label Maatschappelijke veerkracht

Scenariodenken wint terrein in crisisbeheersing

23 september 2025

De afgelopen jaren is scenariodenken binnen de crisisbeheersing in een stroomversnelling geraakt. Veel veiligheidsregio’s (en andere crisisorganisaties) steken tijd en energie in de professionalisering van het proces. Het nieuwe rapport ‘Scenariodenken in crisisbeheersing’ biedt inzicht in hoe scenariodenken wordt toegepast door crisisfunctionarissen van veiligheidsregio’s en wat de meerwaarde is in de praktijk.

Foto: Shutterstock.

Van theorie naar praktijk

Omdat wetenschappelijke literatuur over scenariodenken in crisissituaties nauwelijks beschikbaar is, baseerden onderzoekers Marte Luesink en Janne Landsman zich grotendeels op studies uit de private sector. Daarnaast voerden zij gesprekken met operationele leiders van alle veiligheidsregio’s.

Uit de analyse blijkt dat onderliggende principes van scenariodenken uit de literatuur bruikbaar zijn, maar vertaald moeten worden naar de realiteit van crisisbeheersing. Waar bedrijven vaak maanden de tijd hebben om scenario’s door te rekenen, spelen tijdens een crisis factoren als tijdsdruk, dreiging, stress en beperkte informatie een rol. Deze context maakt dat scenariodenken niet een-op-een overgenomen kan worden, maar aangepast moet worden aan de dynamiek van een crisissituatie.

Vooruitdenken versus scenariodenken

Een van de belangrijke uitkomsten van het rapport is het onderscheid tussen ‘vooruitdenken’ en ‘scenariodenken’. Scenariodenken is een gestructureerde en complexe vorm van vooruitdenken, die zich richt op het verkennen van meerdere scenario’s om tot robuuste responsopties te komen. Het proces is geschikt voor complexe en onzekere situaties, en kost enige tijd. Zo is scenariodenken niet altijd nodig of haalbaar in een crisissituatie. In minder complexe situaties kunnen andere vormen van vooruitdenken mogelijk al voldoende zijn.

De onderzoekers presenteren in het rapport een eerste aanzet tot een model dat helpt bepalen welke vorm van vooruitdenken bruikbaar is in verschillende crisissituaties. Dit model kan veiligheidsregio’s en andere crisismanagementorganisaties richting geven bij de keuze van methoden, afhankelijk van de noodzaak tot handelen en herkenbaarheid van de situatie.

Lees het rapport

label Fysiek veilige leefomgeving

Handboek Brandbeveiligingsinstallaties geactualiseerd

23 september 2025

Het Handboek Brandbeveiligingsinstallaties is een begrip onder brandweermensen die zich bezighouden met risicobeheersing. Mede door de invoering van de Omgevingswet, de opkomst van modulair bouwen, de verduurzaming en de energietransitie verandert de bouwpraktijk flink. Om die reden is er nu een geactualiseerde versie van het handboek.

Auto's in parkeergarage.

Naast diverse brandweermensen hebben verschillende experts van brancheorganisaties op het gebied van installaties meegeschreven aan deze uitgave. In de nieuwe versie zijn meerdere brandbeveiligingsinstallaties toegevoegd. Of ze worden uitgebreider behandeld.

Nieuwe hoofdstukken

Het handboek bevat een aantal nieuwe hoofdstukken over onder andere:

  • woningsprinklerinstallaties
  • watermistinstallaties
  • aerosolinstallaties
  • blusschuiminstallaties
  • zuurstofverlagingsinstallaties.

Laatste ontwikkelingen meegenomen

De tekst in het handboek is afgestemd op de laatste ontwikkelingen, zoals de invoering van de Omgevingswet en de ontwikkelingen bij de NEN en andere partijen die zich bezighouden met voorschriften, uitvoering en/of veiligheid van brandbeveiligingsinstallaties.

Beheer en actualisatie door het NIPV

Het NIPV beheert en actualiseert het handboek in opdracht van Brandweer Nederland. Om de uitgave te kunnen blijven ontwikkelen en verbeteren, ontvangen wij graag feedback en
verbetersuggesties. Deze kunt u sturen naar info@nipv.nl onder vermelding van ‘Handboek brandbeveiligingsinstallaties’.

Lees het handboek

label Veilige energietransitie

Toenemend gebruik elektrische en waterstofmachines brengt nieuwe brandrisico’s met zich mee

22 september 2025

Nu batterij-, elektrische en waterstofvoertuigen in Nederland steeds meer de norm worden, staat ook de bouw- en logistieke sector voor een grote omslag. Graafmachines, vrachtwagens en heftrucks op fossiele brandstoffen maken plaats voor zero-emissiematerieel (ZE-materieel). Goed nieuws voor de verduurzaming, maar er is ook een keerzijde.

Uit een onderzoek in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat blijkt dat brandveiligheid en incidentmanagement bij ZE-materieel nog grote opgaven kennen. Vooral lithium-ion batterijen en waterstofsystemen zorgen voor nieuwe uitdagingen, waar hulpdiensten en bedrijven nog onvoldoende op voorbereid zijn.

Afbeelding: NIPV.

Batterijen: moeilijk te blussen branden

De meeste ZE-werktuigen draaien op lithium-ion batterijen. Lithium-ion batterijen kunnen in een zogeheten thermal runaway raken: een ongewenst proces in de batterij waardoor giftige en brandbare gassen vrij kunnen komen waardoor een batterijbrand kan ontstaan.

“Het blussen van batterijbranden is lastig en kan tijdsintensief zijn”, aldus de onderzoekers van het NIPV. “Dit komt doordat bluswater de batterijcellen binnen een pakket, en dus de bron van de brand, moeilijk kan bereiken. Een batterijpakket is immers gemaakt om water buiten te houden. Een thermal runaway gaat door tot de energie uit de batterij is. Nadat de vlammen zijn gedoofd kan daardoor herontsteking plaatsvinden. Wanneer uitbranden niet tot de mogelijkheden behoort, is langdurige koeling met grote hoeveelheden bluswater nodig.”

Waterstof als extra risico

Het gebruik van waterstof brengt andere risico’s met zich mee. Bijvoorbeeld hogedrukcilinders kunnen, wanneer ze worden aangestraald door een brand, gaan afblazen waardoor fakkels worden gevormd. Gevaren zouden zich kunnen opstapelen: waterstofbrandstofcelaggregaten bevatten bijvoorbeeld naast waterstof ook geregeld een lithium-ion batterij voor energieopslag.

Incidenten tonen kwetsbaarheid

Er zijn enkele incidenten geweest die nieuwe uitdagingen met zich meebrachten, bijvoorbeeld in Denemarken. Daar ontstond brand in een elektrische vuilnistruck. De batterij moest ter plekke worden gedemonteerd waarna de losse modules in een dompelcontainer konden worden geplaatst. In Nederland leidde de rookontwikkeling uit elektrische bestelwagens tot grote zorgen over brandoverslag in een depot.

Maatregelen

De onderzoekers constateren dat logistieke depots en bouwplaatsen kwetsbaar kunnen zijn. Bij depots staan de voertuigen vaak dicht op elkaar opgesteld, terwijl bouwplaatsen juist gekenmerkt worden door tijdelijke en wisselende energieopstellingen. In beide gevallen kan een incident escaleren.

Maatregelen zijn onder meer:

  • Afstand of brandwerende scheidingen tussen voertuigen en machines
  • Signaleringstickers
  • Rekening houden met (het creëren van) vrije ruimte voor een voer- of werktuig dat in quarantaine geplaatst kan worden
  • Voldoende bluswater en mobiele blusmiddelen
  • Beschikbaarheid van technische data en sleutels voor hulpdiensten
  • Duidelijke instructies voor personeel.

Conclusie

Zero-emissiematerieel is onmisbaar voor een duurzamere toekomst, maar brengt nieuwe veiligheidsuitdagingen met zich mee die specifieke aandacht behoeven. De generieke maatregelen zijn in het onderzoek door het NIPV op een rij gezet.

Lees het rapport

Bekijk de infographics

Voor professionals zijn vier infographics beschikbaar. In twee infographics staan maatregelen om de veiligheidsrisico’s van ZE-materieel in de bouw en logistiek te beheersen. Twee andere infographics geven een handelingsperspectief voor de incidentbestrijding van zero-emissiematerieel in bouw en logistiek.

Terugblik cursus PGS 31: “Richtlijn is vaker van toepassing dan sommigen denken”

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, september 2025

In de afgelopen maanden heeft het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) drie train-de-trainercursussen aangeboden over de nieuwe PGS 31-richtlijn. Dat bleek geen overbodige luxe, want deze herziene PGS-nieuwe stijl bleek bij een deel van de cursisten relatief onbekend. Dit terwijl de richtlijn toch van toepassing is op heel veel bedrijfssituaties die in alle veiligheidsregio’s voorkomen. De cursus, geënt op de inhoudelijke aanpassingen in het document, bood dan ook een mooie aanleiding om tevens de bekendheid met de PGS 31 en het toepassingsbereik nog eens onder de aandacht te brengen van specialisten industriële veiligheid.

Foto: Megin Zondervan.

De PGS 31 in een notendop: de richtlijn is van toepassing op opslag van vloeibare gevaarlijke stoffen (klasse ADR/CMR in drukloze tanks in volumes van 250 liter tot 150 kubieke meter). Kortweg: op alle bedrijfs- en tankopslagsituaties die niet vallen onder de PGS 28, 29 en 30. Dus ondergrondse, bovengrondse, ingeterpte tanks en wisselvaten. Deze tanks kunnen van kunststof of metaal zijn en enkelwandig of dubbelwandig. Tot hun grote verbazing hoorden docenten René de Bie en Jörgen van Trijp van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant tijdens elk van de drie trainingen van enkele deelnemers de vraag wat het belang van de bewuste PGS voor hen is. “Deze situaties komen in onze regio toch niet of nauwelijks voor?”

Veelvoorkomend

“Een flinke misvatting”, stelt De Bie. “Want dit type opslagen is in feite juist de meest voorkomende vorm van tankopslag in de industrie. Weliswaar kleinschaliger dan de grootschalige tankterminals met tanks met tientallen miljoenen liters inhoud, maar het gaat wel degelijk om stoffen die maatregelen vereisen voor brandbeheersing en containment bij lekkage. Zoals een degelijke opvangvoorziening of brandbeheersingssysteem. Het gaat dan bijvoorbeeld om kleinschalige en middelgrote bedrijven met drukloze opslagtanks voor chemicaliën. Ook het laden en lossen valt onder de richtlijn.”

Meer mogelijkheden

De PGS 31 is herschreven naar de nieuwe stijl, met vernieuwde structuur en opbouw. Inhoudelijk is er voor wat betreft brandveiligheid ook veel veranderd. In de vorige versie uit 2018 waren de mogelijkheden nog zeer beperkt en daarom zijn in de nieuwe versie scenario’s en maatregelen beter uitgewerkt. Tijdens de bijscholingscursussen werden de deelnemers vertrouwd gemaakt met de nieuwe structuur en werkwijze en kregen zij inzicht in hoe en waar welke relevante informatie te vinden is. Ook leerden zij aan de hand van enkele casussen hoe je als adviseur of toezichthouder bij een veiligheidsvraagstuk, bijvoorbeeld een vergunningaanvraag, aan de hand van scenario’s stapsgewijs tot een goed advies komt voor de gewenste maatregelen.

Afstand en brandweerinzet

De Bie: “Een leidend uitgangspunt in de PGS 31 is dat afstand bij brandscenario’s de basis is. Als de afstand van de tank tot andere tanks, gebouwen, installaties en andere kwetsbare objecten maar groot genoeg is en er dus geen escalatierisico is, zijn geen extra maatregelen nodig, anders dan opvang met voldoende volume om milieuschade te voorkomen. Een tweede principe is dat een scenario, waarbij moet worden geblust en/of gekoeld of een toxische pas moet worden afgedekt, met de inzet van één basistankautospuit beheerst moet kunnen worden, in tijd/tempo gezien. Het gaat vrijwel altijd over inzet van de overheidsbrandweer, omdat het veelal bedrijven betreft die geen bedrijfsbrandweeraanwijzing hebben. Maar het handelingsperspectief van één TS is beperkt bij branden in tankopslag met een kleine afstand tot andere objecten, zijn aanvullende maatregelen nodig, om risico’s en effecten te beheersen. Zoals een stationaire blus- en/of koelinstallatie of brandwerende afscherming.”

Een aantal veiligheidsregio’s stelde al eerder vast dat bedrijven die aan de criteria voor de PGS 31 voldoen zich vaak toch niet goed hadden voorbereid op incidentscenario’s rond hun opslagtanks. Aan de andere kant waren voor specialisten IV de mogelijkheden van de oude versie te beperkt om goed onderbouwd maatregelen voor te schrijven aan de bewuste bedrijven. Die mogelijkheden zijn met de PGS-nieuwe stijl aanzienlijk ruimer. De organisatoren van de trainingsronde hopen dat de train-de-trainersessies bijdragen aan het vergroten van de kennis over de toch belangrijke PGS 31 in de achterban bij de veiligheidsregio’s.

De Bie: “Dat is nodig, want de inhoud is wezenlijk anders dan in de vorige versie. We gaan ervan uit dat de nu opgeleide medewerkers bij hun collega’s binnen de veiligheidsregio’s gaan benadrukken dat de richtlijn van toepassing is op heel veel bedrijfssituaties en ze vertrouwd maken met de methodiek en de mogelijkheden om scenario’s rond deze bedrijven praktisch te benaderen en te beheersen. Zowel qua risicobeheersing als qua incidentbestrijding.”


Kees Douma draagt het IV-stokje over: “Met goede verstandhouding bereik je vaak meer dan met rigide sancties”

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, september 2025

Er zijn meer wegen die naar industriële veiligheid (IV) leiden en ze beginnen niet allemaal in de brandweersector. De weg van Kees Douma ook niet. Zijn loopbaan begon 40 jaar geleden in de scheepvaart, vervolgens ging hij de chemische technologie in en hij verlaat bij zijn pensionering Veiligheidsregio Zeeland, waar hij sinds 2013 specialist industriële veiligheid was. In die functie vond hij twee passies: ten eerste de combinatie van chemie en techniek, ten tweede incidentonderzoek. “Want van industriële incidenten kunnen we veel leren om bedrijven en processen veiliger te maken, maar dat doen we nog te weinig.”

Kees Douma.

”Geen bureaujob”

Douma kreeg ook de vraag of hij een piketrol als adviseur gevaarlijke stoffen zag zitten, maar dat hield hij af. Net als de functie adviseur industriële veiligheid in het traject van vergunningaanvragen. “Daar zou ik niet gelukkig geworden zijn. Een kantoorbaan is niets voor mij, want als ik langer dan een uur achter een bureau moet zitten, word ik onrustig. Ik vind niets leuker dan met een rugzak op pad te gaan, helm op, veiligheidsschoenen aan en dan de regio in, naar de bedrijven toe, daar waar het allemaal gebeurt.”

En variatie genoeg op zijn nieuwe werkgebied, want Zeeland telt 25 Seveso-bedrijven, waaronder enkele ‘grote jongens’, zoals Dow in Terneuzen en Yara in Sluiskil, dat een van de grootste kunstmestfabrieken van Europa huisvest. Bij zijn overstap van de chemie naar de veiligheidsregio nam hij wel in overweging dat hij wellicht als Brzo-inspecteur inspecties zou moeten uitvoeren op installaties die hij in zijn eerdere loopbaan zelf had helpen bouwen. “Dat is niet handig, dus zorgde ik er altijd wel voor dat in zo’n geval de inspectie werd uitgevoerd door een collega-inspecteur.”

Passie

In zijn werk bij de veiligheidsregio kwamen twee grote passies samen. Ten eerste de combinatie van chemie en techniek. Douma: “Het is mooi om te ervaren hoe de procesindustrie werkt en hoe, met al die techniek en processen, grondstoffen tot een halffabricaat of eindproduct worden gemaakt. Het voordeel van mijn achtergrondkennis van industriële installaties en processen is dat ik tijdens mijn inspecties meer een gelijkwaardige gesprekspartner was voor bedrijfsfunctionarissen dan collega’s die die kennis niet hebben. Ik ken de cultuur, de werkwijze en de processen, dus als mensen probeerden mij iets op de mouw te spelden, dan prikte ik daar zo doorheen.”

Douma’s tweede passie is incidentonderzoek. Heel wat onderzoeken naar incidenten in de industrie heeft hij uitgevoerd, kleine en grote en bij allerlei typen bedrijven. “Leren van incidenten als input voor verbetering van veiligheid wordt naar mijn mening onderschat. Je kunt als bedrijf een geweldig veiligheidsbeheerssysteem hebben waardoor je aan de wet voldoet en het gevoel hebt dat je je zaken goed voor elkaar hebt, maar als er dan toch een ernstig incident plaatsvindt, met schade, productieverlies of zelfs met slachtoffers, moet je met een gedegen analyse van het incident en de aanleiding een maximaal leereffect willen bereiken. Die drive zie ik bij bedrijven nog te weinig.”

Zelfde doelen

Hoewel het in de formele omgang tussen bedrijven en overheid lijkt alsof die twee partijen per definitie lijnrecht tegenover elkaar staan, ziet Douma dat bij voorkeur niet zo. “Bedrijven die bezweren dat bij hen veiligheid op de eerste plaats staat, zijn niet eerlijk, want uiteraard staat vanuit het bedrijfsbelang altijd de productie op de eerste plaats. Maar die productie moet wel zo veilig mogelijk gebeuren. Dat belang delen overheid en industrie met elkaar. Want net als de overheid wil ook een bedrijf geen incidenten die zijn productie schaden en zeker geen slachtoffers, milieuschade en omgevingsimpact. Incidenten kosten omzet en gaan ten koste van hun imago. Omdat bedrijven daar gevoelig voor zijn, neem ik dat aspect wel eens mee in mijn adviezen.”

Het is volgens Douma ook ‘de toon die de muziek maakt’. Net als collega’s in het werkveld die al langer in het IV-domein actief zijn, ziet ook hij de advisering en het toezicht formaliseren en soms ligt de nadruk wel erg op ‘bestraffen’. “Persoonlijk heb ik altijd de voorkeur gegeven aan een goede verstandhouding, juist omdat we samen hetzelfde einddoel voor ogen hebben; veiligheid voor het bedrijf en veiligheid voor de omgeving. Dan bereik je met een goede verstandhouding en een goed gesprek vaak meer dan met strenge brieven en rigide sancties of het dreigen daarmee. Doordat ik de industrie ook van de andere kant ken, heb ik inzicht in knelpunten waarmee bedrijven soms worstelen en ook begrip voor sommige standpunten. Concessies aan veiligheid moet je natuurlijk nooit doen, maar in de discussie over veilig of niet veilig is niet alles zwart-wit.”

Douma heeft in de tijd dat hij bij Veiligheidsregio Zeeland werkte de afdeling IV zien groeien van twee naar vijf medewerkers. Hij zegt blij te zijn met de vooruitziende blik van directie en management, die met het voorziene personeelsverloop door vertrek van drie ‘veteranen’ op voorhand al drie nieuwe jonge medewerkers hebben aangesteld, die nu worden opgeleid. “Die nieuwe SIV’ers lopen nu mee met de ervaren medewerkers en doen veel kennis en ervaring op, zodat ze goed voorbereid aan de slag kunnen als onze opvolgers.”

En die komen mooi op tijd, vindt Douma. “Bij mijn laatste Seveso-inspectie wilde ik mijn veiligheidsschoenen aantrekken en toen trok ik allebei de veters stuk. Dat was voor mij het signaal dat het wel ‘klaar’ was. Ik heb een mooie tijd gehad in een klein team met aardige vakcollega’s. Ik heb in die tijd het veiligheidsbewustzijn in de industrie zien toenemen, dat is bemoedigend.”

Michelinmannetjes

Douma maakte ook leuke dingen mee. Eén anekdote dan: “Toen ik met een collega een inspectie uitvoerde op een stationair koelsysteem op een verlaadsteiger, constateerden we dat de helft van de sprinklers het niet deed. Het bedrijf beloofde snel herstel en uiteraard wilden we een hercontrole om te zien of het systeem nu wel volledig werkte. Ik kreeg samen met mijn collega het idee om in een waterdicht ‘vuilwerkpak’ de steiger op te gaan als het systeem was ingeschakeld. Zo konden we vaststellen of alle individuele sprinklers ook echt water gaven. Al snel voelden we nattigheid, want de pakken bleken bij het gezicht en de kraag toch niet goed waterdicht. Toen we van de steiger afliepen zagen we er, met de volledig volgelopen pakken, uit als Michelinmannetjes. We hielden onze gezichten strak en meldden netjes bij de bedrijfsleiding dat alles goed functioneerde en dat we tevreden waren. Maar in de controlekamer waar ze op camerabeelden meekeken, hebben ze waarschijnlijk dubbel gelegen van het lachen.”


label Maatschappelijke veerkracht

NIPV werkt mee aan EU-samenwerking bij crises over de grens

15 september 2025

Het NIPV is één van de partners in het Europese project CivPro-LiNC. Dit project is in maart 2025 gestart en moet zorgen voor betere samenwerking tussen buurlanden bij rampen en crises, vooral in grensregio’s.

Samen sterker in landsgrensoverschrijdende crisisbeheersing

Snelle en goede afstemming over de grens kan levens redden. In CivPro-LiNC werken Nederland, Duitsland en België samen aan een aanpak waarbij speciale grensliaisons worden opgeleid. Dit zijn contactpersonen die bij een crisis de verbinding leggen tussen landen en organisaties.

Het project wordt geleid door de Bezirksregierung Köln (Duitsland) en duurt 18 maanden. Naast het NIPV zijn ook het Institut der Feuerwehr Nordrhein-Westfalen (IdF, Duitsland) en het International CBRN-E Institute (België) betrokken. Vanuit Nederland dragen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de aan Duitsland grenzende veiligheidsregio’s financieel bij.

Rol van het NIPV

Het NIPV onderzoekt hoe verschillende landen al met liaison officers werken en ontwikkelt op basis daarvan een trainingsprogramma en een praktisch handboek. Ook werkt het NIPV samen met het IdF mee aan een pilottraining voor Nederlands-Duitse liaisons, die aan het einde van het project wordt uitgevoerd.

Eerste bijeenkomst in Münster

Op 17 juli 2025 kwamen deskundigen en organisaties uit drie landen samen in Münster voor de eerste stakeholderbijeenkomst. Zij kregen uitleg over de voortgang van het project en konden ideeën en ervaringen uitwisselen. Hun inbreng helpt bij de ontwikkeling van de trainingsmodule en het handboek.

Belang voor Europa

De resultaten van CivPro-LiNC worden gedeeld binnen het Union Civil Protection Mechanism (UCPM), zodat alle EU-landen hiervan kunnen profiteren.

“Met CivPro-LiNC bouwen we aan betere samenwerking over de grens. Dat helpt ons om bij een crisis sneller te handelen en de gevolgen te beperken”, zegt Frank Cools, projectleider CivPro-LiNC bij het NIPV.

‘IV-pensionado’ Ingrid Vaane: “We zijn allemaal schakeltjes in de veiligheidsketen”

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, september 2025

Na een carrière van 24 jaar in de brandweerwereld, waarvan 18 bij Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR), afdeling Industriële Veiligheid (IV), mag Ingrid Vaane sinds begin september van haar pensioen genieten. De afgelopen jaren was zij senior adviseur en coördinator advisering. Vaane blikt terug op een boeiende brandweercarrière, in uiteenlopende functies, waarin zij bijdroeg aan veiligheid in de gebouwde omgeving en de industrie.

Ingrid Vaane.

De start van haar loopbaan lag in een heel ander domein, de chemie. “Ik heb een chemische opleiding gevolgd en heb na mijn studie jarenlang bij diverse laboratoria gewerkt. Na diverse banen als laborant en ook als plaatsvervangend hoofd van een laboratorium, wilde ik iets anders gaan doen, met meer variatie en ook buitenwerk. Die stap zette ik in 2001. In de nasleep van de Vuurwerkramp in Enschede en de Cafébrand bij ’t Hemeltje in Volendam stonden alle gemeenten voor een grote opgave om de advisering en controles rond gebruiksvergunningen en brandveiligheid sterk te intensiveren. Bij brandweerkorpsen en gemeenten waren daarom heel veel preventiefunctionarissen nodig, voor advies en toezicht. Ik zag daar mijn kans en reageerde op een advertentie van de toenmalige Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond. Ik ging aan de slag bij de afdeling preventie in Rotterdam-Zuid en heb jarenlang brandveiligheidsadviezen geschreven en controles uitgevoerd in allerlei typen gebouwen.”

Chemie ‘kriebelt’

Maar de chemische achtergrond bleef ‘kriebelen’ en Vaane wilde toch graag weer iets doen in relatie tot chemie en industrie. Dat moment kwam in 2007, toen zij overstapte naar het ‘District Haven’ in Rozenburg. Het was de begintijd van het LEC BrandweerBRZO, waar toen Ron Bouwman in zijn eerste termijn ‘in charge’ was. “Ik maakte deel uit van de try-out van de opleiding Specialist industriële veiligheid en ik vond al snel mijn plek in de IV-wereld. Vanaf 2009 ging ik zelf Brzo-inspecties uitvoeren. Dat vond ik het meest aantrekkelijke deel van mijn werk. Je bent veel buiten en komt bij allerlei bedrijven over de vloer. Ik heb ook tal van bedrijfsbrandweeroefeningen bijgewoond als inspecteur. Heel leerzaam, dan ervaar je of bedrijven hun zaken qua preparatie en incidentbestrijding echt goed voor elkaar hebben.”
Haar chemische achtergrond kwam Vaane in haar werk goed van pas, want zij weet veel over chemische stoffen, hoe ze reageren, welke effecten ze kunnen hebben en welke blusmiddelen effectief zijn. “Die kennis kon ik dankbaar benutten. Eerst vooral bij de inspecties, maar later ook bij advisering, want ook die taak kwam op mijn bordje. Ook boeiend om te doen; dan word je gesprekspartner van het bevoegd gezag en bedrijven en moet je je kennis en overtuigingskracht optimaal inzetten om tot een goed onderbouwd advies te komen waarmee de veiligheid is gediend. Het is soms echt een uitdaging, want gebouwen en installaties in de industrie zitten complex en soms vreemd in elkaar. Saai is het nooit.”

Advisering en inspecties

Na enige jaren als inspecteur nam Vaane ook de rol van coördinator van de Brzo-inspecties voor Zuidwest over en in 2016 maakte zij definitief de overstap naar het Team Advisering. Maar het veldwerk als inspecteur helemaal loslaten wilde zij niet. “Ik stelde als voorwaarde dat ik minimaal vier Brzo-inspecties per jaar wilde blijven uitvoeren, om mijn NIM-certificaat geldig te houden. Want dat mooie werk op locatie bleef mij boeien. Maar op een gegeven moment merk je toch wel dat je een jaartje ouder wordt en dat het veldwerk te veeleisend wordt. Toen ik op een dag na een lange klim puffend op het dak van een grote opslagtank stond, dacht ik: ‘laat nu een jongere collega het maar overnemen’. In 2019 ben ik vervolgens helemaal met de inspecties gestopt.”

Formeler en juridischer

Op de vraag hoe Vaane in haar tijd bij de afdeling IV het vak heeft zien veranderen, stelt zij dat het werk in de loop der jaren formeler en juridischer is geworden. “In mijn beginjaren als inspecteur kon je bij het constateren van onvolkomenheden of gebreken nog wel eens mondelinge afspraken maken met bedrijven over de hersteltermijn en een hercontrole. Er was meer ruimte voor eigen interpretatie en een flexibele aanpak. Maar nu is het toezichtproces volledig dichtgeregeld met protocollen, termijnen en standaardbrieven voor de communicatie met het bedrijf. Dat vind ik wel jammer, maar aan de andere kant zijn ook de bedrijven steeds juridischer en formeler geworden in hun omgang met inspecteurs en het bevoegd gezag. Ik heb regelmatig aan tafel gezeten met een manager of directeur, die dan een jurist naast zich had zitten die botweg aangaf op welke vragen de functionaris wel antwoord mocht geven en op welke niet. Met die formalisering en juridisering had ik wel eens moeite.”

Net als met de veranderende wet- en regelgeving door de komst van de Omgevingswet en de daarmee samenhangende veranderende rol van de veiligheidsregio’s en nieuwe terminologieën. Vaane: “Het was voor mij het juiste moment om te stoppen. Ik merk dat ik lang in de wereld van industriële veiligheid werkzaam ben geweest, want als er in het nieuws items zijn over industrie of gevaarlijke stoffen, volg ik dat nog met aandacht. En laatst werd ik privé benaderd door een verkoper van thuisbatterijen die mij ook zo’n apparaat wilde aansmeren om energie op te slaan. Vanuit mijn vakkennis van de chemie in die batterijen en over de risico’s, ging ik met hem in discussie, in de trant van: ‘moeten we dat wel willen, die batterijen in de woonomgeving in elk huishouden?’ Het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan …”

We kunnen niet zonder elkaar

Vaane zal altijd met één oog naar de industrie blijven kijken, ook als natuurliefhebber. Zij is vrijwilliger voor diverse natuurorganisaties, zoals Natuurmonumenten, Vogelbescherming en Vlinderstichting. Zij verricht inventarisaties van onder andere vogels, vlinders en libellen in het kader van het landelijke Netwerk Ecologische Monitoring om trends in aantallen en verspreiding en biodiversiteit vast te leggen. “Als ik vanuit een natuurgebied zicht heb op industriële installaties in de verte, weet ik wat zich daar afspeelt en dan denk ik: ‘ik heb mijn steentje bijgedragen aan de veiligheid van die industrie. En ik hoop maar dat ze het veilig hóuden’. Wat ik geleerd heb in mijn verschillende functies is dat je, samen met je collega’s van andere afdelingen en disciplines, schakeltjes vormt in een lange keten van mensen die samen zorgen voor de veiligheid in Nederland. Ieder op zijn eigen manier en met zijn eigen kennis en kunde: de mensen van risicobeheersing en repressie, adviseurs en inspecteurs, maar ook het secretariaat of de afdeling ICT. We kunnen niet zonder elkaar.”

Vaane is niet de enige SIV’er die dit jaar en volgende jaren met pensioen gaan. Zij ziet de komende jaren een flink personeelsverloop vanwege de vergrijzing. Daarom tot slot een wijze raad: “Door dat verloop moeten veel nieuwe mensen worden ingewerkt. Mijn advies is om medewerkers voor advisering eerst een tijdje mee te laten lopen met inspecties. Op zo’n manier kunnen zij veel praktijkervaring opdoen. Een beetje vergelijkbaar met het programma van de trainees, die nu bij onze afdeling werkzaam zijn. Die kennis van de praktijk bij industriële bedrijven zal mijns inziens het adviesproces zeker ten goede komen.”


label Fysiek veilige leefomgeving
label Maatschappelijke veerkracht

Zo trekt Onderwijs Onderweg de lijn door

12 september 2025

Wat heeft het programma Onderwijs Onderweg de afgelopen maanden bereikt en wat staat er nu op stapel? In etappe 3 van het programma Onderwijs Onderweg zijn flinke stappen gezet: van onderzoek naar het gebruik van het kwalificatiedossier Manschap voor de opleiding Brandwacht C tot het vaststellen van een gezamenlijke onderwijsvisie. De Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het MT van het NIPV hebben de stukken behandeld en groen licht gegeven om in etappe 4 door te pakken.

Etappebijeenkomst Onderwijs Onderweg

Wat is er opgeleverd in etappe 3?

De derde etappe van het programma Onderwijs Onderweg liep van februari 2025 tot nu en leverde veel op. Met behulp van verschillende projecten is praktijkervaring opgedaan en is geoefend met het onderwijsstelsel uit de rollennotitie. Zo is het kwalificatiedossier Manschap getoetst. Daaruit blijkt dat een opleiding ‘Brandwacht C’ (werktitel) zonder specialismen mogelijk is, maar de Vakraad Incidentbestrijding van de RCDV moet daarvoor eerst duidelijk vastleggen waar de grens ligt tussen basistaken en specialismen.

Daarnaast ligt er nu een gezamenlijke onderwijsvisie. De onderwijsvisie beschrijft de kernwaarden en uitgangspunten voor onderwijs en vormt het fundament voor de opleidingsinstituten bij de verdere ontwikkeling van het onderwijs. Ook is gestart met een onderzoek naar samenwerking in het duikonderwijs en is de verkenning van de beroepspraktijk operationeel leider (OL)/leider CoPI (commando plaats incident) in gang gezet.

Als laatste is de two-pager ‘Onderwijsstelsel veiligheidsregio’s’ door het Veiligheidsberaad aangeboden aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid. En er is een belangeninventarisatie uitgevoerd, die de basis vormt voor onderzoek naar een verdergaande samenwerking van opleidingsinstituten in etappe 4.

Waar hebben de RCDV en het MT NIPV mee ingestemd?

De RCDV en het MT NIPV hebben de resultaten van etappe 3 goedgekeurd. Ze geven akkoord op de onderwijsvisie en op de uitvoering van de plannen in etappe 4. Daarmee kan het programma verder bouwen aan een stevig en toekomstbestendig onderwijsstelsel.

Wat staat er in etappe 4 te gebeuren?

In de vierde etappe draait alles om beter samenspel en rolbewustzijn. Wie doet wat in het stelsel en hoe zorgen we samen voor een sterk geheel? Dat wordt uitgewerkt in een vervolgdocument op de rollennotitie.
We ronden lopende projecten af zoals het in kaart brengen van de vraag uit de beroepspraktijk voor operationeel leider (OL) en leider CoPI en een voorstel voor een interregionale organisatie van het duikonderwijs. Ook wordt onderzocht hoe opleidingsinstituten sterker kunnen samenwerken in een alliantie. En werken we aan het voorbereiden van pilots voor examinering en ijkfuncties, wat kan bijdragen aan meer flexibiliteit in het onderwijsstelsel.

Op de hoogte blijven?

Meer weten over hoe deze projecten verder vorm krijgen? Houd dan ook het platform Onderwijs Onderweg in de gaten.

Over het programma Onderwijs Onderweg

Het programma Onderwijs Onderweg is een gezamenlijke opdracht van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) en het NIPV. Met het programma richten we ons op praktijkgericht, flexibel en up-to-date onderwijs voor alle brandweer- en crisisprofessionals in de veiligheidsregio’s.

label Maatschappelijke veerkracht

Basisboek Crisisbeheersing: fundament voor een professionaliserend vakgebied

11 september 2025

De samenleving wordt steeds vaker geconfronteerd met crises: van klimaatverandering en cyberdreigingen tot pandemieën en maatschappelijke onrust. Het vakgebied crisisbeheersing professionaliseert daardoor in hoog tempo. Om onderwijs en praktijk een stevig fundament te bieden, verschijnt nu het Basisboek Crisisbeheersing.

De auteurs van het basisboek. Foto: NIPV.

Menno van Duin, lector Crisisbeheersing: “In de praktijk van crisisbeheersing is geen situatie hetzelfde. Dit basisboek biedt professionals een gemeenschappelijk referentiekader en taal, zodat we beter voorbereid, slagvaardiger en met meer samenhang kunnen handelen wanneer het echt nodig is.”

Inhoud

Het boek bundelt bestaande kennis en inzichten uit onderzoek, praktijk en het hoger onderwijs. Het biedt studenten, professionals en zij-instromers een breed overzicht van het vakgebied crisisbeheersing.

In 38 hoofdstukken, verdeeld over 5 delen, gaat de uitgave in op het stelsel, de betrokken actoren, taken en processen, actuele casuïstiek en de uitdagingen voor de toekomst. Ieder hoofdstuk bevat kernpunten, Nederlandse voorbeelden, de visie van professionals en suggesties voor verdere verdieping. Daarmee is het zowel een studieboek als een praktisch naslagwerk.

Samenwerking

Het Basisboek Crisisbeheersing is op initiatief van het NIPV tot stand gekomen in samenwerking met auteurs uit het werkveld, docenten, onderzoekers en de Vakraad Risico- en crisisbeheersing van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV). Uitgeverij Boom maakte de publicatie mogelijk waarbij het NIPV de redactie heeft gevoerd over de publicatie.

Jori Kalkman, Associate Professor aan de Nederlandse Defensie Academie en Wageningen University & Research en een van de auteurs van het basisboek: “In een wereld vol crises biedt het Basisboek Crisisbeheersing houvast en inzicht aan iedereen die meer wil weten over de oorzaken, gevolgen en effectieve bestrijding van crisissituaties.”

Beschikbaarheid

Het boek is beschikbaar in print en online (via een tweejarige licentie). Iedere veiligheidsregio ontvangt een exemplaar en het boek zal ook zijn weg vinden naar het hoger onderwijs en andere organisaties die een rol hebben in crisisbeheersing.
De redactie bestaat uit Menno van Duin, Ab Bertholet, Edith Leentvaar en Vina Wijkhuijs.

Meer informatie en bestellen

Kijk hiervoor op de website van uitgeverij Boom.

label Fysiek veilige leefomgeving
label Maatschappelijke veerkracht

Opening onderwijsjaar NIPV 2025-2026: “Samen met werkveld bijdragen aan weerbaarheid”

10 september 2025

“Als samenleving worden we opgeroepen om weerbaar te zijn. Aan ons als NIPV de uitdaging om daar vanuit brandweerzorg en crisisbeheersing een bijdrage aan te leveren”, vertelt Coby Flier, directeur Onderzoek en Onderwijs, tijdens de opening van het onderwijsjaar NIPV 2025-2026. “Dat doen we samen met de collega’s uit het werkveld. Want alleen kunnen we het bij het NIPV niet. Samen zetten we stappen om weerbaarheid in beweging te brengen en te houden.”  

Coby Flier spreekt tijdens de opening van het onderwijsjaar 2025-2026.
Coby Flier tijdens de opening van het onderwijsjaar 2025-2026. Foto: NIPV.

“Om dit te kunnen doen volgen we belangrijke trends en ontwikkelingen”, vervolgt Flier. “Voorbeelden hiervan zijn de gevolgen van klimaatverandering en veiligheidsaspecten van de energietransitie, de toenemende complexiteit van de taak van brandweermensen zoals bij het blussen van branden en de noodzaak voor een goede en een betrouwbare informatievoorziening. Met onder meer onderzoek en onderwijs zetten wij ons als NIPV in om een stabiele basis te zijn in onzekere tijden: een instituut met betrouwbare kennis en goed onderwijs. Tijden die vragen om weerbaarheid van zowel mensen als organisaties.”

Houd oog voor balans

Marco Zannoni, directeur NCTV, benadrukt tijdens de opening van het onderwijsjaar dat weerbaarheid in beweging is. Hij pleit ervoor om oog te blijven houden voor de balans. “Zorg dat de basis van brandweerzorg en crisisbeheersing op orde is en blijft. Pak de kansen die er zijn en zoek hierbij ook de samenwerking met andere partijen op. Het NIPV kan bijdragen met praktijkgericht onderzoek en onderwijs. En kijk met open armen naar de burger die misschien ook nog iets kan bijdragen.”

Samen vooruitzien

Tijs van Lieshout, directeur Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland en spreker van de Publieke Veiligheidsrede 2025-2026: “We hebben de plicht om te leren van de weerbaarheidssituatie waarin we nu zitten, de overgang van hyperglobalisering naar geopolitiek. We hebben de kennis die bij het NIPV gebouwd wordt en de kennis die hier wordt overgedragen hard nodig. De opdracht aan onderwijsprofessionals is helderder dan ooit: samen met andere kennispartijen durven bouwen aan moraliteit, kennis en vooruitgang. Ook in tijden van geopolitiek. Dit is misschien wel de essentie van een onderwijsjaar in deze tijd: samen zinvol blijven zoeken en bouwen, ondanks onzekerheid. Samen vooruitzien. In een wereld die geen garanties geeft.” 

Tijs van Lieshout, spreker van de publieke veiligheidsrede 2025-2026, tijdens de opening van het onderwijsjaar.
Tijs van Lieshout spreekt de publieke veiligheidsrede 2025-2026 uit tijdens de opening van het onderwijsjaar. Foto: NIPV.

Stimuleer het improvisatievermogen

Amy Matser, lector Datagedreven publieke veiligheid bij het NIPV, vertelt: “Door AI verandert ons werk. Taken vervallen, er komen nieuwe taken bij. Maar wat als de techniek of systemen niet meer werken? Waar staan we dan? Wat kunnen we dan nog? In het onderwijs hebben we twee dingen te doen: het bijbrengen van nieuwe technologische kennis en het stimuleren van improvisatievermogen, flexibiliteit, creativiteit, handelen onder druk en samenwerken. Deze kernvaardigheden zijn ook in het AI-tijdperk belangrijk. Uiteindelijk gaat het om de balans.” 

Ontwikkelingen binnen onderwijs en onderzoek

Enkele stappen die zijn gezet op het gebied van onderwijs en onderzoek:

  • Betere afstemming over onderwijsaanbod en financiering
    Het werkveld en het NIPV vinden elkaar beter in de afstemming over het onderwijsaanbod en de financiering hiervan. Samenwerken en vertrouwen zijn hierbij de sleutelwoorden. Samen met de vakraad Leren en Ontwikkelen van de RCDV heeft het NIPV een eerste stap gezet om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Beide organisaties zijn erin geslaagd om vanuit de eigen rol/verantwoordelijkheid opleidingsplaatsen toe te wijzen, waarbij de paraatheid binnen de veiligheidsregio’s een belangrijk uitgangspunt is.
  • Onderzoek psychosociale ondersteuning brandweer
    Onderzocht is hoe brandweermensen psychosociale ondersteuning na ingrijpende incidenten ervaren. Wat gaat goed, wat kan beter en wat zijn de behoeften? En hoe kunnen deze inzichten worden gebruikt in de les- en leerstof, van manschap tot officiersniveau? Een mooi voorbeeld waarin de praktijk, onderzoek en onderwijs samen komen.
  • Livegang Canvas en Educator
    Met de livegang van zowel Canvas (ELO) als Educator (registratie- en examenplanningstool) is een mooi resultaat bereikt. In dit traject hebben de veiligheidsregio’s, regionale opleidingsinstituten (roi’s) en het NIPV heel intensief gezocht naar de beste oplossingen voor de vele punten die zich voordeden. De regio’s, roi’s en het NIPV blijven de twee systemen in gezamenlijkheid verder ontwikkelen zodat ze toekomstbestendig zijn en blijven.
  • Ontwikkeling en toepassing AI in het onderwijs
    Een uitdaging voor de komende tijd is de ontwikkeling en toepassing van kunstmatige intelligentie (AI) in het onderwijs. Zo zijn er oefeningen geweest met augmented reality (AR) in het onderwijs. Er is een eerste stap gezet met een innovatieve praktijkoefening begin dit jaar met deze techniek. De ervaringen waren positief en dit gaat het NIPV daarom samen met het werkveld voortzetten.
  • Onderwijsproducten in afstemming met werkveld
    Nieuwe onderwijsproducten worden afgestemd met het werkveld en gezamenlijk ontwikkeld. Zo zijn in het afgelopen jaar de opleiding Leider CoPi en Regionaal operationeel leider vernieuwd. Binnenkort start de doorontwikkeling van de opleiding tot manschap: Manschap 3.0.