswaterstaat de hand bij afstemming bij het bestrijden van incidenten in tunnels. Deze afstemming is van wezenlijk belang bij de incidentbestrijding in tunnels. De wetgever roept hiertoe op in de Wet en de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels (beide Warvw en Rarvw, art. 7).
In januari 2019 verscheen van deze handreiking de eerste versie. Rijkswaterstaat, de veiligheidsregio’s, politie en het NIPV hebben de handreiking gezamenlijk ontwikkeld.
Aanpassingen in nieuwe versie
Opgedane ervaringen tijdens oefeningen in wegtunnels en voortschrijdend inzicht hebben geleid tot aanpassing van de handreiking. Bovendien is in de afgelopen tijd het uitvraagprotocol voor de meldkamer aangepast. En zijn afspraken over het vluchtproces met onder andere de politie en tunnelbeheerder verduidelijkt.
Lees het rapport
225 ongevallen met voorrangsvoertuigen in 2022 en 2023
28 november 2024
In 2022 en 2023 vonden in Nederland 225 ongevallen met voorrangsvoertuigen plaats. De ongevallen leidden tot 1 dodelijk slachtoffer en 79 gewonden. Bij de gewonden ging het om 36 hulpverleners (17 politie, 12 ambulance, 7 brandweer) en 43 andere weggebruikers. Het dodelijk slachtoffer was een andere weggebruiker. Deze cijfers komen uit het tweejaarlijkse onderzoek dat vandaag is verschenen.

De politie was bij 153 ongevallen betrokken, de ambulance bij 52 ongevallen en de brandweer bij 14 ongevallen. Bij 6 ongevallen waren overige hulpverleningsdiensten betrokken die optische en geluidssignalen mogen voeren. Bij de meeste ongevallen (86 procent) was er sprake van een wederpartij. Bijna twee derde van de ongevallen (62 procent) was een flankbotsing.
Meest ernstige ongevallen binnen de bebouwde kom
De meerderheid van de ongevallen gebeurde binnen de bebouwde kom (71 procent). Hier deden zich ook de meest ernstige ongevallen voor. De twee meest voorkomende ongevalstypen: een kruispunt met verkeerslichten waarop de voorrangsvoertuigbestuurder door rood licht rijdt, terwijl de andere weggebruiker groen licht heeft (31 procent). En een verkeerssituatie waarin de andere weggebruiker niet oplet of onverwacht gedrag vertoont (25 procent).
Aandachtspunt bij interpretatie cijfers
De verschillende hulpverleningsorganisaties hebben in het rijden met optische en geluidssignalen een min of meer gelijksoortige taak. Bij de interpretatie van de cijfers is het echter belangrijk om in gedachten te houden dat deze organisaties op diverse aspecten van elkaar verschillen, zoals de grootte van het wagenpark, het aantal uitrukken en de kenmerken van de uitrukken. Deze verschillen hebben invloed op de omvang en de ernst van ongevallen met voorrangsvoertuigen.
Wat zijn voorrangsvoertuigen?
Voorrangsvoertuigen zijn voertuigen van de hulpdiensten en andere aangewezen diensten die met optische en geluidssignalen mogen rijden. Het rijden met voorrangsvoertuigen brengt gevaren met zich mee, met name omdat van de geldende verkeersregels wordt afgeweken en het weggedrag daardoor voor andere weggebruikers minder voorspelbaar is.
Lees het rapport en de factsheet
Bekijk de factsheet voor de belangrijkste cijfers uit het onderzoek. Lees voor het complete beeld het volledige onderzoeksrapport.
Bekijk ook
Gebouwbranden met zonnepanelen voor het eerst in kaart gebracht
27 november 2024
TNO, NEN en het NIPV hebben voor het eerst in kaart gebracht bij hoeveel gebouwbranden er tussen 2022 en 2023 een zonne-energiesysteem betrokken was. Van de 10.000 gebouwbranden tussen 2022 en 2023 was er in 152 gevallen een zonne-energiesysteem aanwezig op het gebouw (minder dan 2 procent). Alhoewel de drie betrokken organisaties tevreden zijn met deze eerste kennisbasis, benadrukken ze dat het nodig is om gedurende langere tijd data te verzamelen voordat conclusies kunnen worden getrokken.

In de afgelopen jaren is het aantal zonnepaneleninstallaties op gebouwen sterk toegenomen. Met de groeiende populariteit van zonne-energiesystemen is ook de bezorgdheid over brandrisico’s toegenomen. Het is echter moeilijk te bepalen of de zonnepanelen de oorzaak van de brand waren en onder welke omstandigheden de brand is ontstaan.
Tot 2023 werden gebouwbranden waarbij zonne-energiesystemen betrokken zijn, niet structureel geregistreerd. Deze studie is een eerste basis om meer inzicht in gebouwbranden met zonne-energiesystemen te verkrijgen en een testmethode te ontwikkelen voor de impact van deze systemen op daken.
Gebouwbranden verder onderzocht
Van de 10.000 gebouwbranden tussen 2022 en 2023 was er in 152 gevallen een zonne-energiesysteem aanwezig op het gebouw (minder dan 2 procent). Van die 152 branden konden er 70 verder worden onderzocht met de hulp van de Teams Brandonderzoek van de veiligheidsregio’s.
Het onderzoek toont aan dat de oorzaak van de brand – voor zover bekend – in de 70 gevallen even vaak wel als niet in het zonne-energiesysteem lag: bij 30 branden is vastgesteld dat de brand ontstaan is in het zonne-energiesysteem. Van 29 is bekend dat het niet aan het systeem lag en bij 11 was de oorzaak onbekend.
Toekomstige trends
De experts van het NIPV, NEN (Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut) en TNO benadrukken dat verschillende ontwikkelingen de komende jaren invloed gaan hebben op mogelijke brandincidenten.
De eerste generatie zonnepanelen komt bijvoorbeeld nu aan het eind van de levensduur en zijn mogelijk minder veilig. Daarnaast heeft de enorme vraag naar zonne-energiesystemen gezorgd voor een toename in installatiebedrijven die in sommige gevallen niet volledig volgens de normen installeren.
Beperkte data
Dit onderzoek is een eerste stap naar het opzetten van een kennisbasis maar bevat beperkte data. Alleen branden waarbij de brandweer heeft opgetreden én waarover via de Teams Brandonderzoek van de veiligheidsregio’s informatie kon worden verkregen, konden worden meegenomen. Daarnaast bleek het niet mogelijk om data van de verzekeraars te gebruiken. Om een beter inzicht te krijgen in de omvang van brandrisico’s pleiten de organisaties daarom voor (financiële) middelen om brandincidenten de komende 4 jaar beter te monitoren en analyseren.
In dit onderzoek, in opdracht van het ministerie van Klimaat en Groene Groei, heeft het NIPV de landelijke database voor gebouwbranden opgezet en data verzameld. TNO had een coördinerende rol en heeft bijgedragen aan dataverzameling en analyse van branden. Verder droeg NEN bij door het laten uitvoeren van verschillende brandproeven en ontwikkelden ze een Europese testmethode.
Lees het rapport
Lees gezamenlijk eindrapport van TNO, NEN en NIPV
Uhd-blussysteem onder voorwaarden geschikt om batterijen van elektrische voertuigen te blussen
26 november 2024
Een ultrahogedruk (uhd) snij- en blussysteem kan veilig en effectief een instabiel of brandend batterijpakket van een elektrisch voertuig blussen. Op voorwaarde dat een aantal veiligheidsmaatregelen wordt genomen. Dit blijkt uit een brandexperiment met 2 elektrische auto’s en aanvullend onderzoek door het NIPV.

Een uhd-blussysteem is daarmee een belangrijke aanvullende optie in de gereedschapskist van de brandweer bij het blussen van elektrische voertuigbranden waarbij de batterij betrokken is. Daarmee is dit een inzetmogelijkheid naast een met water gevulde dompelbak of het, afhankelijk van de omgeving, laten uitbranden van het voertuig.
Met uhd-blustechniek kunnen batterijcellen rechtstreeks worden gekoeld
Een uhd-blussysteem gebruikt ultrahogedruk waterstraaltechnologie. Hiermee is het mogelijk om een opening in het batterijpakket te maken en zo water rechtstreeks in het batterijpakket in te brengen. De thermal runaway in de batterij kan zo ter plaatse worden gestabiliseerd.
Vier veiligheidsmaatregelen
Voor een veilige inzet van het uhd-blussysteem zijn de volgende maatregelen voorwaardelijk:
- Gebruik lagedrukstralen om fakkels uit de batterij te onderdrukken en de uhd-bediener te beschermen.
- Ventileer eventuele opgehoopte brandbare gassen in het voertuig door bijvoorbeeld ramen met het uhd-blussysteem vanaf afstand kapot te spuiten of ventilatoren te gebruiken.
- Positioneer brandweermensen buiten de (toxische) rook. Gebruik lagedruk stralen om hen indien nodig af te schermen van eventuele vlammen.
- Gebruik de lange lans of het verlengstuk van het uhd-blussysteem.
Duidelijke inzetprocedure biedt handvatten voor gebruik uhd-blussysteem
De uhd-inzetprocedure bestaat uit het lokaliseren van hotspots met een warmtebeeldcamera, het penetreren van het batterijpakket op deze locaties en het inbrengen van water via het uhd-blussysteem. De stoomvorming dient hierbij als indicator dat de batterijen worden gekoeld. Het weglekken van water, gecombineerd met het stoppen van de stoomvorming, geeft aan dat de thermal runaway is gestopt. Een periode van visuele monitoring, ondersteund met een warmtebeeldcamera, is noodzakelijk om te kijken of de inzet effectief is. Brandweermensen die hebben meegewerkt aan het brandexperiment zijn positief over de inzet met een uhd-blussysteem: ze geven aan dat de methode relatief makkelijk is uit te voeren.
Concluderend bieden de resultaten van de brandexperimenten het NIPV voldoende vertrouwen om te adviseren het uhd-blussysteem in te laten zetten door getrainde uhd-eenheden binnen de Nederlandse brandweer.
Samenwerking met vele partijen
Het brandexperiment is mogelijk gemaakt door samen te werken met Brandweer Nederland, Brandweer Schiphol, Gezamenlijke Brandweer Rotterdam, bedrijfsbrandweer Tata Steel, Veiligheidsregio Utrecht en Veiligheidsregio Haaglanden. Daarnaast leveren de Duitse werkgroep VDA/VDIK ’Rescueing of people’, Cobra Coldcut Systems, het RIVM en de leverancier van de auto’s een bijdrage aan het onderzoek.
For English see Ultra high pressure extinguishing system suitable, under conditions, to extinguish battery fires of electric vehicles
Lees het rapport en het handelingsperspectief
De bevindingen van het brandexperiment staan in een onderzoeksrapport. En zijn vertaald naar een concreet handelingsperspectief voor brandweermensen die dit systeem willen gebruiken. Het rapport en het handelingsperspectief zijn in het Engels beschikbaar. Ook is er een Duitse versie van het handelingsperspectief.
-
Brandexperiment over de inzet van ultrahogedruk snij- en blussystemen bij branden in batterijen van elektrische voertuigen
pdf | 9 MB | 26-11-2024 -
Handelingsperspectief inzet uhd-blussysteem bij brand in batterijpakket van elektrisch voertuig
pdf | 1 MB | 26-11-2024 -
Fire experiment to examine the use of ultra high pressure extinguishing systems for fires in batteries of electric vehicles
pdf | 10 MB | 26-11-2024 -
Framework for action deploying UHP extinguishing system in case of fire in battery pack of electric vehicle
pdf | 1 MB | 26-11-2024 -
Handlungsempfehlung beim Einsatz von UHD-Löschsystemen bei Brand in der Traktiensbatterie eines Elektrofahrzeugs
pdf | 1 MB | 01-04-2025
Bekijk ook
Werkbeleving (oud-)brandweerofficieren: schakelen tussen warm, koud en privé
25 november 2024
Kennis over het DNA van de brandweerorganisatie, de cultuur en wat mensen drijft, is van groot belang om effectief leiding te kunnen geven aan de brandweer. Hoewel officieren een belangrijke rol binnen de brandweer vervullen, is er weinig bekend over hoe ze hun werk en hun loopbaan ervaren. Uit onderzoek van het NIPV blijkt dat brandweerofficieren over het algemeen tevreden zijn over hun werk. Er zijn verschillen in beleving die verband houden met gender, aanstelling, de mate van werkervaring en de gevolgde opleiding.

11 belangrijke aspecten die de werkbeleving bepalen
Voor het onderzoek heeft het NIPV gebruikgemaakt van data uit de belevingsonderzoeken repressief brandweerpersoneel, groepsinterviews en vragenlijsten. Dit heeft 11 belangrijke aspecten opgeleverd die de werkbeleving van brandweerofficieren – officier van dienst (OvD), hoofdofficier van dienst (HOvD) en adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) – bepalen. Brandweerofficieren zijn over het algemeen positief over deze aspecten. Zo zijn ze gemotiveerd en gedreven voor hun vak en waarderen ze de synergie tussen hun repressieve en beheersmatige functie. Het grootste deel van de brandweerofficieren kan beide functies ook prima combineren.
De helft van de brandweerofficieren ervaart nadelige gevolgen van de piketdienst op het privéleven. Een kwart van de brandweerofficieren met zorgtaken vindt de combinatie van zorgtaken en piketdienst lastig. De kennis die beroepsbrandweerofficieren in hun beheersmatige functie opdoen, gebruiken zij vaak om beleidskeuzes van de veiligheidsregio’s uit te leggen aan posten en ploegen. Tot slot geeft ongeveer de helft van de brandweerofficieren aan dat zij lang een vergeten groep zijn geweest in de nazorg.
Werk-privébalans speelt rol bij vertrek
De onderzoekers hebben ook de vertrekintenties en vertrekredenen in kaart gebracht. Bijna een derde van de huidige brandweerofficieren geeft aan ooit te hebben overwogen om te stoppen als brandweerofficier. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de werk-privébalans, de wijze waarop de veiligheidsregio wordt bestuurd en onvrede over erkenning en waardering. Voor oud-brandweerofficieren was de werk-privébalans de belangrijkste reden om te vertrekken bij de brandweer. Gevolgd door stoppen vanwege leeftijd en/of prepensioen en de wijze waarop de veiligheidsregio werd bestuurd.
Problemen met het werven van brandweerofficieren
Een kleine meerderheid van de 25 veiligheidsregio’s ervaart een probleem met het werven van brandweerofficieren. Dit komt bijvoorbeeld door de krappe arbeidsmarkt en het specifieke profiel dat de kandidaat moet hebben. Ook het doorstromen van OvD (officier van dienst) naar HOvD (hoofdofficier van dienst) blijkt soms een probleem te zijn. Zes regio’s ervaren een probleem met het behouden van brandweerofficieren. Redenen zijn onder andere de hoge uitstroom in verband met leeftijd en de uitstroom vanwege de impact van de piketfunctie op het privéleven.
Lees de factsheet en het rapport
De belangrijkste resultaten van het onderzoek staan in een factsheet. Voor het complete beeld is het volledige onderzoeksrapport beschikbaar.
-
Factsheet Schakelen tussen warm, koud en privé. Onderzoek naar de werkbeleving, vertrekintenties en vertrekredenen van (oud-)brandweerofficieren
pdf | 3 MB | 25-11-2024 -
Schakelen tussen warm, koud en privé. Onderzoek naar de werkbeleving, vertrekintenties en vertrekredenen van (oud-)brandweerofficieren
pdf | 4 MB | 25-11-2024 -
Tabellen betrouwbaarheidsintervallen. Bijlage bij onderzoek naar werkbeleving van (oud-)brandweerofficieren
pdf | 347 KB | 25-11-2024 -
Volledige vragenlijst belevingsonderzoek (oud-)brandweerofficieren. Bijlage bij onderzoek naar werkbeleving van (oud-)brandweerofficieren
pdf | 524 KB | 25-11-2024
Bekijk ook
Ondertekening samenwerkingsakkoord leergang Leiderschap in Veiligheid
22 november 2024
Donderdag 21 november ondertekenden vertegenwoordigers van de Academie van de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), de Nederlandse Defensie Academie, het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid (NIPV) en de Politieacademie een samenwerkingsakkoord over de leergang Leiderschap in Veiligheid (LNV).

Het doel van de leergang Leiderschap in Nationale Veiligheid is de ontwikkeling van een sterke gemeenschap van senior executives van overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, die vanuit hun positie een bijdrage kunnen leveren aan de nationale veiligheid.
Deelnemers worden uitgenodigd voor een intensieve leergang gericht op het vergroten van kennis, het ontwikkelen van samenwerking en het opbouwen van een netwerk. Na afronding van het programma worden deelnemers onderdeel van het LNV-alumninetwerk, waar zij hun kennis blijven bijhouden en versterken.
Het samenwerkingsakkoord draagt vanaf 2025 bij aan de continuering en verdere professionalisering van het LNV-programma en het alumninetwerk. Nationale veiligheid kan namelijk niet worden gewaarborgd door één of enkele partijen. Het vereist een geconcentreerde en gezamenlijke inspanning van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden uit 2023 staat aan de basis van deze visie en de ontwikkeling van de LNV.
De ondertekening van het samenwerkingsakkoord is een mooie volgende stap naar een weerbaar en veilig Nederland en een hechte, betrokken community van strategisch leiders.
Bekijk ook
Voertuig Positie Service (VPS) klaar voor gebruik
22 november 2024
Met de komst van de Voertuig Positie Service (VPS) is er vanaf nu landelijk inzicht in de realtime posities van prioriteitsvoertuigen. Binnen een veiligheidsregio, en over de grenzen van de regio’s heen. Door de VPS hoeven de toepassingen niet meer met alle veiligheidsregio’s afzonderlijk te koppelen, maar is alleen een verbinding naar de VPS voldoende. Projectleider Jeroen Sannen: “Dit levert inzicht en tijd op: je hoeft bij een incident niet meer te vragen waar een voertuig zich bevindt, maar kan het direct zelf zien. Losse verbindingen tussen veiligheidsregio’s zijn niet meer nodig met deze landelijke bron voor voertuigposities.”

Informatiebron voor veilige uitruk van hulpdiensten via ‘Talking Traffic’
De basis van de VPS ligt in een onderzoek naar de toekomst van Talking Traffic voor hulpdiensten. Sannen: “Talking traffic gaat over de toepassing van informatiegestuurde veiligheid in het verkeer. Om de uitruk van een hulpdienst veiliger te maken voor de hulpverleners en de medeweggebruikers. Het onderzoek liet zien dat voor de realisatie van Talking Traffic een landelijke bron met realtime voertuigposities nodig was: de Voertuig Positie Service.”
Veiligheidsregio’s houden regie over zichtbaarheid eigen voertuigen
De VPS dient als een informatiebron die wordt gevoed door de veiligheidsregio’s: zij leveren de posities van hun voertuigen aan. Daarbij kunnen ze binnenkort zelf per voertuig filteren voor welke toepassing deze zichtbaar mag zijn. Sannen: “Zo houden veiligheidsregio’s de regie over hun eigen informatie. Dienstvoertuigen kun je bijvoorbeeld uitzetten als iemand klaar is met zijn dienst.”
VPS is informatiebron voor meerdere voorzieningen
Als landelijke informatiebron is de Voertuig Positie Service ook in te zetten voor andere voorzieningen en toepassingen in de crisisbeheersing en brandweerzorg. Denk aan specialistisch optreden met in het bijzonder natuurbrandbeheersing, interregionale inzet, dynamisch alarmeren en de meldkamers brandweer. De toepassingen hoeven daarbij niet meer met alle veiligheidsregio’s afzonderlijk te koppelen, maar alleen met de VPS.
Samenwerking NIPV en veiligheidsregio’s

“De VPS is een mooi voorbeeld van een landelijke voorziening die we op verzoek van en in samenwerking met de veiligheidsregio’s hebben ontwikkeld,” vertelt Sannen enthousiast. “Collega’s van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Veiligheidsregio Haaglanden zijn vanaf het begin van dit project nauw betrokken geweest. En ook de andere regio’s zijn aangehaakt, waardoor er nu een voorziening staat die aansluit op de vraag en de wensen uit het veld. Dit succesvolle project is alleen gelukt door de goede samenwerking met alle contactpersonen VPS in de regio’s, de betrokken collegae en de leverancier LevelUp!” De VPS-techniek is nu getest en staat klaar. Ook zijn al 11 veiligheidsregio’s op de VPS aangesloten. “De komende weken stellen we het filteren per regio beschikbaar en ondersteunen we de regio’s bij het (verder) aansluiten.”
Bekijk ook
Netwerkdag LEC Industriële Veiligheid 14 november: uitdagingen in het transitietijdperk
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, november 2024
De wereld is in de greep van transities en die beïnvloeden ook de industrie en het veiligheidsdomein. Een belangrijk thema voor de veiligheidsregio’s, stelde Ron Bouwman, programmamanager van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV), bij de aftrap van de netwerkdag op 14 november. “Want in ons werk worden we nu al geconfronteerd met nieuwe risico’s en scenario’s, die samenhangen met de energie- en grondstoffentransitie. Die trend zal alleen maar toenemen. Alle reden om tijdens deze netwerkdag stil te staan bij hoe al die transities van invloed zijn op onze praktijk.”

De Brauerszaal van het NIPV was weer goed gevuld met deelnemers aan de tweede netwerkdag van 2024. Met deze keer een aantal bijzondere deelnemers: twaalf van de dertien trainees Omgevingsveiligheid zaten op de tribune. Zij kregen een warm welkom van dagvoorzitter Ron Bouwman.

We mogen de eenentwintigste eeuw gerust een ‘transitietijdperk’ noemen. Want alles verandert. Laurens de Graaf begon de netwerkdag met een les over ingrijpende maatschappelijke veranderingsprocessen. De Graaf is burgemeester van Lopik en was vóór zijn burgemeesterschap onder andere lector ‘Organiseren van verandering in het publieke domein’ aan de Hogeschool Utrecht. Verder is hij ‘ambassadeur veilige energietransitie’ binnen het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Utrecht en lid van een VNG-commissie die zich bezighoudt met risico’s van de energietransitie.
Bestuurlijke dynamiek
“Er is volop bestuurlijke dynamiek rond de energietransitie”, aldus De Graaf in zijn boeiende betoog. “Het is een uitdaging hoe we bestuurders op lokaal en regionaal niveau qua kennis up-to-date brengen met alle consequenties. Voor bestuurders gaat het daarbij primair om de kernwaarden veiligheid en gezondheid, waar u in de veiligheidsregio’s en in landelijke netwerken ook mee bezig bent. Zo moeten we bijvoorbeeld veiligheidsvraagstukken oplossen rond de verwachte ammoniaktransporten die weer door het land zullen gaan om in de behoefte aan waterstof te voorzien. Het is ook een uitdaging omdat de ontwikkelingen zo snel gaan. We moeten ervoor zorgen dat we in deze belangrijke maatschappelijke ontwikkeling als bestuurders en veiligheidsprofessionals het tempo kunnen bijhouden.”

‘Wicked problem’
De Graaf omschrijft de energietransitie als een ‘wicked problem’, een complex vraagstuk met veel betrokken partijen en sterk uiteenlopende belangen. Hij waarschuwt voor de valkuil dat maatschappelijke partijen, de industrie, maar ook de overheid, proberen de dilemma’s en vraagstukken van ‘wicked problems’ op te lossen met de denk- en werkwijze voor ‘simpele vraagstukken’. Maar dat werkt niet. Voor effectieve oplossingen bij ingewikkelde vraagstukken zullen we ‘out of the box’ moeten denken. Dat vraagt creativiteit en flexibiliteit van beleidsmakers en bestuurders. “Laat ook eens een kunstenaar, psychiater of filosoof meedenken aan het aanpakken van zo’n probleem.”

De Graaf plaatst zijn beschouwingen over de energietransitie in een bredere context van de veranderende relatie tussen de samenleving en de overheid. De grote gezaghebbende overheid uit de tijd van de verzuiling is niet meer en maatschappelijke veranderingen worden tegenwoordig veelal gestuurd in een ‘Rizoom-model’. Energie voor verandering is geconcentreerd in ‘identitaire’ groepen waarin mensen zich herkennen. Kenmerken van die ‘identitaire benadering’ zijn polarisatie en weerstand. Ook werken aan transities betekent werken met weerstand. Maar een vruchtbare en effectieve transitie kan alleen slagen als we niet vechten tegen het oude, maar samen werken aan het nieuwe.
De Graaf sloot zijn presentatie muzikaal af met een trompetsolo. Met ondersteuning van vijf ‘vrijwilligers’ uit de zaal met een kazoo fluitje. Samen demonstreerden zij hoe ‘harmonie’ klinkt. En die harmonie moet ook groeien in het bestuur en het veiligheidsdomein bij het gezamenlijk oplossen van de veiligheidsvraagstukken rond de energietransitie. ‘O what a wonderful world!’

Rondje regio’s: erfenis van de gaswinning
In het rondje langs de regio’s maakte de bijdrage van Johan Braker (Seveso-coördinator Noord) veel indruk. Hij stond stil bij het staken van de gaswinning in Groningen vorig jaar. Een gedenkwaardig moment, maar de gevolgen van de decennialange gasproductie uit het Groninger veld zullen nog tot ver in de toekomst merkbaar zijn. Zo zal de Groningse bodem voorlopig nog zal blijven inklinken, zodat het gevaar voor aardbevingen nog niet is geweken. Een langetermijneffect heeft te maken met het definitief afsluiten van de gaswinputten, door de boorpijpen vol te storten met beton en de putten tot drie meter onder het maaiveld te verwijderen. Onbekend is of die betonprop het tot in lengte van decennia of zelfs eeuwen volhoudt. “Die onzekerheid noopt ons om vanuit het oogpunt van risicobeheersing tot in de verre toekomst zeer zorgvuldig met de ruimte boven en rond de gesloten putten om te gaan en daar geen bebouwing toe te staan. Want als in de toekomst zo’n put toch gas gaat lekken en er is inmiddels een complete woonwijk in dat gebied verschenen, hebben we een immens veiligheidsprobleem.”

Zuidwest
Vanuit Zeeland/Zuid-Holland meldt Frank Blaauw dat met ingang van 2025 de inspecties bij alle 145 Seveso-bedrijven in het werkgebied gezamenlijk zullen worden uitgevoerd door een pool inspecteurs van de vijf regio’s. En in Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is een project gestart om de gevolgen van de energietransitie voor de organisatie te onderzoeken. Er speelt veel in het Rotterdamse haven- en industriegebied, zoals verschillende aanvragen voor grootschalige ammoniakopslag. De VRR wil vaststellen of de organisatie voor toezicht en handhaving nog wel goed is afgestemd op het veranderend risico- en scenariobeeld als gevolg van de energietransitie in het gebied.

Frank Blaauw.
Ook de aluminium foamdammen kwamen weer langs in de bijdrage van Blaauw. Twee jaar geleden ging daarover een IV-Alert uit, omdat aluminium foamdammen op floating roof-tanks niet zouden voldoen an de NFPA-standaarden en kunnen bezwijken. De tankopslagbedrijven onder de vlag van VOTOB willen met een laatste test nog steeds aantonen dat met de juiste toepassing aluminium foamdammen gelijkwaardig zijn aan staal. Ook de NFPA moet die gelijkwaardigheid volgens Blaauw dan wel accepteren.
Limburg
Vanuit Limburg meldt Iwan Custers dat twee handhavingszaken bij Seveso-bedrijven lopen en dat het grote veiligheidsproject rond Chemelot wordt vervolgd. Naar aanleiding van negen grotere incidenten in 2015 en 2016 zijn de Veiligheidsregio Zuid-Limburg en Chemelot een gezamenlijke aanpak gestart en wordt veel energie gestoken in het verhogen van het veiligheidsniveau in het omvangrijke chemiecluster. Op basis van een gezamenlijke veiligheidsvisie wordt bovendien onderzocht welke extra veiligheidsmaatregelen bovenop het vereiste wettelijk minimum mogelijk zijn. Het eindrapport wordt eind dit jaar verwacht.

Risicogericht werken
In het rondje regio’s schoven drie directeuren van de veiligheidsregio’s aan om de actualiteit in hun regio te bespreken en hun visie op de ontwikkelingen te geven. Jolanda Trijselaar (directeur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant) benoemt de intentie om de goede samenwerking tussen de drie regio’s op Seveso-gebied verder te verbreden naar andere IV- en milieutaakvelden. En in Midden- en West-Brabant is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden van risicogericht werken. Is het nodig om ieder Seveso-bedrijf jaarlijks te bezoeken? Of kan het met een lagere frequentie bij bedrijven die aantoonbaar goed presteren. Zo wordt de schaarse personele capaciteit van het specialisme IV effectiever ingezet. Trijselaar benoemde ten slotte een project rond een grootschalige batterijopslagvoorzienig, waarbij in nauwe samenwerking met het bedrijf oplossingen zijn ontwikkeld om de veiligheid goed te borgen: een resultaat waar de partijen trots op zijn.

Gezondheidsaspecten
Anton Slofstra bespreekt de lopende zaken in Gelderland en Overijssel, waar risicogericht inspecteren ook een issue is, om de kennis en kunde beter te kunnen concentreren op zorgbedrijven. En ook op de grotere categorie risicorelevante bedrijven overigens, want Slofstra constateert dat zich in die categorie, zoals de autosloop- en recyclingbranche, relatief veel grote branden met grote omgevingseffecten voordoen. Anton vraagt ook aandacht voor het thema ‘gezondheid’, dat in zijn ogen een steeds grotere rol gaat spelen in het IV-domein. Slofstra wijst op de discussies over de lange termijn gezondheidseffecten van industriële activiteiten, zoals rond Chemours in Dordrecht en Tata Steel in IJmuiden. Die lange termijn gezondheidsaspecten zouden in het IV-werk dan ook een grotere rol moeten krijgen.

‘De brandweer adviseert’
Namens ‘Noordwest’ spreekt Tijs van Lieshout (directeur Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland), die vanuit zijn rol als voorzitter van Brandweer Nederland vooral het landelijk perspectief belichtte ten aanzien van de rol van de brandweer in industriële risicobeheersingsvraagstukken. In zijn ogen kunnen we de kennis en het vakmanschap van de specialisten bij de veiligheidsregio’s nog veel beter benutten. Dat past bij de visie op een ‘toekomstvaste brandweer’ en ook op de doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s. Welke rol pakt de brandweer in dat veiligheidsbestel als deskundig platform voor veiligheidsadviezen? De visie van Van Lieshout is dat onder het motto ‘De brandweer adviseert’ veiligheidsadviezen voor lastige vraagstukken eenduidiger moeten worden en meer landelijk toepasbaar moeten zijn. “De adviezen van onze branche doen ertoe. Als brandweer zijn we een sterk ‘merk’. Die kracht moeten we nog beter benutten bij het oplossen van ‘wicked problems’ rond omgevingsveiligheid.

Ook de laatste nieuwtjes vanuit het NIPV komen aan de orde in de rondgang. Adviseur Risicomanagement Linda van de Ven meldt dat er veel energie wordt gestoken in het opleiden van nieuwe IV-medewerkers, waar de veiligheidsregio’s zo om zitten te springen. De trainees Omgevingsveiligheid zijn al aan de slag bij de regio’s en er zijn dit jaar twee leerroutes Industriële veiligheid gestart. Voor de bijscholing NFPA dit jaar was veel belangstelling en ook voor volgend jaar staat die speciale bijscholingscursus weer op het programma. In week 45, voor wie interesse heeft.

Workshops
In het middagprogramma werden vijf workshops verzorgd, waar specifieke thema’s werden uitgediept. Deelnemers konden in twee rondes kiezen uit de thema’s: Veilige circulaire economie, Totstandkoming van een PGS, Blusschuimtransitie, Brandveilige klimaatadaptatie en Industriële risico’s naderen de woonomgeving.
Een paar bevindingen in een notendop. De PGS-workshop gaf de deelnemers een beeld van hoe complex de totstandkoming van zo’n document eigenlijk is en hoeveel partijen er iets over hebben te zeggen vóórdat de PGS wordt vastgesteld. In de workshop over klimaatadaptatie ging het om aanpassingen van de woon- en industrieomgeving ter bescherming tegen invloeden van klimaatverandering en extreem weer. Aandachtspunten voor de veiligheidsregio’s zijn de keten- en cascade-effecten van incidenten in het veranderende klimaat, maar ook nieuwe risico’s en scenario’s die worden geïntroduceerd door de bebouwde omgeving aan te passen om de weerbaarheid tegen extreme hitte en wateroverlast te vergroten.
De workshop over blusschuimtransitie zette alle ins en outs van de omschakeling naar fluorvrij schuim nog eens op een rijtje. De uitfasering van fluorhoudend schuim gaat snel en veel fabrikanten zijn al gestopt met de productie. Een aandachtspunt voor (bedrijfs)brandweerorganisaties die volgens de uitzonderingsregeling nog PFAS-houdend schuim mogen blijven gebruiken gedurende een overgangstermijn. Maar kunnen ze het binnenkort nog wel krijgen als de voorraden moeten worden vervangen of bij incidentbestrijding zijn opgebruikt? De regelgeving over de uitfasering van PFAS komt steeds meer op orde. Er zijn al vijf Europese verordeningen rond het thema vastgesteld en de zesde komt eraan. In de workshops werden alle verordeningen, hun termijnen van inwerkingtreding en de consequenties besproken.

In de workshop over circulaire economie en veiligheid benadrukten de inleiders dat een circulaire economie zijn eigen risico’s kent: zoals de verwerking en opslag van producten uit afvalstromen, die zo nieuwe ‘grondstoffen’ worden. De brandveiligheid van opslagvoorzieningen voor herbruikbaar materiaal is een aandachtspunt, dus hoe zit het met brandpreventie en bluswatervoorziening bij die bedrijven? Ook de omschakeling naar duurzame constructie- en isolatiematerialen levert brandrisico’s op, want veel van die duurzame (natuurlijke) materialen zijn brandbaar, dus wordt extra vuurlast aan gebouwen toegevoegd. En hoe duurzaam is een afgebrand gebouw? Tijdens de workshop kwamen ook de transities op energiegebied aan de orde, die elk hun eigen (brand)veiligheidsrisico’s kennen. Zoals waterstof/ammoniak, energiewinning uit zonnepanelen en windmolens, bio-based brandstoffen en de enorme volumegroei in de toepassing van lithium-ion baterijen. De belangrijkste opgave voor de veiligheidsregio’s is: zoek samenwerking met de branche.
De volgende netwerkdag staat gepland voor 13 maart 2025. Reserveer de datum alvast in uw agenda!

Industriële risico’s naderen de woonomgeving
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, november 2024
De energietransitie leidt tot veiligheidsrisico’s in de samenleving, waarover door de uitvoerende partijen en de overheid nog onvoldoende structureel wordt nagedacht. Die waarschuwing geeft onderzoeker Johan Reinders van het NIPV. Tijdens de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) op 14 november verzorgde hij een workshop over risico’s en scenario’s die samenhangen met de introductie van nieuwe energiebronnen en het transport en de opslag van energie. Risico’s en scenario’s die, door de brede toepassing en schaalvergroting, ook steeds meer de woonomgeving binnensluipen. Een ontwikkeling waarop regelgevende overheden en de veiligheidsregio’s antwoorden zullen moeten formuleren.

Dat de energietransitie noodzakelijk is om het tempo van de klimaatverandering af te remmen, staat buiten kijf. Verduurzaming door de overschakeling naar groene energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie, waterstof en biobrandstoffen, moet leiden tot een significant lagere CO2-uitstoot. Maar in de snelheid en het enthousiasme waarmee die transitie zich ontvouwt, krijgen de veiligheidsrisico’s volgens Reinders onvoldoende gestructureerde aandacht.
Onderschatting risico’s
Reinders vat samen: “Door het tempo van de transitie loopt de regelgeving achter op de realiteit, waardoor er voor allerlei vormen van productie, opslag en transport van hernieuwbare energie nog geen heldere veiligheidsregelgeving is. In de energietransitie zijn nieuwe, vaak commerciële, partijen actief met onvoldoende ervaring en risicobesef over de impact van hun activiteiten op de omgevingsveiligheid. Ook zien we dat risico’s, die eerder vooral speelden in de industriële omgeving, zoals toxische stoffen, hoge druk en hoge vermogens, steeds meer in de woonomgeving worden geïntroduceerd. Denk bijvoorbeeld aan waterstofopslag in containers bij generatoren op evenemententerreinen. Maar ook aan buurt- en thuisbatterijen met grote hoeveelheden lithium-ion batterijen als energiedrager. Door het thuis opwekken en opslaan van energie worden burgers in feite ondeskundige en ongetrainde procesoperators zonder veiligheidskennis. Samenvattend: in onze haast om ‘de planeet te redden’, zijn we geneigd de risico’s voor de woonomgeving en de hulpdiensten te onderschatten.”
Batterijrisico’s
Een belangrijk veiligheidsissue in de woonomgeving vormen de steeds grotere volumes lithium-ion batterijen voor energieopslag. Zowel kleine eenheden in allerlei elektrische apparaten, fietsen, scooters en auto’s, als grootschalige systemen (EOS) in of bij woonwijken en bedrijventerreinen en zelfs thuisbatterijen in woningen en wooncomplexen. De reden voor de sterke volumegroei van die opslag: slechts een beperkt gedeelte van de opgewekte stroom wordt direct gebruikt (voor particuliere huishoudens is dit zo’n 30 procent). De rest moet dus worden opgeslagen voor later gebruik, om het rendement van groene stroom te verhogen. Door deze trend neemt de behoefte aan de opslag van energie in batterijen toe: Grootschalig op bedrijventerreinen, maar ook in stedelijke gebieden en in de vorm van thuisbatterijen in particuliere woningen (zeker bij afschaffing van de salderingsregeling).
Relevante risico’s bij ontbranding van beschadigde of anderszins onstabiele batterijen zijn steekvlammen, explosie, rondvliegende fragmenten en toxische dampen. Reinders becijfert dat, afhankelijk van de grootte van de batterij en de omgeving, de contour voor dodelijke toxische effectafstand (waterstoffluoride) wel op zo’n 50 meter van de bron kan liggen en voor niet dodelijke gezondheidseffecten nog verder. Maar er zijn meer effecten om rekening mee te houden voor met name de hulpdiensten die bij zo’n incident moeten optreden. Zo werd bij de bestrijding van een brand in een thuisbatterij op een agrarisch bedrijf het bluswater door het daarin opgeloste lithiumhydroxide zo basisch dat enkele brandweerlieden brandwonden aan hun handen opliepen.
Waterstof
Ook waterstof wordt een steeds belangrijker alternatieve energiebron. Voor de industrie, maar ook in de woonomgeving. Er verschijnen steeds meer waterstoftankstations, en er rijden waterstofauto’s rond waarin de benodigde waterstof onder hoge druk (tot wel 700 bar) is opgeslagen. Maar waterstof is ook een ‘tussenmedium’ om het overschot aan opgewekte groene stroom tijdelijk in op te slaan. Daarvoor worden elektrolysers gebruikt, die water splitsen in waterstof en zuurstof. Maar waar komen die apparaten te staan als de behoefte voor het omzetten van stroom in waterstof groeit? En wat zijn de omgevingsrisico’s bij lekkage of brand?
De risico’s van waterstof bij een incident hangen volgens Reinders af van de vorm waarin het wordt opgeslagen en getransporteerd. Bij opslag onder hoge druk in gasvorm is de hittestraling van een fakkelbrand een belangrijk risico, hoewel als gevolg van de eigenschappen van waterstof de fakkellengte wel snel zal afnemen, doordat de druk in de cilinders snel daalt. Verder kan bij een waterstoflek een explosief gasmengsel ontstaan. Bij waterstoftransport en -opslag in gebonden vorm, kunnen andere risico’s ontstaan, bijvoorbeeld wanneer ammoniak als drager wordt gebruikt (toxisch) of dimethylether, een tot vloeistof verdicht gas. Dan is bij brand een BLEVE een denkbaar scenario, met een dodelijke effectafstand tot 250 meter.
Leidingcorridors
In zijn presentatie zette Reinders alle relevante veiligheidsaspecten van de energietransitie, nieuwe energiebronnen en transportmodaliteiten op een rij, met de mogelijke scenario’s en hun effectafstanden als het misgaat. Ook leidingtracés kwamen aan bod. Waterstof zal in toenemende mate ook via leidingnetten worden getransporteerd, naar industrieën, maar ook naar woonwijken. Ook leidingtracés voor ammoniak, als waterstofdrager, worden voorzien, met mogelijk een groot omgevingsrisico door het toxisch effect.
Reinders: “Zo’n 20 jaar geleden werden beleidsbeslissingen genomen om het vervoer van extreem gevaarlijke stoffen zoals ammoniak, maar ook chloor, via het spoor en andere modaliteiten, zo veel mogelijk uit te bannen. Maar nu wordt weer volop discussie gevoerd over onder andere de aanleg van nieuwe pijpleidingen door Nederland voor transport van ammoniak als energiedrager. Een ook niet te onderschatten risico vormen de al bestaande en nog aan te leggen pijpleidingen voor CO2-transport. Het broeikasgas wordt steeds meer afgevangen in de industrie en vervolgens getransporteerd naar bijvoorbeeld kassengebieden of naar onderzeese opslaglocaties. Ook CO2 heeft een toxisch en vooral verstikkend effect, met onder bepaalde atmosferische condities een lethale effectafstand tot bijna een kilometer, uitgaande van het falen van een 66 centimeter pijpleiding. Dat is wel iets om in het risicobeheersingsproces rond ruimtelijke ontwikkelingen rekening mee te houden.”
Alle beschreven trends en ontwikkelingen in de significant veranderende energiemarkt, met als issues schaal- en volumevegroting, nieuwe brandstoffen, transport- en opslagvoorzieningen, moeten volgens Reinders de energietransitie tot een ‘hot topic’ maken in de samenleving. Zowel voor de beleidsmakers, die met heldere veiligheidsregelgeving moeten komen, als voor de veiligheidsregio’s en de operationele diensten, die aan de slag moeten met scenario’s en handelingsperspectief. “Anders blijven we, zowel qua risicobeheersing als incidentbestrijding, achter de feiten aanlopen.”
Meer informatie: Scenarioboeken Omgevingsveiligheid
Op de website Scenarioboeken Omgevingsveiligheid staan drie scenarioboeken die inzicht geven in ongevalsscenario’s met gevaarlijke stoffen rondom externe veiligheid, energietransitie en industriële veiligheid.

