Blog: Veerkrachtige brandduurzaamheid

19 juni 2024

Al tientallen jaren wordt er gediscussieerd over brandveiligheid versus duurzaamheid en vice versa. Hoewel er goede pogingen zijn gedaan, lijken beide gebieden maar niet dichter bij elkaar te komen. Dat is eigenlijk raar. Een brandend gebouw is namelijk niet duurzaam, blogt lector Brandveiligheidskunde Lieuwe de Witte.

Zonnepanelen op dak woning

Het klimaat verandert en dat heeft allerlei effecten. In de (woning)bouw spelen duurzaamheid, energiezuinigheid en circulariteit een steeds grotere rol. Dit vertaalt zich o.a. in het toepassen van duurzame bouwmaterialen, duurzame bouwmethoden en duurzame energievoorziening. De ontwikkelingen gaan snel en zetten de traditionele (uitvoerings)principes onder druk, introduceren nieuwe risico’s en zorgen voor tegenstrijdige belangen.

Kortgeleden publiceerden we een onderzoek naar branden in de gebouwschil. Een onderzoek gericht op de brandveiligheid van verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen. Ons rapport kreeg veel aandacht in de (sociale) media. Dat is mooi, maar tussen al dat mediageweld bleef een belangrijk onderliggend aspect onderbelicht: de relatie tussen duurzaamheid en brandveiligheid. Al tientallen jaren wordt er gediscussieerd over brandveiligheid versus duurzaamheid en vice versa. Hoewel er goede pogingen zijn gedaan, lijken beide gebieden maar niet dichter bij elkaar te komen. Dat is eigenlijk raar. Een brandend gebouw is namelijk niet duurzaam.

Duurzaamheid kun je definiëren als een verantwoorde omgang met de natuurlijke leefomgeving. Brandveiligheid is te definiëren als het beschermen van bouwwerken en mensen tegen het ontstaan en de gevolgen van brand. Hoewel beide definities op het eerste oog weinig samenhang lijken te hebben, is het tegenovergestelde het geval: ze hangen nauw samen. Als je er geen rekening mee houdt dat een (brand)veilig gebouw binnen de levensduur kan afbranden, loop je het risico een belangrijke impact op duurzaamheid te missen: er is extra materiaalgebruik nodig om het gebouw te vervangen. In het huidige duurzaamheidssysteem wordt het nemen van extra brandveiligheidsmaatregelen dubbel afgestraft: de ‘extra’ maatregelen verhogen de ‘footprint’ en de kosten.

We kunnen blijven benadrukken dat er binnen duurzaamheid onvoldoende aandacht is voor brandveiligheid, maar we moeten ook naar onszelf kijken. In deze tijd waarin er sprake is van een woningtekort, er een grote woningbouwopgave ligt en de energievraag van gebouwen drastisch naar beneden moet, kunnen we het ons niet veroorloven om vanuit brandveiligheid de remmende factor te zijn. We dreigen hierdoor de boot te missen en we zullen dus zelf met oplossingsrichtingen moeten komen. Dat betekent dat de doelen voor brandveiligheid beter moeten aansluiten op de duurzaamheidsopgave. Het is in deze tijd toch moeilijk uit te leggen dat een gebouw kan afbranden en dat we dat toch voldoende brandveilig vinden.

Hoewel de kwestie complex is, kunnen we op zijn minst proberen om brandveiligheid binnen duurzaamheid te waarderen. Dit kan als we de stap naar brandveerkracht (brandbestendigheid) maken. Oftewel als we niet alleen het voorkomen, beperken en bestrijden van brand meenemen, maar ook het herstel na brand. Deze gedachte is overigens niet nieuw, maar we moeten meer laten zien hoe beide gebieden hand in hand kunnen gaan (een zeer goede aanzet is het SAFR-BE model). Het is enerzijds van belang dat nieuwe ontwikkelingen niet zorgen voor een verlaging van het brandveiligheidsniveau. Anderzijds is het van belang dat (brand)veiligheidsaspecten niet belemmerend werken voor de verduurzaming. Dus niet het een ten koste van het ander, maar zowel de duurzaamheid als de brandbestendigheid verbeteren.

Dit kan in eerste instantie met een relatieve vergelijking tussen een referentie en alternatieve ontwerpen, waarbij beide gebieden worden gewaardeerd. Hierbij ontkomen we – door het ontbreken van data – niet aan risico-inschattingen op basis van expert judgement. Ik realiseer me dat dit alles niet eenvoudig is, maar laten we het op zijn minst proberen. Anders worden de keuzes voor ons gemaakt en vissen we achter het net.

Lieuwe de Witte
Lector Brandveiligheidskunde

Deze column is eerder verschenen in Brandveilig.com nr. 2, 2024.

Warmtestralingscontouren van elektrische voertuigbranden beschikbaar dankzij nieuw rekenmodel

18 juni 2024

Data over de warmtestraling van een brand in elektrische voertuigen of modellen om deze te berekenen zijn er (nagenoeg) niet. Het NIPV heeft daarom een rekenmodel opgesteld waarmee de maximale warmtestraling van (elektrische) voertuigbranden kan worden berekend. In de maximale warmtestraling, tijdens de piek van de brand, is zowel de bijdrage van het batterijpakket als die van het voertuig opgenomen.

Brandende auto aan de kant van de weg
.

Nieuw model voorziet in een duidelijke behoefte

Elektrisch laden gebeurt op locaties waar voertuigen worden gestald of geparkeerd. Meestal in de nabijheid van andere activiteiten of voertuigen, in een gebouw of in de buurt van gebouwen. Uit diverse gesprekken met onder meer de veiligheidsregio’s, PGS-commissies en vergunningverleners blijkt dat er behoefte bestaat aan inzicht in de te verwachten warmtestraling bij elektrische voertuigbranden.

Inzicht in warmtestraling om schade te beperken

Wanneer een voertuig in brand raakt, kunnen voorwerpen in de directe omgeving ontbranden of kunnen er slachtoffers vallen als gevolg van de warmtestraling van het brandende voertuig. Voor elektrische voertuigbranden geldt bovendien dat ze lastiger zijn te bestrijden wanneer het batterijpakket bij de brand is betrokken. In dat geval kan de brand langer aanhouden. Om die reden is het van belang om een beeld te krijgen van de reikwijdte van de warmtestraling van elektrische voertuigbranden.

Drie scenario’s beschikbaar gebaseerd op data uit brandexperimenten

In het rapport zijn de warmtestralingscontouren van drie voertuigtypen uitgewerkt: een elektrische personenauto (SUV), een bus en een vrachtwagen met lading. De scenario’s zijn opgesteld met in brandexperimenten gemeten piekbrandvermogens (peak Heat Release Rate). Met behulp van het rekenmodel, gebaseerd op het zogeheten Solid Flame Model, zijn deze doorgerekend naar de maximale warmtestraling op afstand rondom het voertuig.

Uit de studie blijkt dat er tussen elektrische en conventionele voertuigbranden van vergelijkbare grootte geen significant verschil is ten aanzien van het maximale brandvermogen of de totale verbrandingsenergie (THR). Circa 15 procent van de THR bij voertuigbranden is afkomstig van de brandstof of het batterijpakket. De rest van het voertuig is dominant in het piekbrandvermogen en de THR. Voor vrachtwagens geldt dat (eventuele) brandbare lading al gauw het brandvermogen domineert.

Rekenmodel is bedoeld voor incidentbestrijding en ruimtelijke inrichting

Inzicht in de te verwachten maximale warmtestraling tijdens elektrische voertuigbranden maakt het ook mogelijk om vuistregels voor veiligheidsafstanden af te leiden. Deze kennis is niet alleen relevant voor de incidentbestrijding, maar ook voor de ruimtelijke inrichting en te nemen beheersmaatregelen voor bijvoorbeeld parkeerplaatsen en voetgangerszones. Daarnaast kan deze informatie worden opgenomen in les- en leerstof over het bestrijden van branden in elektrische voertuigen.

label Maatschappelijke veerkracht

Lees het tweede Swipezine van Onderwijs Onderweg

16 juni 2025

Het tweede online magazine van het programma Onderwijs Onderweg is live! In deze editie van het Swipezine leest u over de laatste ontwikkelingen binnen het programma , de voortgang van verschillende projecten en hoort u het verhaal van betrokken collega’s. Zo blijft u op de hoogte van de stappen die gezet worden richting toekomstbestendig onderwijs voor brandweer- en crisisprofessionals.

Etappebijeenkomst Onderwijs Onderweg

Over het programma Onderwijs Onderweg

Onderwijs Onderweg is een meerjarig programma, opgezet in opdracht van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het NIPV. Het doel is om het onderwijsstelsel voor brandweer- en crisisprofessionals te verbeteren, zodat het praktijkgericht, flexibel en actueel is en aansluit bij de behoeften van veiligheidsregio’s.

Op weg naar een integrale aanpak van natuurbrandbeheersing

13 juni 2024 (bijgewerkt op 30 januari 2025)

Deze week informeerde de minister voor Natuur en Stikstof, mede namens de minister van Justitie en Veiligheid, de Kamer over de huidige stand van zaken van de versterking van natuurbrandbeheersing.

Het AD publiceerde naar aanleiding van deze Kamerbrief vandaag een uitgebreid artikel over deze versterking. Ook Jelmer Dam, landelijk coördinator natuurbrandbeheersing bij het NIPV, geeft in het artikel meer achtergrondinformatie over dit belangrijke thema. Onder andere het Natuurbrandsignaal ’23 en de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid laten zien dat natuurbranden door klimaatverandering steeds waarschijnlijker worden en de impact groot kan zijn.

Geen paniek, wel bewustwording

Dam: “Als Nederlanders aan klimaatrisico’s denken, gaat het vaak over wateroverlast. Dat is logisch, maar ook het brandgevaar in de natuur neemt toe.” Natuurbrandbeheersing gaat verder dan branden blussen. Risicobewustzijn en zelfredzaamheid spelen hierbij een belangrijke rol. Een voorbereide samenleving draagt bij aan het voorkomen van (onbeheersbare) natuurbranden en verlaagt het natuurbrandrisico.

Onderdeel van deze samenleving zijn de verschillende (overheids)partners die gezamenlijk inzetten op:

  • Het vergroten van de veerkracht van de samenleving
  • Weerbare natuur en een risicobewuste inrichting van de fysieke leefomgeving
  • Bevorderen van kennis, expertise en innovatie op het gebied van natuurbrandbeheersing
  • Gezamenlijk voorbereiden op een natuurbrandcrisis
  • Versterken van de natuurbrandbestrijding.

Rol NIPV: kennis verzamelen en bundelen

Het NIPV verzamelt en bundelt kennis op het gebied van natuurbranden en natuurbrandbeheersing. Sinds 2023 zijn we ook verantwoordelijk voor de Database natuurbranden en begin mei publiceerden we de Jaarrapportage natuurbranden 2023. En ook de meest recente editie uit de reeks Lessen uit crises en mini-crises besteedt aandacht aan 3 impactvolle natuurbranden.

Programma Natuurbrandveiligheid

Het NIPV start op dit moment het programma Natuurbrandveiligheid op. Doelen voor het eerste jaar zijn onder andere de ontwikkeling van een meerjarig onderzoeksplan, een actieonderzoek in relatie tot publieke veiligheid en de ontwikkeling van een loketfunctie. Door te investeren op een kennisprogramma wil het NIPV een belangrijke bijdrage leveren aan de natuurbrandveiligheid in Nederland.

Bekijk ook

NL-Alert in 2023 het vaakst ingezet bij brand

11 juni 2024

Het NIPV verzamelt jaarlijks in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid data over de inzet van NL-Alert. In 2023 is NL-Alert ingezet bij 72 incidenten.

NL-alert

Bij 68 brandincidenten NL-Alerts ingezet

NL-Alert kan worden ingezet bij incidenten, rampen en crises die óf acuut handelen van het publiek vergen óf een fysieke bedreiging kunnen vormen óf voor grote maatschappelijke onrust en ontwrichting kunnen zorgen. In 2023 werd NL-Alert verreweg het vaakst ingezet bij een brand: bij 68 incidenten.  Daarnaast werd NL-Alert 2 keer ingezet bij extreme weersomstandigheden.

Grote verschillen tussen veiligheidsregio’s

Het aantal inzetten per veiligheidsregio verschilt. Zo is NL-Alert het vaakst ingezet in Veiligheidsregio Groningen gevolgd door Drenthe en Friesland. Een viertal veiligheidsregio’s (IJsselland, Gelderland-Zuid, Gooi- en Vechtstreek, en Zuid-Limburg) heeft in 2023 helemaal geen gebruikgemaakt van NL-Alert.

Doel onderzoek jaarrapportage

Het doel is om jaarlijks een beeld te krijgen van de inzet van NL-Alert tijdens incidenten. En daarbij te bekijken in hoeverre NL-Alerts voldoen aan de 6 componenten uit het Landelijk Inzet- en Beleidskader NL-Alert van het ministerie van Justitie en Veiligheid. In ongeveer de helft van de NL-Alerts zijn alle componenten terug te lezen. Verbeterpunten voor de overige berichten zijn de informatie over de locatie en het doorverwijzen naar verdere informatie over het incident.

Lees het volledige rapport

Bekijk ook

Scriptie over verlaging van overdruk en rookverspreiding in woongebouwen winnaar NIPV-VVBA-scriptieprijs 2024

6 juni 2024

Nora Kuiper, oud-student aan de TU Eindhoven, heeft met haar masterscriptie over verlaging van de overdruk in woongebouwen door het ventilatiesysteem de NIPV-VVBA-scriptieprijs 2024 gewonnen. “De scriptie is van een hoog academisch niveau. Het onderzoek heeft een belangrijke conclusie opgeleverd. Namelijk dat drukverlaging door het ventilatiesysteem niet effectief is en dat andere methoden moeten worden onderzocht. Door de verdieping en onderbouwing levert deze studie een goede bijdrage aan het vergroten van kennis over dit actuele vraagstuk”, aldus de jury.

v.l.n.r. Ricardo Weewer (jurylid NIPV), Joost Dumas, Nora Kuiper (winnaar scriptieprijs), Tessa Hogeterp en David den Boer (jurylid VVBA)

Ventilatie pakt de drukopbouw en rookverspreiding niet volledig aan

Kuiper onderzocht of de drukopbouw en daarmee samenhangende rookverspreiding tijdens de groeifase van een brand kunnen worden verminderd door de inzet van het mechanische ventilatiesysteem van een woongebouw. Hiervoor combineerde zij 2 modellen: het zonemodel CFAST en het multizonemodel CONTAM. Na het uitvoeren van meerdere simulaties met verschillende varianten is de conclusie dat ventilatie de drukopbouw en rookverspreiding niet volledig aanpakt. Kuiper beveelt daarom aan om oplossingen in de gebouwstructuur te onderzoeken.

Prijs voor innovatieve en spraakmakende master- of bachelorthesis

De scriptieprijs van het NIPV en de Vereniging van Brandveiligheidsadviseurs (VVBA) is op 6 juni voor de twaalfde keer uitgereikt tijdens het 16e Internationaal Congres Fire Safety & Science. De scriptieprijs is ingesteld voor de meest innovatieve, spraakmakende, relevante of fundamentele master- of bachelorthesis over brandveiligheid. Aan de prijs is een bedrag verbonden van € 1.200, te besteden aan een Fire Safety Engineering (FSE) gerelateerd onderwerp, zoals een cursus, studiereis of studieboeken.

Download de winnende scriptie

Download de scriptie van Nora Kuiper op de website van de Stichting Fellowship FSE.

Brandveilig gedrag van senioren thuis verbeteren: doe het samen!

4 juni 2024

Wil je als voorlichter effectief het brandveiligheidsgedrag van senioren verbeteren, betrek hen dan actief. “Praat met senioren, in plaats van over hen”, zegt onderzoeker Margo Karemaker. Uit haar promotieonderzoek blijkt ook dat gedragsverandering om keuzes vraagt: “Probeer als voorlichter niet te veel informatie te zenden. Maar richt je op enkele specifieke gedragingen en gedragsfactoren.” Op 4 juni verdedigde Karemaker haar proefschrift ‘Never too old to learn: developing a home fire-safety intervention for older adults using Intervention Mapping’ aan de Universiteit Maastricht.

Foto: NIPV.

Het belang van dit promotieonderzoek

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat senioren een verhoogd risico lopen op letsel of overlijden bij woningbranden. Op dit moment is 20 procent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder. De verwachting is dat dit groeit naar meer dan 26 procent in 2040. Ook blijven meer oudere mensen zelfstandig wonen in plaats van dat zij verhuizen naar een verzorgingshuis of verpleeghuis. Dit benadrukt de noodzaak om het brandveilig gedrag onder senioren te verbeteren.

Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid in Huis ontwikkelen en evalueren

Met  behulp van het protocol Intervention Mapping ontwikkelde Karemaker een gedragsinterventie (= een aanpak om het gedrag te veranderen, zoals een voorlichting, campagne of training). Karemaker: “Hiervoor heb ik eerst onderzocht welke psychologische gedragsfactoren een rol spelen bij brandveilig gedrag. Vervolgens heb ik de daadwerkelijke interventie ontwikkeld: het educatieve, interactieve voorlichtingsprogramma Brandveiligheid in Huis. Tot slot heb ik onderzocht wat het effect van dit programma is op het beïnvloeden van brandveilig gedrag.”

De 4 belangrijkste gedragsfactoren die brandveilig gedrag onder senioren beïnvloeden

Het onderzoek laat zien dat 4 gedragsfactoren een grote rol spelen. En dat het dus belangrijk is om daarop in te spelen in voorlichtingsprogramma’s voor senioren:

  • Zelfeffectiviteit: ‘Ik voel me in staat om het gewenste gedrag uit te voeren.’
  • Attitude: ‘Ik vind dit nuttig/belangrijk.’
  • Responseffectiviteit: ‘Ik verwacht dat het vertonen van het gewenste gedrag de risico’s zal wegnemen.’
  • Sociale normen: ‘Als mensen uit mijn omgeving bepaald gedrag vertonen óf het belangrijk vinden om dit te doen, dan is de kans groot dat ik dat ook doe.’
Groepje senioren luncht aan tafel
Foto: Shutterstock.

Betrek senioren vanaf de start van een voorlichtingsprogramma

Het ontwikkelde programma Brandveiligheid in Huis blijkt effectief te zijn om brandveilig gedrag te verbeteren. Karemaker: “Door stapsgewijs en systematisch een voorlichtingsprogramma te ontwikkelen, vergroot je de kans dat dit leidt tot effectievere gedragsverandering. Hierbij is het belangrijk om de doelgroep senioren vanaf de start te betrekken. Zij kunnen inzicht geven in de huidige situatie en in de onderwerpen en gedragsfactoren waarop je moet inzetten. Waarbij het van belang is om hierin keuzes te maken en te focussen op een aantal gedragingen. Daarnaast toont het onderzoek aan dat een voorlichting waarbij senioren zelf aan de slag gaan met het oefenen van brandveilig gedrag, meer effect heeft op het veranderen van gedrag dan een voorlichting die meer gericht is op het zenden van informatie.”

Waardevolle inzichten voor brandweerzorg en crisisbeheersing

Lieuwe de Witte, lector Brandveiligheidskunde: “Dit is het eerste uitgebreide onderzoek naar gedragsbeïnvloeding binnen mijn lectoraat, met mooie resultaten! We gaan zeker verder met dit onderwerp. Zo willen we het verbreden naar andere doelgroepen. Gedragsbeïnvloeding wordt een vast thema binnen het lectoraat.”

Coby Flier, directeur Onderzoek en Onderwijs, is trots op het proefschrift dat er nu ligt: “Wij juichen het van harte toe als onze onderzoekers een promotietraject doorlopen. De nieuwe inzichten die Margo met haar onderzoek heeft opgedaan, zijn waardevol. Niet alleen voor brandweerzorg, maar zeker ook voor crisisbeheersing.”

Publieksversie met lessen voor voorlichters

Uit het promotieonderzoek komen verschillende lessen naar voren die kunnen leiden tot effectievere gedragsverandering. In de publieksversie van haar proefschrift beschrijft Karemaker hoe deze lessen zijn toe te passen in de praktijk. Hoewel Karemaker zich richt op de doelgroep senioren, zijn de lessen ook bruikbaar voor andere doelgroepen.

Het promotieonderzoek is mede mogelijk gemaakt door de Nederlandse Brandwonden Stichting, Brandweer Nederland, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het NIPV.

Bekijk het proefschrift en de publieksversie

Proefschrift

Lees het proefschrift op de website van Universiteit Maastricht.

Specialistische teams bundelen krachten na instorting parkeergarage Nieuwegein

31 mei 2024

Afgelopen zaterdag stortten meerdere verdiepingen van de parkeergarage van het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein in. Technisch specialisten, drones én speurhonden werden ingezet om mogelijke slachtoffers onder het puin zo snel mogelijk op te sporen.  

De diverse teams in de parkeergarage in Nieuwegein

Onduidelijkheid over slachtoffers en veilige toegang voor hulpverleners 

Specialisme technische hulpverlening (STH) wordt ingezet na instortingen en als slachtoffers met de standaardinzet van de brandweer niet te bereiken zijn.  Een veiligheidsregio kan de hulp van deze specialisten inroepen. Bij de parkeergarage in Nieuwegein was nog onduidelijk of er slachtoffers onder het puin aanwezig waren. Daarnaast was de staat van de constructie van de parkeergarage onduidelijk. “Daarom riep Veiligheidsregio Utrecht onze hulp in”, vertelt Peter Kunnen. Hij was als Teamleider STH van Team West ter plaatse tijdens het incident. “Zowel STH Team Midden als STH Team West werd opgeroepen en samen meldden we ons bij het CoPI (commando plaats incident, red.) om de hulpvraag scherp te krijgen en een plan te maken.” 

Samenwerking van 3 verschillende teams bij complex incident 

STH is een landelijk specialisme ter ondersteuning van de reguliere brandweerzorg. Kunnen: “Wij hebben specialistische kennis rondom instorting, constructies en spoorincidenten. Maar al tijdens het aanrijden wisten we dat er meer hulp nodig was omdat er misschien slachtoffers onder het puin lagen. Daarvoor kan USAR.NL speurhondenteams inzetten. Die hebben we gelijk gevraagd mee te helpen.”

Ter ondersteuning maakte Team Digitale Verkenning (TDV) ook nog geavanceerde dronebeelden van de onbereikbare plekken in de parkeergarage. Met de beelden controleerden specialisten of de constructie stabiel genoeg was en ook of er slachtoffers te zien waren. Team Digitale Verkenning ondersteunt heel vaak tijdens complexe incidenten. Ze gebruiken hoogwaardige technologie om het werk van brandweermensen veiliger, efficiënter en effectiever te maken. 

STH en USAR.NL vullen elkaar aan 

Vanuit USAR.NL hielpen drie koppels hondengeleiders met hun reddingshonden om naar mogelijke slachtoffers te zoeken. Hoewel USAR en STH allebei bij instortingen mogelijke bedolven slachtoffers redden, vullen de teams elkaar ook aan. Bijvoorbeeld met materieel en bouwkundige kennis. USAR.NL levert naast speurhondenteams zo nodig specialistische ambulanceverpleegkundigen die daadwerkelijk het puin ingaan. Vanuit de brandweerachtergrond kan STH dan weer een veilige werkomgeving creëren voor andere hulpverleners na een instorting of explosie.  

Kunnen: “Ik ben blij dat de honden van USAR.NL er waren om te zoeken naar mogelijke slachtoffers. Voordat de honden het puin in gaan, overleggen we eerst met de geleiders. Wij gaven een beeld van wat we hadden gezien in de constructie, de hondengeleiders bepaalden op basis daarvan of het veilig genoeg was om te werken. Zo maakten we goed gebruik van elkaars expertise en konden we een totaalplaatje maken.” 

Gezamenlijk advies voor afschalen 

Na uitgebreid onderzoek bleken er geen slachtoffers onder het puin te liggen. Kunnen: “De honden roken niks en we zagen ook geen slachtoffers. Je kan het natuurlijk nooit honderd procent zeker weten, maar samen concludeerden we wel dat we geen signaal vonden van slachtoffers onder het puin. We gaven hierover een advies aan de CoPI en die besloot uiteindelijk af te schalen.” Daarbij benadrukt Kunnen dat samenwerken een completer beeld geeft. “Wij bij STH hebben geen honden, we hebben geen drones, dus we vullen elkaar goed aan. Zodat we gewoon goed konden helpen. Ik ben blij dat we samen de klus hebben geklaard.” 

Over STH en TDV 

Zowel STH als TDV zijn landelijke specialismen van de brandweer die met name worden ingezet bij complexe incidenten waar speciale kennis en materieel nodig is. De teams zijn verdeeld over verschillende veiligheidsregio’s. Het NIPV ondersteunt de landelijke specialismen met mensen, kennis en kunde, en middelen.  

Bekijk ook

Nieuw Landelijk Protocol Officier van Dienst Geneeskundig (OvD-G)

29 mei 2024

De afgelopen tijd is de functie van officier van dienst geneeskundig (OvD-G) doorontwikkeld, onder andere door de veranderende wetgeving en ontwikkelingen binnen de (opgeschaalde) zorg. Voor een betere aansluiting op de rol van de OvD-G is de OvD-G-opleiding geactualiseerd. Om consistentie en uniformiteit te borgen en de professionalisering van de OvD-G te faciliteren, was actualisering van het Landelijk Protocol OvD-G (LPO) een logische vervolgstap. LPO 3.0 is nu beschikbaar.

LPO-3 Landelijk protocol Officier van Dienst Geneeskundig

Het LPO is geactualiseerd in samenwerking tussen Ambulancezorg Nederland, GGD GHOR Nederland en vertegenwoordigers uit de RAV- en GHOR-regio’s, ondersteund door het NIPV. Op basis van verder onderzoek en bundeling van de ervaringen op landelijk niveau wordt het LPO periodiek geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.

LPO is landelijke standaard

De status van dit document is een landelijke standaard/leidraad voor advies aan de regio’s, om op basis hiervan de regionale richtlijnen verder in te richten. In het LPO worden alle activiteiten van de OvD-G voor de opgeschaalde zorg systematisch en geïntegreerd weergegeven. Dit impliceert dat er geen sprake is van een vaststaand algoritme dat in alle situaties moet worden gevolgd en waarin de volgorde van de handelingen vaststaat. Het is de competentie en de verantwoordelijkheid van de OvD-G om een protocol in een specifieke situatie juist toe te passen.

Download het LPO 3.0

Blog: Dé ketenbenadering van de energietransitie, hoe ver reikt die…?

27 mei 2024

Lector Energie- en transportveiligheid Nils Rosmuller sprak onlangs op het eerste World Fire Congress. Het leverde hem nieuwe inzichten op over hoe de energietransitie zich wereldwijd voltrekt. Vooral als het gaat om batterij-elektrische voertuigen.

Een Tesla die opgeladen wordt

De eerste week van de maand mei had ik de buitengewone eer te mogen spreken op het eerste World Fire Congress, in de sessie Emerging Technology. Een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de brandweer uit meer dan 70 landen. Met in totaal meer dan 300 internationale aanwezigen een prachtig podium om ons werk over de veiligheid van de energietransitie te presenteren.

En juist die wereldwijde component zette mij in de voorbereiding van mijn keynote aan het denken: Hoe zit het met de energietransitie in de wereld? Wij in Nederland zijn net als de rest van West-Europa bezig aan onze vierde energietransitie: van hout en turf (1), naar kolen (2), naar olie en gas (3) en nu dus naar hernieuwbare bronnen zoals aardwarmte en wind- en zonne-energie (4).

Maar dat zijn Nederlandse fasen, terwijl ik tijdens het World Fire Congress sprak voor leiders van de brandweer afkomstig uit de gehele wereld: vanuit landen die nu overgaan van kolen op olie en gas en waar wind en zonne-energie nog (verre) toekomst zijn. Ook dat is de realiteit van de energietransitie in de wereld.

Dit faseverschil had ik al wel op mijn netvlies, maar gedurende het congres kwamen er, met name waar het ging over batterij-elektrische voertuigen, enkele andere veiligheids-relevante inzichten bij:

1. Second/third/fourth life’ aspecten van energietransitie

We maken ons in Nederland druk over de veiligheid van bijvoorbeeld batterijen die een tweede of derde leven krijgen in andere toepassingen dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn gemaakt. Denk aan batterijpakketten uit elektrische auto’s die in ons eigen land worden (her)gebruikt in energieopslagsystemen in wijken, bij evenementen of zelfs voor thuisopslag. Maar wat mij duidelijk werd door vertegenwoordigers uit landen in Latijns-Amerika en Afrika is dat dergelijke batterijen, en vaak ook gehele auto’s, na hun technische levensduur grootschalig verscheept worden naar deze gebieden. Waar ze vervolgens onderdeel vormen van het dagelijkse leven. De veiligheidsrisico’s die dergelijke toepassingen met zich meebrengen voor hun samenlevingen zijn niet te onderschatten. De auto’s zijn allereerst blijkbaar niet goed genoeg meer voor gebruik in ons eigen land. Daar komt bij dat niet simpel is vast te stellen hoe veilig de gebruikte auto’s en hun batterijen nog zijn. Een thermal runaway ligt op de loer, met de bijbehorende brand, toxische en explosieve effecten, alsmede de lastige bestrijdbaarheid ervan door de brandweer.

2. Veiligheidsmaatregelen

Er zijn diverse preventieve maatregelen die de kans op het ontstaan van een thermal runaway beperken. Zoals early warning en productcontroles. We zijn echter in ons eigen land niet goed in staat om de state of health van batterijpakketten te bepalen, laat staan te voorspellen of een auto veilig te importeren is in landen in de genoemde gebieden. Zowel het verschepen zelf als het gebruik van gebruikte batterij-elektrische auto’s levert veiligheidsrisico’s op.

3. Beperkte beschikbaarheid van repressieve technieken

Hierbij gaat het om hulpmiddelen als blusdekens, snij-/blussystemen en dompelcontainers voor het bestrijden van branden met elektrische voertuigen. Het was per slot van rekening een brandweercongres. Los van het gegeven dat ik vind dat automobielproducenten meer verantwoordelijkheid moeten nemen om de (brand)veiligheid van batterijpakketten te garanderen én in het ontwerp van de auto rekening moeten houden met brandbestrijdingsmogelijkheden (denk bijvoorbeeld aan de fireman access) kwam hier met name het kostenaspect naar boven. Het uitrusten van brandweervoertuigen met specifieke hulpmiddelen kost tientallen miljoenen op landelijk niveau (nog los van opleiding en training). Dit vinden we in Nederland al onbetaalbaar. Landen uit genoemde gebieden vroegen zich dan ook (terecht) af hoe zij de brandbestrijding op orde kunnen krijgen. Helemaal omdat zij onze ‘afvalstroom aan auto’s binnenkrijgen’ en wij de investeringen in brandbestrijdingstechnologieën (te) prijzig vinden.

Met de vierde generatie energietransitie in ons land hebben we het beste voor met onze aarde en onze samenleving. Maar we zullen daarbij ook over onze eigen grenzen heen moeten kijken. En dat is nu precies waarvoor dit eerste World Fire Congress bedoeld was: verder kijken dan je eigen landsgrenzen, kennis delen en het netwerk opbouwen en uitwerken. Om zodoende met elkaar bij te dragen aan een veilige samenleving en de veiligheid van incidentbestrijders, waar ook ter wereld.

De grote uitdaging is dan wel wie hiervoor de verantwoordelijkheid op zich neemt en hoe we dit als Nederland, binnen onze eigen invloedssfeer, een stap verder kunnen brengen. Ik heb hier ook nog geen antwoord op, maar ik breng graag de discussie hierover op gang. En lever uiteraard graag mijn inhoudelijke bijdrage.

Nils Rosmuller
lector Energie- en transportveiligheid