“Een schip is geen huis”
18 augustus 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 6: Scheepsincidentbestrijding.
“We behandelen een schip vaak als een huis, terwijl dat niet zo is”, zegt Wim van der Wal, aanjager van het nieuw vastgestelde landelijk brandweerspecialisme Scheepsincidentbestrijding (SIB). “Dat moet anders.”

Van der Wal is beleidsadviseur bij Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Al jaren houdt hij zich bezig met scheepsincidenten. “In mijn ervaring vragen scheepsincidenten specifieke kennis en een specifieke aanpak. “De dynamiek op het water is echt anders dan op het land. Daar komt bij dat het negen van de tien keer om gemeentegrensoverschrijdende incidenten gaat. Water stopt niet bij een gemeente of regiogrens. Samenwerken en informatie delen is juist van groot belang bij een incident op het water waarbij de rivier als scheidslijn fungeert. Diverse incidenten in achterliggende tijd toonden dit aan.”
“Met de goedgekeurde visie door de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) is scheepsincidentbestrijding sinds 2024 officieel een landelijk brandweerspecialisme. Hiermee is er eindelijk ruimte voor de bijzondere gevaren en risico’s van scheepsincidenten en daar ben ik blij mee.”
Scheepsincident vraagt om ervaring én lef
“Ervaring met scheepsincidenten hebben veel brandweerkorpsen nauwelijks, want een scheepsincident gebeurt niet vaak. Juist daarom is het verleidelijk om bij een scheepsincident ‘gewoon’ te doen wat je altijd doet. Maar een scheepsincident is een afwijkend incident. Leiderschap is noodzakelijk, durven zeggen: ‘ik heb hulp nodig’. En dan weten wie je kunt bellen.
Scheepsincidentbestrijding is een landelijk brandweerspecialisme in ontwikkeling, maar we starten niet bij nul. Drie steunpunten staan klaar om alle regio’s te ondersteunen:
- Zeeland
- Noord-Holland-Noord (samen met Korps Marinebrandweer)
- Rotterdam-Rijnmond
Alle steunpunten hebben een specialistische officier van dienst (OvD) op piket. Via de coördinerende meldkamer in Rotterdam zijn zij altijd bereikbaar.”

Onbekend maakt onbemind
“Elke keer als ik ergens kom, zie ik hetzelfde: mensen vinden de scheepvaart een bijzondere wereld, maar weten er weinig van”, vertelt Van der Wal. “Onbekend maakt onbemind. Maar de risico’s zijn groot. Het is altijd net even anders. Brandbestrijding, gevaarlijke stoffen (incidentbestrijding gevaarlijke stoffen, IBGS), de dynamiek op het water, de indeling van schepen zoals accommodatie, lading en machinekamer. Er zijn altijd meerdere multipartijen betrokken zoals Rijkswaterstaat, gemeenten, havenbedrijven, Kustwacht, KNRM en waterschappen. Je móet dus wel samenwerken. Daarom ontwikkelden we samen met het NIPV eerder al twee e-modules voor brandweermensen. Die bieden kennis en een handelingsperspectief voor iedereen op de vaste wal. De e-modules zijn, inclusief vakbekwaamheidsadvies, toegankelijk via Canvas. Mijn advies is: volg deze e-modules!”
Van visie naar praktische uitvoering
“Nu de visie er ligt, begint het werk pas echt. Met steun van het NIPV ontwikkelen we door. Regio’s brengen momenteel hun risico’s in kaart met de hulp van collega Mariska Burema van Veiligheidsregio Groningen. Dat helpt bepalen hoe we de basisbrandweerzorg, basis+ en specialistisch optreden het beste kunnen inrichten. Daarnaast hoe we interregionale bijstand kunnen inrichten, waar we moeten doorontwikkelen en dit kunnen borgen. Dat is nodig, want bijna alle regio’s hebben rivieren, waterwegen en kleine of grote havens. Vaak met serieus water. Ik zie het als mijn missie om scheepsincidentbestrijding goed te implementeren en te borgen. Nu scheepsincidentbestrijding een officieel brandweerspecialisme is, hoop ik op meer prioriteit.
En onthoud: weet je het niet zeker? Neem contact op met de netwerk Scheepsincidentbestrijding via het NIPV. Hulp nodig tijdens een incident? Neem dan contact op via de meldkamer. Dan denken we met je mee.”

Bekijk ook
Wat is ‘goed’ leiderschap binnen de brandweer?
13 augustus 2025
Welke specifieke elementen binnen de brandweer beïnvloeden het beheersmatig (‘koud’) leiderschap? En wat is ‘goed’ beheersmatig leiderschap binnen de brandweer, op elk niveau in de organisatie? Met deze twee hoofdvragen maakten lector Ricardo Weewer, senior onderzoeker Karin Dangermond en onderzoeker Joost Hermans de afgelopen 1,5 maand een ronde langs alle directeuren veiligheidsregio/commandanten brandweer. Van Groningen tot Sittard en van Alkmaar tot Arnhem.

Sluitstuk van 1,5 jaar onderzoek
De interviews vormden het sluitstuk van een onderzoek van ruim 1,5 jaar naar leiderschap binnen de brandweer. Hiervoor gingen de onderzoekers in gesprek met alle niveaus binnen de brandweer: manschappen, bevelvoerders, ploegchefs (postcommandanten), clustercommandanten (teamleiders) en tot slot directeuren/commandanten.
Een greep uit de onderwerpen
De onderzoekers spraken met de directeuren/commandanten onder meer over:
- de rol van familiecultuur (en hoe je hier als leidinggevende je voordeel mee kunt doen, maar ook wat valkuilen zijn)
- wat de meerwaarde is en ook de uitdagingen zijn van leidinggeven aan mensen met een grote passie en betrokkenheid (en hoe begrens je dit, als dat nodig is)
- op welke wijze het warme leiderschap het koude leiderschap beïnvloedt
- of een goede directeur/brandweercommandant een houdbaarheidsdatum heeft (en vooral: waarom)
- welke positieve maar ook negatieve rol hiërarchie kan spelen (en hoe je hierin eigenaarschap creëert)
- of er naast de regionalisering nog andere (lokale, regionale of landelijke) aspecten uit het verleden impact hebben op leiderschap anno 2025
- waarom het belangrijk is om er te zíjn en aandacht te geven (en hoe je dit doet)
- wat je in je moet hebben (nature), wat je aan kunt leren maar ook wat je leert door te ervaren en het belang van rolmodellen
- wat gevraagd wordt van leidinggeven ‘in de sandwich’ binnen je organisatie en naar het bestuur; en ook: wat is er nodig voor goed brandweerleiderschap in de toekomst (en waarom)?
Inzichten een plek geven in onderwijs
Het rapport met de onderzoeksresultaten verschijnt eind dit jaar. Daarnaast zijn de onderzoekers nu al in gesprek met de onderwijscollega’s over hoe de inzichten uit dit onderzoek een plek kunnen krijgen in de brandweeropleidingen. De resultaten en conclusies kunnen ook een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een visie op leiderschap binnen de brandweer. Dit in navolging van de politie en defensie. Zij hebben onlangs op basis van onderzoek hun visies op leiderschap gewijzigd.
Meer informatie
Als onderdeel van dit onderzoek heeft het NIPV eerder een inventarisatie uitgevoerd onder HR-professionals. Met als doel om inzicht te krijgen in actuele ontwikkelingen rondom leiderschap binnen de veiligheidsregio’s. De belangrijkste uitkomsten zijn samengebracht in een publicatie.
Bekijk ook
“Niet STH doet de redding, maar álle hulpverleners”
11 augustus 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 5: Specialisme technische hulpverlening.
Bij grote of complexe instortingen kan het lokale commando de hulp inzetten van het landelijk brandweerspecialisme Technische hulpverlening (STH). STH’ers Niklas Mulder en Michel van Haaften delen hun ervaringen.

Samenwerken met de ploeg ter plaatse
“Als er na een explosie slachtoffers onder het puin liggen, dan probeert de lokale brandweer ze eerst zelf te redden. Maar als het ingestorte gebouw niet veilig is, als het technisch te complex is om het slachtoffer te vinden, dan ondersteunen en adviseren wij,” vertelt Michel van Haaften, teamleider STH Team Midden sinds de oprichting in 2016. “We zien in Nederland steeds meer en complexere bouwmethoden, gepaard met steeds meer explosies. Wij nemen het incident niet over maar werken samen met de hulpverleners die al ter plaatse zijn. Soms alleen in een adviesrol, soms met een team van gespecialiseerde reddingswerkers.”
Zelden nodig, maar cruciaal als het telt
Niklas Mulder, nog net geen jaar reddingswerker bij STH Team Oost, vult aan: “Wij hebben uitgebreider gereedschap dan de standaarduitrusting van een tankautospuit (TS) en oefenen veel op technisch complexe vraagstukken. Verplicht een uur of 60. Ik ben altijd wel een paar zaterdagen kwijt. We zijn bijvoorbeeld bij ProRail geweest en doen ook oefeningen met de Duitse STH: de Technische Hilfswerk (THW). Die zijn groots opgezet zodat we goed kunnen oefenen.” STH is niet vaak nodig, er zijn zo’n drie meldingen per jaar. Van Haaften: “Van de 21 inzetten van ons team Midden, was ik bij 11 betrokken sinds 2016.”
Technische achtergrond is een pre
Mulder deed mee aan de wervingsronde van het najaar van 2024 voor STH. “Het was geloof ik vorig jaar, toen er bij mij in Staphorst een wijk gesloopt werd. STH kreeg de kans om daar te oefenen en als lokale brandweer deden we mee. Ik heb een vrij technische achtergrond als werktuigbouwkundige en solliciteerde dus als reddingswerker. Nu zit ik bij STH team Oost.”

Ze waren het allebei zelf vergeten, maar tijdens de selectierondes was Van Haaften een van de beoordelaars van Mulder. Van Haaften: “Een technische achtergrond is een pre, of affiniteit voor bouw en werktuigbouw. Zelf ben ik specialist omgevingsveiligheid en hiervoor werktuigbouwkundige. Naast de teamleider bestaat een STH-team uit reddingswerkers, logistiek specialisten en een plaatsvervangend teamleider die het team aanstuurt. In mijn rol als teamleider kijk ik overkoepelend naar de situatie en ik neem deel aan het commando plaats incident (CoPI).”

Geen chaos, maar een doordacht reddingsplan
“Dat zijn er twee,” antwoordt Van Haaften op de vraag welke inzet hem het meest is bijgebleven. “De eerste op 27 januari 2019, toen was er een explosie in een portiekflat aan de Jan van der Heijdenstraat in Den Haag. De lokale hulpverleners redden meerdere mensen onder het puin vandaan. Maar één persoon was niet bereikbaar. De brandweer vroeg de hulphonden van USAR.NL en STH om hulp. Het bouwwerk was zeer zwaar instabiel, maar stond gedeeltelijk nog overeind dus het was technisch een hele zware inzet. Als een incident het ‘normale’ brandweerwerk overstijgt, dan kunnen wij helpen. Bijvoorbeeld als een gebouw niet veilig is en er er speciale materialen nodig zijn. Maar dat betekent niet dat wij als dolle stieren er naartoe gaan. We maken een plan. Dat kost tijd, maar is wel veiliger.”
“Tijdens dit incident zijn we 10 uur bezig geweest om het slachtoffer er onderuit te halen. Je weet dat zo’n bouwwerk ergens een keer in elkaar gaat zakken. Het regende, waardoor ook het dak zwaarder werd door ophoping van regenwater. Eerst brachten we de risico’s in kaart waarbij we de kennis gebruikten van de regio, bouw- en woningtoezicht. We maakten uiteindelijk meerdere inzetplannen. Met meerdere mensen overwogen we welk plan het veiligst zou zijn. Via de buren naar de kruipruimte lukte niet. Een alternatief plan was via de achterzijde. Die oogde intact maar was zo zeer zwaar beschadigd dat het serieus onveilig was om naar binnen te gaan. Uiteindelijk, na veel overweging, besloten we om het niet te doen. Plan c was met een kraan alles vrij graven. Dit kan wel gevaarlijk zijn voor het slachtoffer, maar was nog de enige optie.”
Uiteindelijk lukte het de hulpverleners om de persoon onder het puin vandaan te halen. “Je oefent veel, maar dit is een real case situatie waar het echt fout kan gaan. Dit was voor STH team Midden samen met STH team West echt de eerste redding van een levend slachtoffer.”
Een gezamenlijke missie
De meest recente STH-inzet is Van Haaften ook bijgebleven en dat was toevallig ook de allereerste inzet voor Mulder: eind 2024 aan de Tarwekamp in Den Haag. Van Haaften: “Samen met USAR.NL konden we na 12 uur nog een redding uitvoeren. De eenheden van Brandweer Haaglanden hadden daarvoor al 5 personen levend uit het puin gered. Helaas waren er uiteindelijk ook 6 dodelijke slachtoffers. Als je iemand moet bergen dan is je rugzakje al snel vol. Er waren 3 teams tegelijk bij de Tarwekamp: 2 STH-teams (bij ons STH Team West en STH Team Midden), en 1 USAR.NL-team. We maakten een roulatieschema waarbij na elke berging een ander team de zoekactie begeleidde. 1 team rust, 1 team bergen, 1 team debriefen. Dan dronken we koffie met de jongens en namen we de ruimte om emoties te delen.”

Mulders team STH Oost kwam zondagochtend om 8 uur aan om af te lossen. “Er was toen al veel gebeurd. Het vermoeden was op dat moment nog wel dat er een of meerdere slachtoffers lagen. Samen met de lokale brandweer hebben we kelders leeggeruimd en gepompt. Stapsgewijs gingen we door het puin heen.” Het was voor Mulder een hele ervaring. “Met alles eromheen en zoveel hulpverleners die meehielpen. Dat overkomt je niet dagelijks. Het werk sloot behoorlijk goed aan bij mijn verwachtingen. Technisch was het niet een hele moeilijke opdracht, maar die samenwerking onderling met alle hulpverleners dat was heel mooi.”
Samen het verschil maken
Van Haaften: “Ik wil benadrukken dat de reddingen niet op conto van ons geschreven mogen worden, want we hebben dit met heel veel hulpverleners samen gedaan. Samenwerking is cruciaal en dat ging top! Ook Brandweer Haaglanden en USAR.NL hielpen mee en bijvoorbeeld het Team digitale verkenning (TDV) voorzag ons van informatie waardoor we veilig konden werken. Op het eind van de inzet van ons team STH Midden, mochten we dus nog een persoon uit het puin halen die het overleefd heeft. Die redding deden we gezamenlijk met STH, USAR.NL en Brandweer Haaglanden. Iedereen vond het super prettig om het positief af te sluiten met een redding, dat gaf eigenlijk wel een euforisch gevoel op het eind.”
Bekijk ook
De brandweer als ‘resilience post’
7 augustus 2025
“Hoe kan de brandweer als ‘resilience post’ dienen tijdens een crisis of ramp? Door hierover na te denken en voorbereidingen te treffen, versterken we de maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht in geval van een verstoring”, vertelt Marc Ploegman, decaan bij het NIPV.

“Tijdens een crisis kan er van alles gebeuren. Zo kan 24 uur of langer de stroom uitvallen. Het betalingsverkeer kan uitvallen. Winkels en ziekenhuizen kunnen niet meer bevoorraad worden of onbereikbaar zijn. Het is aannemelijk dat burgers tijdens een crisis de lokale brandweer opzoeken als nabije steun en toeverlaat. Het functioneren van een brandweerpost als lokaal steunpunt bij grootschalige en/of langdurige verstoringen is voor de brandweer een nieuwe uitdaging waarvan de urgentie met de dag toeneemt.”
“Om burgers bij een verstoring effectief te kunnen helpen, is het daarom belangrijk dat een brandweerpost vooraf bedenkt welke hulp er nodig is. Hoe ziet mijn lokale verzorgingsgebied eruit? Wat kan er gebeuren en wat is de impact daarvan? Hoe kan mijn brandweerpost de omwonenden dan samen met andere, lokale, maatschappelijke organisaties de juiste hulp bieden? En hoe doen wij dat terwijl wij als hulpverleners dezelfde hulpvraag hebben in het thuisfront, hoe maken wij ons gezamenlijk zelfredzaam?
Omdat de tijd dringt, is er een aanpak voor bewustwording en actie nodig die alle brandweerposten kunnen volgen en waarbij men van elkaar kan leren. Het is een uitdagende vraag omdat er (nog) geen gedeeld beeld is op dit moment. Hierover willen we als kennis- en opleidingsinstituut graag samen met de brandweer in de regio’s nadenken en samen komen tot een oplossing.”
Meedenken?
Wilt u meedenken over dit onderwerp? Kom dan op 8 september naar de Opening Onderwijsjaar NIPV 2025-2026, met als thema: de weerbare samenleving in beweging. Op het programma staan ook onderwerpen zoals:
- Onbewuste gedragsbeïnvloeding – de inzet van nudging om de weerbaarheid van de samenleving te vergroten
- Versterking van maatschappelijke weerbaarheid bij crises door professionele opleidingen
- Meer weerbaar door data
Bekijk ook
Blog: Zonder bewustwording en actie rond de Wildland Urban Interface zet Nederland zichzelf in brand
31 juli 2025
“Het is cruciaal dat we nu investeren in een Nederlandse aanpak van de Wildland Urban Interface (WUI). De WUI is de overgangszone tussen natuurlijke vegetatie en menselijke bebouwing. Internationaal is dit al jarenlang een belangrijk aandachtspunt in natuurbrandpreventie. Als we in Nederland de WUI niet beter leren kennen, wordt zij onze blinde vlek – en uiteindelijk onze brandhaard”, blogt onderzoeker Hugo Lambrechts.

Op 19 juli 2022 beleefde de Londense brandweer haar drukste dag sinds de Tweede Wereldoorlog. De oorzaak: een combinatie van extreme hitte, droge vegetatie en natuurbranden die oversloegen naar stedelijke gebieden. Meer dan veertig gebouwen gingen in vlammen op. Wat daar gebeurde, kan ook hier gebeuren – en de kans daarop neemt toe.
De inzichten uit landen als Canada, Portugal, de VS en Engeland zijn waardevol, maar bieden geen kant-en-klare oplossing. Nederland heeft zijn eigen landschap, regelgeving en bevolkingsdichtheid. En ook hier stijgen de temperaturen, droogt de vegetatie uit en groeien natuur en bebouwing steeds dichter naar elkaar toe. Recreatieparken in het bos, woonwijken grenzend aan de duinen, vergroende steden – het zijn allemaal voorbeelden van de WUI in Nederland.
Zonder een duidelijk beeld van waar onze risicozones liggen, is het moeilijk om ons aan te passen – en voor mensen om te beseffen dat ze in een gebied wonen dat blootstaat aan natuurbrandrisico. Natuurbranden houden zich niet aan gemeentegrenzen. Ze verspreiden zich razendsnel via droge vegetatie en slaan over door vliegvuur: van struiken naar schuurtjes, van daken naar speelplaatsen. Wanneer natuurbranden uitbreken, kan dit zeer plotseling gebeuren. Dat vereist soms evacuatie of juist schuilen in een brandveilig huis. In een dichtbevolkt land als Nederland kan één natuurbrand in een WUI-zone tientallen huizen bedreigen of erger.
Sommige veiligheidsregio’s hebben al maatregelen getroffen, maar er is behoefte aan een gedeelde richting en meer bewustwording bij huishoudens die in of nabij de WUI wonen. Het programma Natuurbrandveiligheid – onderdeel van het programma Klimaatveiligheid van het NIPV – brengt de WUI in Nederland nu voor het eerst systematisch in kaart. Daarbij worden ruimtelijke analyses gecombineerd met de kennis van professionals uit veiligheidsregio’s, natuurbeheer, onderzoek en overheden. Zo wordt stap voor stap gewerkt aan een gedeeld begrip, een kaart van risicogebieden en – belangrijker nog – aan een handelingsperspectief voor gemeenten, brandweer en bewoners. Op basis waarvan duidelijke strategieën voor preventie, samenwerking en communicatie kunnen worden gemaakt.
Kortom: bewustwording en actie rondom de WUI zijn geen luxe, maar noodzaak. De brandbare vegetatie staat niet langer op afstand. En als wij niets doen, is het niet de vraag óf, maar wannéér het vuur overslaat.
Bekijk ook
“Continu bewust zijn van je omgeving”
4 augustus 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 4: Natuurbrandbeheersing.
“In tegenstelling tot een woningbrand, is een natuurbrand bewegend. Het verandert ieder uur”, vertelt Jelmer Dam, landelijk coördinator natuurbrandbeheersing bij het NIPV. “Het is dus belangrijk dat je je continu bewust bent waar je bent tijdens het bestrijden van een natuurbrand. Waar is het risico en wat zit er tussen mij en het risico in?”

Leren meebewegen met een natuurbrand
“In Nederland komen er door klimaatverandering steeds meer natuurbrandgevaarlijke dagen. Dat betekent dat we anders moeten gaan denken. Leren meebewegen met een natuurbrand. In Zuid-Europa hebben ze veel meer ervaring met natuurbranden, dus we kunnen veel leren van hoe ze het daar aanpakken. Deze zomer gaan in totaal 40 brandweerlieden naar Galicië, Spanje, om daar mee te draaien met de lokale brandweer en ook te oefenen met natuurbranden. In de Brandweer Nederland houdt hierover een liveblog bij. Het is een goede manier om te proeven hoe de Spanjaarden werken en hoe wij in Nederland straks ook kunnen gaan werken.”
Samenwerken in Europa
“De inzet is onderdeel van het prepositioning-programma van de Europese Commissie en daarmee is het een formele bijstandsmissie. Samen met onder meer het ministerie van Justitie en Veiligheid en de brandweerkorpsen, faciliteert het NIPV de inzet. Samen met Edwin Kok, coördinator Taskforce natuurbranden bij Brandweer Nederland, leid ik alles in goede banen. Er gaan namelijk ook leden van het specialistische team Handcrew mee naar Spanje. Vanuit mijn rol als landelijk coördinator ondersteun ik de specialistische natuurbrandbeheersingsteams.”
Niet alleen water nodig om een natuurbrand te bestrijden
“Wat ik hoop met deze missie naar Spanje, is dat de deelnemers anders gaan kijken naar het bestrijden van natuurbranden. Dat we in hen ambassadeurs vinden om uit te leggen dat we niet alleen water nodig hebben om een natuurbrand te bestrijden, maar ook andere manieren, zoals vuur met vuur bestrijden, en andere tactieken. Als de brandweerlieden die nu in Spanje zijn deze lessen mee naar huis nemen, dan is de bijstandsmissie voor mij geslaagd.”
Bekijk ook
Blog: Zonder bewustwording en actie rond de Wildland Urban Interface zet Nederland zichzelf in brand
31 juli 2025
“Het is cruciaal dat we nu investeren in een Nederlandse aanpak van de Wildland Urban Interface (WUI). De WUI is de overgangszone tussen natuurlijke vegetatie en menselijke bebouwing. Internationaal is dit al jarenlang een belangrijk aandachtspunt in natuurbrandpreventie. Als we in Nederland de WUI niet beter leren kennen, wordt zij onze blinde vlek – en uiteindelijk onze brandhaard”, blogt onderzoeker Hugo Lambrechts.

Op 19 juli 2022 beleefde de Londense brandweer haar drukste dag sinds de Tweede Wereldoorlog. De oorzaak: een combinatie van extreme hitte, droge vegetatie en natuurbranden die oversloegen naar stedelijke gebieden. Meer dan veertig gebouwen gingen in vlammen op. Wat daar gebeurde, kan ook hier gebeuren – en de kans daarop neemt toe.
De inzichten uit landen als Canada, Portugal, de VS en Engeland zijn waardevol, maar bieden geen kant-en-klare oplossing. Nederland heeft zijn eigen landschap, regelgeving en bevolkingsdichtheid. En ook hier stijgen de temperaturen, droogt de vegetatie uit en groeien natuur en bebouwing steeds dichter naar elkaar toe. Recreatieparken in het bos, woonwijken grenzend aan de duinen, vergroende steden – het zijn allemaal voorbeelden van de WUI in Nederland.
Zonder een duidelijk beeld van waar onze risicozones liggen, is het moeilijk om ons aan te passen – en voor mensen om te beseffen dat ze in een gebied wonen dat blootstaat aan natuurbrandrisico. Natuurbranden houden zich niet aan gemeentegrenzen. Ze verspreiden zich razendsnel via droge vegetatie en slaan over door vliegvuur: van struiken naar schuurtjes, van daken naar speelplaatsen. Wanneer natuurbranden uitbreken, kan dit zeer plotseling gebeuren. Dat vereist soms evacuatie of juist schuilen in een brandveilig huis. In een dichtbevolkt land als Nederland kan één natuurbrand in een WUI-zone tientallen huizen bedreigen of erger.
Sommige veiligheidsregio’s hebben al maatregelen getroffen, maar er is behoefte aan een gedeelde richting en meer bewustwording bij huishoudens die in of nabij de WUI wonen. Het programma Natuurbrandveiligheid – onderdeel van het programma Klimaatveiligheid van het NIPV – brengt de WUI in Nederland nu voor het eerst systematisch in kaart. Daarbij worden ruimtelijke analyses gecombineerd met de kennis van professionals uit veiligheidsregio’s, natuurbeheer, onderzoek en overheden. Zo wordt stap voor stap gewerkt aan een gedeeld begrip, een kaart van risicogebieden en – belangrijker nog – aan een handelingsperspectief voor gemeenten, brandweer en bewoners. Op basis waarvan duidelijke strategieën voor preventie, samenwerking en communicatie kunnen worden gemaakt.
Kortom: bewustwording en actie rondom de WUI zijn geen luxe, maar noodzaak. De brandbare vegetatie staat niet langer op afstand. En als wij niets doen, is het niet de vraag óf, maar wannéér het vuur overslaat.
Bekijk ook
Blog: Ammonia Avenue: van popalbum naar veiligheidsvraagstuk
29 juli 2025
Ruim 40 jaar geleden verscheen het album ‘Ammonia Avenue’ van The Alan Parsons Project. Het album roept op tot dialoog tussen mens en machine, tussen vooruitgang en bezinning. Als het gaat om ammoniakveiligheid is die oproep heel actueel, blogt onderzoeker-adviseur Margreet Spoelstra.

Het verhaal achter ‘Ammonia Avenue’
In 1984 bracht The Alan Parsons Project het album ‘Ammonia Avenue’ uit. Eric Woolfson, de schrijver van het album, ontmoette tijdens een vlucht naar New York de CEO van Imperial Chemical Industries (ICI) in Billingham (Engeland). Deze CEO nodigde Woolfson uit voor een bezoek aan de ICI-fabriek, in de hoop dat Woolfson geïnspireerd zou raken. ICI was indertijd een grote producent van ammoniak en Woolfson zag tijdens zijn bezoek een enorm terrein met chemische installaties en buisleidingen, maar hij zag geen mensen en ook geen bomen. Hij zag wel een straat genaamd Ammonia Avenue. Woolfson werd hierdoor inderdaad creatief geïnspireerd en verwerkte zijn gedachten in de nummers op het album. ‘Ammonia Avenue‘ gaat over hoe de wetenschap en de maatschappij technologische vooruitgang zien en beleven en hoe misverstanden en gebrek aan begrip de dialoog tussen deze twee bemoeilijken. Op internet is te lezen welke betekenissen luisteraars aan dit nummer geven.
Kansen en zorgen rond ammoniak
Ammoniak (‘ammonia’ in het Engels) is anno 2025 in ons land onderwerp van gesprek als onderdeel van de energietransitie. Ditmaal dus niet op vinyl, maar in beleidsnota’s, toekomstverkenningen en bewonersavonden. Met als grote vraag: hoeveel ammoniak wordt in de toekomst in Nederland opgeslagen en getransporteerd en hoeveel ammoniak wordt omgezet in waterstof? Zorgpunt hierbij is het vrijkomen van grote hoeveelheden ammoniak en de effecten ervan op de mens, want een grote ammoniakwolk werkt ontwrichtend op de omgeving.
Er dreigt een spanningsveld te ontstaan tussen enerzijds opvattingen vanuit de wetenschap c.q. de (chemische) industrie en anderzijds de maatschappelijke beleving (zie voetnoot 1). De industrie vindt dat de kans op een groot lek erg klein is, mede door de decennialange ervaring met ammoniak, terwijl de samenleving de effecten van zo’n lek onacceptabel groot vindt. Dit spanningsveld vraagt om duiding en daarin speelt het lectoraat Energie- en transportveiligheid van het NIPV een rol: door (wetenschappelijke) kennis over veiligheid in te brengen bij de productie, opslag en het transport van ammoniak.
Eigenschappen en risico’s
De stof ammoniak (NH₃) speelt een belangrijke rol in industriële processen en in de landbouw (kunstmest) en wordt als koelmiddel gebruikt in de levensmiddelenindustrie. Naar verwachting gaat ammoniak een belangrijke rol spelen in de energietransitie, omdat het veel waterstof bevat en op die manier als waterstofdrager (energie) kan fungeren. Ammoniak is relatief eenvoudig te produceren en te transporteren en kan op termijn dienen als schakel in een fossielvrije samenleving. Het heeft echter als nadeel dat het giftig, brandbaar en corrosief is. Vooral het giftige karakter van ammoniak baart de samenleving zorgen. Iedereen die ooit wel eens ammoniak uit een ammoniakfles heeft geroken, kan zich herinneren dat dat bepaald geen pretje was: ammoniak heeft een stekende geur en werkt irriterend op de slijmvliezen van onder andere ogen en luchtwegen.
Bij incidenten waarbij een grote hoeveelheid ammoniak vrijkomt, kan de omgeving ontregeld raken en dergelijke ongevallen moeten daarom voorkomen worden. Het lectoraat draagt hieraan bij met onderzoek naar modellering, ongevallen, uitstroomscenario’s en hulpverlening. Zo onderzoeken we hoe ammoniak veilig kan worden opgeslagen en vervoerd, werken we scenario’s uit waarbij ammoniak vrijkomt uit een transportleiding of tijdens verlading en gaan we na welke lessen de brandweer kan leren van ammoniakincidenten uit het verleden. Dit onderzoek, getiteld ‘Lessons learned over repressieve inzet brandweer bij ammoniakincidenten’, wordt na de zomer opgeleverd.
Dialoog over veiligheid
Het album ‘Ammonia Avenue’ roept op tot dialoog tussen mens en machine, tussen vooruitgang en bezinning. Als het gaat om ammoniakveiligheid is die oproep dus heel actueel, want ammoniak mag dan al decennialang een bekende stof zijn in de industrie en wetenschap, er spelen nu maatschappelijke discussies over ammoniakveiligheid, zowel bij het opslaan als bij het transport van ammoniak.
Vanuit het lectoraat leveren we de kennis aan die nodig is om de dialoog over ammoniak en ammoniakveiligheid te kunnen voeren. We ontwikkelen die kennis primair voor hulpdiensten (adviseurs risicobeheersing en omgevingsveiligheid, incidentbestrijders), maar aangezien de door ons ontwikkelde kennis openbaar toegankelijk is, kan iedereen hier gebruik van maken.
Routes en risico’s
Eén van de opgaves is de veiligheid rondom het transport van ammoniak. Nu het bedrijfsleven zal inzetten op ammoniak als drager voor waterstof, zal in de toekomst meer ammoniak vervoerd moeten worden. Transport via de nog aan te leggen Delta Rhine Corridor (DRC) heeft de voorkeur, maar deze buisleiding komt er voorlopig niet. Transport over het water met binnenvaartschepen is een goed alternatief, maar er zijn momenteel nog onvoldoende binnenvaartschepen. Transport van ammoniak over het spoor en over de weg kan dus realiteit worden, ware het niet dat deze routes over het algemeen dichter bij woonwijken liggen dan de DRC-leiding en binnenvaart. Dit leidt tot zorgen over de veiligheid van en bij omwonenden.
Samen veilig vooruit
Het laatste woord is dus nog niet gezegd over ammoniak in het algemeen en ammoniakveiligheid in het bijzonder. In plaats van stelling te nemen en felle discussies te voeren over ammoniak, kan het onderwerp in mijn ogen beter gebruikt worden om de uitdagingen van de energietransitie gezamenlijk aan te pakken. Door de dialoog aan te gaan kunnen de verschillende perspectieven – technische innovatie, veiligheid en maatschappelijke zorgen – met elkaar worden verbonden. En misschien is die dialoog wel de mooiste compositie van allemaal.
Margreet Spoelstra
senior onderzoeker-adviseur energie- en transportveiligheid
1) Wetenschap is niet beperkt tot de industrie; ook universiteiten en kennisinstituten bedrijven wetenschap. Als het gaat om ammoniak, heeft de industrie een uitgesproken mening en zijn universiteiten en kennisinstituten neutraler in hun bewoordingen.
Bekijk ook
“Altijd voorbereid op het onbekende”
28 juli 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 3: Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen.
“Ze gebeuren niet vaak, maar kunnen wel een geweldige impact hebben met een groot risico voor mens en milieu. Grote of complexe incidenten met gevaarlijke stoffen ontwrichten mogelijk zelfs de economie. Daarom is het landelijk brandweerspecialisme Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen er”, vertelt Jan Jacobs, landelijk coördinator Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS) bij het NIPV. In 2026 gaat Jacobs met pensioen, een mooi moment om terug te kijken op de ontwikkeling van IBGS. We stelden hem 5 vragen.

Is een landelijk brandweerspecialisme voor gevaarlijke stoffen echt nodig?
“Er is geen enkele twijfel dat het IBGS als landelijk brandweerspecialisme nuttig is. Sterker nog, we móeten het hebben.
- Kijk, kleine incidenten met gevaarlijke stoffen gebeuren vaak. Denk aan gaslekkages, een diesellekkage, die kan elke brandweerbasiseenheid wel aan.
- Grotere incidenten kan een veiligheidsregio ook vaak zelf oplossen. Denk aan een lekkage bij een vrachtwagen die zoutzuur vervoert of in een ziekenhuis een klein aantal mensen die gevaarlijke stoffen over zich heen krijgen.
- Maar bepaalde incidenten met gevaarlijk stoffen komen weinig voor en hebben wel een grote impact. Als elke individuele regio zich moet voorbereiden op die grote en complexe incidenten, dan kost dat veel inspanning. Daarom is het slim om met alle 25 regio’s én samen te werken.”
Wat heb je geleerd in jouw jaren IBGS?
“Toen ik bij de brandweer kwam, 26 jaar terug, was de houding: ‘dat doen we zelf’. Ik kwam van het RIVM als stralingsdeskundige, en zag in de praktijk dat je juist elkaar nodig hebt. Er was een keer een acrylnitrillekkage bij station Amersfoort, waardoor het treinverkeer een dag stil lag. De gaspakdragers van de veiligheidsregio wisten niet hoe ze het moesten aanpakken. Terwijl specialisten van ProRail het snel oplosten. Waarom? Zij hoeven geen branden te blussen en mensen uit auto’s te halen. Zij kunnen zich volledig focussen op dit soort incidenten.”
“Een ander voorbeeld, uit België. In Wetteren liep acrylnitril via de riolering een dorp in en er was een grote gaswolk. Dat werd uiteindelijk opgelost door de bedrijfsbrandweer van BASF want die konden tientallen gaspakdragers dagenlang inzetten en hadden specialistische middelen.”
Wat maakt samenwerking rondom gevaarlijke stoffen zo cruciaal?
“Bepaalde incidenten met gevaarlijke stoffen komen zo weinig voor dat je er lokaal nauwelijks ervaring mee opdoet. Je kunt niet verwachten dat iedere regio álles paraat heeft. “Een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) uit de regio heeft de juiste kennis, maar ook die kent niet alle stoffen en bestrijdingsmogelijkheden uit het hoofd. De landelijk adviseur gevaarlijke stoffen (LA-IBGS) is dan een hulplijn. Om mee te denken en door te verwijzen naar specialistische teams of partners met specialistische kennis. En dan heb ik het over écht goed opgeleid en ervaren personeel. Een monteur van Sitech heeft vaak veel meer ervaring met gevaarlijke stoffen dan een gemiddelde brandweerman. Door dat landelijk te organiseren en samen te werken met partners, krijg je meer ervaring en lagere kosten.”
Waar gaat IBGS naartoe?
“We zijn de vrijblijvendheid voorbij, het is nu tijd voor borging van het landelijke brandweerspecialisme. We hebben afspraken nodig over landelijke coördinatie, regie en financiering. Niet alleen voor Nederland. Ook op Europees niveau. Als je met meerdere landen samenwerkt, krijg je één team dat langzaam maar zeker meer ervaring opdoet. Dan hoeft niet elk land eigen spullen aan te schaffen. Dat is goedkoper en effectiever. Zeker voor incidenten met lage frequentie maar hoge impact.”
Wat wil je meegeven aan je opvolger en aan het netwerk?
“Het gaat nooit om één persoon. Niet om landelijk coördinator Jan Jacobs. Je brengt samen dingen in beweging. Echte veranderingen hebben tijd nodig. Je plant zaadjes en wacht tot het water valt. Olav Strotmann, voorzitter van de vakraad Incidentbestrijding, zei laatst: ‘In jouw werk moet je naar vijf jaar kijken, niet naar vijf maanden.’ En dan zie je dat er wel degelijk veel in beweging is gezet. Specialistische bronbestrijdingsteams komen eraan. De samenwerking met RIVM en de bedrijfsbrandweren van de grote chemische bedrijven is echt vooruitgegaan. En vergeet de technologische ontwikkelingen niet, zoals AI en drones. Daar moeten we ook iets mee. Het toverwoord is en blijft samenwerking. Echt, echt, echt samenwerken.”
Bekijk ook
Evaluatie leergangen Gaspakdrager en Verkenner
24 juli 2025
Om leergangen up-to-date te houden, houdt het NIPV ze regelmatig tegen het licht. Dit jaar zijn de leergangen Gaspakdrager en Verkenner aan de beurt. Beide specialistische leergangen kunnen gevolgd worden door mensen met een diploma van de leergang Manschap. “Ik heb deze exotische leergangen al diverse keren gegeven”, zegt Mark-Olaf Sorkale, beleidsmedewerker risicobeheersing en adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) van Veiligheidsregio Groningen en tevens instructeur voor de BON (Brandweeropleidingen Noord). “Het zijn hele gedegen leergangen, maar het is goed dat ze weer afgestoft en bijgeschaafd worden. Ik heb het gevoel dat ze een aantal jaar geleden al goed zijn geactualiseerd. Het zou zonde zijn om ze nu niet bij te houden.”

Passie voor gevaarlijke stoffen
Als AGS ziet hij dat de leergangen dicht tegen zijn eigen specialisme aanschuren. “Ik heb een passie voor gevaarlijke stoffen. Van huis uit ben ik milieukundige, een studie met veel microbiologie en scheikunde. Processen van en wisselwerkingen in cellen/stoffen fascineren mij zeer! Om daarvan mijn werk te hebben kunnen maken en collega’s ook te kunnen laten leren, geeft veel voldoening en plezier. Soms hebben collega’s zoiets van: ‘gevaarlijke stoffen, dat is iets engs, hier kun je als brandweer niets mee’. Maar als ze er meer over weten en zaken kunnen meten en als ze dieper in de materie zitten, dan blijkt dat ‘enge’ reuze mee te vallen.”
Meetapparatuur en meettechnieken
Sorkale ziet het ook als een voordeel dat hij als instructeur ook AGS is. “In de praktijk werk je als gaspakdrager of verkenner altijd in combinatie met een AGS, dus in die zin is het ook een voordeel dat ik deze specialistische leergangen goed ken. Ik vind dat beide vrij goed zijn vormgegeven, met goede e-modules en goede omschrijvingen voor praktijkoefeningen en meetopdrachten. We gaan ook echt de diepte in: de deelnemers leren veel verschillende meetapparatuur kennen en verschillende meettechnieken. Echt inhoudelijk, ook achtergrond over stoffen. Zij weten dus echt hoe zij moeten meten en wat zij meten. Waar ik verbetering zie en wat hoor ik ook terug van studenten, is dat de aansluiting met het examen wat minder is. Daarom denk ik dat het heel goed is, dat deze leergangen geëvalueerd worden en aangepast als uit de evaluatie blijkt dat dat nodig is.”
Feedback belangrijk om kwaliteit te borgen en verbeteren
Meryem Çorum, onderwijskundige bij het NIPV, benadrukt het belang van de evaluatie. “Bij deze leergangen is het de eerste keer sinds ze ontwikkeld en geïmplementeerd zijn in 2020-2021. Voor ons is feedback van degenen die de leergangen de afgelopen jaren gevolgd hebben, heel belangrijk om de kwaliteit te borgen en te kunnen verbeteren. Alle input is welkom. We hopen dat dit proces aan het einde van dit jaar is afgerond en dat we dan aan de slag kunnen met het verbeteren van de leergangen Gaspakdrager en Verkenner!”
Meedoen aan de evaluatie?
Wil je ook meedoen aan de evaluatie van de leergangen Gaspakdrager en Verkenner? Of heb je feedback? Vul dan de vragenlijst in.