Brandproef met ultrahogedruk snij- en blussystemen voor blussen van elektrische voertuigbranden
1 juli 2024
Als onderdeel van een onderzoek naar de verbetering van blustechnieken bij elektrische auto’s zijn twee elektrische auto’s onderworpen aan een brandproef. Tijdens de tests werden de batterijen van deze auto’s in een zogenoemde thermal runaway gebracht. Hiervoor werd bewust een beschadiging gecreëerd in het accupakket en ontstond er een batterijbrand, die leidde tot een autobrand. Vervolgens hebben in dit experiment brandweereenheden een ultrahogedruk snij- en blussysteem ingezet met als doel de thermal runaway in het batterijpakket te stoppen.

De brandproef is de start van een onderzoek door het NIPV naar de veilige en effectieve inzet van ultrahogedruk (uhd) blussystemen voor elektrische voertuigbranden, zoals de Coolfire en de Cobra Cold Cutter. Brandbestrijdingsinstructies en -procedures voor het gebruik van de uhd-blussystemen voor (elektrische) voertuigbranden zijn er nog niet in Nederland. De resultaten van de proef worden gebruikt om de blustechnieken voor branden in batterijen van elektrische auto’s verder te verbeteren.
Elektrische auto’s onderdompelen
De huidige procedure in Nederland voor het stabiliseren van een elektrisch voertuig waarbij een thermal runaway optreedt, is om het hele elektrische voertuig onder te dompelen in een container gevuld met water. Deze methode is gangbaar, omdat de accucellen in een omkisting zitten en het batterijpakket in het chassis zit, waardoor het water de cellen moeilijk kan bereiken. Door het voertuig in een dompelbak te plaatsen worden de accucellen van buitenaf gekoeld.
Een andere bestrijdingstactiek is om het voertuig te laten uitbranden. Dat is niet op elke locatie mogelijk of wenselijk. In de praktijk bestaat er daarom behoefte aan meerdere inzettechnieken die afhankelijk van de situatie kunnen worden toegepast.

Met uhd-blustechniek kunnen accucellen direct worden gekoeld
Recent onderzoek toont aan dat interne koeling (koeling direct op de accucellen in het batterijpakket) goed werkt om de temperatuur in het accupakket te verlagen en daarmee de thermal runaway te stoppen. Een uhd-blussysteem gebruikt ultrahogedruk waterstraaltechnologie. Hiermee is het mogelijk om snel, veilig en effectief door wanden, chassis en omkistingen heen branden te bestrijden in voor brandweermensen moeilijk bereikbare ruimtes. De accu kan met deze methode ter plaatse worden gestabiliseerd, wat efficiënter en tijdbesparend kan zijn. Deze blustechniek kan vooral interessant zijn voor elektrische auto’s en op moeilijk bereikbare locaties. En mogelijk later ook voor grotere en zwaardere elektrische voertuigen.
Basis voor praktische richtlijnen en instructies
“Met dit onderzoek willen we bijdragen aan (de evaluatie van) het ontwikkelen van aanvullende technieken om veilig en effectief accubranden van elektrische voertuigen te beheersen”, vertelt Tom Hessels, projectleider van het onderzoek. “Als uit onze analyse blijkt dat een uhd-blussysteem een thermal runaway op een veilige en effectieve wijze kan stoppen, dienen de proeven als basis voor de ontwikkeling van praktische richtlijnen en instructies voor brandweermensen. Het NIPV-onderzoek zal dan ook een antwoord geven op de vraag of, en zo ja, onder welke omstandigheden een uhd-blussysteem veilig en effectief kan worden toegepast. We verwachten het onderzoek in het vierde kwartaal van dit jaar af te ronden.”

Samenwerking met vele partijen
De brandproef is een initiatief van het NIPV en is mogelijk gemaakt door samen te werken met Brandweer Nederland, Brandweer Schiphol, Gezamenlijke Brandweer Rotterdam, bedrijfsbrandweer Tata Steel, Veiligheidsregio Utrecht en Veiligheidsregio Haaglanden. Daarnaast leveren de Duitse werkgroep VDA/VDIK ’Rescueing of people’, Cobra Coldcut Systems en de leverancier van de auto’s een bijdrage aan het onderzoek.
Bekijk ook
Marco Out gekozen tot lid dagelijks bestuur NIPV
28 juni 2024
Op vrijdag 28 juni heeft het algemeen bestuur van het NIPV, gevormd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s, ingestemd met het voornemen om Marco Out te benoemen tot lid van het dagelijks bestuur van het NIPV. Out is burgemeester van Assen en voorzitter van Veiligheidsregio Drenthe.

Out neemt de plek in van Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem en voorzitter van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. De maximale zittingstermijn van Marcouch is de aanleiding voor deze wijziging.
Bijdragen aan een veilig en veerkrachtig Nederland
Out: “Voor de veiligheidsregio’s speelt het NIPV een centrale rol op het gebied van brandweerzorg en crisisbeheersing. Het NIPV zorgt ervoor dat zij goed op hun taken zijn toegerust. Vanuit de diverse portefeuilles die ik namens het Veiligheidsberaad heb mogen behartigen, heb ik veel met medewerkers en onderzoekers van het NIPV mogen samenwerken. Het zijn allemaal gedreven en deskundige mensen die met hun werk de hulpverleners in staat stellen te doen waar ze goed in zijn: hulp bieden aan hen die het nodig hebben. Ik ben vereerd dat ik mij de komende jaren als lid van het dagelijks bestuur mag inzetten voor het NIPV en zo mee kan werken aan een veilig en veerkrachtig Nederland.”
Ton Heerts, voorzitter van het dagelijks bestuur, staat graag even stil bij het vertrekkende bestuurslid: “Ik heb met heel veel plezier samengewerkt met Ahmed Marcouch. Altijd de blik vooruit en consistent in zijn opvattingen en aandachtspunten. Daarnaast is zijn grote kracht dat hij door zijn veelzijdige ervaring in staat is om dingen van een andere kant te bekijken. Dat leverde vaak verrassende en verrijkende inzichten op. Ik ben ervan overtuigd dat Marco Out zijn eigen specifieke ervaringen, kennis en invalshoeken meebrengt en dat ook de samenwerking met hem goed zal zijn. Ik kijk ernaar uit!”
Taken algemeen en dagelijks bestuur
Het algemeen bestuur van het NIPV is verantwoordelijk voor alle taken en werkzaamheden die het instituut uitvoert in het kader van de Wet veiligheidsregio’s. Het bestuur stelt jaarlijks de begroting vast met bijbehorend jaarplan, de jaarrekening en het jaarverslag. Ook is het bestuur verantwoordelijk voor het certificeren van aanbieders van brandweeropleidingen. Het dagelijks bestuur van het NIPV is benoemd door het algemeen bestuur en ziet met name toe op de bestuurs- en beheerstaken.
Bekijk ook
Jaarverslag 2023: blijven anticiperen op de veranderende wereld en behoeften uit het werkveld
28 juni 2024
Op 28 juni heeft het algemeen bestuur van het NIPV het jaarverslag en de jaarrekening 2023 vastgesteld. Voor het NIPV was 2023 het jaar waarin de maatschappelijke opgaven op het gebied van klimaatadaptatie, veilige energietransitie, informatiegestuurde veiligheid, fysiek veilige leefomgeving en maatschappelijke veerkracht centraal zijn komen te staan.

“Onze meerjarige strategische onderzoeksagenda die we in 2023 publiceerden, schetste een treffend beeld van de uitdagingen die ons te wachten staan. Deze agenda is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van onze nieuwe directeur Onderzoek en Onderwijs, Coby Flier. Met deze directiewijziging en de instelling van een Adviesraad Onderzoek zijn we bovendien nog beter in staat de onafhankelijkheid én de kwaliteit van de onderzoeksfunctie van ons instituut te borgen en te bewaken”, zegt IJle Stelstra, algemeen directeur.
Nieuwe traditie: Publieke Veiligheidsrede
De voortwoekerende brand op de Fremantle Highway in de zomer van 2023 voor de kust van Ameland bracht een logica van crisisbeheersing weer aan het licht: de geschiedenis herhaalt zich, maar altijd net even anders. En nu waren er 500 van de 3800 auto’s op het vrachtschip elektrisch, maar wat is de verhouding over een paar jaar?
Dit voorbeeld en toekomstige vraagstukken vormden de rode draad van de allereerste Publieke Veiligheidsrede die werd uitgesproken tijdens de opening van ons onderwijsjaar op 12 september. Een onderwijsjaar dat overigens in het in het teken stond van de crisisprofessional van de toekomst
Met thema’s als de veilige energietransitie en de gevolgen van de klimaatverandering anticipeert het NIPV meer dan ooit op wat er op ons afkomt. En naast kennisontwikkeling staan onze lectoren en onderzoekers steeds vaker de media te woord om hun expertise te delen over bijvoorbeeld natuurbrandbeheersing, batterypacks of zonnepanelen.
Aandacht voor sterk netwerk
In het jaarverslag reflecteert de voorzitter van het dagelijks bestuur, Ton Heerts, ook op het afgelopen jaar. “Het bestuur heeft in 2023 belangrijke stappen gezet als het gaat om de toekomstbestendigheid van het NIPV en het begeleiden van de ingezette koers. Daarbij is niet alleen aandacht geweest voor de interne organisatie, maar juist ook voor het netwerk waarin het NIPV opereert.” Hij bedankt de partners en medewerkers van het NIPV voor een constructief jaar en kijkt uit naar de toekomst waarin we samen blijven werken aan een veilig en veerkrachtig Nederland.
Lees het jaarverslag 2023
Bekijk ook
“Iedereen was op zoek naar het antwoord op de vraag: hoe komen we met elkaar verder?”
27 juni 2024
In 2016 werd ze burgemeester van Edam-Volendam. Al al op haar eerste kennismakingsronde merkte ze dat de gevolgen van de nieuwjaarsbrand in café ’t Hemeltje nog steeds hun effect op de inwoners hadden. In haar nieuwe rol als burgemeester én als ‘jas’ – zoals buitenstaanders in het vissersdorp worden genoemd – ging Lieke Sievers met een groep betrokken inwoners op zoek naar manieren om die gevolgen in een ‘tweedefaseverwerking’ op te pakken.

De veerkracht van Nederland
Het verhaal van Lieke Sievers is een van de verhalen uit het boek De veerkracht van Nederland. Veerkracht gaat over verbinden, versterken, over vallen en weer opstaan en leren van elkaar. Dit jaar vertelt het NIPV het verhaal van de veerkracht van Nederland. Dat doen we aan de hand van de verhalen van 55 mensen die een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld in crisisbeheersing en brandweerzorg.
Leeronderzoek Rotterdam: bevolkingszorg en psychosociale hulpverlening na schietincidenten
26 juni 2024
Op verzoek van de gemeente Rotterdam en GGD-GHOR Rotterdam-Rijnmond heeft het NIPV een leeronderzoek uitgevoerd naar twee schietincidenten in de stad op 28 september 2023. Bij deze schietincidenten vielen drie dodelijke slachtoffers. De focus in het onderzoek lag op de bevolkingszorgtaken van de gemeente en de psychosociale hulpverlening (PSH) vanuit de GHOR en GGD. Het doel van dit onderzoek was om de incidenten nader te beschouwen en lering te trekken uit de gebeurtenissen.

Drie centrale onderzoeksvragen
De drie centrale vragen in dit leeronderzoek waren:
- Hoe reflecteren functionarissen van bevolkingszorg en psychosociale hulpverlening (PSH) op hun rol en taak tijdens en in de nasleep van het incident?
- Wat is goed gegaan en wat zijn belangrijke leer- en verbeterpunten?
- Welke aanbevelingen kunnen gedaan worden?
Beeld van een geroutineerde crisisorganisatie
De verzamelde informatie roept het beeld op van een geroutineerde crisisorganisatie waarin medewerkers van de gemeente, GHOR, GGD en partners steeds ad hoc en proactief hebben ingespeeld op problemen die zich voordeden. Daarbij is steeds gericht gekeken wat nodig was, zijn taken opgepakt en soms overgenomen door anderen. Medewerkers hebben doelbewust inspanning geleverd vanuit de bevolkingszorg- en PSH-opdracht, rekening houdend met de grote impact van de gebeurtenissen op de stad Rotterdam. De gemeente wilde in de zorg en ondersteuning een ruimhartige en zorgzame overheid zijn. Wel blijft het lastig om te bepalen waartoe de inzet heeft geleid. Dit komt onder meer doordat informatie door veel verschillende betrokken partners werd verzameld en niet onderling werd gedeeld, mede door – zo werd aangegeven – de AVG.
Aanbeveling: projectleider voor nafase
Ondanks de daadkrachtige en zorggerichte crisisinzet, kunnen verschillende leer- en verbeterpunten worden aangeduid. Het gaat daarbij onder andere om het ontwikkelen van een methodiek om (bestuurlijke) uitgangspunten te bepalen voor de ondersteuning en zorg die de gemeente aan getroffenen wil en kan bieden in de eerste dagen, weken en eventueel zelfs maanden na dit soort ingrijpende incidenten. Daarbij wordt aanbevolen in de toekomst een projectleider aan te stellen die verantwoordelijk is voor de regie en coördinatie van de nafase inclusief de verslaglegging. Zo kan de acute crisisaanpak op een natuurlijke wijze overlopen in de reguliere dienstverlening vanuit de gemeente, in samenwerking met de GGD en andere ondersteunings- en uitvoeringspartners.
Lees het rapport
NIPV-rapporten over schietincidenten Rotterdam
Op woensdag 26 juni zijn twee NIPV-rapporten gepubliceerd die de schietincidenten in Rotterdam vanuit een andere onderzoeksvraag hebben onderzocht. Er is ook een leeronderzoek opgesteld naar het brandweeroptreden en multidisciplinaire samenwerking bij extreem geweld. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
Bekijk ook
Leeronderzoek Rotterdam: brandweeroptreden en multidisciplinaire samenwerking bij extreem geweld
26 juni 2024
Op donderdag 28 september 2023 deden zich in Rotterdam twee schiet- en brandincidenten voor – waaronder in het Erasmus MC – die een grote impact hadden. Op verzoek van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft het NIPV het operationeel optreden naar aanleiding van deze gebeurtenissen onderzocht.

Doel van het onderzoek
In het leeronderzoek wordt ingegaan op zowel het multidisciplinaire optreden van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond als het monodisciplinaire optreden van de brandweer. Het doel van het onderzoek was om lering te trekken uit de gebeurtenissen voor de doorontwikkeling van de crisis- en brandweerorganisatie bij een grootschalige, specialistische inzet, waarbij sprake is van extreem geweld en/of terrorisme.
Zes thema’s
Het onderzoek gaat in op zes thema’s:
- Multidisciplinaire opschaling en samenwerking
- Crisiscommunicatie
- Grootschalig en specialistisch brandweeroptreden
- Onveiligheid bij extreem geweld
- Nazorg
- Voorbereiden op extreem geweld.
Conclusies en aanbevelingen
Elk van de thema’s bevat een aantal aanbevelingen die als lessons learned meegenomen kunnen worden voor de toekomst. Deze worden overzichtelijk in het onderzoek benoemd. Hieronder worden een aantal conclusies en aanbevelingen uitgelicht.
Er werd veel van de hulpdiensten gevraagd en er is professioneel en met veel betrokkenheid gehandeld en op een goede manier samengewerkt. Door de dynamische situatie werden besluiten over de operationele inzet in de hectische fase met name in het veld genomen. Andere crisisteams waren faciliterend en kregen naarmate het incident vorderde een meer coördinerende rol. Aandacht voor veranderende verhoudingen, het hebben van snel en regelmatig motorkapoverleg en een goede koppeling tussen de teams in het veld en de crisisteams op afstand zijn belangrijk voor het functioneren van de crisisorganisatie.
Omgaan met onveiligheid behelst zowel het signaleren als het acteren op onveiligheid. Hulpverleners moeten zich ervan bewust zijn dat veiligheid een relatief begrip is dat door iedereen anders kan worden ervaren. Hoewel ‘niets doen is geen optie’ veelal een uitgangspunt is, zal onder bepaalde (extreme) omstandigheden ook aanvaard moeten worden dat hulpverleners niet direct kunnen optreden. Een risicogerichte benadering kan in dergelijke gevallen uitkomst bieden.
De behoefte aan nazorg kan onder een brede groep crisisfunctionarissen leven na een incident van extreem geweld. Dit vraagt om een structurele inbedding van opvang en nazorg voor functionarissen die in multidisciplinaire crisisteams opereren.
Lees het rapport
NIPV-rapporten over schietincidenten Rotterdam
Op woensdag 26 juni zijn twee NIPV-rapporten gepubliceerd die de schietincidenten in Rotterdam vanuit een andere onderzoeksvraag hebben onderzocht. Er is ook een leeronderzoek gedaan naar de bevolkingszorg en psychosociale hulpverlening na de schietincidenten. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Rotterdam en GGD-GHOR Rotterdam-Rijnmond.
Bekijk ook
NFPA-cursus biedt waardevolle kennisupgrade
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, juni 2024
In maart heeft het NIPV de eerste van een tweetal leerblokken over de NFPA-standaarden (NFPA = National Fire Protection Associaton) aangeboden. Doel van het vijfdaagse lesprogramma, dat vanuit het jaarplan van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) door het NIPV is ontwikkeld, is de kennis van specialisten industriële veiligheid over deze Amerikaanse brandveiligheidsstandaarden een ‘upgrade’ te geven. Die opzet is geslaagd, getuige de ervaringen van een aantal deelnemers aan de cursus. In Nederland wordt de NFPA vooral in de industrie op veel plaatsen toegepast.

Boeiend
“Een zeer leerzame cursus”, vindt Ramon Blaauw, specialist risicobeheersing bij Veiligheidsregio IJsselland. “Het was een intensief programma, maar dat heeft in mijn ogen juist grote meerwaarde. Doordat je vijf dagen op rij helemaal wordt ondergedompeld in de NFPA-materie, doe je in relatief korte tijd veel kennis op. Ik vind het heerlijk als een materiedeskundige met praktijkkennis urenlang boeiend kan vertellen over de standaarden en hun toepassing. Zo’n leervorm past wel bij mij. Dankzij de verdiepende uitleg, de praktijkvoorbeelden en interactie met de andere cursisten, heb ik veel opgestoken.”

Blaauw voegde recent het vakgebied industriële veiligheid toe aan zijn takenpakket en krijgt daardoor meer risicovraagstukken op zijn bordje waarvoor de NFPA-normen uitkomst kunnen bieden. Een zwaar industrieel risicoprofiel heeft IJsselland niet, maar juist in de categorie ‘risicorelevante bedrijven’ kunnen in adviestrajecten zaken aan de orde komen waarop de NFPA wellicht antwoorden heeft.
Brede blik
Blaauw : “De NFPA biedt bij lastige advieskwesties meer houvast dan bijvoorbeeld de NEN. Een leerzame casus die door een docent werd uitgediept was hoe je de standaarden kan toepassen op logistieke opslaggebouwen. Als in een loods grote hoeveelheden ADR-stoffen worden opgeslagen, is een sprinklerinstallatie vaak vereist. Maar ook in loodsen die niet onder de ADR vallen, worden vaak aanzienlijke hoeveelheden brandbare stoffen opgeslagen. De les is dat je je niet moet blindstaren op ADR, maar met een brede blik moet kijken naar het karakter van de opslag en de opgeslagen stoffen en daar het brandbeveiligingsregime op moet afstemmen. Voor dergelijke vraagstukken biedt de NFPA meer houvast dan de Nederlandse brandveiligheidsregelgeving. Het kan voor mijn praktijk zeker nuttig zijn, want ook in onze regio zijn bedrijvenparken met grote logistieke complexen waar dit thema kan spelen.”
Hernieuwde kennismaking
Voor Herman Bouius, specialist risicobeheersing bij Veiligheidsregio Fryslân, is de NFPA geen onbekende materie. In zijn adviespraktijk maakte hij al in 2009, bij zijn vorige werkgever Veiligheidsregio Groningen, kennis met de Amerikaanse standaarden. “Bij het beoordelen van uitgangspuntendocumenten voor de toepassing van brandbeveiligingssystemen leerde ik de NFPA kennen als set standaarden die goed aansluit op de praktijk van industriële brandveiligheidsadvisering. Door mijn toenmalige afdelingshoofd is destijds de NFPA-documentenreeks aangeschaft als naslagwerk en toen een Amerikaanse docent naar het IFV kwam om voor Nederlandse brandveiligheidsdeskundigen een NFPA-cursus te verzorgen, heb ik daar ook aan deelgenomen.”
Doel en functie
Bouius zegt de ‘herhalingscursus’ als heel waardevol te hebben ervaren. “Ik heb een hoop nieuwe dingen opgestoken. Onder andere wat de keuze voor een bepaald sprinklersysteem betekent voor het restrisico en voor het repressief optreden van de brandweer. De NFPA leert je hoe je op een goede manier de doelstellingen van een brandbeveiligingssysteem kan vertalen in een ontwerp voor een geschikt blussysteem. Daar gaat de NFPA verder in dan de Nederlandse regelgeving. Nederlandse normen vragen om bijvoorbeeld ‘stellingsprinklers’. Vanuit de NFPA kunnen ook ESFR-sprinklers worden toegepast, waardoor de stellingsprinklers achterwege mogen worden gelaten. Deze specifieke situatie kent de NEN-norm (nog) niet.”

“Belangrijk is het uitgangspunt dat een sprinklersysteem vooral een brandbeheersende functie heeft, om de brandweer meer tijd te geven voor haar repressieve inzet. Bij de keuze van een bepaald brandbeheersingssysteem moet je je dus altijd afvragen: ‘Wat is het beoogde doel van het systeem en wat betekent dit systeem voor de repressie?’ Daar zijn we tijdens de cursus diep op ingegaan. Het was best pittig, vijf lange dagen, maar inhoudelijk heb ik veel geleerd.”
Complexe materie
Uit Rotterdam-Rijnmond schoof toezichthouder industriële veiligheid Valesca Libiee aan bij de cursus. Zij komt in het omvangrijke industriecluster in het Rijnmondgebied regelmatig met de NFPA in aanraking en merkt dat de standaarden niet voor alle vraagstukken de ultieme oplossing bieden. Libiee: “Wat mij vooral is opgevallen tijdens de cursus is dat verschillende richtlijnen en normen kunnen worden gebruikt. Het stopt niet bij alleen de NFPA. Zo kan er ook gebruik gemaakt worden van de FM Data Sheets of de NEN-normeringen. Het één is niet altijd beter dan het andere, maar er zijn wel verschillen. Dat maakt het complex.”
De cursus was niet alleen voor inspecteurs en toezichthouders interessant. Ook adviseurs van veiligheidsregio’s, adviesbureaus en het bedrijfsleven konden bij de cursus aansluiten. Libiee: “Zelf heb ik het als prettig en waardevol ervaren om met een gemêleerde groep samen te zitten bij de cursus. Zo krijg je ook inzicht in het gebruik van de NFPA door bijvoorbeeld de adviseurs. Het waren wel intensieve lange dagen waarbij er heel veel informatie werd gedeeld en de docenten diep op de stof in gingen.”

Door die diepgang en de hoeveelheid aan informatie waren vijf dagen eigenlijk nog te kort, signaleert Libiee. “Zeker als er nog ruimte moet zijn voor het behandelen van casussen en opdrachten. Voor mijzelf heb ik uit deze cursus hele nuttige informatie en tips gehaald die van belang zijn tijdens inspecties. Ik vond wel dat de cursus voornamelijk gericht was op de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen in PGS-15-loodsen. Persoonlijk had ik liever iets meer procesinstallaties en blussystemen in relatie tot de NFPA besproken en daarop casussen uitgevoerd.”
Vanuit de opleidingsorganisatie van het NIPV blikt Linda van de Ven tevreden terug op het eerste NFPA-leerblok: “Zoals al ons aangeboden onderwijs hebben wij ook dit leerblok geëvalueerd, samen met de docenten en de deelnemers. Het leerblok is door de deelnemers met gemiddeld een 8 gewaardeerd! Daar zijn we ontzettend trots op. We bedanken daar de bevlogen docenten Mathijs Hardeman en Christiaan Huijbreghts van Acuro voor. We waarderen de gemaakte tips en tops en zullen deze waar dat kan verwerken in het leerblok in het najaar. Hopelijk kunnen we er weer een succes van maken en worden we binnen de Nederlandse brandweer nóg vakbekwamer op het gebied van NFPA. De intentie is om dit leerblok cyclisch aan te gaan bieden. De eerste gesprekken voor de planning van 2025 lopen hiervoor.”
Aanmelden voor leerblok NFPA najaar 2024
Van 28 oktober t/m 1 november 2024 wordt het leerblok NFPA-opnieuw aangeboden door het NIPV. In 2025 wordt een cursusweek gepland in het najaar.
Kijk voor informatie en aanmelding op Leerblok National Fire Protection Associaton (NFPA).
Lees ook
Michel Dückers, bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid, licht toe hoe hij dit belangrijke maar ook wel ongrijpbare onderwerp benadert.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de koppeling met de ARIE-regeling helemaal losgelaten.
Het Meerjarenplan 2024-2027 van het LEC Industriële Veiligheid is voltooid en de eerste thema’s staan al op de agenda voor uitvoering.
De eerste ervaringen met het leerblok over de NFPA-standaarden (NFPA = National Fire Protection Associaton) zijn positief.
Deze maand verschijnt het tweede deel van het LBR-boekje: een handreiking voor toepassing van de techniek- en systeemroute LBR (Landelijke Benadering Risicobedrijven) voor de Seveso-inspecteurs van de veiligheidsregio’s.
De nieuwe handreiking leidt specialisten stap voor stap door het adviesproces bij vergunningtrajecten rond milieubelastende activiteiten. Met de komst van de Omgevingswet is dat adviesproces op een nieuwe leest geschoeid.
Tijdens een Europees seminar over rampbestrijdingsplannen trad Jan Meinster namens het LEC Industriële Veiligheid op als gastspreker.
Het ‘live’ testen van stationaire brandblussystemen in hun bedrijfsomgeving is belangrijk om aan te tonen dat die systemen effectief en betrouwbaar zijn voor het bestrijden van de brandscenario’s waarvoor ze zijn bedoeld.
De netwerkdag van het LEC IV op 14 maart jl. was ‘anders dan anders’. In plaats van de Brauerszaal van het NIPV was het voormalige klooster Mariënhof aan de rand van de historische binnenstad van Amersfoort de plaats van samenkomst voor de halfjaarlijkse bijeenkomst van de specialisten industriële veiligheid.
- Pagina1
- Pagina2
- …
- Pagina13
- Volgende pagina
Meerjarenplan 2024-2027 LEC Industriële Veiligheid verder uitgewerkt
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, juni 2023
Het Meerjarenplan 2024-2027 van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) is voltooid en de eerste thema’s staan al op de agenda voor uitvoering. In april is het document vastgesteld door het directeurenoverleg van de zes IV-samenwerkingsregio’s en inmiddels is het plan ter informatie aangeboden aan de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV). Op dit moment ligt de subsidieaanvraag voor uitvoering van de ambities bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Medio deze zomer wordt een definitief subsidiebesluit van het ministerie verwacht.

Het LEC IV is al sinds 2007 actief en vraagt jaarlijks subsidie aan bij het Rijk. Het voordeel van het werken met een meerjarig plan is dat het LEC IV niet voor ieder jaar opnieuw subsidie hoeft aan te vragen. En dat projecten en activiteiten die binnen een kalenderjaar niet kunnen worden afgerond gemakkelijker over de jaargrens getild kunnen worden. Projecten en werkzaamheden zijn immers niet meer aan een jaartermijn gebonden, maar worden voor een periode van vier jaar gepland. In de praktijk blijkt het soms lastig om projecten als kennisdocumenten en de ontwikkeling van inspectie-applicaties binnen een strak afgesproken termijn af te ronden. Bovendien is het met een meerjarenplan makkelijker om verder vooruit te kijken.
Vijf pijlers
Programmamanager Ron Bouwman van het LEC IV vat nog eens de vijf pijlers samen waarop het LEC IV, samen met het netwerk in de regio’s, in de periode 2024-2027 wil investeren: versterking van het IV-netwerk, verdere opbouw en delen van kennis, meewerken aan de totstandkoming van landelijk IV-beleid, professionaliteit van de taakuitvoering en communicatie en profilering.
Bouwman: “Uiteindelijk zal de definitieve toekenning van subsidie bepalend zijn voor het waarmaken van onze ambities. Voorlopig hebben het beleidsplan en de ambities voor uit te voeren projecten dus nog de status van ‘concept’. En als de subsidie eenmaal is toegekend, moeten we met ons netwerk ook nog bespreken hoe we omgaan met indexering en het labelen van het budget voor uit te voeren activiteiten. Het is voor ons werkveld een nieuwe werkwijze om onze activiteiten en projecten niet meer per jaar te agenderen, maar voor een langere termijn van vier jaar. Uiteraard prioriteren we onze projecten wel, maar we zijn minder scherp gebonden aan een tijdsgrens. Door de relatief schaarse personele bezetting van het specialisme IV in de regio’s, liepen projecten de afgelopen jaren soms uit of konden we een project niet volgens de planning uitvoeren. In een vierjarige beleidscyclus kunnen we daarin flexibeler sturen.”
Ambities
Inhoudelijk getuigt het meerjarenplan 2024-2027 volgens Bouwman van hoge ambities. De verdere versterking van het netwerk krijgt veel aandacht, waarbij het functioneren van het specialisme industriële veiligheid binnen de veiligheidsregio’s beleidsmatig beter verankerd moet worden. Bouwman wil een benchmark uitvoeren om vast te stellen hoe het taakveld er per veiligheidsregio voor staat. Ook het positioneren van het domein binnen de diverse vakgroepen en sectoren van Brandweer Nederland kan in zijn ogen nog beter. “De zichtbaarheid van het LEC IV als specialistisch expertplatform kan nog verder worden verbeterd, zodat alle geledingen binnen het brandweerwerkveld weten dat ze voor specifieke kennis en advies over thema’s rond industriële veiligheid bij ons kunnen aankloppen. Die expertrol zien we immers voor het LEC IV en zijn onderliggend netwerk.”
Op het gebied van kennisvorming en -deling staan voor de komende jaren weer een aantal documenten in de planning. Zo komen er updates van het ‘Handboek mobiele en stationaire blusinstallaties’ en de ‘Lines of defense werkwijzer’. De documenten dateren uit respectievelijk 2009 en 2013 en zijn vanwege voortschrijdende technieken en inzichten dringend aan inhoudelijke revisie toe. De update van deze kennisdocumenten staat op de planning voor de komende twee jaar. Qua beleidsvoorbereiding zal het LEC IV verder uitvoering geven aan het adviseren over de rol van de veiligheidsregio’s in het kader van de herziening van de Wet veiligheidsregio’s. Alle thema’s in de wet die te maken hebben met veiligheid van de industrie en de rol van de veiligheidsregio’s inzake vergunningadvisering, toezicht en handhaving, komen op het bordje van het LEC IV.
Professionele VTH-organisaties
Binnen de pijler ‘professionele uitvoering’ zal het LEC IV de komende jaren verder blijven investeren in het verstevigen van de kennis en professionaliteit van IV-specialisten, om te waarborgen dat de veiligheidsregio’s zich onder het regime van de Omgevingswet kunnen doorontwikkelen tot professionele VTH-organisaties. Daar hoort ook een grotere uniformiteit van uitvoering bij, vooral van belang vanuit het oogpunt van samenwerking met andere inspectiepartners in Seveso+-verband. Met de introductie van de nieuwe uniforme inspectiemethodiek LBR en het inspectiesysteem GIR 2.0 zijn al belangrijke stappen in landelijke uniformering van inspecties gezet en die lijn zal worden voortgezet.
Een tweede thema in deze pijler is het zekerstellen van nieuwe instroom vanuit de arbeidsmarkt om de personele bezetting van de IV-functies binnen de veiligheidsregio’s op peil te brengen en te houden. De werklast zal de komende jaren toenemen, terwijl de arbeidsmarkt krap blijft. Dat is volgens Bouwman een blijvende uitdaging voor het LEC en zijn netwerk.
Landelijke visie gewenst
Ten slotte wijst Bouwman op een sterke wens in de regio’s om een landelijke visie te ontwikkelen. “Het taakveld IV is weliswaar een niche binnen de brandweerwereld, maar is voor het waarborgen van de veiligheid van de Nederlandse industrie wel een heel belangrijk specialisme. En de komende jaren ondergaat de industrie als gevolg van de energie- en grondstoffentransitie grote veranderingen, waardoor nieuwe risico’s en scenario’s op het bordje van de veiligheidsregio’s komen. Daar hoort echt een meerjarige visie bij, die in mijn ogen geformuleerd zou moeten worden binnen de RCDV of het Veiligheidsberaad. Het LEC IV wil daarin graag ondersteunen en adviseren, vanuit zijn gebundelde kennis en deskundigheid op het thema. In 2007 is al eens een visie op industriële veiligheid vastgesteld, maar de wereld ziet er sindsdien fundamenteel anders uit, dus een nieuwe visie is in mijn ogen een must.”
Communicatie en profilering
De vijfde pijler tot slot, communicatie en profilering, heeft een sterke link met de pijlers netwerk en professionele uitvoering. Zichtbaarheid en ervaren meerwaarde als kennisplatform komen vooral tot uiting in de wijze waarop het LEC IV als expertplatform naar buiten treedt. De afgelopen jaren is daar al meer energie in gestoken door, naast de traditionele communicatiekanalen zoals de nieuwsbrieven en kennisdagen, ook socialmediakanalen gerichter te benutten. In die instrumenten zal het LEC IV ook de komende vier jaar blijven investeren, om de zichtbaarheid in de partnernetwerken binnen en buiten de veiligheidsregio’s te blijven bevorderen.

Lees ook
Michel Dückers, bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid, licht toe hoe hij dit belangrijke maar ook wel ongrijpbare onderwerp benadert.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de koppeling met de ARIE-regeling helemaal losgelaten.
Het Meerjarenplan 2024-2027 van het LEC Industriële Veiligheid is voltooid en de eerste thema’s staan al op de agenda voor uitvoering.
De eerste ervaringen met het leerblok over de NFPA-standaarden (NFPA = National Fire Protection Associaton) zijn positief.
Deze maand verschijnt het tweede deel van het LBR-boekje: een handreiking voor toepassing van de techniek- en systeemroute LBR (Landelijke Benadering Risicobedrijven) voor de Seveso-inspecteurs van de veiligheidsregio’s.
De nieuwe handreiking leidt specialisten stap voor stap door het adviesproces bij vergunningtrajecten rond milieubelastende activiteiten. Met de komst van de Omgevingswet is dat adviesproces op een nieuwe leest geschoeid.
Tijdens een Europees seminar over rampbestrijdingsplannen trad Jan Meinster namens het LEC Industriële Veiligheid op als gastspreker.
Het ‘live’ testen van stationaire brandblussystemen in hun bedrijfsomgeving is belangrijk om aan te tonen dat die systemen effectief en betrouwbaar zijn voor het bestrijden van de brandscenario’s waarvoor ze zijn bedoeld.
De netwerkdag van het LEC IV op 14 maart jl. was ‘anders dan anders’. In plaats van de Brauerszaal van het NIPV was het voormalige klooster Mariënhof aan de rand van de historische binnenstad van Amersfoort de plaats van samenkomst voor de halfjaarlijkse bijeenkomst van de specialisten industriële veiligheid.
- Pagina1
- Pagina2
- …
- Pagina13
- Volgende pagina
Blog: Veerkrachtige brandduurzaamheid
19 juni 2024
Al tientallen jaren wordt er gediscussieerd over brandveiligheid versus duurzaamheid en vice versa. Hoewel er goede pogingen zijn gedaan, lijken beide gebieden maar niet dichter bij elkaar te komen. Dat is eigenlijk raar. Een brandend gebouw is namelijk niet duurzaam, blogt lector Brandveiligheidskunde Lieuwe de Witte.

Het klimaat verandert en dat heeft allerlei effecten. In de (woning)bouw spelen duurzaamheid, energiezuinigheid en circulariteit een steeds grotere rol. Dit vertaalt zich o.a. in het toepassen van duurzame bouwmaterialen, duurzame bouwmethoden en duurzame energievoorziening. De ontwikkelingen gaan snel en zetten de traditionele (uitvoerings)principes onder druk, introduceren nieuwe risico’s en zorgen voor tegenstrijdige belangen.
Kortgeleden publiceerden we een onderzoek naar branden in de gebouwschil. Een onderzoek gericht op de brandveiligheid van verduurzaamde en snel gerealiseerde woningen. Ons rapport kreeg veel aandacht in de (sociale) media. Dat is mooi, maar tussen al dat mediageweld bleef een belangrijk onderliggend aspect onderbelicht: de relatie tussen duurzaamheid en brandveiligheid. Al tientallen jaren wordt er gediscussieerd over brandveiligheid versus duurzaamheid en vice versa. Hoewel er goede pogingen zijn gedaan, lijken beide gebieden maar niet dichter bij elkaar te komen. Dat is eigenlijk raar. Een brandend gebouw is namelijk niet duurzaam.
Duurzaamheid kun je definiëren als een verantwoorde omgang met de natuurlijke leefomgeving. Brandveiligheid is te definiëren als het beschermen van bouwwerken en mensen tegen het ontstaan en de gevolgen van brand. Hoewel beide definities op het eerste oog weinig samenhang lijken te hebben, is het tegenovergestelde het geval: ze hangen nauw samen. Als je er geen rekening mee houdt dat een (brand)veilig gebouw binnen de levensduur kan afbranden, loop je het risico een belangrijke impact op duurzaamheid te missen: er is extra materiaalgebruik nodig om het gebouw te vervangen. In het huidige duurzaamheidssysteem wordt het nemen van extra brandveiligheidsmaatregelen dubbel afgestraft: de ‘extra’ maatregelen verhogen de ‘footprint’ en de kosten.
We kunnen blijven benadrukken dat er binnen duurzaamheid onvoldoende aandacht is voor brandveiligheid, maar we moeten ook naar onszelf kijken. In deze tijd waarin er sprake is van een woningtekort, er een grote woningbouwopgave ligt en de energievraag van gebouwen drastisch naar beneden moet, kunnen we het ons niet veroorloven om vanuit brandveiligheid de remmende factor te zijn. We dreigen hierdoor de boot te missen en we zullen dus zelf met oplossingsrichtingen moeten komen. Dat betekent dat de doelen voor brandveiligheid beter moeten aansluiten op de duurzaamheidsopgave. Het is in deze tijd toch moeilijk uit te leggen dat een gebouw kan afbranden en dat we dat toch voldoende brandveilig vinden.
Hoewel de kwestie complex is, kunnen we op zijn minst proberen om brandveiligheid binnen duurzaamheid te waarderen. Dit kan als we de stap naar brandveerkracht (brandbestendigheid) maken. Oftewel als we niet alleen het voorkomen, beperken en bestrijden van brand meenemen, maar ook het herstel na brand. Deze gedachte is overigens niet nieuw, maar we moeten meer laten zien hoe beide gebieden hand in hand kunnen gaan (een zeer goede aanzet is het SAFR-BE model). Het is enerzijds van belang dat nieuwe ontwikkelingen niet zorgen voor een verlaging van het brandveiligheidsniveau. Anderzijds is het van belang dat (brand)veiligheidsaspecten niet belemmerend werken voor de verduurzaming. Dus niet het een ten koste van het ander, maar zowel de duurzaamheid als de brandbestendigheid verbeteren.
Dit kan in eerste instantie met een relatieve vergelijking tussen een referentie en alternatieve ontwerpen, waarbij beide gebieden worden gewaardeerd. Hierbij ontkomen we – door het ontbreken van data – niet aan risico-inschattingen op basis van expert judgement. Ik realiseer me dat dit alles niet eenvoudig is, maar laten we het op zijn minst proberen. Anders worden de keuzes voor ons gemaakt en vissen we achter het net.
Lieuwe de Witte
Lector Brandveiligheidskunde
Deze column is eerder verschenen in Brandveilig.com nr. 2, 2024.
Bekijk ook
Warmtestralingscontouren van elektrische voertuigbranden beschikbaar dankzij nieuw rekenmodel
18 juni 2024
Data over de warmtestraling van een brand in elektrische voertuigen of modellen om deze te berekenen zijn er (nagenoeg) niet. Het NIPV heeft daarom een rekenmodel opgesteld waarmee de maximale warmtestraling van (elektrische) voertuigbranden kan worden berekend. In de maximale warmtestraling, tijdens de piek van de brand, is zowel de bijdrage van het batterijpakket als die van het voertuig opgenomen.

Nieuw model voorziet in een duidelijke behoefte
Elektrisch laden gebeurt op locaties waar voertuigen worden gestald of geparkeerd. Meestal in de nabijheid van andere activiteiten of voertuigen, in een gebouw of in de buurt van gebouwen. Uit diverse gesprekken met onder meer de veiligheidsregio’s, PGS-commissies en vergunningverleners blijkt dat er behoefte bestaat aan inzicht in de te verwachten warmtestraling bij elektrische voertuigbranden.
Inzicht in warmtestraling om schade te beperken
Wanneer een voertuig in brand raakt, kunnen voorwerpen in de directe omgeving ontbranden of kunnen er slachtoffers vallen als gevolg van de warmtestraling van het brandende voertuig. Voor elektrische voertuigbranden geldt bovendien dat ze lastiger zijn te bestrijden wanneer het batterijpakket bij de brand is betrokken. In dat geval kan de brand langer aanhouden. Om die reden is het van belang om een beeld te krijgen van de reikwijdte van de warmtestraling van elektrische voertuigbranden.
Drie scenario’s beschikbaar gebaseerd op data uit brandexperimenten
In het rapport zijn de warmtestralingscontouren van drie voertuigtypen uitgewerkt: een elektrische personenauto (SUV), een bus en een vrachtwagen met lading. De scenario’s zijn opgesteld met in brandexperimenten gemeten piekbrandvermogens (peak Heat Release Rate). Met behulp van het rekenmodel, gebaseerd op het zogeheten Solid Flame Model, zijn deze doorgerekend naar de maximale warmtestraling op afstand rondom het voertuig.
Uit de studie blijkt dat er tussen elektrische en conventionele voertuigbranden van vergelijkbare grootte geen significant verschil is ten aanzien van het maximale brandvermogen of de totale verbrandingsenergie (THR). Circa 15 procent van de THR bij voertuigbranden is afkomstig van de brandstof of het batterijpakket. De rest van het voertuig is dominant in het piekbrandvermogen en de THR. Voor vrachtwagens geldt dat (eventuele) brandbare lading al gauw het brandvermogen domineert.
Rekenmodel is bedoeld voor incidentbestrijding en ruimtelijke inrichting
Inzicht in de te verwachten maximale warmtestraling tijdens elektrische voertuigbranden maakt het ook mogelijk om vuistregels voor veiligheidsafstanden af te leiden. Deze kennis is niet alleen relevant voor de incidentbestrijding, maar ook voor de ruimtelijke inrichting en te nemen beheersmaatregelen voor bijvoorbeeld parkeerplaatsen en voetgangerszones. Daarnaast kan deze informatie worden opgenomen in les- en leerstof over het bestrijden van branden in elektrische voertuigen.