Herziening kwalificatiedossier OvD: “Zo lean maar tegelijk zo compleet mogelijk, dat was de uitdaging”
26 februari 2025
Eind 2024 is het herziene kwalificatiedossier (KD) van de officier van dienst (OvD) Brandweer vastgesteld door de Werkveldadviescommissie (WVA), de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het Veiligheidsberaad. Frank van Krieken van Veiligheidsregio Brabant-Noord vertelt over de totstandkoming van het nieuwe KD en de belangrijkste wijzigingen.

Hoe ben je bij de herziening van het KD betrokken geraakt?
“Ik ben werkzaam als teamleider Preparatie en binnenkort als sectorhoofd Risicobeheersing bij Veiligheidsregio Brabant-Noord en ben daar ook werkzaam als OvD Brandweer. Als lid van de vakraad Incidentbestrijding ben ik betrokken bij de herziening van het kwalificatiedossier van OvD Brandweer en ben ik kartrekker van de ontwikkelgroep, bestaande uit vertegenwoordigers vanuit het veld en het NIPV.”
Wat was de aanleiding voor de herziening?
“Het kwalificatiedossier was na bijna 7 jaar toe aan een herziening. Dat betekent dat we met een brede vertegenwoordiging uit het (brandweer)land hebben gekeken of de kerntaken en competenties nog overeenkomen met de huidige en toekomstige praktijk van de OvD. We zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het KD inderdaad geactualiseerd moest worden. Uitgangspunt daarbij was om tot een zo lean, maar tegelijk zo compleet mogelijk KD te komen dat toekomstbestendig is, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de opleiding.”
Wat zijn de belangrijkste wijzigingen?
“De belangrijkste wijzigingen betreffen enerzijds de instroom tot de leergang en anderzijds de kerntaken van de OvD. Het gevraagde hbo-werk- en denkniveau blijft gehandhaafd. Maar voor wat betreft de instroomeisen wordt het mogelijk om, naast een vereist Bevelvoerdersdiploma, op basis van een positief afgeronde repressieve instroommodule in te stromen. Deze instroommodule wordt de komende periode ontwikkeld. Dit maakt dat de opleiding toegankelijker wordt voor een bredere doelgroep brandweerprofessionals. Wat betreft de kerntaken zijn we van 4 kerntaken overgegaan naar 2 kerntaken, namelijk: 1. Situationeel leidinggeven aan brandweereenheden bij een incident (mono) en 2. Multidisciplinair samenwerken bij een incident (multi).”
Hoe is het nieuwe KD tot stand gekomen?
“We hebben met de ontwikkelgroep voorstellen gedaan voor de herziening van het KD en deze getoetst binnen de vakraad Incidentbestrijding, door conceptversies te delen en feedback op te halen. Zo heeft elke veiligheidsregio input kunnen leveren en is het proces open en transparant verlopen. Inmiddels is het KD eind 2024 vastgesteld door de WVA, de RCDV en het Veiligheidsberaad.”
Wanneer start de opleiding in de nieuwe vorm?
“Op basis van het herziene KD wordt nu de leergang OvD herzien. Dat betekent dat het NIPV momenteel werkt aan een nieuw curriculum en nieuwe examens. Ook wordt komend jaar gestart met de ontwikkeling van de repressieve instroommodule. Zo kunnen we een nieuwe lichting OvD’s opleiden die voldoen aan de eisen van deze verantwoordelijke functie en daarmee klaar zijn voor de toekomst.”
Bekijk ook
“Tijdens het lesgeven kan ik mijn passie voor mijn werk overbrengen”
24 februari 2025
“Mijn rol bij het ontwikkelen en geven van onderwijs heb ik vooral inhoudelijk benaderd”, vertelt Kevin Kruiswijk, adviseur industriële veiligheid en adviseur gevaarlijke stoffen bij Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. “Als één van de drie kerndocenten van het leerblok Milieuadvisering mocht ik de lesinhoud medeontwikkelen. Daardoor weet je wat je over wilt brengen. Het geven van de lessen vind ik echt heel leuk om te doen. Je kunt met passie over je werk vertellen en daardoor aangeven waarom het zo interessant en leuk is.”

“In 2020 ben ik gestart met de oude opleiding Specialist industriële veiligheid (SIV) van anderhalf jaar. Zo leerde ik trainer en adviseur Linda van de Ven van het NIPV kennen. Later ging SIV over naar het flexibele leerlandschap, het modulaire onderwijs. Toen heeft Linda mij gevraagd om hierover mee te denken. Uiteindelijk is daar onder andere het leerblok Milieuadvisering uitgekomen.”
Kijken naar wat beroepsbeoefenaar nodig heeft
“Bij het ontwikkelen van het onderwijs heb ik vooral gekeken naar vragen zoals: wat wil ik een beginnend beroepsbeoefenaar meegeven op het gebied van milieuadvisering? Wat had ik in mijn opleiding graag anders gezien? Er was bij mij destijds bijvoorbeeld weinig aandacht voor het uitgangspuntendocument (UPD). Daar besteden we nu veel meer aandacht aan. Want ik weet uit ervaring dat dit een groot deel van je werk behelst. Daar mag je best wat kennis van hebben.”

Kies de leerblokken waarop je verdieping nodig hebt
“Het modulaire, flexibele onderwijs heeft echt voordelen. Zeker voor mensen die minder lessen nodig hebben. Je kiest nu de leerblokken waarop je verdieping nodig hebt. Daarna kun je gewoon examen doen. Een volledige opleiding volgen hoeft niet meer. Zo was er in mijn groep iemand die alleen het leerblok Milieuadvisering volgde. Maar er waren ook deelnemers die meerdere blokken volgden of de volledige leerroute. Je krijgt daardoor wel verschillende niveaus in de groep, maar dat is niet erg. Dan is het afwegen aan welke onderwerpen je meer of minder aandacht geeft.”
Blijf jezelf ontwikkelen
“Blijf leren en met je eigen ontwikkeling bezig. Dat wil ik graag aan anderen meegeven. Ik ben van mening dat je van leren niet dommer wordt. Stilstaan is achteruitgaan, dus blijf jezelf bekwaam houden. Ook al zit je 20 jaar in het vak, de wereld om je heen is in verandering. In dit vak zijn nieuwe technieken, nieuwe uitdagingen zoals de energietransitie en klimaatveranderingen. Dat is allemaal van toepassing op ons werk en daar moeten we in meegaan.”
Bekijk ook
Hoe vergroten we onze weerbaarheid tegen natuurrampen en klimaatverandering?
20 februari 2025
Ons klimaat blijft veranderen. Extreme weeromstandigheden nemen toe en de risico’s stapelen zich op. Hoe vergroten we onze weerbaarheid tegen natuurrampen en klimaatverandering? Dit was het onderwerp van de vierde Masterclass van het NIPV, die plaatsvond bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).

Vergroten van weerbaarheid
Sprekers Maarten van Aalst, hoofddirecteur bij het KNMI en hoogleraar aan de Universiteit Twente, en Charlotte van Ruijven, programmamanager Klimaatveiligheid bij het NIPV, vertelden over klimaatrisico’s en de uitdagingen waar crisisprofessionals voor komen te staan. Het beperken van schade veroorzaakt door klimaatrampen vergt uitvoerige voorbereidingen, samenwerking en veerkrachtige systemen. Niet alleen reageren, maar vooruitdenken en vandaag al actie ondernemen.
De belangrijkste leerpunten uit deze masterclass zijn:
1. Het goede van tevoren doen
De overstromingen in Limburg in 2021 tonen hoe door klimaatverandering risico’s zijn vergroot. We konden het gevaar voorspellen, maar onduidelijkheid over mandaten vertraagde actie. De les die dit ons heeft geleerd? We moeten van tevoren bepalen wie wanneer handelt bij dreigende rampen. Plannen is een essentieel aspect, waar het KNMI aan bijdraagt door te werken aan sterkere waarschuwingsketens zodat voorspellingen leiden tot effectieve actie. Ook is improvisatievermogen cruciaal en daar zijn heldere verantwoordelijkheden voor nodig.
2. Een klimaat dat blijft veranderen
Klimaatonderzoek gaat niet langer over de verre toekomst. Steeds vaker onderzoekt het KNMI het hier en nu: Is deze hittegolf of overstroming het gevolg van klimaatverandering en gaat dit vaker gebeuren? Voorheen waren klimaatscenario’s en weersverwachtingen aparte disciplines, maar deze zijn nu samengekomen. Het klimaat verandert continu. Wat gisteren normaal was, is dat morgen niet meer.
3. Blijf investeren in onderzoek, kennisontwikkeling, professionalisering, in samenwerken en netwerkvorming
Veiligheidsregio’s zetten hierin samen met het NIPV, KNMI en ministerie van Justitie en Veiligheid stappen binnen het programma Klimaatveiligheid. Dit programma heeft tot doel om (beter) zicht te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden voor een veilige en weerbare samenleving bij klimaatverandering nu en in de toekomst.
Voorbeelden zijn een handreiking met handvatten voor de rol van veiligheidsregio’s bij ontwikkelingen op het gebied van klimaatadaptatie en het gezamenlijk inzichtelijk maken van knelpunten en blinde vlekken bij de risico’s hitte, droogte, wateroverlast en overstroming.
4. Bouwen aan versterkte ketens
Effectieve klimaatwaarschuwingen vragen om samenwerking. Het KNMI werkt samen met waterschappen en veiligheidsregio’s om verwachtingen direct bruikbaar te maken. Met het nieuwe ‘Early Warning Centre’ groeit het KNMI van een dataleverancier naar een actieve schakel in de keten. Samen verkleinen we onze kwetsbaarheid.
5. Geen doemscenario’s, maar actie
Klimaatverandering betekent niet dat alles ten onder gaat, maar zonder energietransitie zijn de gevolgen groot. De snelheid waarmee we uitstoot verminderen en ons aanpassen, bepaalt hoe beheersbaar de risico’s blijven.
6. De omslag vindt plaats
Sinds het Akkoord van Parijs is de transitie naar duurzame energie in een stroomversnelling geraakt. Investeerders kijken steeds kritischer naar fossiele brandstoffen en klimaatrisico’s. Maar dit proces moet sneller. In de woorden van Obama: “We zijn de eerste generatie die het merkt, en de laatste die het kan oplossen.” We voelen de impact van klimaatverandering nu al. We moeten ons aanpassen aan onze omgeving en ons voorbereiden op mogelijke extremen. Dit bereiken we niet alleen met ons verstand, maar ook met ons verbeeldingsvermogen.
Bekijk ook
Waterveiligheid voor morgen vraagt sterkere samenwerking
20 februari 2025
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Unie van Waterschappen hebben aan het NIPV gevraagd onderzoek te doen naar de wijze waarop de positie van waterschappen in de crisisbeheersing versterkt kan worden, met name door de samenwerking tussen waterschappen en veiligheidsregio’s te verbeteren.

De samenwerking tussen waterschappen en veiligheidsregio’s is meestal voldoende om de huidige waterrisico’s het hoofd te bieden. De ernst en schaal van de waterrisico’s die op ons afkomen, dreigen hier echter verandering in te brengen. We verwachten dat waterincidenten steeds vaker maatschappelijke gevolgen en een bovenregionaal karakter kennen.
Dergelijke problematiek vereist een sterkere samenwerking. Dit rapport biedt aanbevelingen voor zowel de waterketen als de algemene keten om deze samenwerking te verstevigen.
- Capaciteit op crisisbeheersing bij waterschappen
Bij veel waterschappen is de capaciteit voor crisisbeheersing niet groot, waardoor het aan tijd en mankracht ontbreekt om relaties te onderhouden met veiligheidsregio’s. Waterschappen dienen meer FTE vrij te maken voor crisisbeheersing. - Automatische alarmering van waterschappen
Waterschappen zijn bij meer soorten crises betrokken dan veiligheidsregio’s vaak vermoeden. Laat de aanwezigheid van het waterschap in een crisisteam niet afhangen van de leider van dat team, maar laat het waterschap zelf bepalen of ze aansluiten. - Specifiek trainen voor mededeling in een crisisteam
Evaluaties tonen aan dat de samenwerking in crisisteams nog niet altijd goed gaat. Partners verwachten te veel van waterschappen, waterschappen weten technische informatie niet altijd goed te vertalen. Deze samenwerking is bij uitstek te trainen. - Elkaar betrekken, voor en na de crisis
Veiligheidsregio’s dienen waterschappen te betrekken bij planvorming, scenario-ontwikkelingen en oefeningen. Beide partijen dienen vaker samen op te trekken in het gezamenlijk evalueren van incidenten (waar relevant). - Bovenregionale en grensoverstijgende samenwerking
Meer zelfs dan bij andere crises vragen waterrisico’s om een grensoverstijgende blik in de warme en koude fase door de invloed van het water vanuit andere regio’s of landen (Duitsland en België) op het Nederlandse watersysteem. Zoek niet slechts apart de relaties over de grens, maar neem ook buurwaterschappen -regio’s mee te nemen in het contact met buurland(en). Oefen daarnaast met verschillende bovenregionale scenario’s waar ingewikkelde afwegingen in voorkomen, waarbij ook de ‘zware bestuurders’ meedoen. - Benoeming in Wet veiligheidsregio’s
Om te vermijden dat er een verkeerd signaal uitgaat van het schrappen van de waterschappen uit een opvolger van de Wet veiligheidsregio’s, adviseren wij om de vermelding van de waterschappen te handhaven.
In 2025 geeft het NIPV met het programma Klimaatveiligheid een impuls aan onderzoek, kennisontwikkeling, professionalisering, samenwerken en netwerkvorming op het gebied van klimaatveiligheid, natuurbrandveiligheid en waterveiligheid.
Lees het rapport
Ventilatie en detectie van waterstof
18 februari 2025
Ontsteking van waterstof kan leiden tot een explosie met overdrukeffecten, zeker als waterstof per ongeluk vrijkomt in een besloten ruimte. Ventilatie en detectie van waterstof zijn twee maatregelen die cruciaal zijn om explosiegevaar te beperken. Kennis en informatie over hoe je het beste kunt ventileren en kunt detecteren, is echter beperkt beschikbaar. Om dit kennishiaat te vullen, heeft het NIPV een literatuuronderzoek uitgevoerd.

Het hoe en wat van ventilatie en detectie
Het onderzoek geeft inzicht hoe ventilatie werkt en welke vormen van waterstofdetectie mogelijk zijn. Daarnaast wordt beschreven hoe ventilatie er voor kan zorgen dat vrijgekomen waterstof verdund wordt met lucht en hoe groot de ventilatiecapaciteit van de ruimte dan moet zijn. Tenslotte laat het onderzoek zien waar waterstofdetectoren het beste geplaatst kunnen worden om snel en betrouwbaar de aanwezigheid van waterstof te kunnen waarnemen.
Eisen stellen aan ventilatie en detectie
Ventilatie heeft invloed op de verspreiding van waterstof en daarmee ook op de detectie van waterstof. Het rapport beschrijft de wisselwerking tussen ventilatie en detectie maar ook de kennis die nodig is om deze twee maatregelen goed en veilig toe te passen in een ruimte.
De verkregen kennis uit dit onderzoek is:
- relevant voor het beoordelen van veiligheidsrisico’s van waterstof in besloten ruimtes door gebruikers, veiligheidsregio’s, omgevingsdiensten, overheden en andere organisaties.
- relevant voor het bepalen van de manier waarop ventilatie- en detectiesystemen in het ontwerp van (semi)besloten ruimtes met waterstofactiviteiten opgenomen kunnen worden.
Lees het rapport en de 2 factsheets
Kennisbundels veilige energietransitie geactualiseerd
9 januari 2025 (bijgewerkt op 18 februari 2025)
In 2021 en 2022 heeft het NIPV tien kennisbundels over nieuwe energiebronnen en -dragers gepubliceerd. Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet en andere nieuwe ontwikkelingen was het nodig om de kennisbundels te actualiseren.

Wegwijs in de veiligheidsrelevante facetten van de energietransitie
De kennisbundels geven informatie over wet- en regelgeving, vergunningverlening, pilots en veiligheidsmaatregelen. Ze zijn met name bedoeld voor de veiligheidsregio’s, de omgevingsdiensten en de bevoegd gezagen. Maar ook het bedrijfsleven en burgers kunnen baat hebben bij een goede en verantwoorde bundeling van kennis over de (veilige) energietransitie.
Bekijk de vernieuwde kennisbundels
-
Kennisbundel Windturbines
pdf | 5 MB | 17-02-2025 -
Kennisbundel Zonnepanelen
pdf | 4 MB | 11-12-2024 -
Kennisbundel Geothermie
pdf | 3 MB | 11-12-2024 -
Kennisbundel Transport van waterstof(dragers)
pdf | 2 MB | 11-12-2024 -
Kennisbundel Kooldioxide
pdf | 1 MB | 11-12-2024 -
Kennisbundel LNG
pdf | 2 MB | 04-11-2024 -
Kennisbundel Multi-energie tankstations
pdf | 2 MB | 04-11-2024 -
Kennisbundel Waterstof in de gebouwde omgeving
pdf | 2 MB | 04-11-2024 -
Kennisbundel Duurzaam bouwen
pdf | 2 MB | 04-11-2024 -
Kennisbundel Elektrificatie
pdf | 1 MB | 04-11-2024
Bekijk ook
Innovatief experiment: past Augmented Reality (AR) in praktijkoefeningen?
14 februari 2024
Officier van dienst (OvD) Harco van Oorschot maakte al veel oefeningen mee, maar dit keer was het anders: “Een innovatieve praktijkoefening met een Augmented Reality (AR)-bril op: de Apple Vision Pro. Welke voordelen en mogelijkheden heeft AR, en werkt het? Mijn conclusie: het zou wat mij betreft onderdeel van het brandweeronderwijs moeten zijn.”

Je ziet de wereld om je heen met toegevoegde virtuele elementen
AR is een technologie die digitale elementen over de echte wereld heen projecteert via een speciale bril. Je ziet realtime zowel de fysieke omgeving als virtuele elementen. Van Oorschot: “In ons geval bijvoorbeeld een brandweervoertuig en rookontwikkeling die ontstond in een fysiek pand. Ik wist al iets van de mogelijkheden van de AR-brillen, maar had ze nog nooit gebruikt. Aangezien ik ook in het oefenwereldje zit, ik ben naast OvD ook specialist vakbekwaamheid, was ik benieuwd of AR meerwaarde heeft. Daarnaast deed ik drie weken geleden nog een realistisch geënsceneerde OvD-oefening, dus kon ik een mooi bruggetje maken en verschillen zien.”
Geen rook happen en gassen inademen
Een goede praktijkoefening organiseren, brengt veel met zich mee. Je bent afhankelijk van de objecten die aangeboden worden. “Een brandweerauto moet op zo’n oefendag beschikbaar zijn en kost ook een hoop”, licht Van Oorschot toe. “Dan heb je nog de milieuaspecten van een auto die staat te draaien met diesel, en oefenrook of een echt vuurtje om de oefening realistisch te maken. Voor mij is dat maar een klein momentje, maar oefenleiders staan de hele dag rook te happen en gassen in te ademen. Daar kan AR een oplossing in bieden.”

Hoe ‘reality’ is AR?
“De vraag was voor mij wel: hoe ‘reality’ is het beeld dat je krijgt? Nou, tegenover huidige systemen is het innovatieve AR een stuk realistischer. Je staat niet in een grafische wereld maar juist in je eigen fysieke omgeving. Je ziet echte bomen en een echt gebouw. Dat het realistischer lijkt, zie je ook aan de bewegingen van mensen met een AR-bril op. Op een gegeven moment dacht mijn brein dat de virtuele tankautospuit echt was. Ik leunde er tegenaan en viel om, want die auto was er helemaal niet. Heel gek.”
Volledig virtueel (VR) versus combinatie virtueel en fysiek (AR)
“Kijken naar je eigen omgeving met AR, is het grootste positieve voordeel tegenover andere digitale middelen zoals Virtual Reality (VR)”, vindt Van Oorschot. Bij VR zet je ook een bril op, maar is de omgeving die je ziet volledig gesimuleerd in plaats van gedeeltelijk. “Ja, ik denk dat AR een hele goede combinatie is tussen grafische en realistische beelden. Maar VR heeft ook z’n voordelen. Bijvoorbeeld als je als manschap tijdens een praktijkoefening veel handelingen moet doen om je motorische vaardigheden te trainen. Of om in een nieuwe brandweerauto de nieuwe knopjes en pompen te beoefenen, dan is VR goed in te zetten. In een dynamische incident-oefening kan AR weer een betere rol spelen.”

AR voor oefenen van beeldvorming
Beeldvorming, in de beginfase op een afstandje kijken naar de ontwikkeling van een brand, daarvoor is AR volgens Van Oorschot zeker goed te gebruiken. Bijvoorbeeld voor OvD’s, hoofdofficieren van dienst (HOvD’s) en bevelvoerders die moeten inschatten hoe de brand er over een kwartier uitziet, wanneer ze moeten opschalen en wanneer ze een ambulance moeten vragen. “Of in de opleiding van de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), waarin beeldvorming ook een belangrijke rol speelt. Voor dit soort oefeningen werkt AR heel goed vind ik. Maar dan als toevoeging, want ik zeg niet meteen: doe maar al die oefencentra op slot. AR is een innovatie die wat mij betreft onderdeel van het brandweeronderwijs moet zijn en, afhankelijk van het oefendoel, hoop ik dat we AR in de toekomst zeker gaan gebruiken.”
Heli-Team Brandweer werkt flexibeler samen door nieuwe voertuigen
12 februari 2024
“Met onze nieuwe voertuigen zijn we flexibeler als er een grote natuurbrand is.” Christiaan Velthausz is teamleider bij Fire Bucket Operations (FBO). “Deze sterk terreinvaardige wagens helpen ons ook beter samen te werken met de lokale leiding tijdens een natuurbrand.”

Nieuwe pick-up heeft genoeg ruimte voor apparatuur en mensen
Het Heli-Team Brandweer had al een pick-up ter beschikking, maar die was wat ouder aan het worden en werd een beetje krap voor vier man en alle specialistische materialen. De nieuwe pick-up, gefinancierd door het NIPV, is een Ford Ranger. Velthausz: “Een beest van een auto, prachtig is hij. Deze zetten we in als materiaal- en verkenningswagen. Hij heeft genoeg ruimte voor de koffers met apparatuur en uitrusting en genoeg ruimte voor ons hele team.”

Fire Bucket Operations: helikopterinzet bij natuurbranden
“FBO is een specialistische eenheid die valt binnen het landelijk specialisme natuurbrandbeheersing. Wij springen desgevraagd bij als er een grote of complexe natuurbrand is. FBO bestaat uit drie onderdelen:
- helikopters van Defensie
- het MAOT-team van Defensie
- het Heli-Team Brandweer.
Die laatste dat zijn wij. Defensie heeft geen expertise in brandbestrijding, dus ons team adviseert en stuurt de helikopters aan. Dat betekent dat we snel en flexibel moeten kunnen opereren, ook op moeilijk terrein. Goed materieel is belangrijk om ons werk effectief te doen en ik ben blij dat we die kans krijgen.”

Vorig voertuig krijgt tweede leven bij droneteam
De oude pick-up is trouwens niet naar de sloop, maar krijgt een tweede leven. Team digitale verkenning (TDV) mag hem nu gebruiken als zij met hun drones ondersteunen bij natuurbranden. “We werken nauw samen met onze collega’s van TDV. Zij zijn bij een grote natuurbrand ook erg belangrijk om een goed overzicht te krijgen van de situatie. Maar het is wel belangrijk dat de drones geen gevaar vormen voor de helikopters. Daar helpt een sterk terreinvaardig voertuig zeker bij.”
Bekijk ook
De ‘whole of society approach’ voor een weerbaar en veerkrachtig Nederland
10 februari 2024
Hoe bereiden we de maatschappij voor op mogelijke oorlogsdreigingen of andere crises? En hoe maken we onze samenleving weerbaar en veerkrachtig? De derde masterclass van het NIPV vond plaats in de Bernardkazerne in Amersfoort, waar sprekers Michiel Verlinden en Paul Gelton vertelden over de ‘whole of society approach’ in het voorbereiden op crises in de huidige dreigende samenleving.

Volgens Verlinden en Gelton bevinden we ons op een kantelpunt. “De urgentie vanuit internationale dreigingen begint te groeien en ook Nederland moet zich gaan voorbereiden op een mogelijk militair conflict. Het is tijd om over te schakelen van een samenleving die afwacht en actie van de overheid verwacht – naar een samenleving die nauw samenwerkt om de weerbaarheid van ons land te vergroten.”
Belangrijkste lessen uit de masterclass
Uit de masterclass kwamen 5 lessen naar voren:
1. Een mindset shift
De urgentie groeit, maar is nog onvoldoende aanwezig onder de bevolking. Zonder deze urgentie komt de civiele bescherming niet op gang en dit vormt, in combinatie met de militaire bescherming, de weerbaarheid van een land in tijden van crisis of militair conflict.
2. Samenwerking is de sleutel
De ‘whole of society approach’ vergt nauwe samenwerking tussen de overheid, NGO’s, het bedrijfsleven én burgers. Er zijn momenteel niet voldoende operationele plannen en juridische kaders om deze samenwerking te reguleren. Het wordt tijd dat deze praktische plannen worden opgesteld en dat we ermee trainen.
3. Langjarig investeren en aandacht vasthouden
Het is essentieel dat we langjarige initiatieven en maatschappelijke netwerken gaan opbouwen. Niet alleen voor de tijden van crisis en oorlog, maar ook voor de fases van nazorg die volgen. Nog altijd wordt de nazorgfase van een crisis onderschat, maar deze fase is van uiterst belang voor de veerkracht van de samenleving.
4. Regie nemen
Er is regie nodig op de langjarige aanpak per maatschappelijke behoefte: netwerken, capabilities, slagkracht en netwerkkaarten. Een bericht aan elke crisisprofessional: neem initiatief en kom in beweging! Creëer de bouwstenen die nodig zullen zijn in tijden van crisis en oorlog, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke netwerkkaarten.
5. Vertrouwen
Zonder wederzijds vertrouwen kan er geen effectieve samenwerking plaatsvinden tussen overheid, bedrijven en burgers, maar hoe bouwen we vertrouwen op? Dit doen we door netwerken op te bouwen, elkaar te leren kennen en samen te oefenen.
Een succesvol netwerk creëer je door het vaststellen van gemeenschappelijke doelen, het vinden van actieve bondgenoten, het erkennen en accepteren van verschillende belangen, het beperken van de grootte van het netwerk, het aanwijzen van leiderschap en zo snel mogelijk resultaten behalen.
Platform WeerbaarNL
Met de lancering van WeerbaarNL is een platform opgericht waar professionals, vrijwilligers en betrokkenen vanuit de hele samenleving verbindingen kunnen leggen om kennis te delen, netwerken op te bouwen en initiatieven te bespreken. De community WeerbaarNL verbindt veiligheidspartners bij het vervullen van de grote maatschappelijke behoeften tijdens en na een ramp of crisis: welzijn, gezondheid, veiligheid, basisbehoeften en continuïteit maatschappij.
Bekijk ook
NIPV onderzoekt mogelijke relatie brandgedrag zonnepanelen en vegetatie zonneparken
7 februari 2025
Wat is de relatie tussen het brandgedrag van zonnepanelen en het brandgedrag van de vegetatie in zonneparken? Met een stijging van het aantal (multifunctionele) zonneparken op land, is het van belang dat veiligheidsregio’s onderbouwing geboden wordt voor de advisering over brandrisicobeheersing en brandbestrijding in dergelijke zonneparken.

Het NIPV deed onderzoek naar mogelijke relaties. Het onderzoek is verricht met subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat/Omgevingsdienst NL uit het Ontwikkelbudget nieuwe prioriteiten versterking omgevingsveiligheid 2021-2024, in het kader van de Meerjarenagenda Versterking Omgevingsveiligheid.
Weinig branden in zonneparken
Voor zover bekend zijn er in Nederland tot nu toe nog vrij weinig branden in zonneparken voorgekomen. De gevolgen van een brand in een zonnepark voor de omgeving kunnen echter groot zijn (denk aan rookontwikkeling en/of branduitbreiding naar aangrenzend gebied).
Oorzaken brand
In principe kan in elk onderdeel van het PV-systeem, het zonnepanelensysteem, brand ontstaan, bijvoorbeeld de zonnepanelen zelf, de bekabeling, de combinerbox, de omvormer, en het transformatorhuis. Dat blijkt ook uit de casuïstiek. Oorzaken kunnen bijvoorbeeld fouten door menselijk handelen of beschadiging door weersomstandigheden zijn.
Aandacht voor brandrisicobeheersing en brandbestrijding
In steeds meer zonneparken bestaat de vegetatie niet uit kort gemaaid gras maar uit kruidenrijke plantenmengsels, ingezaaid om de biodiversiteit te stimuleren. Om brand in zulke vegetatie van zonneparken te kunnen modelleren, heeft het NIPV nieuwe (theoretische) brandstofmodellen ontwikkeld.
Op basis van de modellering wordt geconcludeerd dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin een brand in de vegetatie zoveel vermogen levert, dat de zonnepanelen in brand kunnen raken. Denk bijvoorbeeld aan een periode van extreme en/of langdurige droogte en een (zeer) lage relatieve luchtvochtigheid, gecombineerd met hoge vegetatie die relatief weinig vocht bevat of gemaaide vegetatie waarbij het uitgedroogde maaisel is blijven liggen. Vanuit het oogpunt van brandveiligheid is het wenselijk de aanwezigheid van brandbaar materiaal zoveel mogelijk te beperken.
De omstandigheden kunnen er vervolgens voor zorgen dat de bestrijding en beheersbaarheid van de brand problematisch worden: denk hierbij aan factoren als de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening. Bij een brand in een zonnepark is depositie van (scherpe) zonnecelscherven niet te verwachten, omdat daarvoor de warmteontwikkeling en pluimstijging niet groot genoeg zullen zijn.
Eigenaar zonnepark verantwoordelijk
Het brandveilig inrichten van een zonnepark is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het zonnepark. Voor de veiligheidsregio’s is het van belang dat een brand zich niet buiten het zonnepark uitbreidt en de omgeving bedreigt. Het is van belang dat de brandweer, als een brand bestreden moet worden, daar de mogelijkheden voor heeft.
Maatregelen die getroffen kunnen worden
De Handreiking Risicobeheersing Advies Veilige PV-systemen (Brandweer Nederland, 2020) beschrijft maatregelen die de eigenaar van een zonnepark kan treffen om brand te voorkomen, branduitbreiding te beperken en brandbestrijding mogelijk te maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
- Keuring, onderhoud en monitoring van het PV-systeem.
- Een brandveilige ondergrond onder componenten met een brandrisico.
- Voldoende afstand tussen de rijen zonnepanelen.
- Beheer van de vegetatie.
- Goede toegankelijkheid van het zonnepark.
- Aanwezigheid van berijdbare paden en opstelplaatsen.
- Een beperkte afstand tot elk onderdeel van het PV-systeem.
- Voldoende bluswatervoorziening.
- 24/7 beschikbaarheid van een bedrijfsdeskundige van het zonnepark.