label Fysiek veilige leefomgeving

Optimalisatie van zorg voor slachtoffers na incidenten met gevaarlijke stoffen: publicaties geactualiseerd 

9 oktober 2024

Bij een incident met een gevaarlijke stof (IGS) bestaat de mogelijkheid dat slachtoffers gecontamineerd raken met deze stof. Dit brengt specifieke aandachtspunten met zich mee voor de hulpverleners. Het is belangrijk dat zij zich bewust zijn van de risico’s, maar ook beseffen dat deze beperkt zijn. Levensreddende zorg kan, zelfs met beperkte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), altijd doorgaan.

Samenwerking slachtofferzorg GS

Geactualiseerde leidraden voor hulpverleners 

Het is essentieel dat de hulpverlening aan de slachtoffers ter plaatse, de zorg onderweg en de zorg in het ziekenhuis snel, effectief, proportioneel en goed op elkaar afgestemd zijn. Er zijn drie documenten die een bijdrage leveren aan de zorg voor slachtoffers na incidenten met gevaarlijke stoffen, en die nauw aan elkaar gerelateerd zijn. Om deze up-to-date te houden en goed op elkaar af te stemmen, zijn deze documenten onlangs geactualiseerd.

Nieuwe Handreiking samenwerking bij slachtofferzorg bij incidenten met gevaarlijke stoffen

Het NIPV heeft de ‘Handreiking samenwerking bij slachtofferzorg bij incidenten met gevaarlijke stoffen‘ opgesteld met een werkgroep van betrokken partijen. Deze nieuwe handreiking vervangt de ‘Handreiking Decontaminatie’ (werkversie 1.1, 2019). In deze handreiking wordt de multidisciplinaire samenwerking in het veld bij hulpverlening aan slachtoffers bij een incident met gevaarlijke stoffen beschreven.

Het document is bestemd voor medewerkers van de brandweer, politie, ambulancezorg, GGD/GHOR, gemeente/bevolkingszorg en meldkamer. Het perspectief van de nieuwe handreiking is wezenlijk anders dan van de oude Handreiking Decontaminatie: van decontaminatie naar optimale zorg voor het slachtoffer (waar decontaminatie onderdeel van kan zijn). Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de deskundigen van de hulpdiensten, te weten de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), de gezondheidskundig adviseur gevaarlijke stoffen (GAGS) en de Teamleider CBRN-Explosieven Veiligheid (TEV), en hun officieren van dienst.

Rapport ‘Eigen veiligheid in perspectief’ vernieuwd 

Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het UMC Utrecht heeft het rapport ‘Eigen veiligheid in perspectief’ vernieuwd. In de afgelopen jaren is onder medische hulpverleners de bezorgdheid over hun eigen veiligheid tijdens decontaminatie of behandeling van chemisch gecontamineerde patiënten toegenomen. Deze angst kan leiden tot het uitstellen van levensreddende zorg of tot grootschalige evacuatie en tijdelijke sluiting van een spoedeisende hulp. Dit rapport legt uit dat gecontamineerde patiënten voor hulpverleners een zeer beperkt risico vormen en bespreekt het proportioneel gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Het rapport is een verdere uitwerking van een eerder door het NVIC gepubliceerd internationaal artikel over dit onderwerp en richt zich naast ziekenhuispersoneel ook op ambulancezorgprofessionals. Een samenvatting van het rapport is ook beschikbaar in een videopresentatie.

Bekijk het rapport op de website van het UMC

Leidraad Acute ziekenhuiszorg (van patiënten) na incidenten met gevaarlijke stoffen

In 2022 publiceerde het NVIC nieuwe inzichten in de risico’s voor hulpverleners rondom gecontamineerde patiënten. Dit vormde voor het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) de aanleiding voor het opstellen van de Leidraad Acute ziekenhuiszorg (van patiënten) na incidenten met gevaarlijke stoffen. De leidraad beschrijft onder andere een uniforme, proportionele en haalbare werkwijze voor alle medewerkers die betrokken (kunnen) zijn bij de ziekenhuisopvang van slachtoffers van incidenten met gevaarlijke stoffen (IGS). Daarnaast bevat de leidraad de benodigde faciliteiten, materialen en middelen, de rollen en taken van hulpverleners in het decontaminatieproces en de aanbevolen opleidings-, trainings- en oefenactiviteiten (OTO). Ten slotte beveelt de leidraad een praktische PBM-set aan die voldoende bescherming biedt, snel kan worden aangetrokken en hulpverleners niet hindert bij het uitvoeren van medische handelingen. De leidraad is tot stand gekomen na consultatie van medewerkers in ziekenhuizen en verschillende relevante externe partijen (zoals toxicologen, GAGS en het NVIC) en is afgestemd met betrokken partijen.

Bekijk de leidraad, deel A en B, van het LNAZ

Bekijk ook

label Fysiek veilige leefomgeving

Oefening STH en USAR.NL met explosie portiekflat

8 oktober 2024

Tijdens hun jaarlijkse oefening werkten het landelijke Specialisme technische hulpverlening (STH) en USAR.NL samen met de lokale brandweer om zes slachtoffers uit een ingestorte portiekflat te bevrijden. Door te oefenen, verbeteren de specialistische teams hun kennis en gaat samenwerken tijdens een daadwerkelijk incident gemakkelijker. Veiligheidsregio’s kunnen een beroep doen op de teams bij incidenten waarbij instortingsgevaar dreigt of wanneer slachtoffers met een standaardinzet niet te bereiken zijn. 

STH en USAR.NL oefenen met explosie portiekflat
Foto: Megin Zondervan.

‘Explosie’ in portiekflat in Leeuwarden

De jaarlijkse oefening was vorige week en duurde vijf dagen. Theo Uffink, adviseur en trainer bij het NIPV, was medeorganisator van de oefening. “Elk van de vijf STH-teams kwam een dag naar Leeuwarden toe om het scenario door te lopen samen met een USAR.NL-team. Van tevoren wisten zij het precieze scenario niet, zodat de oefening zo echt mogelijk was.”

Eenmaal ter plaatse krijgen de teams te horen dat er in een portiekflat op 3 hoog een explosie was. Zes woningen zijn zwaar beschadigd of helemaal weg. De lokale brandweer verricht metingen omdat er ook nog eens een gaslucht geroken is. Het is aan het STH-team en het USAR.NL-team om het lokale gezag te adviseren en goed samen te werken tijdens het zoeken en bevrijden van slachtoffers.

Oefenlocatie vinden is niet gemakkelijk

Uffink vertelt dat het jaarlijks vinden van een locatie een hele klus is. “Aan de oefening doen vijf dagen lang elke dag andere teams mee die uit het hele land komen. We plannen de oefening al ver van tevoren in, zodat iedereen erbij kan zijn. Je moet dan wel een locatie vinden die gepland staat voor sloop precies op het moment dat onze jaarlijkse oefening gepland staat.” Is er een locatie op het oog, dan heeft de organisatie contact met de eigenaar, met de sloper en soms ook met de gemeente voor verkeersmaatregelen.. “Vorig jaar hadden we pas twee weken van tevoren een geschikte plek. Daarom ben ik heel blij met STH Noord, want zij hebben dit jaar de locatie aangedragen en heel veel regelwerk gedaan. Daarom hebben we nu zo’n goede locatie voor de oefening.”

Specialistische technische kennis bij grote of complexe incidenten

Wally Paridaans, landelijk coördinator STH, vertelt wanneer STH en USAR.NL ingezet worden: “Iedere veiligheidsregio levert technische hulpverlening, bijvoorbeeld als een slachtoffer bekneld zit. Bij complexe of grote incidenten kan het lokale gezag STH vragen om extra specialistische bijstand. USAR.NL helpt zo nodig ook met het zoeken en redden van bedolven slachtoffers. Zij vullen STH dan weer aan met onder meer zoekhonden en specialistische verpleegkundigen.”

Naadloze samenwerking tijdens een incident

Tijdens een echt incident kunnen STH en USAR.NL de lokale brandweer ondersteunen met specialistische kennis. Uffink: “Naadloze samenwerking is belangrijk om slachtoffers veilig en snel te bevrijden. De teams zetten hier dan ook op in tijdens de oefening. Elkaars expertise gebruiken ze bijvoorbeeld bij het stabiliseren van een pand en het zoeken naar slachtoffers met zoekhonden.”

Specialisme technische hulpverlening doorontwikkelen

Waar Uffink tijdens de oefendagen de rol van oefenleider had, was Paridaans eerder toeschouwer. “Ik ben meer degene die de STH-teams up-to-date houdt. Ik stimuleer samenwerking en het delen van expertise, faciliteer en ontwikkel het specialistische materieel en onderhoud de contacten met de portefeuillehouder in de Vakraad Incidentbestrijding van Brandweer Nederland. Tijdens de oefendagen heb ik goed werk gezien van STH-specialisten en ook een fijne samenwerking met de USAR.NL-teams en de lokale brandweer.”

“De STH-teams hebben zich sinds 2016 ontwikkeld tot een stabiele eenheid waarop de regio’s een beroep kunnen doen in de vorm van een advies en reddingen. Maar de wereld verandert en we bereiden ons ook voor op toekomstige risico’s. Denk aan een complexe instorting tijdens een hevige storm. Of meer hoogbouw waarbij je op grote hoogte mensen redt. We zien voldoende draagvlak en uitdaging om onszelf hierop voor te bereiden”, sluit Paridaans af.

label Veilige energietransitie

Rapport ‘Bestuurlijke aspecten van veiligheid in de energietransitie’ geeft inzicht in veiligheidsrisico’s voor lokale bestuurders

7 oktober 2024

Het NIPV heeft in opdracht van portefeuillehouder Veilige energietransitie van het Veiligheidsberaad, burgemeester Snijders van Zwolle, een verkennende studie uitgevoerd naar de grootste veiligheidsrisico’s voor de samenleving als gevolg van de energietransitie.

Grote batterij voor windmolens

Inzicht in veiligheidsrisico’s

Het rapport behandelt drie vragen:

  1. Welke veiligheidsrisico’s van de energietransitie zijn het grootst?
  2. Welke partijen spelen een rol in de energietransitie in Nederland en welke middelen hebben zij tot hun beschikking om met de grootste geïdentificeerde risico’s om te kunnen gaan?
  3. Wat kunnen we leren van de manier waarop landen die vergelijkbaar zijn met Nederland omgaan met grote veiligheidsrisico’s van de energietransitie?

De resultaten van deze verkennende studie geven een overzicht van de meest relevante risico’s. Daarnaast worden de instrumenten verkend die regionale en lokale bestuurders tot hun beschikking hebben om met deze, soms nieuwe, risico’s om te gaan.

Drie risico’s vragen bijzondere aandacht

Uit dit onderzoek volgen drie risico’s die bijzondere aandacht vergen van het Veiligheidsberaad. Deze risico’s hebben namelijk zowel een reële kans van optreden als ook mogelijk ernstige effecten:

  • Een toenemende elektrificatie van processen in woningen in samenhang met het toepassen van meer ‘duurzame’ materialen in de woonomgeving.
  • Een groeiend aantal (grootschalige) batterij-elektrische energieopslagsystemen.
  • Toenemend transport van gevaarlijke stoffen als gevolg van de energietransitie.

Het rapport maakt duidelijk dat regionale en lokale bestuurders beperkte mogelijkheden hebben om met de drie geïdentificeerde risico’s om te gaan.

label Fysiek veilige leefomgeving

Onderzoeksresultaten lectoraat Brandweerkunde breed bekend, relevant en toegepast

3 oktober 2024

Kennis krijgt pas waarde als deze wordt benut. Uit een evaluatieonderzoek van het NIPV blijkt dat de onderzoeken van het lectoraat Brandweerkunde goed worden beoordeeld. “En, nog mooier, dat de resultaten worden gebruikt in de brandweerpraktijk”, vertelt lector Brandweerkunde Ricardo Weewer. Een van de aanbevelingen is om vooral bij het verspreiden van kennis nog nauwer en gestructureerder samen te werken met de brandweer. En om aan te sluiten bij de leervoorkeuren van brandweermensen. “Onderzoeksresultaten kunnen dan nog beter landen in het veld.”

Brandweermensen luisteren naar instructeur op oefenavond in kazerne

Inzicht in kennis verspreiden en kennis benutten

Het NIPV heeft de evaluatie gedaan om helder te krijgen of het onderzoek dat het lectoraat Brandweerkunde heeft gedaan ook daadwerkelijk effect heeft. Weewer: “Met andere woorden, of brandweermensen bekend zijn met de onderzoeksresultaten. En of ze de kennis waarderen en echt toepassen in hun werk. Ook hebben we onderzocht of de verschillende manieren van kennisverspreiding hierbij hebben geholpen.”

Het onderzoek bestond uit een literatuurstudie, gebruiksanalyse, (groeps)interviews en een enquête. “Bijna 1600 brandweermensen vulden voor ons de enquête in. Een prachtige respons, waar we heel blij mee zijn. Dit geeft aan dat onze onderzoeken belangrijk worden gevonden”, zegt Weewer.

Verschillende publicatievormen en deelname brandweermensen aan onderzoeken

De belangrijkste conclusies van het evaluatieonderzoek zijn:

  • De impact van de onderzoeken is heel groot door het grote bereik, de hoge waardering en de toepassing van onderzoeksresultaten in de praktijk. Door verschillende publicatievormen te gebruiken, sluit het NIPV aan bij de behoeften van repressieve en niet-repressieve brandweermensen. Participerend onderzoek zorgt voor een hogere waardering. Dit is onderzoek waarbij brandweermensen nauw betrokken zijn geweest of waaraan ze hebben meegewerkt.
  • De leervoorkeuren van de brandweermensen zijn een combinatie van doen, luisteren, kijken en lezen. Deze leervoorkeuren spelen een belangrijke rol bij de waardering van de inzichten uit de onderzoeken: de waardering is hoog wanneer de publicatievormen goed aansluiten op de voorkeuren. Dit benadrukt het belang van doelgroepgerichte kennisverspreiding.
  • Brandweermensen ervaren belemmeringen in de structuur en het proces van kennisverspreiding binnen de brandweer. Hierdoor zijn er verschillen in kennis tussen pas opgeleid en ervaren brandweerpersoneel, en tussen beroepskrachten en vrijwilligers. Leidinggevenden en vakbekwaamheidsmedewerkers vinden het lastig om onderzoeksresultaten te verspreiden. Dit omdat veranderingen soms snel gaan en er te weinig structuur en middelen zijn.

Brandweer blijven betrekken bij kennis verspreiden

Uit de evaluatie komt een aantal aanbevelingen naar voren voor het NIPV en voor de brandweer:

  • Ga als NIPV door met participerend onderzoek en betrek de brandweer bij de uitvoering van het onderzoek en bij de verspreiding van de onderzoeksresultaten.
  • Blijf als NIPV kennis verspreiden via een combinatie van verschillende publicatievormen die aansluiten bij de leervoorkeuren van brandweermensen.
  • Zorg als brandweer voor meer landelijke regie bij het vertalen van onderzoeksresultaten naar de praktijk. Afstemming tussen vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven, bevordert een uniforme en efficiënte kennisdeling.

Evaluatie lectoraat Brandweerkunde

Onder leiding van een externe evaluatiecommissie vond op 16 september jl. de evaluatie plaats van het lectoraat Brandweerkunde. Samen met stakeholders uit de beroepspraktijk en met interne stakeholders werd gereflecteerd op de wijze waarop en de mate waarin het lectoraat de afgelopen 10 jaar zijn ambities heeft gerealiseerd. Het doel van de evaluatie is om het onderzoek en de rol van het lectoraat Brandweerkunde te versterken. Het evaluatierapport verschijnt binnenkort.


Welke publicatievormen waarderen brandweermensen het meest?

  • Doen: instructie, praktijktraining, oefenavonden, oefeningen, demo’s, proefjes
  • Luisteren: verhalen van collega’s, webinars
  • Kijken: (leer)films, video’s, animaties
  • Lezen: samenvattingen, kennispublicaties, casuïstiek

Het eerste landelijke traineeship omgevingsveiligheid is een feit

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Van 13 jonge mensen gaat daadwerkelijk het hart sneller kloppen bij termen als crisismanagement, ruimtelijke ordening, (fysieke) veiligheid, procesindustrie en chemie. Zij nemen deel aan het traineeship omgevingsveiligheid van de veiligheidsregio’s en worden opgeleid tot specialist ruimtelijke veiligheid of specialist industriële veiligheid van de toekomst.

Deelnemers aan het traineeship omgevingsveiligheid
Deelnemers aan het traineeship omgevingsveiligheid. Foto: Megin Zondervan.

Het traineeship is ontwikkeld door het LEC Industriële Veiligheid in samenwerking met het NIPV en het netwerk Industriële Veiligheid. Begin dit jaar hebben de tien deelnemende veiligheidsregio’s en Brandweer Nederland de handen ineengeslagen en gezamenlijk een wervingscampagne voor het tweejarig traineeship omgevingsveiligheid opgezet. Deze campagne was zeer succesvol; er waren zelfs meer geschikte kandidaten dan beschikbare plaatsen. In alle deelnemende veiligheidsregio’s is een trainee aangenomen, waardoor het traineeship met een volle groep in september van start kon gaan!

Verbinding

Op 11 september zijn de trainees gestart met een driedaagse introductie. Na de ontvangst met lunch werden de verwachtingen gedeeld. Als nummer één kwam naar voren het verbinden en het elkaar kunnen vinden. Maar ook gezelligheid en inzicht in de opbouw van het traineeship scoorden goed. Na de lunch opende Jolanda Trijselaar (algemeen directeur/regionaal commandant Midden- en West-Brabant en portefeuillehouder Industriële Veiligheid binnen de RCDV) de driedaagse met een inspirerend verhaal.

Investeren in jong talent

Al jaren investeren de 25 veiligheidsregio’s in het opleiden van toekomstig repressief leidinggevenden, bijvoorbeeld door de voltijds officiersopleiding. Maar nooit eerder pakten ze het zo groots aan voor medewerkers risicobeheersing. Jolanda Trijselaar: “En terecht, want onze kennis en kunde op het gebied van risicobeheersing en brandpreventie is ontzettend groot en waardevol voor gemeenten en hun inwoners. Door goede adviezen proberen we de kans op incidenten te voorkomen. In onze snel veranderende samenleving is dat best spannend gezien de vele nieuwe risico’s die voortkomen uit onder andere de energietransitie en klimaatverandering. Extra belangrijk om in jonge talenten te investeren en hen mee te nemen in deze ontwikkelingen.”

Teambuilding

De 3 dagen stonden vooral in het teken van teambuilding. Persoonlijke drijfveren, inzicht in gedragsstijlen van de trainees, samen sporten en samen eten, en samen brandjes blussen zorgden ervoor dat er al snel sprake was van een mooie verbinding tussen de trainees. Er is een hele mooie basis gelegd voor de komende twee jaar, waar de trainees in hun eigen regio aan de slag gaan met advisering, vergunningverlening en toezicht en als groep gezamenlijk het scholingsprogramma volgen.

Vooruitblik

In de week daarna waren de trainees te gast bij het NIPV voor de startbijeenkomst van de leerlijn. Linda van de Ven heeft de trainees meegenomen in de inhoud van het lesprogramma, ook is er een bezoek gebracht aan het brandweer monument. Een indrukwekkend moment, waarbij de keuze voor dit vakgebied nog meer betekenis kreeg voor de trainees. Naast het opdoen van vakinhoudelijke kennis wordt binnen het traineeship ruim aandacht besteed aan persoonlijke ontwikkeling en het opbouwen van een netwerk binnen en buiten de veiligheidsregio’s.
Wij zullen jullie gedurende het traineeship op de hoogte houden van de reis van deze groep gemotiveerde jonge talenten!


SIV’er in de praktijk: Maureen Radstok

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Maureen Radstok werd al in haar studietijd geboeid door de industrie en koos voor de opleiding chemische technologie aan de Hogeschool Utrecht. Eenmaal werkzaam in de chemie, ontdekte zij dat in die wereld alles staat of valt met veiligheid. Zo werd haar tweede passie geboren, die haar uiteindelijk bracht in haar huidige functie: adviseur industriële veiligheid bij Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. En via periodieke gastcolleges brengt Maureen Radstok haar in de praktijk opgedane kennis ook weer terug naar de collegezalen waar ooit haar eigen carrière begon. “Veilige industrie begint bij onderwijs, door al in de opleiding met scenariokennis het veiligheidsbewustzijn te stimuleren.”

Maureen Radstok
Maureen Radstok.

Na haar studie in Utrecht werkte Maureen enkele jaren in de laboratoriumwereld; eerst bij Shell Chemie en daarna bij de Universiteit Twente. Daar werd haar interesse gewekt in de veiligheidsaspecten in het werkveld chemie en industrie. “De chemie is een hele boeiende wereld, want de samenleving is voor ontelbaar veel producten afhankelijk van chemie. Maar het is ook een wereld met risico’s en gevaren. Toen ik kennis begon te vergaren over veilige werkomstandigheden en omgevingsveiligheid van de industrie, besloot ik mij daar verder in te specialiseren. Misschien is dat idealisme: dat je met je kennis en kunde wil bijdragen aan het veiliger maken van de samenleving.”

Samenwerking belangrijk

In 2021 maakte Maureen de overstap naar de overheid en ging ze aan de slag als inspecteur brandveiligheid en industriële veiligheid. bij Veiligheidsregio Utrecht (VRU). “Het was een leuke job, waarbij ik 50 procent van mijn tijd bezig was met brandveiligheid van bouwwerken en de overige vijftig procent met inspecties van Sevesobedrijven. De VRU kent maar een handjevol bedrijven in die categorie, maar door de samenwerking van de VRU met andere regio’s in het cluster ‘Noordwest’ voerde ik ook inspecties uit in andere regio’s. Dan ervaar je dat industriële veiligheid een ‘niche’ specialisme is, dat de veiligheidsregio’s met hun gezamenlijke expertise moeten invullen. Wat ik direct aantrekkelijk vond aan mijn werk was dat je door die samenwerking een groot werkgebied hebt, met veel variatie in bedrijven. Groot en klein en met uiteenlopende typen risico’s en aandachtspunten.”

Volledige IV-specialisatie

“Ik wilde mij graag volledig specialiseren in de industriële veiligheid en toen die kans zich voordeed met een vacature in Amsterdam-Amstelland, besloot ik die te grijpen. Vorig jaar volgde ik de leergang Specialist Industriële Veiligheid en in januari dit jaar ben ik begonnen in Amsterdam-Amstelland. Het team Industriële Veiligheid is klein, omdat we een relatief kleine regio zijn qua werkgebied, maar er is wel veel industriële dynamiek. En ook voor mijn nieuwe werkplek geldt: we doen het samen met de andere regio’s in het samenwerkingscluster, dus we wisselen vaak inspecteurs uit. Ik heb bijvoorbeeld ook nog een Utrechts bedrijf op mijn lijstje staan voor een Seveso-inspectie dit jaar.”

Opvolging

Terugblikkend op haar eerdere werkpraktijk in de chemie en de advieswereld, vat Maureen samen wat haar in het veiligheidsdomein meer aanspreekt dan in het bedrijfsleven: “Ik vind het wezenlijk dat adviezen en ook inspectierapportages een goede opvolging krijgen. Mijn ervaring in de advieswereld was dat soms veel tijd in een rapportage wordt gestoken, maar dat zo’n rapport dan in een kast belandt waarna er niets mee gebeurt. Met mijn huidige werk kan ik echt bijdragen aan het veiligheidsniveau van de industrie. Door scherp te zijn bij inspecties, te rapporteren en ook de opvolging door het bedrijf in de gaten te houden via herinspectie. Zijn gesignaleerde tekortkomingen opgelost en zijn de verbeterpunten uitgevoerd? Dat is een mooi proces; het is belangrijk werk wat we als adviseurs en inspecteurs IV doen. Overigens zijn er in het werkgebied Noordwest bedrijven waarvoor ik eerder in mijn adviespraktijk adviezen heb geschreven. Daar ben ik heel open in en als zo’n bedrijf op de lijst staat voor een inspectie, bespreek in met mijn collega’s wie die inspectie gaat doen. Ik wil niet in een situatie komen dat ‘de slager zijn eigen vlees keurt’.”

Creativiteit

Maureen komt bij haar werk als inspecteur in contact met allerlei typen bedrijven en ziet grote verschillen in bedrijfsvoering en professionaliteit. Omstandigheden om bij de inspecties rekening mee te houden. “Kleine bedrijven hebben vaak maar een heel beperkte personele staf, maar vallen vanwege hun processen en aanwezige stoffen toch onder de Sevesorichtlijn. Ze moeten dus aan dezelfde strenge eisen voldoen als hun ‘grotere broers’ in de chemie, maar moeten vaker externe expertise inhuren dan de grote namen die professionele afdelingen hebben voor risicomanagement en arbeidsveiligheid. Ik zie soms wel mooie voorbeelden van hoe die kleine bedrijven met een creatieve aanpak toch het veiligheidsbewustzijn onder hun medewerkers op peil houden. En in plaats van een hitech digitaal risicomanagementsysteem hebben ze soms hun veiligheidsmanagement nog op papier beschreven. Áls het maar vastgelegd en toetsbaar is, daar gaat het om.”

Gastcolleges

Maureen is de studiebanken van de Hogeschool Utrecht al lang ontgroeid met haar jarenlange carrière in de veiligheidspraktijk, maar toch is ze nog met enige regelmaat in de collegezaal te vinden. Maar dan aan de andere kant van de tafels, als gastdocent. “De Hogeschool heeft mij gevraagd of ik de nieuwe lichtingen studenten chemische technologie vanuit mijn praktijkkennis basale kennis over risico’s en scenario’s wil bijbrengen. In de tijd dat ik zelf de studie volgde was er voor de veiligheidsaspecten van de chemie nog niet of nauwelijks aandacht. In dat opzicht is er wel wat verbeterd. Het is een goede zaak dat aankomend chemieprofessionals niet alleen iets leren over chemische reacties en processen, maar ook over de risico’s van de stoffen en processen waarmee zij werken. Voor de werknemers van het bedrijf en voor de omgeving. Ik geef die gastcolleges samen met een adviseur gevaarlijke stoffen en we bespreken soms ook praktijkvoorbeelden van incidentcasuïstiek. Door al in de onderwijsfase de kiem te leggen voor risico- en scenariokennis bereiken we dat de toekomstige generatie industriële professionals iets meer door een ‘veiligheidsbril’ naar hun werk kijkt.”


Save the date: Netwerkdag 14 november

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Reserveer donderdag 14 november alvast in uw agenda: dan vindt de halfjaarlijkse netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) plaats op de vertrouwde locatie, het NIPV in Arnhem. Het programma is vrijwel rond en staat deze keer in het teken van ‘transities’. En met reden want de energie- en grondstoffentransitie leiden de komende jaren tot ingrijpende veranderingen van inrichting en processen in de industrie. En daar hebben de veiligheidsregio’s, als adviseurs en toezichthouders op de industriële veiligheid ook iets van te vinden.

Na de aftrap door Ron Bouwman, programmamanager van het LEC IV komt de ‘keynote’ in het ochtendprogramma van burgemeester dr. Laurens de Graaf van Lopik. Naast zijn rol als burgemeester is De Graaf actief in het hoger onderwijs. Hij doceert publiek ondernemerschap en strategie aan master studenten bestuurskunde (Universiteit van Tilburg). Een bestuurder met kennis op het gebied van transities, want vóór zijn burgemeesterschap was hij lector Organiseren van verandering in het publieke domein aan de Hogeschool Utrecht. De Graaf heeft al aangegeven er een interactieve presentatie van te maken en gaat graag met de deelnemers in debat over de transitiethema’s.

Het ‘rondje regio’s’ is een vertrouwd onderdeel in het ochtendprogramma. De organisatoren van de netwerkdag trekken daar wel iets meer tijd voor uit, omdat de regiocoördinatoren in eerdere edities de tijd wat krap vonden om de in hun werkgebied lopende ontwikkelingen en projecten goed te benoemen. Naast de coördinatoren zullen ook enkele directeuren veiligheidsregio aansluiten.

Workshops

Na de lunch kunnen de deelnemers kiezen uit diverse workshops. Op eerdere netwerkdagen waren er vier workshops, maar gelet op het belangrijke hoofdthema van de dag wil de organisatie nu meer inhoudelijke interactieve content aanbieden, om zo veel mogelijk kennis over het thema transities te delen. Vier workshops zijn al ingevuld, over respectievelijk ‘Klimaatadaptatie en waterstof’, ‘Totstandkoming van een PGS’, ‘Hoe veilig is die circulaire economie nu eigenlijk?’ en ‘Blusschuimtransitie; actuele informatie vanuit diverse spelers’. Aan de invulling van een vijfde themaworkshop wordt gewerkt.

Voor wie?

De netwerkdag staat open voor toezichthouders, adviseurs, vergunningverleners en juristen met specialisatie industriële veiligheid van de veiligheidsregio’s en de inspectiepartners. Ook de nieuwe generatie IV-professionals geeft acte de présence. De eerste dertien deelnemers aan het traineeship omgevingsveiligheid, die recent zijn begonnen aan hun opleiding bij de diverse veiligheidsregio’s, zijn uitgenodigd om het programma bij te wonen.

Meer informatie en aanmelding

Bekijk meer informatie en aanmelding voor de Netwerkdag LEC Industriële Veiligheid: transities industriële veiligheid.


IMPEL-seminar: lessons learned van incidenten

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Op 3 september jl. vond in Den Haag een seminar plaats van IMPEL, een Europese netwerkorganisatie voor overheidsdiensten belast met uitvoering en handhaving van milieuwetgeving. Het thema van de bijeenkomst was: lessons learned van incidenten. Ook Seveso+ en het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) waren vertegenwoordigd en vanuit het Nederlandse IV-netwerk werd een casus behandeld uit Midden- en West-Brabant. Geen echt industrieel incident eigenlijk, maar niettemin een leerzame casus: ‘Hoe kan onnodige bestuurlijke onrust worden voorkomen als er twijfels zijn over de integriteit van vitale processen in een Seveso-bedrijf bij problemen met de stroomvoorziening?

Het Europese IMPEL-netwerk houdt elke twee jaar een themaseminar over het leren van industriële incidenten. Tijdens het seminar van 3 september kwam het internationale Seveso-netwerk bijeen in Den Haag. Circa 130 mensen namen aan de bijeenkomst deel, waarvan 45 buitenlandse gasten. Zij hoorden onder andere van Erwin de Bruin van Seveso+ hoe Nederland het Seveso-toezicht heeft georganiseerd, via een unieke samenwerkingsformule van inspectiediensten.

Casuïstiek belangrijk

Henk van Wetten, die namens het LEC IV betrokken was bij de voorbereiding van het seminar, spreekt over een leerzame bijeenkomst: “Het delen van kennis over incidenten, nationaal en internationaal, is van wezenlijk belang om te leren en om die lessen om te zetten in beleid. Casuïstiek bepaalt ook in belangrijke mate het werk van adviseurs en inspecteurs in de risico-industrie. Incidentscenario’s zijn immers input voor het formuleren van eisen en -maatregelen om relevante veiligheidsrisico’s in de industrie te beheersen.”

Een opvallende rode draad in de behandeling van verschillende internationale casussen was volgens Van Wetten het belang van een goede veiligheidscultuur. “Dat kwam in een aantal presentaties terug. Niet voor niets verwerken we de veiligheidscultuur in onze inspectiemethodiek LBR. Leerzaam was ook de behandeling van een buitenlands waterstofincident. Net als andere landen staat ook Nederland aan de vooravond van een grote grondstoffen- en energietransitie, waarin waterstof een rol gaat spelen. Als er internationaal al ervaring is met incidentscenario’s rond waterstofproductie of -transport, kunnen we de lessons learned daarvan binnen het Nederlandse IV-netwerk benutten; zowel qua advisering en toezicht als qua incidentbestrijding.”

Stroomvoorziening

Te midden van de internationale casuïstiek was de Nederlandse bijdrage van Rob Kerste van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant een beetje een ‘vreemde eend in de bijt’. De casus betrof problemen met de stroomvoorziening bij een Seveso-bedrijf, waarbij vooral de beeldvorming en de communicatie belangrijke leerpunten waren. Een acuut incident was het besproken scenario niet, want van daadwerkelijke stroomuitval en bedreiging van vitale processen in de inrichting was geen sprake. Energievoorziening en back-up voor instandhouding van vitale processen en systemen is niettemin een belangrijk thema. Curieus was dat tijdens de presentatie van de Brabantse leercasus wél daadwerkelijk sprake was van een grote stroomuitval in het Rotterdamse Botlekgebied, waardoor tientallen bedrijven werden getroffen. Een situatie die door Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zelfs werd opgeschaald naar GRIP 2.

Communicatie

Waarom draaide het in de Brabantse casus? Primair om onduidelijkheid, verkeerde beeldvorming en gebrek aan communicatie, legde Kerste de aanwezige experts op het seminar uit. Een chemiebedrijf meldde problemen met versleten en onbetrouwbare elektriciteitskabels die het terrein van stroom voorzagen en die moesten worden vervangen. Voor die herstelfase van oud naar nieuw had het bedrijf maatregelen genomen met noodaggregaten om de energievoorziening voor essentiële veiligheids- en controlesystemen te waarborgen. Zodat in een noodsituatie van daadwerkelijke stroomuitval de risicovolle installaties op verantwoorde manier konden worden stilgelegd.

Kerste: “Het bedrijf behandelde deze situatie als een ‘routinekwestie’ en deed de informatie over de getroffen noodmaatregelen af met een korte memo. Door dat gebrek aan informatie ontstond bij de gemeente een onjuist beeld over de scenario’s die zich zouden kunnen voltrekken. En was het beeld dat het bedrijf ieder moment in de lucht kon vliegen als gevolg van een fatale storing. De gemeente had simpelweg onvoldoende informatie om erop te kunnen vertrouwen dat de veiligheid bij het bedrijf in haar achtertuin goed geborgd was.”

De veiligheidsregio had die informatie ook niet. Daar had men eigenlijk vooraf een heldere situatiebeschrijving en feitenanalyse willen hebben over wat er precies aan de hand was met de stroomvoorziening en welke risico’s dat kon opleveren, mét een duidelijk plan van aanpak en een gezamenlijk gesprek om de noodmaatregelen en het plan van aanpak toe te lichten. Kerste: “Uiteindelijk hebben wij het initiatief genomen om gemeente, bedrijf en omgevingsdienst bij elkaar te brengen en zelf ook onderzoek te doen. Uit ons onderzoek bleek dat het bedrijf de zaken eigenlijk best goed voor elkaar had en dat alle vitale systemen waren geborgd middels noodstroom en back-upmaatregelen. Het gebrek aan communicatie daarover leidde tot veel onrust die te voorkomen was geweest.”

Lessen

De belangrijkste lessen die Kerste de deelnemers aan het IMPEL-seminar meegaf, waren:

  • Ga actief op zoek naar de benodigde informatie en vraag om concrete analyses, plannen en toelichting.
  • Zorg ervoor dat bij verwachte mogelijke problemen met energievoorziening vroegtijdig de juiste personen aan tafel zitten en dat de feiten over de situatie helder zijn.
  • Zorg ervoor dat ‘iedereen in dezelfde film zit’. Gemeente en bedrijf hebben uiteenlopende belangen en hebben niet het zelfde urgentiegevoel om informatie te delen.

Grotere batterijopslag, grotere risico’s!

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) ziet de ontwikkelingen rond opslagvoorzieningen voor lithium-ion batterijen met zorg tegemoet. De PGS 37-2 geeft veiligheidsrichtlijnen voor dergelijke opslagen, met als uitgangspunt dat opslagcompartimenten niet groter zijn dan maximaal 2500 m2. In het bedrijfsleven groeit, als gevolg van de energietransitie, de roep om grotere batterijopslagvoorzieningen. Grote opslagen houden deze betaalbaar. In de praktijk blijken bevoegde gezagen die veel grotere opslagvolumes, soms wel meer dan het tienvoudige, ook steeds vaker te vergunnen. Bedrijven en omgevingsdiensten uiten de wens een handreiking voor veiligheidsmaatregelen voor opslagen groter dan 2500 m2 te ontwikkelen. Niet zonder meer doen, is de mening van Jan Meinster van het LEC IV. Immers grotere volumes geven ook andere scenario’s en effecten.

Betaalbare energietransitie versus het veiligheidsbelang

Het is een dilemma waar zowel beleidsmakers als toezichthouders mee worstelen: het belang van een betaalbare energietransitie versus het veiligheidsbelang. De elektrificatie van de samenleving, in het bijzonder van de mobiliteit (fietsen, scooters, auto’s) is niet te stuiten en daarom neemt de vraag naar lithium-ion batterijen als energiedragers sterk toe. In dagblad Trouw was op 6 september jl. te lezen dat de verwachte vraag naar batterijen in Europa in 2030 vijfmaal zo groot is als in 2023. Fabrikanten hebben dan ook steeds meer behoefte aan opslagruimte voor lithium-ion accu’s. Zij vragen bevoegde gezagen bij de vergunningverlening dan ook om grotere opslagvolumes toe te staan dan de maximaal 2500 m2 die momenteel als grens wordt gesteld in de geldende veiligheidsrichtlijn, de PGS 37-2.

Overgangssituatie

Feitelijk is momenteel sprake van een overgangssituatie. Er bestaan al grotere opslagen, omdat er tot het van kracht worden van de PGS 37-2 geen regelgeving was voor de grootschalige opslag van lithium-ion batterijen. Ze werden als ‘ongevaarlijke koopmansgoederen’ beschouwd en opgeslagen in grote loodsen, soms in combinatie met andere goederen. Bedrijven die nu vergunningaanvragen doen op basis van de PGS 37-2 voelen een ongelijkheid met bedrijven die grootschalige opslag zónder toepassing van de PGS 37-2 hebben gerealiseerd. Het is in dat soort gevallen ‘gewoon’ dat huidige situaties die niet voldoen worden verbeterd of gesaneerd. Enkele veiligheidsregio’s kiezen ervoor om voor bestaande opslagsituaties maatwerk mogelijk te maken waarmee een verbetering in de veiligheid wordt bereikt, maar niet aan de PGS 37-2 wordt voldaan.

Bedrijven geven aan dat door de realisatie van compartimenten van maximaal 2500 m2 de opslagvoorziening te duur wordt en daarmee de opslag van batterijen niet rendabel zou zijn. Omgevingsdiensten maken zich door dergelijke berichten zorgen over de voortgang van de energietransitie, waarin batterijen een zeer belangrijke component zijn.

Onbeheersbaar

“Die 2500 m2 is niet voor niets gekozen als uiterste grens voor een veilige opslag”, betoogt beleidsmedewerker Jan Meinster van het LEC IV. “De richtlijn gaat uit van een vloeroppervlak van maximaal 50 bij 50 meter, omdat bij die afmetingen in geval van brand nog een effectieve defensieve buiteninzet mogelijk is. Bij grotere vloeroppervlakken is dat niet mogelijk, waardoor het risico van een onbeheersbare en zeer langdurige brand met toxische uitstoot veelal onacceptabel groot zal zijn. Want zo’n brandscenario zal grote en langdurige effecten hebben op de gezondheid en het milieu en kan andere maatschappelijke processen en bedrijvigheid in de omgeving van de opslag langere tijd ernstig verstoren. Bovendien zal ook een langdurige inzet van de brandweer nodig zijn, die ten koste gaat van de paraatheid voor andere incidenten. De verwachte sterke groei van grootschalige opslagvoorzieningen en de mogelijke toename van branden in dergelijke gebouwen nopen de brandweer dan ook na te denken over de noodzaak tot uitbreiding van haar personele capaciteit.”

Geen barrières

Het LEC IV krijgt vanuit het IV-netwerk van de veiligheidsregio’s signalen dat omgevingsdiensten bereid zijn om opslagen groter dan 2500 m2 toe te staan. Reden is de druk vanuit de politiek en een deel van de opslagindustrie om met het oog op de ambitieuze nationale klimaat- en energiedoelen vooral niet te veel barrières op te werpen in de lopende energietransitie. Te stringente eisen aan bijvoorbeeld de maximale omvang van een batterijopslag kunnen zo’n barrière vormen.

In het IV-netwerk is de stellingname duidelijk: de veiligheidsregio’s zijn adviseurs voor het bevoegd gezag bij vergunningaanvragen voor batterijopslagen en bekijken die bedrijfsactiviteiten door een ‘veiligheidsbril’. Met als leidende uitgangspunten dat de risico’s van langdurige rookoverlast (met toxische emissies) en gevaren voor gezondheid en milieu (o.a. vervuild, zeer basisch bluswater) bij zeer grote batterijopslagen onacceptabel zijn en het handelingsperspectief voor de brandweer nihil is.

Verkenning NIPV

Het NIPV heeft zelf het initiatief genomen om een verkenning uit te voeren naar aanleiding van de roep om grotere opslagen vanuit de omgevingsdiensten en bedrijfsleven. In juli is een rapport gepubliceerd van een verkenning naar de mogelijkheden van aanvullende veiligheidsmaatregelen voor opslagen groter dan 2500 m2. De onderzoekers namen de brandrisico’s van lithium-ion batterijen en opslagvoorzieningen onder de loep (gevaar thermal runaway, explosie, snelle branduitbreiding, toxische uitstoot), keken naar de huidige wet- en regelgeving en naar richtlijnen en maatregelen die in huidige opslagen al worden toegepast. Vervolgens is een studie uitgevoerd naar mogelijke extra maatregelen die ertoe kunnen bijdragen dat verantwoord grotere lithium-ion opslaggebouwen kunnen worden gerealiseerd.

De verkenning en analyse resulteerden in vijftien maatregelen die ruimte kunnen bieden om het gesprek hierover tussen bedrijf, omgevingsdienst en veiligheidsregio aan te gaan, voor die situaties waarin de PGS 37-2 geen uitkomst biedt. Belangrijke afwegingscriteria zijn blijkens het NIPV-rapport: de wijze waarop lithium-ion batterijen in de opslag zijn verpakt, de afstand van de opslag tot woonbebouwing, mogelijkheden om aangetaste of brandende batterijen veilig uit de opslag te halen en de toepassing van brandblusinstallaties (sprinkler). De onderzoekers stellen in het rapport dat grotere opslagen niet zonder meer mogelijk zijn, maar dat met aanvullende maatregelen de risico’s wel beheersbaar kunnen worden gemaakt. Dat is een afweging die het bevoegd gezag per specifiek geval zal moeten maken; lokaal maatwerk op basis van inrichting van de opslag en omgevingsfactoren.

Advies LEC IV en Sector Milieu & Industrie

Het LEC IV en de Sector Milieu & Industrie van Brandweer Nederland adviseren de veiligheidsregio’s om de PGS 37-2 (en PGS 15) in principe als basis te houden voor het beoordelen van vergunningaanvragen voor batterijopslagloodsen. Die richtlijnen gaan immers ook als toetsingskaders gelden in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) onder de Omgevingswet. Bij maatwerk, bijvoorbeeld bij bestaande grotere opslagen, adviseren de kennisplatforms om het uithalen van batterijen met heftruck slechts toe te staan als maatregel in beheersbare en gecontroleerde situaties. Bovendien zouden uitbrandscenario’s alleen worden toegestaan als er geen kwetsbare objecten (woon/infra) in de omgeving zijn en dit maatwerk bestuurlijk wordt vastgesteld. Toepassing van kleinere compartimenten in de opslagen (conform PGS 37-2) om onbeheersbare branduitbreiding tegen te gaan, zou het uitgangspunt moeten zijn, zeker in nieuwe situaties. Ook zou, vanwege de externe effecten van brand met lithium-ion energiedragers, de omgeving van de batterijopslag het belangrijkste afwegingskader moeten zijn. Daarbij gaat het niet alleen om externe veiligheidscontouren voor de veiligheid en gezondheid van omwonenden, maar ook om de potentiële maatschappelijke impact in termen van ontwrichting van onder andere industriële processen, spoor- en waterwegen.

Het LEC IV staat niet alleen in zijn pleidooi om niet af te wijken van de PGS 37-2. Ook het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zegt niets te zien in het ontwikkelen van een handreiking voor grotere opslagen dan 2500 m2. Zo ziet het ministerie onvoldoende borging van de bestrijdbaarheid van branden en te weinig effectieve (extra) maatregelen voor de brand- en rampbestrijding, arbeids- en omgevingsveiligheid en milieu.

Arbeidsveiligheid

Ook de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) heeft zich over het thema gebogen. De rijksinspectiedienst bekeek de aspecten van arbeidsveiligheid in situaties waarin werknemers (en brandweerlieden) worden ingezet bij het verwijderen van batterijen uit de opslag bij een (gecontroleerde) brand.

Die inzet in risicovolle omstandigheden is volgens de NLA niet bij voorbaat verboden, maar de werkgever moet dan wel alles in het werk stellen om de veiligheid en gezondheid van de betreffende medewerkers zo goed mogelijk te waarborgen. De Arbeidsomstandighedenwet geeft hiervoor de kaders. Zo moet sprake zijn van noodzaak om de bewuste werkzaamheden uit te voeren en mogen uitsluitend werknemers die met deze noodzakelijke taak zijn belast de getroffen ruimte betreden. Bovendien moeten zij zijn voorzien van de juiste beschermende kleding en uitrusting om blootstelling aan toxische stoffen of andere gezondheidsgevaren te voorkomen en mogen de werkzaamheden niet langer worden uitgevoerd dan strikt noodzakelijk. De werkgever moet vóór uitvoering van die werkzaamheden bovendien alle mogelijke gevaren voor zijn personeel goed identificeren en evalueren, als basis voor de te treffen beschermende maatregelen.

Samenvattend: bij een dreigende thermal runaway in opgeslagen batterijen of daadwerkelijke branden in grootschalige batterijopslagen, vormen de brandbestrijding en het treffen van noodmaatregelen om verdere escalatie te voorkomen complexe uitdagingen. Het werk is voor de brandweer en andere betrokken werknemers niet zonder risico’s. De uitdagingen voor de operationele inzet en arbeidsveiligheid zijn al groot genoeg bij opslagen tot 2500 m2. Er zijn, zowel vanuit het oogpunt van brandbeheersing en veilige repressieve inzet als vanuit het oogpunt van arbeidsveiligheid, voldoende redenen om opslagvoorzieningen groter dan 2500 m2 niet toe te staan. Als een situatie zodanig is dat ook de veiligheidsregio een afwijking van de PGS 37-2 noodzakelijk acht, moet zéér goed worden nagedacht over risico’s voor omgeving en personeel, inclusief brandweerpersoneel en de gevolgen van een langdurige en onbeheersbare brand op de omgeving en voor de repressieve organisatie.


LEC Industriële Veiligheid ‘netwerkt’ tijdens Brandweerevent

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, oktober 2024

Tijdens het jaarlijkse Brandweerevent van Brandweer Nederland in Nijkerk op 16 en 17 oktober, is het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV), net als vorig jaar, aanwezig als partner en sponsor. De vertegenwoordigers van het LEC IV willen in de eerste plaats ‘netwerken’ om de mensen uit de regio’s te ontmoeten die hun producten gebruiken in hun dagelijkse werkpraktijk bij industriële veiligheid, risicobeheersing en brandveiligheid. Ook hopen de LEC-representanten op mooie gesprekken met directeuren veiligheidsregio, die formeel hun opdrachtgevers zijn.

Workshop ‘Van scenariodenken naar scenariospecialist’

In het kennisprogramma van het Brandweerevent verzorgt het LEC IV ook één van de workshops. Onder de titel ‘Van scenariodenken naar scenariospecialist’ zal de rol van de veiligheidsregio als scenariospecialist in de veranderende industriële omgeving belicht worden, met de onlosmakelijke koppeling tussen preventieve maatregelen en de repressieve inzet. Een link naar de tools en handvatten die het LEC IV ontwikkeld heeft voor de specialisten industriële veiligheid in de veiligheidsregio’s zal daarbij niet ontbreken. Deze scenariogerichte benadering heeft zich al ruim 20 jaar bewezen en blijft ook in de veranderende omgeving door de energie- en grondstoffentransitie actueel toepasbaar.