Samenwerking, kennisuitwisseling en onderzoek nodig voor effectieve risicocommunicatie over klimaatrisico’s
Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, maart 2025
Als gevolg van de klimaatverandering krijgt ons land steeds vaker te maken met weersextremen die kunnen leiden tot allerlei problemen in de samenleving. Het NIPV heeft geïnventariseerd hoe de overheid en crisispartners communiceren over de klimaatrisico’s hitte en droogte, plaatselijk noodweer, natuurbranden en overstromingen. Hieruit blijkt dat er over het algemeen onvoldoende zicht is op de behoeften van de specifieke doelgroepen voor de inzet van effectieve doelgroepgerichte communicatie. Daarnaast is er vaak een gebrek aan capaciteit en financiële middelen en wordt de effectiviteit van risicocommunicatie nauwelijks onderzocht.

Risicocommunicatie als (wettelijke) taak
Veel verschillende organisaties hebben een (wettelijke) taak of belang als het gaat om risicocommunicatie over klimaatrisico’s. Door middel van risicocommunicatie kunnen burgers gestimuleerd worden zich voor te bereiden op toekomstige klimaatgerelateerde incidenten. Dit draagt bij aan de weerbaarheid van de samenleving. Het onderzoek levert drie aandachtspunten voor risicocommunicatie op.
1. Werk structureel samen voor eenduidige communicatie
Risicocommunicatie is vooral effectief als mensen dezelfde informatie ontvangen van de overheid en crisispartners over klimaatrisico’s. Hiervoor is samenwerking een belangrijke voorwaarde. Op dit moment wordt er op verschillende niveaus samengewerkt. Het Rijk en de veiligheidsregio’s werken landelijk samen via het netwerk Risico- en crisiscommunicatie. De waterschappen werken landelijk samen onder de paraplu van de Unie van Waterschappen. Soms wordt er regionaal samengewerkt tussen veiligheidsregio’s, waterschappen en gemeenten. De meeste organisaties spreken echter de wens uit om die samenwerking te intensiveren.
Volgens onderzoeker Bakker worden gemeenten nog te weinig betrokken bij de risicocommunicatie over klimaatrisico’s. Hier liggen kansen: gemeenten staan dicht bij de samenleving, waardoor mensen beter bereikt kunnen worden.
2. Zorg voor de uitwisseling van kennis en ervaringen
Tussen alle veiligheidsregio’s (en het Rijk, maar ook andere crisispartners) worden nog weinig kennis, initiatieven en ervaringen uitgewisseld over risicocommunicatie rondom klimaatrisico’s. Volgens Bakker kan een online platform bijdragen aan die uitwisseling, maar dan moet wel gezamenlijk afgesproken worden hoe toezicht gehouden kan worden op de kwaliteit van gedeelde kennis en voorbeelden.
3. Onderzoek hoe risicocommunicatie doeltreffend ingezet kan worden
Risicocommunicatie wordt meestal ingezet voor het algemene publiek. Bij de onderzochte organisaties is echter weinig zicht op de risicoperceptie en de informatiebehoeften die mensen hebben. Ook is er weinig bekend over de effectiviteit van de ingezette risicocommunicatie. Volgens Bakker is het begrijpelijk dat hier weinig zicht op is door beperkte capaciteit en financiële middelen, maar het zorgt er wel voor dat we niet weten of de ingezette risicocommunicatie daadwerkelijk bijdraagt aan een weerbare samenleving. Door te onderzoeken hoe mensen klimaatrisico’s inschatten, wat de informatiebehoefte is, wat mensen vinden van de huidige wijze waarop ze geïnformeerd worden over klimaatrisico’s en effectmetingen uit te voeren, kan de risicocommunicatie meer doeltreffend ingezet worden.
Vervolgonderzoek inschatting klimaatrisico’s en informatiebehoefte
Op dit moment wordt gewerkt aan vervolgonderzoek dat meer inzicht moet geven naar hoe de samenleving klimaatrisico’s inschat, wat de informatiebehoefte is en wat mensen vinden van de huidige wijze waarop ze geïnformeerd worden over klimaatrisico’s. Het doel is om hiermee veiligheidsregio’s en anderen meer inzicht te bieden hoe tot doeltreffende risicocommunicatie te komen.
Onderzoek en het programma Klimaat en Veiligheid
Dit onderzoek maakt deel uit van het programma Klimaatveiligheid. Dit programma heeft tot doel de kennis en expertise van de professionals in de veiligheidsregio’s te verrijken en versterken. Dit realiseert het programma door het doen van onderzoek en kennisontwikkeling, professionalisering, samenwerken en netwerkvorming. Meer informatie over het programmapagina klimaatveiligheid vind je op de programmapagina.
Lees het rapport
Bekijk ook
Samenwerking, kennisuitwisseling en onderzoek nodig voor effectieve risicocommunicatie over klimaatrisico’s
6 maart 2025
Als gevolg van de klimaatverandering krijgt ons land steeds vaker te maken met weersextremen die kunnen leiden tot allerlei problemen in de samenleving. Het NIPV heeft geïnventariseerd hoe de overheid en crisispartners communiceren over de klimaatrisico’s hitte en droogte, plaatselijk noodweer, natuurbranden en overstromingen. Hieruit blijkt dat er over het algemeen onvoldoende zicht is op de behoeften van de specifieke doelgroepen voor de inzet van effectieve doelgroepgerichte communicatie. Daarnaast is er vaak een gebrek aan capaciteit en financiële middelen en wordt de effectiviteit van risicocommunicatie nauwelijks onderzocht.

Risicocommunicatie als (wettelijke) taak
Veel verschillende organisaties hebben een (wettelijke) taak of belang als het gaat om risicocommunicatie over klimaatrisico’s. Door middel van risicocommunicatie kunnen burgers gestimuleerd worden zich voor te bereiden op toekomstige klimaatgerelateerde incidenten. Dit draagt bij aan de weerbaarheid van de samenleving. Het onderzoek levert drie aandachtspunten voor risicocommunicatie op.
1. Werk structureel samen voor eenduidige communicatie
Risicocommunicatie is vooral effectief als mensen dezelfde informatie ontvangen van de overheid en crisispartners over klimaatrisico’s. Hiervoor is samenwerking een belangrijke voorwaarde. Op dit moment wordt er op verschillende niveaus samengewerkt. Het Rijk en de veiligheidsregio’s werken landelijk samen via het netwerk Risico- en crisiscommunicatie. De waterschappen werken landelijk samen onder de paraplu van de Unie van Waterschappen. Soms wordt er regionaal samengewerkt tussen veiligheidsregio’s, waterschappen en gemeenten. De meeste organisaties spreken echter de wens uit om die samenwerking te intensiveren.
Volgens onderzoeker Marije Bakker worden gemeenten nog te weinig betrokken bij de risicocommunicatie over klimaatrisico’s. Hier liggen kansen: gemeenten staan dichtbij de samenleving, waardoor mensen beter bereikt kunnen worden.
2. Zorg voor de uitwisseling van kennis en ervaringen
Tussen alle veiligheidsregio’s (en het Rijk, maar ook andere crisispartners) worden nog weinig kennis, initiatieven en ervaringen uitgewisseld over risicocommunicatie rondom klimaatrisico’s. Volgens Bakker kan een online platform bijdragen aan die uitwisseling, maar dan moet wel gezamenlijk afgesproken worden hoe toezicht gehouden kan worden op de kwaliteit van gedeelde kennis en voorbeelden.
3. Onderzoek hoe risicocommunicatie doeltreffend ingezet kan worden
Risicocommunicatie wordt meestal ingezet voor het algemene publiek. Bij de onderzochte organisaties is echter weinig zicht op de risicoperceptie en de informatiebehoeften die mensen hebben. Ook is er weinig bekend over de effectiviteit van de ingezette risicocommunicatie. Volgens Bakker is het begrijpelijk dat hier weinig zicht op is door beperkte capaciteit en financiële middelen, maar het zorgt er wel voor dat we niet weten of de ingezette risicocommunicatie daadwerkelijk bijdraagt aan een weerbare samenleving. Door te onderzoeken hoe mensen klimaatrisico’s inschatten, wat de informatiebehoefte is, wat mensen vinden van de huidige wijze waarop ze geïnformeerd worden over klimaatrisico’s en effectmetingen uit te voeren, kan de risicocommunicatie meer doeltreffend ingezet worden.
Vervolgonderzoek naar inschatting klimaatrisico’s en informatiebehoefte
Op dit moment wordt gewerkt aan vervolgonderzoek dat meer inzicht moet geven in hoe de samenleving klimaatrisico’s inschat, wat de informatiebehoefte is en wat mensen vinden van de huidige wijze waarop ze geïnformeerd worden over klimaatrisico’s. Het doel is om hiermee veiligheidsregio’s en anderen meer inzicht te bieden hoe tot doeltreffende risicocommunicatie te komen.
Onderzoek en het programma Klimaatveiligheid
Dit onderzoek maakt deel uit van het programma Klimaatveiligheid. Dit programma heeft tot doel de kennis en expertise van de professionals in de veiligheidsregio’s te verrijken en versterken. Dit realiseert het programma door het doen van onderzoek en kennisontwikkeling, professionalisering, samenwerken en netwerkvorming. Bekijk meer informatie over het programma Klimaatveiligheid.
Lees het rapport
Bekijk ook
Maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht ontleed: het vijf-pijlermodel
5 maart 2025
Hoe stellen we vast hoe veerkrachtig en weerbaar de maatschappij is? Het is een belangrijke vraag die zich leent voor verschillende antwoorden en benaderingen. Prof. dr. Michel Dückers is bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid en Gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. De bijzondere leerstoel is ingesteld door de universiteit in samenwerking met ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, het NIPV, Nivel en het RIVM. Dückers werkte het ogenschijnlijk ongrijpbare vermogen van de samenleving om met crises en verstoringen om te gaan uit in het ‘vijf-pijlermodel’.

Het ‘vijf-pijlermodel’ hanteert als vertrekpunt dat maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht niet als op zichzelf staande begrippen te meten zijn. Dat vereist een tussenstap. Het model gaat ervan uit dat er in ieder geval vijf onderliggende thema’s (de pijlers) zijn om rekening mee te houden. Er is bovendien sprake van afhankelijkheid en samenhang tussen de pijlers, waarbij de mate van volwassenheid van elke pijler bijdraagt aan maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht.

De vijf pijlers
1. Vermogen samenleving als overkoepelend systeem
Deze pijler omvat structurele kenmerken van een samenleving zoals het functioneren van het openbaar bestuur, gezondheidszorg, levensverwachting, welvaart en inkomensverdeling.
2. Vermogen vitale processen
Deze pijler omvat vitale sectoren en diensten die de samenleving nodig heeft om te kunnen functioneren zoals stroom, watervoorziening, gas, telecommunicatie en transport.
3. Vermogen sociaal weefsel
Hier gaat het om sociale cohesie en verbondenheid, het vertrouwen van mensen in overheid en medemens. Dit is de pijler waar polarisatie het meest zichtbaar wordt.
4. Vermogen burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties
Dit komt neer op het gedrag van niet-overheden. Het gaat om handelingen gericht op het tegengaan van verstoringen en het verlichten of repareren van de gevolgen als het toch misgaat. Hoe staat het dan met bijvoorbeeld de zelfredzaamheid en burgerparticipatie?
5. Vermogen crisisorganisatie
Deze pijler bestrijkt het domein van overheden en instanties met een verantwoordelijkheid voor het bevorderen van de publieke veiligheid en gezondheid.
Gericht anticiperen op cascade-effecten
Volgens Dückers stimuleert een dergelijke ordening in pijlers om gerichter na te denken over risico’s en tekortkomingen in het vermogen van de samenleving om met dreigingen om te gaan. In spiegelbeeld wijst de combinatie van pijlers op verbeterpunten en investeringsprogramma’s, zowel op de korte als de langere termijn: “Niet alleen binnen pijlers kan sprake zijn van cascade-effecten, dat geldt eveneens voor het samenspel tussen pijlers: erosie of schade aan één pijler, acuut of stapelend, heeft in potentie een negatief effect op de toestand binnen een andere pijler.”
Michel Dückers gaat in zijn blog dieper in op het vijf-pijlermodel: Maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht: van idee naar praktische toepassing.
Bekijk ook
Innovatieproject Virtuele Assistent maakt doorstart en biedt nuttige inzichten
5 maart 2025
Binnen enkele seconden een conceptsituatiebeeld met daarbij een taxatie van de bijbehorende risico’s? Zodat de informatiemanager of de calamiteitencoördinator in de meldkamer sneller een volledig overzicht van het incident heeft? De Virtuele Assistent (VA) maakt het mogelijk. En met een recente doorstart en testen in de meldkamers maakt dit innovatieproject zich nu op voor daadwerkelijke toepassing in de crisispraktijk.

Landelijk adviseur netcentrische crisisbeheersing Willem Treurniet is al sinds het begin betrokken bij de Virtuele Assistent. In dit bericht gaat hij terug de geschiedenis in, en werpt hij een blik op de toekomst.
De VA kent een rijke historie
“Het idee van een landelijke virtuele assistent ontstond in 2018 in Veiligheidsregio Fryslân met het doel de informatievoorziening tijdens incidenten te verbeteren; om deze sneller en makkelijker te maken, en gevoed met betere informatie”, aldus Treurniet. Hij vervolgt: “Diverse veiligheidsregio’s vonden dit idee veelbelovend en startten samen met het NIPV en een softwarebedrijf een innovatiepartnerschap. Daarbij was het uitgangspunt de VA deel uit te laten maken van de Landelijke Voorziening Crisisbeheersing (LVCb). De VA is namelijk via de LVCb te integreren in de bestaande techniek en werkwijzen van crisispartners. Hierdoor kunnen professionals de applicatie gemakkelijk gebruiken.”
Incidentendashboard en risicotaxatie bieden operationele mogelijkheden
De VA zoals ooit bedacht bestond uit vier functionaliteiten, waarvan er nu twee volwassen genoeg zijn om operationeel te gebruiken: het incidentendashboard en de risicotaxatie. Samen bieden deze functionaliteiten snel een visueel overzicht van relevante omgevingsfactoren met de daarbij behorende risicowaarschuwingen. De virtuele assistent haalt deze informatie uit DATA4OOV en is straks ook op dit dataplatform binnen de LVCb te gebruiken. Gebruikers kijken hierdoor altijd naar dezelfde data. Maar de VA-functionaliteit komt ook los beschikbaar, voor bijvoorbeeld de meldkamers.
Testen in de praktijk bij verschillende meldkamers
Momenteel testen de meldkamers in Bergen op Zoom, Utrecht, Rotterdam en Apeldoorn het incidentendashboard en de risicotaxatie in een schaduwomgeving. Dit doen zij op basis van echte GMS-data, waardoor het testen heel gemakkelijk en realistisch is.
Treurniet: “Tegelijkertijd zijn we de voorziening aan het optimaliseren. Dit doen we in een aantal sprints. Daarbij betrekken we een grotere gebruikersgroep, denk aan informatiemanagers, Veiligheidsinformatieknooppunten (VIK’s) en het Knooppunt Coördinatie Regio’s-Rijk (KCR2). De komende tijd gaan we, in samenwerking met de Coalitie Informatiegestuurde veiligheid (IGV) en Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, ontdekken wanneer de tijd rijp is om de voorziening breder in te zetten. De verwachting is dat in de loop van het jaar de eerste functionaliteit van de Virtuele Assistent, de geografische automatische incidentanalyse, écht klaar is voor breder gebruik in het veld. En het mooie is dat door de integratie met de andere landelijke informatievoorzieningen, we de functionaliteit dan ook direct breed kunnen aanbieden.”
Bekijk ook
Samenwerken aan weerbaarheid in tijden van opbouwende spanning
28 februari 2025
“Je moet de voorbereiding en samenwerking wel energie blijven geven, want als je er geen aandacht aan besteedt dan zakt het weg. En dat is nog wel de grootste uitdaging. Hoe blijf je energie geven aan iets dat hopelijk zelden of weinig gaat gebeuren?” Die vraag stelt Paul Gelton, programmadirecteur Maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht van het NIPV, in de podcastreeks Weerbaarheid en veerkracht: samen voor een veilig Nederland.

De tijd van een eendimensionale crisis is voorbij. Nederland heeft steeds meer te maken met dreigingen die er heel anders uitzien dan voorheen: hybride dreiging, cyber attacks, bosbranden, klimaatverandering, enzovoort. Hoe moeten we hiermee omgaan?
“We willen de hele maatschappij activeren. Ook op een veelheid en complexiteit van stapelende crises. Dat betekent dat je samen met de burgers moet kijken wat er mogelijk is. Wat kan de één en wat kan de ander?”, stelt Paul Gelton.
Elkaar kunnen vinden wanneer het moet
Samenredzaamheid is een belangrijk onderdeel in de bewustmaking van de samenleving op het gebied van risico en crisis. Zo is het essentieel dat je elkaar goed kent en dat er netwerken paraat staan in het geval van nood, zonder het kapot te organiseren. Hoe doen we dit? Volgens Paul Gelton moet daar nog veel voor gebeuren, maar “er zit ongelooflijk veel potentieel.”
Van belang is de energie bij de verschillende partijen en de burgers op peil te houden. Zo blijf je weerbaarheid continu opbouwen en houd je vrijwilligers gemotiveerd. Niet alleen voor de weerbaarheid voor en tijdens een crisis, maar ook voor de nafase van herstel die zo cruciaal is voor de veerkracht van onze samenleving.
“De call-to-action is: laten we niet evalueren, praten, nadenken, maar laten we gewoon doen. Schouders eronder. Want er ligt al zo ongelooflijk veel. Laten we het bij elkaar brengen. Laten we daar het effect mee maken”, aldus Paul Gelton.
Luister hier de hele podcast met Paul Gelton en Jaap Donker
Bekijk ook
Herziening kwalificatiedossier OvD: “Zo lean maar tegelijk zo compleet mogelijk, dat was de uitdaging”
26 februari 2025
Eind 2024 is het herziene kwalificatiedossier (KD) van de officier van dienst (OvD) Brandweer vastgesteld door de Werkveldadviescommissie (WVA), de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het Veiligheidsberaad. Frank van Krieken van Veiligheidsregio Brabant-Noord vertelt over de totstandkoming van het nieuwe KD en de belangrijkste wijzigingen.

Hoe ben je bij de herziening van het KD betrokken geraakt?
“Ik ben werkzaam als teamleider Preparatie en binnenkort als sectorhoofd Risicobeheersing bij Veiligheidsregio Brabant-Noord en ben daar ook werkzaam als OvD Brandweer. Als lid van de vakraad Incidentbestrijding ben ik betrokken bij de herziening van het kwalificatiedossier van OvD Brandweer en ben ik kartrekker van de ontwikkelgroep, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit het veld en het NIPV.”
Wat was de aanleiding voor de herziening?
“Het kwalificatiedossier was na bijna 7 jaar toe aan een herziening. Dat betekent dat we met een brede vertegenwoordiging uit het (brandweer)land hebben gekeken of de kerntaken en competenties nog overeenkomen met de huidige en toekomstige praktijk van de OvD. We zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het KD inderdaad geactualiseerd moest worden. Uitgangspunt daarbij was om tot een zo lean, maar tegelijk zo compleet mogelijk KD te komen dat toekomstbestendig is, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de opleiding.”
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?
“De belangrijkste wijzigingen betreffen enerzijds de instroom tot de leergang en anderzijds de kerntaken van de OvD. Het gevraagde hbo-werk- en denkniveau blijft gehandhaafd. Maar voor wat betreft de instroomeisen wordt het mogelijk om, naast een vereist Bevelvoerdersdiploma, op basis van een positief afgeronde repressieve instroommodule in te stromen. Deze instroommodule wordt de komende periode ontwikkeld. Dit maakt dat de opleiding toegankelijker wordt voor een bredere doelgroep brandweerprofessionals. Wat betreft de kerntaken zijn we van 4 kerntaken overgegaan naar 2 kerntaken, namelijk: 1. Situationeel leidinggeven aan brandweereenheden bij een incident (mono) en 2. Multidisciplinair samenwerken bij een incident (multi).”
Hoe is het nieuwe KD tot stand gekomen?
“We hebben met de ontwikkelgroep voorstellen gedaan voor de herziening van het KD en deze getoetst binnen de vakraad Incidentbestrijding, door conceptversies te delen en feedback op te halen. Zo heeft elke veiligheidsregio input kunnen leveren en is het proces open en transparant verlopen. Inmiddels is het KD eind 2024 vastgesteld door de WVA, de RCDV en het Veiligheidsberaad.”
Wanneer start de opleiding in de nieuwe vorm?
“Op basis van het herziene KD wordt nu de leergang OvD herzien. Dat betekent dat het NIPV momenteel werkt aan een nieuw curriculum en nieuwe examens. Ook wordt komend jaar gestart met de ontwikkeling van de repressieve instroommodule. Zo kunnen we een nieuwe lichting OvD’s opleiden die voldoen aan de eisen van deze verantwoordelijke functie en daarmee klaar zijn voor de toekomst.”
Bekijk ook
“Tijdens het lesgeven kan ik mijn passie voor mijn werk overbrengen”
24 februari 2025
“Mijn rol bij het ontwikkelen en geven van onderwijs heb ik vooral inhoudelijk benaderd”, vertelt Kevin Kruiswijk, adviseur industriële veiligheid en adviseur gevaarlijke stoffen bij Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. “Als één van de drie kerndocenten van het leerblok Milieuadvisering mocht ik de lesinhoud medeontwikkelen. Daardoor weet je wat je over wilt brengen. Het geven van de lessen vind ik echt heel leuk om te doen. Je kunt met passie over je werk vertellen en daardoor aangeven waarom het zo interessant en leuk is.”

“In 2020 ben ik gestart met de oude opleiding Specialist industriële veiligheid (SIV) van anderhalf jaar. Zo leerde ik trainer en adviseur Linda van de Ven van het NIPV kennen. Later ging SIV over naar het flexibele leerlandschap, het modulaire onderwijs. Toen heeft Linda mij gevraagd om hierover mee te denken. Uiteindelijk is daar onder andere het leerblok Milieuadvisering uitgekomen.”
Kijken naar wat beroepsbeoefenaar nodig heeft
“Bij het ontwikkelen van het onderwijs heb ik vooral gekeken naar vragen zoals: wat wil ik een beginnend beroepsbeoefenaar meegeven op het gebied van milieuadvisering? Wat had ik in mijn opleiding graag anders gezien? Er was bij mij destijds bijvoorbeeld weinig aandacht voor het uitgangspuntendocument (UPD). Daar besteden we nu veel meer aandacht aan. Want ik weet uit ervaring dat dit een groot deel van je werk behelst. Daar mag je best wat kennis van hebben.”

Kies de leerblokken waarop je verdieping nodig hebt
“Het modulaire, flexibele onderwijs heeft echt voordelen. Zeker voor mensen die minder lessen nodig hebben. Je kiest nu de leerblokken waarop je verdieping nodig hebt. Daarna kun je gewoon examen doen. Een volledige opleiding volgen hoeft niet meer. Zo was er in mijn groep iemand die alleen het leerblok Milieuadvisering volgde. Maar er waren ook deelnemers die meerdere blokken volgden of de volledige leerroute. Je krijgt daardoor wel verschillende niveaus in de groep, maar dat is niet erg. Dan is het afwegen aan welke onderwerpen je meer of minder aandacht geeft.”
Blijf jezelf ontwikkelen
“Blijf leren en met je eigen ontwikkeling bezig. Dat wil ik graag aan anderen meegeven. Ik ben van mening dat je van leren niet dommer wordt. Stilstaan is achteruitgaan, dus blijf jezelf bekwaam houden. Ook al zit je 20 jaar in het vak, de wereld om je heen is in verandering. In dit vak zijn nieuwe technieken, nieuwe uitdagingen zoals de energietransitie en klimaatveranderingen. Dat is allemaal van toepassing op ons werk en daar moeten we in meegaan.”
Bekijk ook
Hoe vergroten we onze weerbaarheid tegen natuurrampen en klimaatverandering?
20 februari 2025
Ons klimaat blijft veranderen. Extreme weeromstandigheden nemen toe en de risico’s stapelen zich op. Hoe vergroten we onze weerbaarheid tegen natuurrampen en klimaatverandering? Dit was het onderwerp van de vierde Masterclass van het NIPV, die plaatsvond bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).

Vergroten van weerbaarheid
Sprekers Maarten van Aalst, hoofddirecteur bij het KNMI en hoogleraar aan de Universiteit Twente, en Charlotte van Ruijven, programmamanager Klimaatveiligheid bij het NIPV, vertelden over klimaatrisico’s en de uitdagingen waar crisisprofessionals voor komen te staan. Het beperken van schade veroorzaakt door klimaatrampen vergt uitvoerige voorbereidingen, samenwerking en veerkrachtige systemen. Niet alleen reageren, maar vooruitdenken en vandaag al actie ondernemen.
De belangrijkste leerpunten uit deze masterclass zijn:
1. Het goede van tevoren doen
De overstromingen in Limburg in 2021 tonen hoe door klimaatverandering risico’s zijn vergroot. We konden het gevaar voorspellen, maar onduidelijkheid over mandaten vertraagde actie. De les die dit ons heeft geleerd? We moeten van tevoren bepalen wie wanneer handelt bij dreigende rampen. Plannen is een essentieel aspect, waar het KNMI aan bijdraagt door te werken aan sterkere waarschuwingsketens zodat voorspellingen leiden tot effectieve actie. Ook is improvisatievermogen cruciaal en daar zijn heldere verantwoordelijkheden voor nodig.
2. Een klimaat dat blijft veranderen
Klimaatonderzoek gaat niet langer over de verre toekomst. Steeds vaker onderzoekt het KNMI het hier en nu: Is deze hittegolf of overstroming het gevolg van klimaatverandering en gaat dit vaker gebeuren? Voorheen waren klimaatscenario’s en weersverwachtingen aparte disciplines, maar deze zijn nu samengekomen. Het klimaat verandert continu. Wat gisteren normaal was, is dat morgen niet meer.
3. Blijf investeren in onderzoek, kennisontwikkeling, professionalisering, in samenwerken en netwerkvorming
Veiligheidsregio’s zetten hierin samen met het NIPV, KNMI en ministerie van Justitie en Veiligheid stappen binnen het programma Klimaatveiligheid. Dit programma heeft tot doel om (beter) zicht te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden voor een veilige en weerbare samenleving bij klimaatverandering nu en in de toekomst.
Voorbeelden zijn een handreiking met handvatten voor de rol van veiligheidsregio’s bij ontwikkelingen op het gebied van klimaatadaptatie en het gezamenlijk inzichtelijk maken van knelpunten en blinde vlekken bij de risico’s hitte, droogte, wateroverlast en overstroming.
4. Bouwen aan versterkte ketens
Effectieve klimaatwaarschuwingen vragen om samenwerking. Het KNMI werkt samen met waterschappen en veiligheidsregio’s om verwachtingen direct bruikbaar te maken. Met het nieuwe ‘Early Warning Centre’ groeit het KNMI van een dataleverancier naar een actieve schakel in de keten. Samen verkleinen we onze kwetsbaarheid.
5. Geen doemscenario’s, maar actie
Klimaatverandering betekent niet dat alles ten onder gaat, maar zonder energietransitie zijn de gevolgen groot. De snelheid waarmee we uitstoot verminderen en ons aanpassen, bepaalt hoe beheersbaar de risico’s blijven.
6. De omslag vindt plaats
Sinds het Akkoord van Parijs is de transitie naar duurzame energie in een stroomversnelling geraakt. Investeerders kijken steeds kritischer naar fossiele brandstoffen en klimaatrisico’s. Maar dit proces moet sneller. In de woorden van Obama: “We zijn de eerste generatie die het merkt, en de laatste die het kan oplossen.” We voelen de impact van klimaatverandering nu al. We moeten ons aanpassen aan onze omgeving en ons voorbereiden op mogelijke extremen. Dit bereiken we niet alleen met ons verstand, maar ook met ons verbeeldingsvermogen.
Bekijk ook
Waterveiligheid voor morgen vraagt sterkere samenwerking
20 februari 2025
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Unie van Waterschappen hebben aan het NIPV gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de positie van waterschappen in de crisisbeheersing versterkt kan worden, met name door de samenwerking tussen waterschappen en veiligheidsregio’s te verbeteren.

De samenwerking tussen waterschappen en veiligheidsregio’s is meestal voldoende om de huidige waterrisico’s het hoofd te bieden. De ernst en schaal van de waterrisico’s die op ons afkomen, dreigen hier echter verandering in te brengen. We verwachten dat waterincidenten steeds vaker maatschappelijke gevolgen en een bovenregionaal karakter kennen.
Dergelijke problematiek vereist een sterkere samenwerking. Dit rapport biedt aanbevelingen voor zowel de waterketen als de algemene keten om deze samenwerking te verstevigen.
- Capaciteit op crisisbeheersing bij waterschappen
Bij veel waterschappen is de capaciteit voor crisisbeheersing niet groot, waardoor het aan tijd en mankracht ontbreekt om relaties te onderhouden met veiligheidsregio’s. Waterschappen dienen meer FTE vrij te maken voor crisisbeheersing. - Automatische alarmering van waterschappen
Waterschappen zijn bij meer soorten crises betrokken dan veiligheidsregio’s vaak vermoeden. Laat de aanwezigheid van het waterschap in een crisisteam niet afhangen van de leider van dat team, maar laat het waterschap zelf bepalen of ze aansluiten. - Specifiek trainen voor mededeling in een crisisteam
Evaluaties tonen aan dat de samenwerking in crisisteams nog niet altijd goed gaat. Partners verwachten te veel van waterschappen, waterschappen weten technische informatie niet altijd goed te vertalen. Deze samenwerking is bij uitstek te trainen. - Elkaar betrekken, voor en na de crisis
Veiligheidsregio’s dienen waterschappen te betrekken bij planvorming, scenario-ontwikkelingen en oefeningen. Beide partijen dienen vaker samen op te trekken in het gezamenlijk evalueren van incidenten (waar relevant). - Bovenregionale en grensoverstijgende samenwerking
Meer zelfs dan bij andere crises vragen waterrisico’s om een grensoverstijgende blik in de warme en koude fase door de invloed van het water vanuit andere regio’s of landen (Duitsland en België) op het Nederlandse watersysteem. Zoek niet slechts apart de relaties over de grens, maar neem ook buurwaterschappen -regio’s mee te nemen in het contact met buurland(en). Oefen daarnaast met verschillende bovenregionale scenario’s waar ingewikkelde afwegingen in voorkomen, waarbij ook de ‘zware bestuurders’ meedoen. - Benoeming in Wet veiligheidsregio’s
Om te vermijden dat er een verkeerd signaal uitgaat van het schrappen van de waterschappen uit een opvolger van de Wet veiligheidsregio’s, adviseren wij om de vermelding van de waterschappen te handhaven.
In 2025 geeft het NIPV met het programma Klimaatveiligheid een impuls aan onderzoek, kennisontwikkeling, professionalisering, samenwerken en netwerkvorming op het gebied van klimaatveiligheid, natuurbrandveiligheid en waterveiligheid.
Lees het rapport
Ventilatie en detectie van waterstof
18 februari 2025
Ontsteking van waterstof kan leiden tot een explosie met overdrukeffecten, zeker als waterstof per ongeluk vrijkomt in een besloten ruimte. Ventilatie en detectie van waterstof zijn twee maatregelen die cruciaal zijn om explosiegevaar te beperken. Kennis en informatie over hoe je het beste kunt ventileren en kunt detecteren, is echter beperkt beschikbaar. Om dit kennishiaat te vullen, heeft het NIPV een literatuuronderzoek uitgevoerd.

Het hoe en wat van ventilatie en detectie
Het onderzoek geeft inzicht hoe ventilatie werkt en welke vormen van waterstofdetectie mogelijk zijn. Daarnaast wordt beschreven hoe ventilatie er voor kan zorgen dat vrijgekomen waterstof verdund wordt met lucht en hoe groot de ventilatiecapaciteit van de ruimte dan moet zijn. Tenslotte laat het onderzoek zien waar waterstofdetectoren het beste geplaatst kunnen worden om snel en betrouwbaar de aanwezigheid van waterstof te kunnen waarnemen.
Eisen stellen aan ventilatie en detectie
Ventilatie heeft invloed op de verspreiding van waterstof en daarmee ook op de detectie van waterstof. Het rapport beschrijft de wisselwerking tussen ventilatie en detectie maar ook de kennis die nodig is om deze twee maatregelen goed en veilig toe te passen in een ruimte.
De verkregen kennis uit dit onderzoek is:
- relevant voor het beoordelen van veiligheidsrisico’s van waterstof in besloten ruimtes door gebruikers, veiligheidsregio’s, omgevingsdiensten, overheden en andere organisaties.
- relevant voor het bepalen van de manier waarop ventilatie- en detectiesystemen in het ontwerp van (semi)besloten ruimtes met waterstofactiviteiten opgenomen kunnen worden.