Nieuw lectoraat Datagedreven publieke veiligheid geeft impuls aan publieke veiligheid
15 januari 2025
Deze maand start het nieuwe lectoraat Datagedreven publieke veiligheid. Binnen dit lectoraat staat datascience centraal: een vakgebied dat binnen brandweerzorg en crisisbeheersing nog in de kinderschoenen staat, maar dat samen met de praktijk voor een belangrijke impuls kan zorgen om Nederland veiliger en veerkrachtiger te maken. Met datascience maken we de slag van het tellen van incidenten en dreigingen naar het verklaren en voorspellen van incidenten en dreigingen.

Sterke informatiepositie is onmisbaar
Ook de ontwikkeling en toepassing van bijvoorbeeld slimme sensoren en uiteindelijk autonome robots stellen eisen aan datascience. Het toepassen van slimme sensoren moet uiteindelijk leiden tot het op grotere schaal inrichten van systemen die crises beter kunnen verklaren én voorspellen (early warning).
Eind vorig jaar stemde het algemeen bestuur van het NIPV in met de instelling van dit vijfde lectoraat binnen onze organisatie. Hiermee geven we invulling aan de ambitie zoals geformuleerd in de Strategische Onderzoekagenda 2023-2026.
Amy Matser start als nieuwe lector
Het nieuwe lectoraat staat onder leiding van lector Amy Matser. Zij brengt veel relevante kennis mee die ze heeft opgedaan als infectieziekten-epidemioloog en teamleider datascience bij de GGD Amsterdam.
Amy Matser: “Vanuit de data en door het toepassen van datascience heb ik onderzoek gedaan naar de verspreiding van infectieziekten zoals COVID-19 en de effectiviteit van preventie en bestrijding. In de brandweerzorg en crisisbeheersing worden data, datascience en artificiële intelligentie (AI) ook steeds belangrijker. Maar welke data hebben we echt nodig? En welke datascience-toepassingen hebben meerwaarde in de praktijk? Hoe borgen we privacy en welke ethische afwegingen maken we? Ik kijk ernaar uit om samen met mijn collega’s het lectoraat rondom deze thema’s vorm te geven.”

Vliegende start met twee projecten
Binnen de onderzoekslijn datagedreven crisisbeheersing start het MultiAI-project, een samenwerking met Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, de Vrije Universiteit Amsterdam en het Centrum Wiskunde & Informatica. Ook gaat het lectoraat een vierjarige samenwerking aan met de TU Delft en Veiligheidsregio Utrecht in het Europese consortium FOURIER, aangevoerd door Politecnico di Torino.
Coby Flier, directeur Onderzoek en Onderwijs: “Een sterke informatievoorziening wordt steeds belangrijker om de toenemende complexe dreigingen, bijvoorbeeld natuurrampen en technologische verstoringen, het hoofd te bieden. Met dit nieuwe lectoraat geven we een boost aan het onderzoek op het gebied van efficiënte, veilige en duurzame inzet van data en datatoepassingen in de brandweerzorg en crisisbeheersing. Deze kennis is nodig om Nederland veiliger en veerkrachtiger te maken.”
AI toepassen om crisisorganisaties te vormen
In het MultiAI-project onderzoekt het lectoraat het gebruik van AI om crisisorganisaties aan het begin van een acute crisis te vormen. Er is gebleken dat generatieve AI er moeite mee heeft om in de operationele context de juiste duiding te geven aan de brede informatie uit bijvoorbeeld bestuurlijke netwerkkaarten. Hierdoor is het tot nog toe lastig om dergelijke tools in te zetten in de praktijk. In dit project wordt onderzocht hoe de duiding van informatie door middel van datascience verbeterd kan worden om toch te komen tot een toepasbare accurate oplossing.
Digitale tweeling voor veiligere kritische infrastructuur
In het FOURIER-project onderzoekt het lectoraat de toepassing van een digital twin om de veiligheid van kritische infrastructuur te inspecteren en te bewaken. Kritische infrastructuur, zoals het elektriciteitsnet en communicatie, is essentieel voor het functioneren van de samenleving. Het NIPV wil er daarom alles aan doen om deze te beschermen tegen allerlei soorten dreigingen. Door het toepassen van digital twin-technologie, waarin de realiteit wordt nagebootst, krijgen we inzicht in het systeem en kunnen mogelijke veiligheidsrisico’s worden gedetecteerd.
Startnotitie lectoraat Datagedreven publieke veiligheid
In de startnotitie leest u meer over de doelstellingen en de onderzoeksagenda van het lectoraat.
Bekijk ook
Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen
15 januari 2025
Het afgelopen weekend werkte onze lector Energie- en transportveiligheid Nils Rosmuller mee aan een tv-item van de NOS over de brandveiligheid van parkeergarages waarin elektrisch aangedreven voertuigen worden geparkeerd en opgeladen. Aanleiding voor het item is de toename van het aantal elektrische voertuigen en daarmee van het aantal branden van deze voertuigen.

Als kennisinstituut helpen we, onder andere via de media, mee om maatschappelijke vraagstukken te duiden en dragen we bij aan een beter geïnformeerde samenleving. Dit geldt ook voor het onderwerp parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen.
Sprinkelerinstallaties kunnen belangrijke bijdrage leveren aan brandveiligheid
In het bijbehorende artikel op de NOS-website wordt gesuggereerd dat sprinklerinstallaties niet werken bij brandende elektrische auto’s. Deze opvatting wordt niet gedeeld door het NIPV. Uit ons onderzoek blijkt dat maatregelen zoals sprinkler- of watermistinstallaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de brandveiligheid van parkeergarages. Deze installaties verkleinen de kans op branduitbreiding naar aangrenzende constructies en voertuigen aanzienlijk. Dit geldt niet alleen voor branden in conventioneel aangedreven voertuigen, maar ook voor branden in elektrisch aangedreven voertuigen. Daarnaast vergroten dergelijke installaties ook de inzetmogelijkheden van de brandweer.
Meer informatie: publicatie en infographic
De publicatie ‘Brandveiligheid van parkeergarages met elektrische voertuigen’ helpt bij het maken van de juiste keuzes om tot een acceptabel niveau van brandveiligheid te komen in parkeergarages met elektrische voertuigen. De uitgave is bedoeld voor veiligheidsregio’s (brandweren), gemeenten en eigenaren. In de bijbehorende infographic staan aandachtspunten en maatregelen voor verenigingen van eigenaren en exploitanten van parkeergarages.
Bekijk ook
Natuurbranden: specialistische teams voorbereid op toekomst
30 december 2024 (voor het laatst bijgewerkt op 14 januari 2025)
De natuurbranden in Californië zijn volop in het nieuws. Landelijk coördinator natuurbrandbeheersing Jelmer Dam (NIPV) werkte mee aan verschillende tv- en radioprogramma’s om de natuurbranden te duiden. “Met water kun je de branden in LA niet bestrijden, landschapsmanagement is de oplossing”, zei hij bijvoorbeeld deze week bij BNR. Daarnaast heeft Dam enorm veel respect voor de aanpak van de bestrijding van de branden in Californië. “Als je meer dan 10.000 woningen verliest, maar relatief weinig slachtoffers hebt, dan is het werk van de brandweermensen daar fenomenaal.” Bij RTL Nieuws en bij Editie NL deelde Dam een vergelijkbare observatie.

Voorbereiden op complexe en dynamische incidenten in Nederland
“Het natte jaar 2024 zag relatief weinig natuurbranden, dus grepen specialistische natuurbrandbeheersingsteams de kans om door te ontwikkelen. Want we moeten ons voorbereiden op de bestrijding van steeds meer complexe en dynamische incidenten in de toekomst.” Jelmer Dam blikt terug op een leerzaam jaar. “Grootschalige oefeningen, werken met nieuwe technieken en kennis opdoen bij buitenlandse collega’s stonden dit jaar op het menu.”

Meer natte winters en juist droge zomers
Dat 2024 zo nat was, is een uitschieter volgens de weermodellen. “De laatste jaren zien we juist langere droge periodes en steeds hogere temperaturen. En de winters zijn dan weer milder en natter. Ideale omstandigheden voor bomen en planten om te groeien. Meer vegetatie betekent ook meer brandstof voor natuurbranden. Daar moeten we mee aan de slag.” Niet voor niets heeft de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) eind 2023 de Visie natuurbrandbeheersing van Brandweer Nederland vastgesteld.
Slimme repressie als onderdeel van strategische visie
In de aanpak van natuurbrandbeheersing staan drie sporen centraal: risicobeheersing, slimme repressie en kennisontwikkeling en -deling. Dam focust met het landelijk specialisme natuurbrandbeheersing op slimme repressie. “Met relatief kleine veranderingen kunnen we veel betekenen op dit gebied. Bijvoorbeeld door materieel en middelen van verschillende regio’s op een slimme manier in te zetten. Maar ook door met specialistische teams meer kennis op te doen.”
Focus op kruisbestuiving van specialisten natuurbrandbeheersing
“In 2024 lag er extra focus op vakbekwaamheidsmomenten waarbij de verschillende specialistische teams bij elkaar kwamen. Zo maakten we kruisbestuivingen. Niet alleen met elkaar, ook met natuurbrandspecialisten in andere landen.” Jelmer Dam geeft een overzicht:
1. Voor het eerst oefende het FBO (Fire Bucket Operations) met Heliteam Brandweer met alle teamleden. Zij oefenden een volledige inzet, van alarmering tot inzet van helikopters op de vuurlijn inclusief samenwerking met Team Digitale Verkenning (TDV).

2. Vier teamleiders Handcrew & FBO draaiden in Spanje operationeel mee met de Catalaanse brandweer. Daarbij rukten ze twee keer uit met hun Spaanse collega’s om daadwerkelijk natuurbranden te bestrijden op een voor Nederlandse begrippen innovatieve manier.
3. Zeven FBO’ers en landelijk adviseurs natuurbrandbeheersing gingen samen met de landelijk coördinator ook naar Catalonië om te leren van vuur van daadwerkelijke natuurbranden als beheerbranden. Zo staken ze bij windkracht 6 enkele hectaren aan om onder meer te leren hoe een brand zich gedraagt onder verschillende omstandigheden.

4. Vijf Handcrew-teamleden waren bij het jaarlijkse FireCamp in Polen, een internationale bijeenkomst waar veel collega’s uit de hele wereld samenkomen. Iedereen rijdt na deze driedaagse weer terug met een rugzak vol ervaringen en een uitgebreid netwerk in de natuurbrandwereld.
5. In Italië deden zeven Nederlandse natuurbrandanalisten mee aan de FireWeather course. Dit is een hoogwaardige Europese opleiding in meteorologie in relatie tot natuurbranden en een goede basis voor natuurbrandanalyse. Ook Nederland levert hiervoor een docent: NIPV-onderzoeker Brian Verhoeven.
6. Als opvolging van de FireWeather-course volgden acht natuurbrandspecialisten de FireAnalysis-ourse in Berlijn. In vier dagen leerden zij met een gedegen onderbouwing een analyse uit te voeren voor de aanpak van grootschalige dynamische natuurbrandincidenten.

Na deze opsomming vervolgt Dam: “Er is internationaal zoveel kennis op te halen. In Catalonië bijvoorbeeld, daar hebben ze nu al veel te maken met droge en warme zomers. De kennis die ze daar hebben, gebruiken wij om te werken aan slimme repressie in plaats van het enkel inzetten van meer materieel om natuurbranden te bestrijden.” Ook in 2025 is Dam van plan om slimme repressie verder te ontwikkelen met de specialistische eenheden. “Met slimmere tactieken en technieken bijvoorbeeld. Maar ook effectieve samenwerking en verdere ontwikkeling van de landelijke specialistische teams.”
Bekijk ook
Blog: De gouden brandpionier in de brandweerkathedraal
7 januari 2025
Tijdens het afgelopen Brandweerevent kreeg Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde, de hoogste brandweeronderscheiding: het Gouden Kruis van Verdienste. Lector Lieuwe de Witte roemt de pioniersmentaliteit van zijn collega.

Onlangs kreeg mijn zeer gewaardeerde collega Ricardo Weewer, lector Brandweerkunde, tijdens het Brandweerevent de hoogste brandweeronderscheiding: het Gouden Kruis van Verdienste. Een zeer verdiende onderscheiding die zijn jarenlange inzet voor de brandweer en zijn enorme bijdrage aan brandweerkundig onderzoek en onderwijs in Nederland en daarbuiten benadrukt. Hoewel hij zelf zou zeggen dat hij dat niet alleen heeft gedaan en dat deze onderscheiding een beetje van alle collega’s is die hieraan gewerkt hebben, vind ik dat hij zichzelf daarmee tekortdoet. Nu wordt deze column geen lofzang op mijn collega, maar ga ik iets uit zijn werkwijze belichten dat hem kenmerkt en dat is zijn pioniersmentaliteit.
Er is iets met dat woord pionieren. Je kunt dat positief en negatief uitleggen. Het woord pionier roept bij mensen grofweg twee reacties op. De eerste groep reageert met een gezicht als een oorwurm. “Dat is wat proberen zonder dat je weet waar je aan begint.” Het tegenovergestelde effect ontstaat bij de tweede groep: “Yes! We gaan iets nieuws doen!” Hoewel pionieren in eerste instantie ‘iets uitproberen’ lijkt te betekenen, heeft het een veel diepere betekenis. Een pionier verricht baanbrekend werk en heeft de kwaliteiten om te blijven verkennen, uitzoeken en nieuwe mogelijkheden te zoeken. Maar er zitten ook valkuilen aan dat pionieren. Loop je te ver voor de troepen uit, dan word je niet begrepen. Ben je pionier in conservatieve en reactieve organisaties, dan is er snel weerstand tegen verandering. Wat dan helpt, is om in verbinding te staan met je doelgroep en veranderingen direct te koppelen aan de praktijk, of nog beter ze met de praktijk uit te vinden. Dat wordt ook wel participerend onderzoek genoemd. Daarnaast zijn lef en durf belangrijk om mythes en eigen overtuigingen te ontkrachten. En je moet erop vertrouwen dat het leidt tot een groter geheel.
Tijdens het Brandweerevent riep Ricardo Weewer op om groot te denken, of zoals hij dat noemde: kathedraaldenken. Oftewel we moeten niet bang zijn om ambitieuze doelen na te streven die mogelijk tientallen jaren duren om te voltooien. Het betekent in het hier en nu werken aan iets dat mogelijk verder reikt dan je eigen carrière. Die kathedraal kun je overigens als metafoor voor veel onderwerpen gebruiken. Een leuk element in een kathedraal is de ‘vliegende steunbeer’. Een boogconstructie die zorgt voor de afdracht van de krachten naar een externe kolom op enige afstand van de muur. Dit zorgt voor dunnere constructies en de mogelijkheid om ramen toe te voegen in de muren van de kathedraal.
Leuk dat pionieren en die kathedraal, maar wat heeft dat met brandveiligheid te maken? We staan binnen het vakgebied op een interessant kruispunt. Er verandert veel in onze leefomgeving en maatschappij (zie ook mijn vorige column) en deze veranderingen vragen om nieuwe frisse ideeën buiten de gebaande paden. Met andere woorden: we hebben meer pioniers nodig die de ruimte krijgen om creatief en flexibel te werken aan het innoveren van de brandveiligheidskathedraal. Vanuit het lectoraat Brandveiligheidskunde proberen we daaraan bij te dragen door bijvoorbeeld handvatten te bieden om brandveiligheid op een andere, meer doelgerichte manier aan te pakken. Maar dat kunnen we niet alleen, dus hierbij een oproep aan organisaties om dat pionierswerk mogelijk te maken en te ondersteunen!
Gelukkig hebben we binnen het NIPV een gouden brandpionier rondlopen, die blijft werken aan die mooie brandweerkathedraal!
Lieuwe de Witte
Lector Brandveiligheidskunde
Deze column is eerder verschenen in Brandveilig.com nr. 4, 2024.
Bekijk ook
Hulplijn bij gevaarlijke stoffen: landelijk specialisme IBGS
6 januari 2025
“Als er gevaarlijke stoffen vrijkomen, kan de lokale brandweer dat vaak zelf oplossen. Het landelijk specialisme IBGS (incidentbestrijding gevaarlijke stoffen) is er voor uitzonderlijke gevallen. Echt grote of complexe incidenten.” Jan Jacobs, landelijk coördinator IBGS bij het NIPV, vertelt dit in een nieuwe video over het landelijk specialisme IBGS. De video is gemaakt om te laten zien waar ze voor in te zetten zijn.
Bij incidenten met gevaarlijke stoffen is vaak een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) ter plaatse. “Die kan veel oplossen, maar wij zijn een hulplijn”, licht Jacobs toe. “Sommige stoffen zijn onbekend en dan is het fijn als iemand meedenkt. Bijvoorbeeld: moet je mensen gaan ontsmetten of niet? Is het gevaarlijk voor het milieu of niet? De landelijk adviseur gevaarlijke stoffen (LA-GS) kan meedenken en adviseren om een specialistisch team of een netwerkpartner in te zetten.”
Specialisten verlenen bijstand aan lokale gezag
“Het lokale gezag kan tijdens een incident verschillende landelijk inzetbare specialistische teams vragen om bijstand te verlenen. Er zijn bijvoorbeeld zes Grootschalige Ontsmettingseenheden, de GOE’s. Zij kunnen een grote hoeveelheid mensen ontsmetten. Zo nodig dragen ook netwerkpartners bij aan de bestrijding van grote of complexe incidenten met gevaarlijke stoffen. Denk aan het RIVM bij specialistische metingen of Defensie bij het ontsmetten van materieel en infrastructuur. Ook hebben we afspraken met verschillende chemische bedrijven over de inzet van hun specialistische bedrijfsbrandweer.”
Samenwerken met andere organisaties
“Als landelijk coördinator ondersteun ik het landelijk specialisme IBGS en mag ik onder meer de doorontwikkeling faciliteren. Dat doe ik met name door samenwerking. Niet alleen met eenheden uit verschillende veiligheidsregio’s en het NIPV, ook met bestaande en nieuwe netwerkpartners. Zo kunnen we in veel situaties met gevaarlijke stoffen, die gelukkig maar weinig gebeuren, een oplossing bieden. Die samenwerking met zoveel partijen, het door de constante ontwikkelingen uitgedaagd blijven worden, dat is wat mij heel erg bevalt.”
Over de landelijke specialismen van de brandweer en IBGS
Een incident houdt zich niet aan regio- of landsgrenzen. Ook zijn incidenten soms zo complex of groot dat speciale kennis en materieel nodig zijn. Dan is het noodzakelijk dat de brandweer de krachten bundelt en samenwerkt. Binnen IBGS onderscheiden we verschillende onderdelen die horen bij het landelijk specialisme:
- Landelijk adviseur gevaarlijke stoffen als hulplijn.
- Advies over schuimgebruik bij het afdekken van plassen met gevaarlijke stoffen.
- Meten van gevaarlijke stoffen.
- Ondersteuning van industriële bedrijfsbrandweren.
- Grootschalige ontsmetting.
- Bronbestrijding op locatie (in gaspak) met specialistische teams.
Het NIPV ondersteunt de landelijke specialismen door ontwikkeling en verbinding van expertise, systemen, mensen en middelen. Voor een veilig en veerkrachtig Nederland.
Meer informatie
Bekijk ook
PGS 15 in nieuw jasje
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024
Op 9 december is de geactualiseerde PGS 15 gepubliceerd. Het document is omgeschreven naar ‘Nieuwe Stijl’, op basis van de risico- en scenariobenadering en is volledig geënt op gebruik in de digitale omgeving. Naast de structuurwijziging van papieren boekwerk naar interactief webdocument zijn ook enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Dat was onder andere nodig omdat in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) de PGS 15 als juridisch kader wordt benoemd voor enkele ADR-klassen die nog niet in de eerdere versie waren opgenomen.

Volgens Frank Lelieveld, lid van het PGS 15-team, is het geactualiseerde document volledig opnieuw opgezet, maar is wel zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande content. “Goede maatregelen die we eerder hebben bedacht, hebben we behouden. De inhoudelijke wijzigingen hebben vooral betrekking op het Bal, dat naar de PGS 15 verwijst voor de milieubelastende activiteit ‘opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking’. Nieuw in de PGS 15 is bijvoorbeeld de ADR-klasse 2 giftige stoffen en een verdere uitwerking van klasse 6.2 I1 en I2, bekend als infectueuze stoffen. Dan gaat het bijvoorbeeld om opslagvoorzieningen bij laboratoria waar met virussen of bacteriën wordt gewerkt.
In de scenariobenadering zijn toxische scenario’s als nieuw element toegevoegd. Die kende de oude PGS 15-versie ook nog niet. Wel scenario’s met giftige verbrandingsproducten die zich in de rook verspreiden, maar geen scenario’s rond lekkage van stoffen in opslag uit bijvoorbeeld vaten. Met deze toevoeging wordt zowel de omgevingsveiligheid als de veiligheid van werknemers van het bedrijf gediend.
Wijzigingen brandveiligheid
Geerlof Bijsterbosch, die voorzitter was van het PGS 15-team, benoemt enkele wezenlijke inhoudelijke wijzigingen op het gebied van brandveiligheidsvoorzieningen “Nieuw is bijvoorbeeld dat het onderscheid tussen inpandige en uitpandige opslag is vervallen. Daar was in de praktijk veel discussie over, omdat er opslagsituaties bestaan die je zowel als binnen- als buitenopslag kan zien. Nu worden voor alle typen opslag, binnen en buiten, dezelfde normen gehanteerd ten aanzien van het beheersen en bestrijden van scenario’s.”
Andere wijzigingen op brandveiligheidsgebied hebben onder andere betrekking op opslagvolumes en veilige bebouwingsafstand rond PGS-opslagvoorzieningen. Lelieveld: “In de nieuwe versie hebben we de voorheen ‘magische grens’ van het opslagvolume, als basis voor eisen aan actieve brandbestrijdingssystemen’ verhoogd van tien ton naar twintig ton, mits wordt voldaan aan bouwkundige eisen voor brandbeheersing, zoals compartimentering met een WBDBO van 90 min. Dit is geen verzwaring maar een uitbreiding van mogelijkheden. Bovendien is de veilige afstand voor bebouwing naast PGS-opslagen zonder bouwkundige brandwerendheid verhoogd van 10 tot 15 meter. We hebben ons hierbij gebaseerd op de NEN 6069.”
Bijsterbosch vult aan dat ook nieuwe inzichten inzake veilige energietransitie hun uitwerking hebben op de PGS 15. Zo gaan steeds meer bedrijven over tot het opwekken van groene stroom voor eigen gebruik door middel van zonnepanelen op hun daken. Ook op PGS 15-loodsen wil men zonnepanelen plaatsen, terwijl de brandwerendheid van het dak daar niet op berekend is.
Bijsterbosch: “Het dak waarop de zonnepanelen zijn geplaatst, wordt gezien als scheiding tussen twee brandcompartimenten. Dat betekent dat de eigenaar van de loods zodanige beschermende maatregelen moet treffen dat een brand in de zonnepaneleninstallatie op het dak nooit kan doorslaan naar de onderliggende opslagruimte. Dit vinden wij een belangrijke toevoeging aan de PGS 15. Uiteindelijk kijken we als brandweer vooral naar de brandveiligheid en omgevingsveiligheid.”
Informatievoorziening
En ook naar de veiligheid van de repressieve dienst als die bij incidenten in PGS 15-loodsen moet optreden. Daarvoor is in de PGS 15 Nieuwe Stijl een passage opgenomen met eisen aan de informatievoorziening, van de opslagbeheerder naar de brandweer. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de ‘eerstelijnsinformatie’ die bij de melding van het incident zo snel mogelijk beschikbaar moet zijn voor een juiste bepaling van de eerste inzet, en meer gedetailleerde stofgegevens die op een iets later moment beschikbaar mogen zijn. Lelieveld: “De aanrijdende eerste brandweereenheden hebben niets aan die gedetailleerde informatie. Dat is meer iets voor de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), die meer inhoudelijke expertise heeft en die informatie goed kan duiden. Omdat de AGS een opkomsttijd heeft van een halfuur is dat ook de tijdslimiet die we in de PGS 15 hebben benoemd voor het verstrekken van detailinformatie over de aard en hoeveelheid van de opgeslagen stoffen.”
‘Werk digitaal’
Dat de PGS 15 is gepubliceerd wil volgens Bijsterbosch en Lelieveld niet zeggen dat het document al als formele regelgeving kan worden beschouwd. Daarvoor moet het eerst worden goedgekeurd en vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad. Die stap staat voor begin 2025 op de agenda.
Tot slot hebben de PGS 15-teamleden nog een dringende oproep aan mensen die in de praktijk met de PGS 15 gaan werken voor advisering, toezicht en bedrijfsbrandweertrajecten: “Een PGS Nieuwe Stijl is een ander type document dan de klassieke papieren versie. Het is interactiever, met snelle links en verwijzingen naar onder andere het Scenarioboek. Zo ondersteunt het de gebruikers beter. Maar alleen als het ook in de digitale omgeving wordt gebruikt. Het uitprinten van het document zal de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak niet ten goede komen. We bevelen iedereen daarom dringend aan om de digitale versie te gebruiken. Vanuit het Netwerk Industriële Veiligheid gaat we de collega’s in 2025 bijscholen in de nieuwe PGS 15.”
Handreiking brandveiligheid afvalbedrijven
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024
Adviseurs, vergunningverleners en toezichthouders krijgen meer houvast bij het waarborgen van de brandveiligheid bij afvalbedrijven. Op 3 december is de Handreiking brandveiligheid afvalbedrijven opgeleverd en goedgekeurd door het kernteam van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) en de Sector Milieu & Industrie van Brandweer Nederland. Het document is opgesteld door het LEC IV, in samenwerking met vertegenwoordigers van het Netwerk Industriële Veiligheid (IV) en de Sector Milieu & Industrie. Met de handreiking wordt invulling gegeven aan de wens van de veiligheidsregio’s en toezichthouders voor de ontwikkeling van een beleidskader om meer grip te krijgen op de brandrisico’s in deze specifieke bedrijvencategorie. De afgelopen jaren waren er meerdere grote en langdurige branden bij afvalbedrijven, verspreid over Nederland.

Het project startte in 2022, met een literatuuronderzoek door het NIPV naar de problematiek van branden in de afval- en recyclingbranche. In de studie werd onder andere gekeken naar wet- en regelgeving en vergunningverlening. Het literatuuronderzoek werd aangevuld met een casestudie, waarvoor vanuit het netwerk van de zes IV-regio’s een zestal incidentcasussen werd aangeleverd. Kenmerkend aan branden in de afvalbranche is dat ze vaak langdurig zijn, een grootschalige en langdurige brandweerinzet vragen, een grote (milieu)-impact hebben op de omgeving en overlast en gezondheidsrisico’s veroorzaken door langdurige blootstelling aan rookontwikkeling.
Drie typen maatregelen
Het ontwikkelde beleidskader biedt de veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten handvatten bij het opstellen van omgevingsplannen en vergunningverlening om de brandrisico’s in de afvalbranche beter te beheersen en te beperken. De handreiking beschrijft hiervoor drie typen maatregelen, respectievelijk voor het voorkomen van brand, het beperken van branduitbreiding en het ondersteunen van de brandbestrijding. De leidende uitgangspunten zijn dat een brand bij een afvalverwerkend bedrijf binnen vier uur onder controle moet zijn en dat binnen 24 uur de brand volledig moet zijn geblust. Toepassing van de juiste mix van maatregelen, afhankelijk van de omvang van het bedrijf en het type verwerkt afval/grondstoffen, moet dit maximaal geaccepteerde scenario mogelijk maken.
De beschreven maatregelen hebben onder andere betrekking op compartimentering en compartimentsgrootte van opslag, het voorkomen van ophoping van afval buiten de opslag en in de verwerkingsruimten, toegankelijkheid en bereikbaarheid voor de brandweer en bluswatervoorziening. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van deze risicobeheersende en repressie-ondersteunende maatregelen ligt bij de bedrijven. Ook zij kunnen gebruik maken van de handreiking bij het brandveiliger inrichten van hun terreinen en bedrijfsgebouwen.
Calamiteitenplaats
Een van de beschreven maatregelen is het realiseren van een calamiteitenplaats op het terrein van de afvalverwerker, met voldoende ruimte om tijdelijk brandend materiaal uit te rijden en af te blussen. Bij branden in afvalbulkopslag, zoals hout(pulp), biomassa of schroot, is het uit elkaar halen van de berg brandend materiaal de enige optie om het vuur effectief te kunnen doven. Daarvoor moet dan wel ruimte op het terrein beschikbaar zijn, met waarborgen voor het voorkomen van verspreiding van verontreinigd bluswater naar de omgeving. In de handreiking is verder een aanbeveling opgenomen voor het opleiden en trainen van medewerkers van afvalbedrijven in het herkennen van brandrisico’s, zoals batterijen en gevaarlijke stoffen in de afvalstroom.
Na de goedkeuring van het kernteam IV en de Sector Milieu & Industrie is de handreiking op 12 december ook besproken en vastgesteld door de landelijke Vakraad Brandveiligheid.
Lees de Handreiking brandveiligheidsmaatregelen afvalbedrijven
Jaarplan LEC Industriële Veiligheid 2025: veilige energietransitie en verstoringen
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024
Het is niet verwonderlijk dat de veiligheid van de energietransitie ook in het Jaarplan 2025 van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) weer een belangrijke plaats inneemt. Want de ontwikkelingen rond duurzame energiebronnen en duurzame energieopwekking gaan snel en daardoor verschuiven risico’s en scenario’s die voorheen vooral in de industriële omgeving voorkwamen steeds meer naar de bebouwde leefomgeving. Ron Bouwman, programmamanager van het LEC IV, en Edith van der Reijden, voorzitter van het directeurenoverleg van het Netwerk Industriële Veiligheid (IV), bespreken de highlights voor het komende jaar.

Edith van der Reijden is inmiddels een jaar voorzitter van het directeurenoverleg van het netwerk IV. Na een jaar inwerken en kennis opdoen van het samenwerkingsverband en al zijn taakvelden en projecten, staat voor komend jaar de uitvoering van concrete plannen en projecten op de agenda. Van der Reijden: “Om te beginnen de actualisatie van het convenant Seveso+, de basis voor de samenwerking van het netwerk IV met de omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Arbeidsinspectie en waterschappen. Het bestaande convenant loopt in maart af en we werken aan een nieuw convenant voor de komende jaren.”
De ambities van de partners in Seveso+ zijn verdere versterking van de samenwerking, ook op industriële veiligheidsthema’s die niet onder Seveso vallen, en het beter meetbaar maken van de kwaliteit van de uitvoering en de resultaten van de gezamenlijke inspectieactiviteiten. “Kort samengevat willen we de PDCA-cyclus, plan-do-check-act, beter sluiten”, vervolgt Van der Reijden. “Ook het gezamenlijk leren van industriële incidenten, ter voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing, is een thema waarin we met Seveso+ meer energie willen steken.”
Nieuwe verstoringen
De komende jaren komen volgens Ron Bouwman nieuwe risico’s en scenario’s op de samenleving af, waar ook de industrie zich op moet voorbereiden en dus komen die thema’s ook op het bordje van de veiligheidsregio’s en het LEC en Netwerk IV. Het gaat bijvoorbeeld om verstoringen als gevolg van klimaatverandering, oorlogsdreiging of cyberaanvallen. Weerbaarheid’ wordt hiermee een thema waarmee ook het vakgebied industriële veiligheid aan de slag moet. Op 6 december verscheen een Kamerbrief van de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie over hoe de maatschappij zich moet wapenen tegen militaire en hybride dreigingen.
Ron Bouwman: “Dat is een opgave voor de hele samenleving. Voor burgers, die zich met noodpakketten moeten prepareren op situaties waarin vitale voorzieningen en processen, zoals elektriciteit of de voedselvoorziening, voor langere tijd verstoord raken. Maar ook de industrie heeft met die dreigingen te maken. Los van het feit dat een deel van de industrie vitaal is voor de instandhouding van belangrijke processen voor de samenleving, kunnen door hybride of cyberaanvallen ook serieuze veiligheidsrisico’s ontstaan. Daarom is het logisch dat dit thema ook bij het LEC IV en Seveso+ op tafel komt, in het kader van advisering en toezicht. Wat dit voor ons werkveld gaat betekenen, zal in de loop van 2025 duidelijker worden. Het thema staat voor 2025 en de volgende jaren op de agenda. Voor nieuwe verstoringen door klimaatverandering loopt een nationaal strategisch programma Klimaatadaptatie (NAS). Hierin is een apart project opgenomen om de consequenties voor Seveso-bedrijven helder te krijgen.”
Ketens verbinden
De energie- en grondstoffentransitie zijn volgens Ron Bouwman en Edith van der Reijden een thema dat blijvend energie vraagt van het LEC IV, het netwerk en de gelieerde partnerorganisaties. Van der Reijden: “Energietransitie is meer dan zonnepanelen en batterijopslag. We hebben te maken met een complex samenspel van ontwikkelingen en processen, ook in de logistieke keten. Zo leveren grootschalige opslag en transport van waterstof en ammoniak nieuwe uitdagingen op voor de omgevingsveiligheid. Daarom is het goed dat er in 2024 op initiatief van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio een landelijke Taskforce Veilige Energietransitie is opgezet. Daar sluiten we met het LEC en het Netwerk IV bij aan om bij te dragen met onze industriële veiligheidsexpertise. Het realiseren van een veilige energietransitie vereist dat we de ketens van alle betrokken organisaties met elkaar verbinden. Het Netwerk IV, de verschillende vakraden, de Sector Milieu en Industrie en ook de PGS-beheerorganisatie.”
Met het oog op de energietransitie zijn, naast de al eerder verschenen PGS 37-1 en 37-2 (li-ion energiedragers) en de PGS 35 (waterstoftankstations) twee nieuwe PGS’en in wording. Het gaat om de PGS 39 voor biogasvergisters en de PGS 40 voor elektrolysers.
Kennisontwikkeling en professionele uitvoering
Een greep uit de plannen en ambities van het LEC en Netwerk IV voor 2025 laat zien dat de lijn van versterking van de rol van het netwerk als kennispartner voor industriële veiligheidsvraagstukken verder wordt opgepakt. Daar zitten ook communicatie- en informatievraagstukken aan vast, want onder de vlag van het LEC verschijnen jaarlijks diverse kennisdocumenten, ter ondersteuning van de Seveso-uitvoeringstaken in de veiligheidsregio’s en in de gezamenlijke inspectieprogramma’s met Seveso+. In samenwerking met het NIPV, dat de website van het LEC beheert, wordt gewerkt aan een betere vindbaarheid en toegankelijkheid van die kennisdocumenten.
Een belangrijk onderwerp waarmee het LEC en het netwerk aan de slag gaan is de evaluatie van het Besluit bedrijfsbrandweren. Deze evaluatie staat bij het ministerie van Justitie en Veiligheid voor 2025 op de rol. Dit biedt een kans voor het vereenvoudigen van het proces voor bedrijfsbrandweeraanwijzingen, zowel voor bedrijven als voor overheden. Dat proces, beschreven in artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s, vraagt volgens Ron Bouwman nu erg veel tijd en is complex qua procedure. Vereenvoudiging van het traject kan veel tijd en menskracht schelen.
Ook voor 2025 staan weer de nodige kennisdocumenten gepland. Zo wordt de actualisering van de LOD-werkwijzer en de Werkwijzer stationaire en mobiele blusinstallaties afgerond. Ook wordt gewerkt aan een handreiking voor het invullen van de adviesrol van de GHOR bij milieubelastende activiteiten. Die rol van de geneeskundige component wordt expliciet benoemd in de Omgevingswet, maar er is nog geen gestructureerde invulling aan gegeven. De veiligheidsregio’s hebben behoefte aan kaders en praktische handvatten om de GHOR in die adviesrol te positioneren.
En verder in het komend jaar: het Traineeship Omgevingsveiligheid wordt tussentijds geëvalueerd. Om na te gaan of dit initiatief om jonge beroepsbeoefenaren aan de veiligheidsregio’s te verbinden, oplevert wat ervan werd verwacht. Afhankelijk van de uitkomsten wordt besloten of in 2026 een nieuwe werving voor trainees wordt uitgevoerd. Het vijfdaagse leerblok NFPA staat ook weer op het programma bij het NIPV, voor specialisten industriële veiligheid die de twee cursusmomenten in 2024 hebben gemist. En uiteraard staan voor het komend jaar ook weer twee netwerkdagen gepland, in maart en november. Waardevolle momenten voor verbinding en kennisdeling, waarvoor iedere keer veel belangstelling is.
Kwaliteit en benchmark
Tegelijk met het Jaarplan van het LEC IV verscheen ook het Jaarplan voor het Netwerk IV, het landelijk samenwerkingsverband van alle veiligheidsregio’s onder het Veiligheidsberaad en de Raad van Regionaal Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio. In de documenten worden de ambities en beleidsspeerpunten voor het komend jaar beschreven, voor de activiteiten van het LEC en de samenwerking van de veiligheidsregio’s met de partners in Seveso+. Het LEC IV wil samen met het netwerk in 2025 een ‘monitoringplan’ opzetten voor een benchmark, om de resultaten van de IV-activiteiten in de zes samenwerkingsgebieden met elkaar te kunnen vergelijken. Daarnaast wil het LEC IV ook zijn licht opsteken bij partnerorganisaties in andere Europese landen, om te kunnen vaststellen hoe Nederland het doet qua Seveso-uitvoeringstaken in vergelijking met andere landen.
Dit past ook bij de toenemende aandacht voor de kwaliteit van de uitvoering van de VTH- en adviestaken van de veiligheidsregio’s. Hier worden heldere eisen aan gesteld. In 2025 zal in het netwerk ook de eerste verkenning worden gedaan naar het invoeren van de zogenaamde VTH-A-strategie (vergunningverlening, toezicht, handhaving, advies). Die strategie koppelt de beleidsambities van een veiligheidsregio aan de concrete uitvoering van activiteiten.
Lees het Jaarplan 2025
De impact van vervuilende industrie op burgers en overheden
16 december 2024
Omwonenden van vervuilende (zware) industrie zijn voor de bescherming van hun gezondheid afhankelijk van de industrie en overheid. Veel burgers in Nederland maken zich echter zorgen over de uitstoot van de industrie en de gevolgen voor hun gezondheid, en voelen zich hierin niet gehoord en gezien. De onrust die vervuilende industrie onder omwonenden oplevert, vormt een uitdaging voor (lokale) autoriteiten. De verschillende, veelal ook tegenstrijdige belangen en verantwoordelijkheden stellen gemeenten en provincies vaak voor moeilijke keuzes.

Onderzoekers van het NIPV hebben de publicatie ‘Geen vuiltje aan de lucht?’ opgesteld, waarin zij op basis van interviews, mediaberichten en rapporten zeven casussen beschrijven waarin vervuilende industrie centraal staat. De casussen gaan over Zevenellen (Buggenum), Olam (Koog aan de Zaan), Parenco (Renkum), Olasfa (Olst), APN (Nijmegen), Chemours (Dordrecht) en Tata Steel (Regio IJmond).
Het doel van de publicatie is tweeledig: het in kaart brengen van de (gezondheids)problemen die omwonenden ervaren vanwege de vervuilende industrie in hun omgeving én het inventariseren van de dilemma’s en de problemen die het lokale bestuur daarbij ervaart.
Zorgen van burgers
Het rapport beschrijft de zorgen van omwonenden over de grote hoeveelheden vervuilende, giftige, schadelijke en/of kankerverwekkende stoffen die fabrieken uitstoten. De uitstoot leidt tot vervuiling van het milieu, maar heeft ook impact op hun leefomgeving. Omwonenden maken zich zorgen om hun eigen gezondheid; zorgen die overheidsinstanties vaak niet serieus nemen. Hoewel omwonenden van de overheid verwachten dat zij ingrijpt, hebben ze het gevoel er alleen voor te staan. Vergunningen blijken bijvoorbeeld vaak verouderd, niet te kloppen of zelf te ontbreken. Omdat ingrijpen achterwege blijft nemen omwonenden het heft in eigen hand en groeperen ze zich in actie- en protestgroepen die zelf metingen uitvoeren en rechtszaken starten.
Dilemma’s van lokale bestuurders
Het rapport beschrijft verder hoe industriecasussen kunnen escaleren en hoe lokale autoriteiten in een spagaat belanden tussen omwonenden, industrie en het bevoegd gezag (zoals de provincie). Terwijl de onrust toeneemt, staan lokale autoriteiten voor complexe uitdagingen. Zo is het gezondheidsprobleem doorgaans lastig vast te stellen. Dat heeft meerdere redenen. Er verstrijkt tijd, het kan gaan om jaren, voordat problemen optreden en er spelen allerlei andere mogelijke oorzaken mee. Bovendien is er over veel potentieel gevaarlijke stoffen betrekkelijk weinig bekend. Evenmin is het duidelijk welke partij de verantwoordelijkheid heeft om de problemen aan te pakken, spelen er conflicterende belangen (economische versus milieu- en gezondheidsbelangen) en schiet het huidige VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving) systeem enerzijds tekort en blijft het anderzijds ook onbenut.
Aanbevelingen
De onderzoekers werken in het rapport enkele aanbevelingen voor gemeenten verder uit. Deze zijn eveneens relevant voor andere overheden:
- Zorg voor snelle beeld- en oordeelsvorming en wees goed geïnformeerd.
- Benut bestaande mogelijkheden en neem maatregelen om overlast te voorkomen. Vaak kan er meer dan gedacht.
- Wees richting omwonenden proactief in de communicatie. Omwonenden willen door overheden betrokken, gezien en gehoord worden.
- Draag bij en span je in voor het compenseren van geleden schade.
- Benut je eigen positie als gemeente. Wees de partij boven de partijen. Als gemeente heb je een verbindende functie die dichter bij haar inwoners staat dan de provincie.
Lees het rapport
Jaarplan 2025: samen werken aan de publieke veiligheid van morgen
13 december 2024
Klimaatverandering, energietransitie, nieuwe technologieën, stedelijke verdichting en veranderende geopolitieke verhoudingen maken dat Nederland in de toekomst een ander gezicht krijgt. In deze dynamische wereld zet het NIPV zich in voor het voorkomen en beheersen van publieke risico’s. Dit doen we door het versterken van brandweerzorg en crisisbeheersing.

Het algemeen bestuur, bestaande uit de voorzitters van de veiligheidsregio’s, heeft vandaag ingestemd met ons jaarplan 2025. Hierin beschrijven we onze visie, plannen en de begroting voor het komende jaar.
Enkele speerpunten
In 2025 starten we met een nieuw lectoraat: Datagedreven publieke veiligheid. Hiermee geven we een impuls aan het gebruik van data in de publieke veiligheid. Ook werken we samen met de veiligheidsregio’s en andere partners verder aan een aantal landelijke programma’s. In het programma Onderwijs Onderweg realiseren we een toekomstbestendig onderwijsstelsel voor alle brandweer- en crisisprofessionals.
Daarnaast zijn we gestart met de landelijke programma’s Klimaatveiligheid en Versterken maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht. En ook in 2025 blijft de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening een speerpunt. Daarvoor investeren we in uniforme toegang tot gegevens van veiligheidsregio’s en de landelijke voorzieningen die het NIPV beheert.
We realiseren ons dat vanaf 2026 financiële beperkingen een extra uitdaging vormen. Dit vraagt om een herbezinning op zowel individuele als collectieve activiteiten van de veiligheidsregio’s. Het NIPV zal hierin een verbindende rol blijven spelen.