Nieuwe dataset KRO Gebruik (Kern Registratie Objecten)
De Kamer van Koophandel levert sinds afgelopen juli de mutatiebestanden van het HR (Handelregister) via een mutatieservice API (en niet meer de ‘oude’ mutatie CSV-bestanden).
Hierdoor waren we als geo-team genoodzaakt een eigen mutatieservice in te richten en het KRO-script aan te passen. Op dit moment betekent dit niets voor de structuur/opbouw van de KRO Gebruik.
Wel zijn er mogelijk grote verschillen in de data aanwezig; bekijk dit voor je eigen regio en overleg eventueel met softwareleveranciers voor de verwerking van de bestanden.
Voordeel en toevoegingen
- Het grote voordeel van deze KvK-mutatieservice is een dagelijkse update van het Handelsregister (en daarmee straks ook de KRO Gebruik, in afstemming met de werkgroep)
- Nieuw in deze aanlevering is de toevoeging van parkeergarages uit OpenStreetMap. In voorgaande KRO-levering kwam deze laag uit de BRT (basisregistratie Topografie) maar analyse leert dat de OSM een beter beeld geeft en bv ook private garages bevat. Op dit moment geeft deze kaartlaag het meest volledige beeld op mogelijke aanwezige ondergrondse parkeergarages.
Waar vind je de dataset KRO Gebruik?
De KRO-bestanden (Gebruik, Aanzien, Pand en Objecttyperingen) zijn op dit moment beschikbaar in WMS/WFS via Data4OOV, en als download (csv) in de bekende NIPV SharePoint-omgeving.
Voor vragen en/of opmerkingen over de KRO kun je contact opnemen met geodata@nipv.nl.
Trendanalyse 15 jaar fatale woningbranden
12 december 2024
Het NIPV verzamelt sinds 2008 gegevens over fatale woningbranden. Om belangrijke kenmerken, kritische factoren en trends te kunnen vaststellen, voeren wij om de 5 jaar een uitgebreide analyse uit over de gegevens.

Aantallen branden en dodelijke slachtoffers
De nu verschenen analyse gaat over de jaren 2008 tot en met 2022. In deze periode zijn er 468 mensen omgekomen bij 433 woningbranden. Gemiddeld zijn er 29 fatale woningbranden per jaar, met een minimum van 21 branden in 2019 en een maximum van 39 branden in 2008. Per jaar vallen er gemiddeld 31 dodelijke slachtoffers bij woningbranden.
Trends op gebied van woningtype, brandoorzaak, leeftijdsopbouw, zelfredzaamheid en rookmelders
De belangrijkste trends die uit de analyse naar voren komen, zijn:
- Bij het woningtype is een stijgende trend te zien in het aantal fatale woningbranden in een appartement. Het aantal branden in een recreatiewoning daalt. Het aantal branden in eengezinswoningen en overige woningen is nagenoeg constant.
- Het aantal fatale woningbranden waarbij de brandoorzaak een defect apparaat of defecte installatie is, laat een stijgende trend zien. Het aantal branden als gevolg van een explosie daalt. Het aantal branden veroorzaakt door roken of koken blijft nagenoeg constant.
- Het aantal slachtoffers in de leeftijdscategorieën 0-20 jaar, 21-40 jaar en 41-60 jaar daalt. In de leeftijdscategorie 81 jaar of ouder is er sprake van een stijgende lijn. Het aantal slachtoffers in de leeftijdscategorie 61-80 jaar blijft nagenoeg constant.
- Het aandeel niet-zelfredzame slachtoffers laat een stijgende trend zien.
- Het aantal branden waarbij een rookmelder in de woning aanwezig was, stijgt. Terwijl het aantal fatale branden waarbij geen rookmelder aanwezig was een dalende trend laat zien. Ook daalt het aantal branden waarbij het onbekend is of er een rookmelder aanwezig was.
Actuele cijfers op website Kerncijfers Veiligheidsregio’s
Het NIPV doet doorlopend onderzoek naar fatale woningbranden in Nederland. Een fatale woningbrand is een brand waarbij dodelijke slachtoffers zijn te betreuren, die heeft plaatsgevonden in een gebouw met een woonfunctie of in een ander ‘woongerelateerd’ object en die niet door opzet is veroorzaakt.
De actuele cijfers over fatale woningbranden staan op de website Kerncijfers Veiligheidsregio’s.
Lees het rapport en de infographic
Bekijk ook
Hoe werken overheidspartijen aan (meer) weerbaarheid en veerkracht?
11 december 2024
In de wereld van publieke veiligheid zijn de woorden weerbaarheid en veerkracht sinds een aantal jaar bijna dagelijks aan de orde. Verschillende crises van de afgelopen jaren zijn daar mede debet aan. Recent verschenen onderzoeksrapporten naar weerbaarheid en veerkracht hebben relatief weinig aandacht voor de wijze waarop thans bij verschillende overheden met deze begrippen wordt omgegaan. Wat zijn de ervaringen van overheidspartijen met het werken aan (meer) weerbaarheid en veerkracht?

Om een eerste beeld te krijgen van de bestaande en gewenste weerbaarheid en veerkracht heeft het NIPV een kennismobilisatie uitgevoerd onder overheidsinstanties die een primaire verantwoordelijkheid hebben in crisisbeheersing.
Diversiteit in ideeën en activiteiten
Voor gemeenten, veiligheidsregio’s en rijksoverheid is het versterken van weerbaarheid en veerkracht momenteel een belangrijk speerpunt, bijvoorbeeld het programma Versterken maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er nog geen eenduidige definities zijn van de begrippen; ze worden door elkaar heen gebruikt en een duidelijke beschrijving van de verschillende termen wordt weinig gegeven. Hoewel de vertaling van de begrippen naar doelstellingen en initiatieven vaak nog een zoektocht is, zien we dat bij alle organisaties ideeën en activiteiten ontwikkeld worden.
Kijkend vanuit crisisbeheersing zijn die voor het grootste deel gericht op het versterken van de weerbaarheid door het vergroten van risicobewustzijn en voorbereidende maatregelen voor de korte termijn. Met name gemeenten hebben rechtstreekse relaties met burgers, bedrijven en verenigingen en denken na over en zetten stappen om te investeren in structurele vormen van netwerksamenwerking.
Weerbaarheid als voorbereiding en veerkracht ten tijde van een crisis
Op basis van dit onderzoek en eerdere onderzoeken maken wij een onderscheid tussen de begrippen weerbaarheid en veerkracht. Weerbaarheid richt zicht dan met name op de voorbereidingen op een crisis (door burgers, organisaties en de overheid), terwijl veerkracht zich richt op de fase ten tijde van en na een crisis. Beleid zal zich dus meer dienen te richten op het vergroten van de weerbaarheid, waarmee de kans op veerkrachtig handelen ten tijde van een crisis wordt vergroot. Tegelijkertijd dient niet te worden vergeten dat burgers en organisaties vaak veerkrachtiger zijn dan verondersteld.
Als aanzet voor een overkoepelend beeld van weerbaarheid en veerkracht, heeft het NIPV een (eerste) kwadrantenmodel opgesteld waarin het onderscheid in de fase van een crisis gecombineerd is met het onderscheid tussen interne processen (binnen de eigen organisatie) en externe processen.

Bekijk ook
Brandrisico’s in de meterkast door installatie van duurzame elektrische apparatuur in woningen
11 december 2024
In, op en nabij particuliere woningen wordt steeds meer elektrische apparatuur geïnstalleerd, zoals warmtepompen, zonnepanelen, thuisaccu’s en laadpalen voor elektrische auto’s. Hierdoor neemt de hoeveelheid elektrische energie in een woning sterk toe. Het NIPV heeft onderzocht wat de invloed van deze duurzame energiesystemen is op de (brand)veiligheid van woningen.

Installatie vertoont soms tekortkomingen
Het onderzoek heeft zich toegespitst op de meterkast binnen de woning. Alle elektrische energiestromen komen daarin samen. In ons onderzoek hebben we gesproken met installateurs en deskundigen op het gebied van energie- en klimaattechniek. Tevens hebben we onze conclusies gebaseerd op openbare bronnen zoals die beschikbaar zijn op websites van relevante brancheorganisaties.
Verschil tussen bestaande bouw en nieuwbouw
Uit het onderzoek blijkt dat installatie van duurzame elektrische apparatuur nogal eens tekortkomingen vertoont, waardoor er een verhoogd brandrisico ontstaat in de meterkast. Dit geldt met name voor bestaande woningen. De verschillen met nieuwbouw komen enerzijds voort uit de regelgeving, waarbij voor nieuwbouw strengere eisen gelden dan voor bestaande bouw, maar zijn anderzijds ook een gevolg van de vakbekwaamheid van de installateur. Voor nieuwbouw zal in het algemeen gebruik worden gemaakt van erkende installateurs. Bij bestaande woningen is de eigenaar vrij in zijn keuze van installateur, waardoor hij zich kan laten leiden door (bijvoorbeeld) kosten en de installatie kan laten uitvoeren door niet erkende partijen.
Kwaliteitseisen en regelgeving
Uit het onderzoek concluderen we dat de brandveiligheid in de meterkast, en dus in woningen, kan worden verhoogd door:
- kwaliteitseisen te stellen aan de installatie van apparatuur als zonnepanelen, warmtepompen, thuisbatterijen en oplaadpalen voor elektrische auto’s
- regelgeving in te voeren over de wijze waarop de ‘duurzame’ elektrische energiesystemen worden geïnstalleerd. Dit zal ertoe leiden dat het aantal niet-deskundig uitgevoerde installaties afneemt. Ook komt er zo meer zekerheid dat alle verplichte, dan wel (door deskundigen) geadviseerde veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen.
Lees het rapport
Heroverwegen tunnelbrandbestrijding in wegtunnels in Nederland
6 december 2024
Het NIPV ziet voldoende aanleiding om de tunnelbrandbestrijding in wegtunnels in Nederland te (her)overwegen, zo blijkt uit het rapport ‘Toekomstverkenning brandbestrijding in wegtunnels’. De wijze van brandbestrijding in Nederlandse wegtunnels is al jarenlang behoorlijk gestandaardiseerd. Ontwikkelingen in de maatschappij, bij de brandweer en de geleerde lessen van brandweerinzetten leiden tot inzichten die kunnen worden meegenomen in de manier waarop tunnelbranden in de toekomst worden bestreden.

Redenen voor heroverweging
De redenen die in het rapport worden genoemd, zijn:
- De verduurzaming van het wagenpark (batterij elektrisch, waterstof, LNG, CNG) met als gevolg complexere incidenten/branden vanwege deze brandstoffen op zichzelf, als ook vanwege de combinatie ervan op de plaats incident.
- De ontwikkeling bij de brandweer om minder offensief op te treden bij tunnelincidenten en de behoefte aan meer ruimte voor lokaal maatwerk (zoals openhouden van vluchtdeur, tweezijdig aanrijden).
- De ontwikkeling van nieuwe brandbestrijdingstactieken en -hulpmiddelen, zoals O-bundels, situatie/beeldherkenningssystemen (CCTV, kentekenherkenning) en vaste brandbestrijdingssystemen.
Voertuigherkenning kan waardevolle informatie geven bij een tunnelbrand
De toepassing van nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals voertuigherkenning en (gevaarlijke) ladingherkenning, kan van grote waarde zijn voor de verkenning door de brandweer. Daarnaast kunnen vaste brandbestrijdingssystemen branden klein(er) houden en tegemoetkomen aan de meer defensieve houding van de brandweer.
Speciaal opgeleid en geoefend brandweerpersoneel
Verder weten we dat tunnelbrandbestrijding veelal een complexe brandweerinzet betreft. Mede door de onbekendheid met het object en het grote scala aan bijbehorende procedures en afsprakensets. Daarom ‘moet’ worden gekeken of speciaal opgeleid en geoefend brandweerpersoneel georganiseerd kan worden binnen de korpsen waar een wegtunnel aanwezig is.
In het onderzoek staat de hoofdvraag centraal: Welke ontwikkelingen zijn er nu en binnen een periode van 10 jaar te verwachten die aanleiding geven om de tunnelbrandbestrijding in Nederland te heroverwegen? Overigens kan heroverwegen door de tunnelbeheerder en brandweer ook leiden tot, omkleed met argumenten, het bestendigen van de huidige wijze van tunnelbrandbestrijding in Nederland. Het NIPV ziet echter wel degelijk aandachtspunten voor aanpassing.
Het NIPV heeft dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Stakeholdersoverleg Tunnelveiligheid.
Lees het rapport
Winst te behalen op klimaatveiligheid door veiligheidsregio’s
Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, december 2024
Klimaatverandering zorgt voor nieuwe uitdagingen voor onze veiligheid. De 25 veiligheidsregio’s spelen hierbij een belangrijke rol. De ‘Handreiking Veilige Klimaatadaptatie’ biedt onder anderen managers en adviseurs bij de veiligheidsregio’s concrete handvatten en tips op het gebied van beleid, in te zetten instrumenten en concrete maatregelen. De handreiking is gemaakt in opdracht van het programma Klimaatveiligheid. Een samenwerking van veiligheidsregio’s, NIPV, ministerie van Justitie en Veiligheid en KNMI.

Klimaatadaptatie gaat over het nemen van maatregelen die ervoor zorgen dat Nederland minder kwetsbaar is voor de gevolgen van klimaatverandering. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om ruimtelijke maatregelen om wateroverlast of overstromingen tegen te gaan. Maar ook om slim bouwen en het aanpassen van bestaande gebouwen, veiligheidsmaatregelen in de industrie en bij evenementen.
Samenwerken is de sleutel voor klimaatadaptatie
Provincies, gemeenten en waterschappen spelen een belangrijke rol in het netwerk rond klimaatadaptatie. Het verder versterken van de samenwerking van de veiligheidsregio’s met partners is nodig om veiligheid tijdig te borgen in ruimtelijke ontwikkelingen en in de gebouwde omgeving wanneer er maatregelen rond klimaatadaptatie worden genomen.
Veiligheidsregio’s beschikken over een goede basis
Met deze handreiking kunnen veiligheidsregio’s werken aan (verdere) professionalisering van de manier waarop zij hun adviesrol voor klimaatadaptatie invullen. Een belangrijke les uit dit traject is dat de veiligheidsregio’s over een goede basis beschikken om te adviseren bij klimaatadaptatie. Maar dat het netwerk en de vele ontwikkelingen rondom dit onderwerp (relatief) nieuw zijn. Daarnaast is advies geven vaak wel mogelijk, maar zijn de adviezen van de veiligheidsregio niet afdwingbaar.
Programmamanager Klimaatveiligheid Charlotte van Ruijven: “Veiligheidsregio’s zijn in staat om risico’s te analyseren op basis van hun kennis, expertise en ervaring met incidenten, rampen en crises. Deze inzichten maken het mogelijk om in dialoog tot preventieve maatregelen te komen om de kwetsbaarheid van de samenleving te verminderen. En, mocht het toch misgaan, de bereikbaarheid van de hulpdiensten en de bestrijdbaarheid van de ramp te verhogen. Veiligheidsregio’s verdienen daarom een plek aan tafel bij klimaatadaptatie.”
Risicogericht adviseren mogelijk maken
Veiligheidsregio’s zullen hun organisatie zo moeten inrichten dat integrale samenwerking en risicogericht adviseren mogelijk worden. De handreiking biedt inzicht in de stappen die daarvoor nodig zijn. En geeft inzicht in de gevraagde competenties en vaardigheden. Voor de inhoudelijke advisering vraagt klimaatadaptatie niet altijd om andere kennis of expertise. Maar is het wel een extra factor waarmee in het advieswerk rekening gehouden moet worden. In de handreiking zijn daarom concrete handvatten voor advisering per werkgebied opgenomen: voor natuurbrandbeheersing, ruimtelijke ontwikkelingen, bouwen, industrie en gevaarlijke stoffen, veilig gebruik en evenementenveiligheid.
Lees de handreiking
Bekijk ook
Winst te behalen op klimaatveiligheid door veiligheidsregio’s
5 december 2024
Klimaatverandering zorgt voor nieuwe uitdagingen voor onze veiligheid. De 25 veiligheidsregio’s spelen hierbij een belangrijke rol. De ‘Handreiking Veilige Klimaatadaptatie’ biedt onder anderen managers en adviseurs bij de veiligheidsregio’s concrete handvatten en tips op het gebied van beleid, in te zetten instrumenten en concrete maatregelen. De handreiking is gemaakt in opdracht van het programma Klimaatveiligheid. Een samenwerking van veiligheidsregio’s, NIPV, ministerie van Justitie en Veiligheid en KNMI.

Klimaatadaptatie gaat over het nemen van maatregelen die ervoor zorgen dat Nederland minder kwetsbaar is voor de gevolgen van klimaatverandering. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om ruimtelijke maatregelen om wateroverlast of overstromingen tegen te gaan. Maar ook om slim bouwen en het aanpassen van bestaande gebouwen, veiligheidsmaatregelen in de industrie en bij evenementen.
Samenwerken is de sleutel voor klimaatadaptatie
Provincies, gemeenten en waterschappen spelen een belangrijke rol in het netwerk rond klimaatadaptatie. Het verder versterken van de samenwerking van de veiligheidsregio’s met partners is nodig om veiligheid tijdig te borgen in ruimtelijke ontwikkelingen en in de gebouwde omgeving wanneer er maatregelen rond klimaatadaptatie worden genomen.
Veiligheidsregio’s beschikken over een goede basis
Met deze handreiking kunnen veiligheidsregio’s werken aan (verdere) professionalisering van de manier waarop zij hun adviesrol voor klimaatadaptatie invullen. Een belangrijke les uit dit traject is dat de veiligheidsregio’s over een goede basis beschikken om te adviseren bij klimaatadaptatie. Maar dat het netwerk en de vele ontwikkelingen rondom dit onderwerp (relatief) nieuw zijn. Daarnaast is advies geven vaak wel mogelijk, maar zijn de adviezen van de veiligheidsregio niet afdwingbaar.
Programmamanager Klimaatveiligheid Charlotte van Ruijven: “Veiligheidsregio’s zijn in staat om risico’s te analyseren op basis van hun kennis, expertise en ervaring met incidenten, rampen en crises. Deze inzichten maken het mogelijk om in dialoog tot preventieve maatregelen te komen om de kwetsbaarheid van de samenleving te verminderen. En, mocht het toch misgaan, de bereikbaarheid van de hulpdiensten en de bestrijdbaarheid van de ramp te verhogen. Veiligheidsregio’s verdienen daarom een plek aan tafel bij klimaatadaptatie.”
Risicogericht adviseren mogelijk maken
Veiligheidsregio’s zullen hun organisatie zo moeten inrichten dat integrale samenwerking en risicogericht adviseren mogelijk worden. De handreiking biedt inzicht in de stappen die daarvoor nodig zijn. En geeft inzicht in de gevraagde competenties en vaardigheden. Voor de inhoudelijke advisering vraagt klimaatadaptatie niet altijd om andere kennis of expertise. Maar is het wel een extra factor waarmee in het advieswerk rekening gehouden moet worden. In de handreiking zijn daarom concrete handvatten voor advisering per werkgebied opgenomen: voor natuurbrandbeheersing, ruimtelijke ontwikkelingen, bouwen, industrie en gevaarlijke stoffen, veilig gebruik en evenementenveiligheid.
Lees de handreiking
Bekijk ook
Zo beperk je explosierisico’s bij lithium-ion energieopslagsystemen
4 december 2024
Hoe kun je een explosie in een energieopslagsysteem voorkomen of de effecten beperken? Het NIPV heeft onderzoek gedaan naar de explosiemaatregelen bij energieopslagsystemen (EOS’en) die lithium-ion batterijen bevatten.

“Er wordt veel over explosierisico’s bij EOS’en geschreven. Aan de hand van dit literatuuronderzoek presenteren we adviezen om dit risico te kunnen verkleinen. Ook hebben we met het RIVM enkele gasmengsels ontwikkeld ten behoeve van het rekenen aan explosies”, aldus de onderzoekers van het NIPV.
Doel van het onderzoek
Het NIPV heeft onderzoek gedaan om te achterhalen:
- Welke gassen die vrijkomen bij oververhitting van een lithium-ion batterij een explosie kunnen veroorzaken
- Hoe het explosie-risico verminderd kan worden.
Het doel van het onderzoek is om parameters op te stellen waarmee de effecten van een explosie in een EOS kunnen worden gemodelleerd en om inzicht te krijgen in maatregelen die het explosierisico kunnen beperken. Het onderzoek richt zich op EOS’en met lithium-ion batterijen, die zijn geplaatst in een vrijstaande eenheid (zoals een container) en worden toegepast voor grootschalige energieopslag.
Inzicht in de gassen
Om de effecten van een explosie in een EOS te kunnen modelleren is inzicht noodzakelijk in de hoeveelheid en de samenstelling van de gassen die vrijkomen bij oververhitting van lithium-ion batterijen. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat meer dan dertig verschillende soorten brandbare gassen vrijkomen. De exacte samenstelling en het volume van de vrijkomende gassen verschillen sterk per type lithium-ion batterij.
Waterstof, koolwaterstoffen en koolmonoxide zijn de meest voorkomende brandbare componenten in de vrijkomende gassen. Op basis van deze componenten konden, in samenwerking met het RIVM, twee standaardmengsels worden samengesteld die geschikt zijn voor modellering van explosies van EOS’en waarin batterijen van het type LFP of NMC zijn toegepast.
Risicovermindering
Met de ontwikkelde kennis zijn de mogelijkheden beschouwd om het risico van een explosie zo veel mogelijk te beperken. Er zijn twee mogelijkheden:
- Ventilatie
Met ventilatie worden de gassen uit het EOS verdreven, voordat deze kunnen worden ontstoken en wordt dus de kans op een explosie verminderd.
Er is momenteel echter nog geen eenduidige aanbevolen specificatie voor de ventilatie van een EOS. Daarnaast is er nog geen consensus over de vraag of ventilatie in alle gevallen voldoende effectief is. - Explosieluiken
Via explosieluiken kan de druk van een explosie uit een EOS ontsnappen, waardoor het EOS intact blijft en de gevolgen van de explosie dus worden beperkt, voor zowel het EOS als de omgeving. Het is dan wel belangrijk ervoor te zorgen dat de explosiedruk niet gericht is op routes die worden gebruikt voor evacuatie of door hulpdiensten. Explosieluiken worden daarom bij voorkeur in het dak geplaatst.
Uit de literatuurstudie blijkt verder dat veel toegepaste brandveiligheidssystemen, zoals inertiseren en installeren van sprinkler- of watermistsystemen, explosies in EOS’en met lithium-ion batterijen niet altijd kunnen voorkomen.
De kennis vanuit dit onderzoek wordt verwerkt in het onderwijs van het NIPV.
Lees het rapport
Bekijk ook
Geactualiseerde Handreiking multidisciplinaire afstemming incidentbestrijding in wegtunnels
3 december 2024
De aangepaste handreiking toont aan dat afstemming van wezenlijk belang is bij incidentbestrijding in tunnels.

Voor een uniforme samenwerking
tussen Rijkswaterstaat en hulpverleningsdiensten
De ‘Handreiking voor multidisciplinaire afstemming bij incidentbestrijding in wegtunnels’ reikt hulpverleningsdiensten en Rijkswaterstaat de hand bij afstemming bij het bestrijden van incidenten in tunnels. Deze afstemming is van wezenlijk belang bij de incidentbestrijding in tunnels. De wetgever roept hiertoe op in de Wet en de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels (beide Warvw en Rarvw, art. 7).
In januari 2019 verscheen van deze handreiking de eerste versie. Rijkswaterstaat, de veiligheidsregio’s, politie en het NIPV hebben de handreiking gezamenlijk ontwikkeld.
Aanpassingen in nieuwe versie
Opgedane ervaringen tijdens oefeningen in wegtunnels en voortschrijdend inzicht hebben geleid tot aanpassing van de handreiking. Bovendien is in de afgelopen tijd het uitvraagprotocol voor de meldkamer aangepast. En zijn afspraken over het vluchtproces met onder andere de politie en tunnelbeheerder verduidelijkt.
Lees het rapport
225 ongevallen met voorrangsvoertuigen in 2022 en 2023
28 november 2024
In 2022 en 2023 vonden in Nederland 225 ongevallen met voorrangsvoertuigen plaats. De ongevallen leidden tot 1 dodelijk slachtoffer en 79 gewonden. Bij de gewonden ging het om 36 hulpverleners (17 politie, 12 ambulance, 7 brandweer) en 43 andere weggebruikers. Het dodelijk slachtoffer was een andere weggebruiker. Deze cijfers komen uit het tweejaarlijkse onderzoek dat vandaag is verschenen.

De politie was bij 153 ongevallen betrokken, de ambulance bij 52 ongevallen en de brandweer bij 14 ongevallen. Bij 6 ongevallen waren overige hulpverleningsdiensten betrokken die optische en geluidssignalen mogen voeren. Bij de meeste ongevallen (86 procent) was er sprake van een wederpartij. Bijna twee derde van de ongevallen (62 procent) was een flankbotsing.
Meest ernstige ongevallen binnen de bebouwde kom
De meerderheid van de ongevallen gebeurde binnen de bebouwde kom (71 procent). Hier deden zich ook de meest ernstige ongevallen voor. De twee meest voorkomende ongevalstypen: een kruispunt met verkeerslichten waarop de voorrangsvoertuigbestuurder door rood licht rijdt, terwijl de andere weggebruiker groen licht heeft (31 procent). En een verkeerssituatie waarin de andere weggebruiker niet oplet of onverwacht gedrag vertoont (25 procent).
Aandachtspunt bij interpretatie cijfers
De verschillende hulpverleningsorganisaties hebben in het rijden met optische en geluidssignalen een min of meer gelijksoortige taak. Bij de interpretatie van de cijfers is het echter belangrijk om in gedachten te houden dat deze organisaties op diverse aspecten van elkaar verschillen, zoals de grootte van het wagenpark, het aantal uitrukken en de kenmerken van de uitrukken. Deze verschillen hebben invloed op de omvang en de ernst van ongevallen met voorrangsvoertuigen.
Wat zijn voorrangsvoertuigen?
Voorrangsvoertuigen zijn voertuigen van de hulpdiensten en andere aangewezen diensten die met optische en geluidssignalen mogen rijden. Het rijden met voorrangsvoertuigen brengt gevaren met zich mee, met name omdat van de geldende verkeersregels wordt afgeweken en het weggedrag daardoor voor andere weggebruikers minder voorspelbaar is.
Lees het rapport en de factsheet
Bekijk de factsheet voor de belangrijkste cijfers uit het onderzoek. Lees voor het complete beeld het volledige onderzoeksrapport.