PGS 15 in nieuw jasje

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024

Op 9 december is de geactualiseerde PGS 15 gepubliceerd. Het document is omgeschreven naar ‘Nieuwe Stijl’, op basis van de risico- en scenariobenadering en is volledig geënt op gebruik in de digitale omgeving. Naast de structuurwijziging van papieren boekwerk naar interactief webdocument zijn ook enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd. Dat was onder andere nodig omdat in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) de PGS 15 als juridisch kader wordt benoemd voor enkele ADR-klassen die nog niet in de eerdere versie waren opgenomen.

Volgens Frank Lelieveld, lid van het PGS 15-team, is het geactualiseerde document volledig opnieuw opgezet, maar is wel zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande content. “Goede maatregelen die we eerder hebben bedacht, hebben we behouden. De inhoudelijke wijzigingen hebben vooral betrekking op het Bal, dat naar de PGS 15 verwijst voor de milieubelastende activiteit ‘opslag van gevaarlijke stoffen in verpakking’. Nieuw in de PGS 15 is bijvoorbeeld de ADR-klasse 2 giftige stoffen en een verdere uitwerking van klasse 6.2 I1 en I2, bekend als infectueuze stoffen. Dan gaat het bijvoorbeeld om opslagvoorzieningen bij laboratoria waar met virussen of bacteriën wordt gewerkt.

In de scenariobenadering zijn toxische scenario’s als nieuw element toegevoegd. Die kende de oude PGS 15-versie ook nog niet. Wel scenario’s met giftige verbrandingsproducten die zich in de rook verspreiden, maar geen scenario’s rond lekkage van stoffen in opslag uit bijvoorbeeld vaten. Met deze toevoeging wordt zowel de omgevingsveiligheid als de veiligheid van werknemers van het bedrijf gediend.

Wijzigingen brandveiligheid

Geerlof Bijsterbosch, die voorzitter was van het PGS 15-team, benoemt enkele wezenlijke inhoudelijke wijzigingen op het gebied van brandveiligheidsvoorzieningen “Nieuw is bijvoorbeeld dat het onderscheid tussen inpandige en uitpandige opslag is vervallen. Daar was in de praktijk veel discussie over, omdat er opslagsituaties bestaan die je zowel als binnen- als buitenopslag kan zien. Nu worden voor alle typen opslag, binnen en buiten, dezelfde normen gehanteerd ten aanzien van het beheersen en bestrijden van scenario’s.”

Andere wijzigingen op brandveiligheidsgebied hebben onder andere betrekking op opslagvolumes en veilige bebouwingsafstand rond PGS-opslagvoorzieningen. Lelieveld: “In de nieuwe versie hebben we de voorheen ‘magische grens’ van het opslagvolume, als basis voor eisen aan actieve brandbestrijdingssystemen’ verhoogd van tien ton naar twintig ton, mits wordt voldaan aan bouwkundige eisen voor brandbeheersing, zoals compartimentering met een WBDBO van 90 min. Dit is geen verzwaring maar een uitbreiding van mogelijkheden. Bovendien is de veilige afstand voor bebouwing naast PGS-opslagen zonder bouwkundige brandwerendheid verhoogd van 10 tot 15 meter. We hebben ons hierbij gebaseerd op de NEN 6069.”

Bijsterbosch vult aan dat ook nieuwe inzichten inzake veilige energietransitie hun uitwerking hebben op de PGS 15. Zo gaan steeds meer bedrijven over tot het opwekken van groene stroom voor eigen gebruik door middel van zonnepanelen op hun daken. Ook op PGS 15-loodsen wil men zonnepanelen plaatsen, terwijl de brandwerendheid van het dak daar niet op berekend is.

Bijsterbosch: “Het dak waarop de zonnepanelen zijn geplaatst, wordt gezien als scheiding tussen twee brandcompartimenten. Dat betekent dat de eigenaar van de loods zodanige beschermende maatregelen moet treffen dat een brand in de zonnepaneleninstallatie op het dak nooit kan doorslaan naar de onderliggende opslagruimte. Dit vinden wij een belangrijke toevoeging aan de PGS 15. Uiteindelijk kijken we als brandweer vooral naar de brandveiligheid en omgevingsveiligheid.”

Informatievoorziening

En ook naar de veiligheid van de repressieve dienst als die bij incidenten in PGS 15-loodsen moet optreden. Daarvoor is in de PGS 15 Nieuwe Stijl een passage opgenomen met eisen aan de informatievoorziening, van de opslagbeheerder naar de brandweer. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de ‘eerstelijnsinformatie’ die bij de melding van het incident zo snel mogelijk beschikbaar moet zijn voor een juiste bepaling van de eerste inzet, en meer gedetailleerde stofgegevens die op een iets later moment beschikbaar mogen zijn. Lelieveld: “De aanrijdende eerste brandweereenheden hebben niets aan die gedetailleerde informatie. Dat is meer iets voor de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), die meer inhoudelijke expertise heeft en die informatie goed kan duiden. Omdat de AGS een opkomsttijd heeft van een halfuur is dat ook de tijdslimiet die we in de PGS 15 hebben benoemd voor het verstrekken van detailinformatie over de aard en hoeveelheid van de opgeslagen stoffen.”

‘Werk digitaal’

Dat de PGS 15 is gepubliceerd wil volgens Bijsterbosch en Lelieveld niet zeggen dat het document al als formele regelgeving kan worden beschouwd. Daarvoor moet het eerst worden goedgekeurd en vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad. Die stap staat voor begin 2025 op de agenda.

Tot slot hebben de PGS 15-teamleden nog een dringende oproep aan mensen die in de praktijk met de PGS 15 gaan werken voor advisering, toezicht en bedrijfsbrandweertrajecten: “Een PGS Nieuwe Stijl is een ander type document dan de klassieke papieren versie. Het is interactiever, met snelle links en verwijzingen naar onder andere het Scenarioboek. Zo ondersteunt het de gebruikers beter. Maar alleen als het ook in de digitale omgeving wordt gebruikt. Het uitprinten van het document zal de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak niet ten goede komen. We bevelen iedereen daarom dringend aan om de digitale versie te gebruiken. Vanuit het Netwerk Industriële Veiligheid gaat we de collega’s in 2025 bijscholen in de nieuwe PGS 15.”


Handreiking brandveiligheid afvalbedrijven

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024

Adviseurs, vergunningverleners en toezichthouders krijgen meer houvast bij het waarborgen van de brandveiligheid bij afvalbedrijven. Op 3 december is de Handreiking brandveiligheid afvalbedrijven opgeleverd en goedgekeurd door het kernteam van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) en de Sector Milieu & Industrie van Brandweer Nederland. Het document is opgesteld door het LEC IV, in samenwerking met vertegenwoordigers van het Netwerk Industriële Veiligheid (IV) en de Sector Milieu & Industrie. Met de handreiking wordt invulling gegeven aan de wens van de veiligheidsregio’s en toezichthouders voor de ontwikkeling van een beleidskader om meer grip te krijgen op de brandrisico’s in deze specifieke bedrijvencategorie. De afgelopen jaren waren er meerdere grote en langdurige branden bij afvalbedrijven, verspreid over Nederland.

Het project startte in 2022, met een literatuuronderzoek door het NIPV naar de problematiek van branden in de afval- en recyclingbranche. In de studie werd onder andere gekeken naar wet- en regelgeving en vergunningverlening. Het literatuuronderzoek werd aangevuld met een casestudie, waarvoor vanuit het netwerk van de zes IV-regio’s een zestal incidentcasussen werd aangeleverd. Kenmerkend aan branden in de afvalbranche is dat ze vaak langdurig zijn, een grootschalige en langdurige brandweerinzet vragen, een grote (milieu)-impact hebben op de omgeving en overlast en gezondheidsrisico’s veroorzaken door langdurige blootstelling aan rookontwikkeling.

Drie typen maatregelen

Het ontwikkelde beleidskader biedt de veiligheidsregio’s en omgevingsdiensten handvatten bij het opstellen van omgevingsplannen en vergunningverlening om de brandrisico’s in de afvalbranche beter te beheersen en te beperken. De handreiking beschrijft hiervoor drie typen maatregelen, respectievelijk voor het voorkomen van brand, het beperken van branduitbreiding en het ondersteunen van de brandbestrijding. De leidende uitgangspunten zijn dat een brand bij een afvalverwerkend bedrijf binnen vier uur onder controle moet zijn en dat binnen 24 uur de brand volledig moet zijn geblust. Toepassing van de juiste mix van maatregelen, afhankelijk van de omvang van het bedrijf en het type verwerkt afval/grondstoffen, moet dit maximaal geaccepteerde scenario mogelijk maken.

De beschreven maatregelen hebben onder andere betrekking op compartimentering en compartimentsgrootte van opslag, het voorkomen van ophoping van afval buiten de opslag en in de verwerkingsruimten, toegankelijkheid en bereikbaarheid voor de brandweer en bluswatervoorziening. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van deze risicobeheersende en repressie-ondersteunende maatregelen ligt bij de bedrijven. Ook zij kunnen gebruik maken van de handreiking bij het brandveiliger inrichten van hun terreinen en bedrijfsgebouwen.

Calamiteitenplaats

Een van de beschreven maatregelen is het realiseren van een calamiteitenplaats op het terrein van de afvalverwerker, met voldoende ruimte om tijdelijk brandend materiaal uit te rijden en af te blussen. Bij branden in afvalbulkopslag, zoals hout(pulp), biomassa of schroot, is het uit elkaar halen van de berg brandend materiaal de enige optie om het vuur effectief te kunnen doven. Daarvoor moet dan wel ruimte op het terrein beschikbaar zijn, met waarborgen voor het voorkomen van verspreiding van verontreinigd bluswater naar de omgeving. In de handreiking is verder een aanbeveling opgenomen voor het opleiden en trainen van medewerkers van afvalbedrijven in het herkennen van brandrisico’s, zoals batterijen en gevaarlijke stoffen in de afvalstroom.

Na de goedkeuring van het kernteam IV en de Sector Milieu & Industrie is de handreiking op 12 december ook besproken en vastgesteld door de landelijke Vakraad Brandveiligheid.

Lees de Handreiking brandveiligheidsmaatregelen afvalbedrijven


Jaarplan LEC Industriële Veiligheid 2025: veilige energietransitie en verstoringen

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, december 2024

Het is niet verwonderlijk dat de veiligheid van de energietransitie ook in het Jaarplan 2025 van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) weer een belangrijke plaats inneemt. Want de ontwikkelingen rond duurzame energiebronnen en duurzame energieopwekking gaan snel en daardoor verschuiven risico’s en scenario’s die voorheen vooral in de industriële omgeving voorkwamen steeds meer naar de bebouwde leefomgeving. Ron Bouwman, programmamanager van het LEC IV, en Edith van der Reijden, voorzitter van het directeurenoverleg van het Netwerk Industriële Veiligheid (IV), bespreken de highlights voor het komende jaar.

Edith van der Reijden is inmiddels een jaar voorzitter van het directeurenoverleg van het netwerk IV. Na een jaar inwerken en kennis opdoen van het samenwerkingsverband en al zijn taakvelden en projecten, staat voor komend jaar de uitvoering van concrete plannen en projecten op de agenda. Van der Reijden: “Om te beginnen de actualisatie van het convenant Seveso+, de basis voor de samenwerking van het netwerk IV met de omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Arbeidsinspectie en waterschappen. Het bestaande convenant loopt in maart af en we werken aan een nieuw convenant voor de komende jaren.”

De ambities van de partners in Seveso+ zijn verdere versterking van de samenwerking, ook op industriële veiligheidsthema’s die niet onder Seveso vallen, en het beter meetbaar maken van de kwaliteit van de uitvoering en de resultaten van de gezamenlijke inspectieactiviteiten. “Kort samengevat willen we de PDCA-cyclus, plan-do-check-act, beter sluiten”, vervolgt Van der Reijden. “Ook het gezamenlijk leren van industriële incidenten, ter voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing, is een thema waarin we met Seveso+ meer energie willen steken.”

Nieuwe verstoringen

De komende jaren komen volgens Ron Bouwman nieuwe risico’s en scenario’s op de samenleving af, waar ook de industrie zich op moet voorbereiden en dus komen die thema’s ook op het bordje van de veiligheidsregio’s en het LEC en Netwerk IV. Het gaat bijvoorbeeld om verstoringen als gevolg van klimaatverandering, oorlogsdreiging of cyberaanvallen. Weerbaarheid’ wordt hiermee een thema waarmee ook het vakgebied industriële veiligheid aan de slag moet. Op 6 december verscheen een Kamerbrief van de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie over hoe de maatschappij zich moet wapenen tegen militaire en hybride dreigingen.

Ron Bouwman: “Dat is een opgave voor de hele samenleving. Voor burgers, die zich met noodpakketten moeten prepareren op situaties waarin vitale voorzieningen en processen, zoals elektriciteit of de voedselvoorziening, voor langere tijd verstoord raken. Maar ook de industrie heeft met die dreigingen te maken. Los van het feit dat een deel van de industrie vitaal is voor de instandhouding van belangrijke processen voor de samenleving, kunnen door hybride of cyberaanvallen ook serieuze veiligheidsrisico’s ontstaan. Daarom is het logisch dat dit thema ook bij het LEC IV en Seveso+ op tafel komt, in het kader van advisering en toezicht. Wat dit voor ons werkveld gaat betekenen, zal in de loop van 2025 duidelijker worden. Het thema staat voor 2025 en de volgende jaren op de agenda. Voor nieuwe verstoringen door klimaatverandering loopt een nationaal strategisch programma Klimaatadaptatie (NAS). Hierin is een apart project opgenomen om de consequenties voor Seveso-bedrijven helder te krijgen.”

Ketens verbinden

De energie- en grondstoffentransitie zijn volgens Ron Bouwman en Edith van der Reijden een thema dat blijvend energie vraagt van het LEC IV, het netwerk en de gelieerde partnerorganisaties. Van der Reijden: “Energietransitie is meer dan zonnepanelen en batterijopslag. We hebben te maken met een complex samenspel van ontwikkelingen en processen, ook in de logistieke keten. Zo leveren grootschalige opslag en transport van waterstof en ammoniak nieuwe uitdagingen op voor de omgevingsveiligheid. Daarom is het goed dat er in 2024 op initiatief van de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio een landelijke Taskforce Veilige Energietransitie is opgezet. Daar sluiten we met het LEC en het Netwerk IV bij aan om bij te dragen met onze industriële veiligheidsexpertise. Het realiseren van een veilige energietransitie vereist dat we de ketens van alle betrokken organisaties met elkaar verbinden. Het Netwerk IV, de verschillende vakraden, de Sector Milieu en Industrie en ook de PGS-beheerorganisatie.”

Met het oog op de energietransitie zijn, naast de al eerder verschenen PGS 37-1 en 37-2 (li-ion energiedragers) en de PGS 35 (waterstoftankstations) twee nieuwe PGS’en in wording. Het gaat om de PGS 39 voor biogasvergisters en de PGS 40 voor elektrolysers.

Kennisontwikkeling en professionele uitvoering

Een greep uit de plannen en ambities van het LEC en Netwerk IV voor 2025 laat zien dat de lijn van versterking van de rol van het netwerk als kennispartner voor industriële veiligheidsvraagstukken verder wordt opgepakt. Daar zitten ook communicatie- en informatievraagstukken aan vast, want onder de vlag van het LEC verschijnen jaarlijks diverse kennisdocumenten, ter ondersteuning van de Seveso-uitvoeringstaken in de veiligheidsregio’s en in de gezamenlijke inspectieprogramma’s met Seveso+. In samenwerking met het NIPV, dat de website van het LEC beheert, wordt gewerkt aan een betere vindbaarheid en toegankelijkheid van die kennisdocumenten.

Een belangrijk onderwerp waarmee het LEC en het netwerk aan de slag gaan is de evaluatie van het Besluit bedrijfsbrandweren. Deze evaluatie staat bij het ministerie van Justitie en Veiligheid voor 2025 op de rol. Dit biedt een kans voor het vereenvoudigen van het proces voor bedrijfsbrandweeraanwijzingen, zowel voor bedrijven als voor overheden. Dat proces, beschreven in artikel 31 van de Wet veiligheidsregio’s, vraagt volgens Ron Bouwman nu erg veel tijd en is complex qua procedure. Vereenvoudiging van het traject kan veel tijd en menskracht schelen.

Ook voor 2025 staan weer de nodige kennisdocumenten gepland. Zo wordt de actualisering van de LOD-werkwijzer en de Werkwijzer stationaire en mobiele blusinstallaties afgerond. Ook wordt gewerkt aan een handreiking voor het invullen van de adviesrol van de GHOR bij milieubelastende activiteiten. Die rol van de geneeskundige component wordt expliciet benoemd in de Omgevingswet, maar er is nog geen gestructureerde invulling aan gegeven. De veiligheidsregio’s hebben behoefte aan kaders en praktische handvatten om de GHOR in die adviesrol te positioneren.

En verder in het komend jaar: het Traineeship Omgevingsveiligheid wordt tussentijds geëvalueerd. Om na te gaan of dit initiatief om jonge beroepsbeoefenaren aan de veiligheidsregio’s te verbinden, oplevert wat ervan werd verwacht. Afhankelijk van de uitkomsten wordt besloten of in 2026 een nieuwe werving voor trainees wordt uitgevoerd. Het vijfdaagse leerblok NFPA staat ook weer op het programma bij het NIPV, voor specialisten industriële veiligheid die de twee cursusmomenten in 2024 hebben gemist. En uiteraard staan voor het komend jaar ook weer twee netwerkdagen gepland, in maart en november. Waardevolle momenten voor verbinding en kennisdeling, waarvoor iedere keer veel belangstelling is.

Kwaliteit en benchmark

Tegelijk met het Jaarplan van het LEC IV verscheen ook het Jaarplan voor het Netwerk IV, het landelijk samenwerkingsverband van alle veiligheidsregio’s onder het Veiligheidsberaad en de Raad van Regionaal Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio. In de documenten worden de ambities en beleidsspeerpunten voor het komend jaar beschreven, voor de activiteiten van het LEC en de samenwerking van de veiligheidsregio’s met de partners in Seveso+. Het LEC IV wil samen met het netwerk in 2025 een ‘monitoringplan’ opzetten voor een benchmark, om de resultaten van de IV-activiteiten in de zes samenwerkingsgebieden met elkaar te kunnen vergelijken. Daarnaast wil het LEC IV ook zijn licht opsteken bij partnerorganisaties in andere Europese landen, om te kunnen vaststellen hoe Nederland het doet qua Seveso-uitvoeringstaken in vergelijking met andere landen.

Dit past ook bij de toenemende aandacht voor de kwaliteit van de uitvoering van de VTH- en adviestaken van de veiligheidsregio’s. Hier worden heldere eisen aan gesteld. In 2025 zal in het netwerk ook de eerste verkenning worden gedaan naar het invoeren van de zogenaamde VTH-A-strategie (vergunningverlening, toezicht, handhaving, advies). Die strategie koppelt de beleidsambities van een veiligheidsregio aan de concrete uitvoering van activiteiten.

Lees het Jaarplan 2025


label Fysiek veilige leefomgeving

De impact van vervuilende industrie op burgers en overheden

16 december 2024

Omwonenden van vervuilende (zware) industrie zijn voor de bescherming van hun gezondheid afhankelijk van de industrie en overheid. Veel burgers in Nederland maken zich echter zorgen over de uitstoot van de industrie en de gevolgen voor hun gezondheid, en voelen zich hierin niet gehoord en gezien. De onrust die vervuilende industrie onder omwonenden oplevert, vormt een uitdaging voor (lokale) autoriteiten. De verschillende, veelal ook tegenstrijdige belangen en verantwoordelijkheden stellen gemeenten en provincies vaak voor moeilijke keuzes.  

Cover foto rapport geen vuiltje aan de lucht
Foto: ANP.

Onderzoekers van het NIPV hebben de publicatie ‘Geen vuiltje aan de lucht?’ opgesteld, waarin zij op basis van interviews, mediaberichten en rapporten zeven casussen beschrijven waarin vervuilende industrie centraal staat. De casussen gaan over Zevenellen (Buggenum), Olam (Koog aan de Zaan), Parenco (Renkum), Olasfa (Olst), APN (Nijmegen), Chemours (Dordrecht) en Tata Steel (Regio IJmond). 

Het doel van de publicatie is tweeledig: het in kaart brengen van de (gezondheids)problemen die omwonenden ervaren vanwege de vervuilende industrie in hun omgeving én het inventariseren van de dilemma’s en de problemen die het lokale bestuur daarbij ervaart.  

Zorgen van burgers

Het rapport beschrijft de zorgen van omwonenden over de grote hoeveelheden vervuilende, giftige, schadelijke en/of kankerverwekkende stoffen die fabrieken uitstoten. De uitstoot leidt tot vervuiling van het milieu, maar heeft ook impact op hun leefomgeving. Omwonenden maken zich zorgen om hun eigen gezondheid; zorgen die overheidsinstanties vaak niet serieus nemen. Hoewel omwonenden van de overheid verwachten dat zij ingrijpt, hebben ze het gevoel er alleen voor te staan. Vergunningen blijken bijvoorbeeld vaak verouderd, niet te kloppen of zelf te ontbreken. Omdat ingrijpen achterwege blijft nemen omwonenden het heft in eigen hand en groeperen ze zich in actie- en protestgroepen die zelf metingen uitvoeren en rechtszaken starten.  

Dilemma’s van lokale bestuurders

Het rapport beschrijft verder hoe industriecasussen kunnen escaleren en hoe lokale autoriteiten in een spagaat belanden tussen omwonenden, industrie en het bevoegd gezag (zoals de provincie). Terwijl de onrust toeneemt, staan lokale autoriteiten voor complexe uitdagingen. Zo is het gezondheidsprobleem doorgaans lastig vast te stellen. Dat heeft meerdere redenen. Er verstrijkt tijd, het kan gaan om jaren, voordat problemen optreden en er spelen allerlei andere mogelijke oorzaken mee. Bovendien is er over veel potentieel gevaarlijke stoffen betrekkelijk weinig bekend. Evenmin is het duidelijk welke partij de verantwoordelijkheid heeft om de problemen aan te pakken, spelen er conflicterende belangen (economische versus milieu- en gezondheidsbelangen) en schiet het huidige VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving) systeem enerzijds tekort en blijft het anderzijds ook onbenut.   

Aanbevelingen

De onderzoekers werken in het rapport enkele aanbevelingen voor gemeenten verder uit. Deze zijn eveneens relevant voor andere overheden:

  • Zorg voor snelle beeld- en oordeelsvorming en wees goed geïnformeerd. 
  • Benut bestaande mogelijkheden en neem maatregelen om overlast te voorkomen. Vaak kan er meer dan gedacht.  
  • Wees richting omwonenden proactief in de communicatie. Omwonenden willen door overheden betrokken, gezien en gehoord worden.  
  • Draag bij en span je in voor het compenseren van geleden schade.  
  • Benut je eigen positie als gemeente. Wees de partij boven de partijen. Als gemeente heb je een verbindende functie die dichter bij haar inwoners staat dan de provincie. 

Lees het rapport

label Maatschappelijke veerkracht

Jaarplan 2025: samen werken aan de publieke veiligheid van morgen

13 december 2024

Klimaatverandering, energietransitie, nieuwe technologieën, stedelijke verdichting en veranderende geopolitieke verhoudingen maken dat Nederland in de toekomst een ander gezicht krijgt. In deze dynamische wereld zet het NIPV zich in voor het voorkomen en beheersen van publieke risico’s. Dit doen we door het versterken van brandweerzorg en crisisbeheersing.

IJle Stelstra presenteert jaarplan NIPV 2025 aan het Algemeen Bestuur van het NIPV
Algemeen directeur IJle Stelstra presenteert het jaarplan 2025 aan het algemeen bestuur van het NIPV.

Het algemeen bestuur, bestaande uit de voorzitters van de veiligheidsregio’s, heeft vandaag ingestemd met ons jaarplan 2025. Hierin beschrijven we onze visie, plannen en de begroting voor het komende jaar.

Enkele speerpunten

In 2025 starten we met een nieuw lectoraat: Datagedreven publieke veiligheid. Hiermee geven we een impuls aan het gebruik van data in de publieke veiligheid. Ook werken we samen met de veiligheidsregio’s en andere partners verder aan een aantal landelijke programma’s. In het programma Onderwijs Onderweg realiseren we een toekomstbestendig onderwijsstelsel voor alle brandweer- en crisisprofessionals.

Daarnaast zijn we gestart met de landelijke programma’s Klimaatveiligheid en Versterken maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht. En ook in 2025 blijft de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening een speerpunt. Daarvoor investeren we in uniforme toegang tot gegevens van veiligheidsregio’s en de landelijke voorzieningen die het NIPV beheert.

We realiseren ons dat vanaf 2026 financiële beperkingen een extra uitdaging vormen. Dit vraagt om een herbezinning op zowel individuele als collectieve activiteiten van de veiligheidsregio’s. Het NIPV zal hierin een verbindende rol blijven spelen.

Lees het jaarplan 2025

Nieuwe dataset KRO Gebruik (Kern Registratie Objecten)

De Kamer van Koophandel levert sinds afgelopen juli de mutatiebestanden van het HR (Handelregister) via een mutatieservice API (en niet meer de ‘oude’ mutatie CSV-bestanden).
Hierdoor waren we als geo-team genoodzaakt een eigen mutatieservice in te richten en het KRO-script aan te passen. Op dit moment betekent dit niets voor de structuur/opbouw van de KRO Gebruik.
Wel zijn er mogelijk grote verschillen in de data aanwezig; bekijk dit voor je eigen regio en overleg eventueel met softwareleveranciers voor de verwerking van de bestanden.

Voordeel en toevoegingen

  • Het grote voordeel van deze KvK-mutatieservice is een dagelijkse update van het Handelsregister (en daarmee straks ook de KRO Gebruik, in afstemming met de werkgroep)
  • Nieuw in deze aanlevering is de toevoeging van parkeergarages uit OpenStreetMap. In voorgaande KRO-levering kwam deze laag uit de BRT (basisregistratie Topografie) maar analyse leert dat de OSM een beter beeld geeft en bv ook private garages bevat. Op dit moment geeft deze kaartlaag het meest volledige beeld op mogelijke aanwezige ondergrondse parkeergarages.

Waar vind je de dataset KRO Gebruik?

De KRO-bestanden (Gebruik, Aanzien, Pand en Objecttyperingen) zijn op dit moment beschikbaar in WMS/WFS via Data4OOV, en als download (csv) in de bekende NIPV SharePoint-omgeving.

Voor vragen en/of opmerkingen over de KRO kun je contact opnemen met geodata@nipv.nl.

label Fysiek veilige leefomgeving

Trendanalyse 15 jaar fatale woningbranden

12 december 2024

Het NIPV verzamelt sinds 2008 gegevens over fatale woningbranden. Om belangrijke kenmerken, kritische factoren en trends te kunnen vaststellen, voeren wij om de 5 jaar een uitgebreide analyse uit over de gegevens.

Brandweer blust uitslaande woningbrand
Foto: ANP.

Aantallen branden en dodelijke slachtoffers

De nu verschenen analyse gaat over de jaren 2008 tot en met 2022. In deze periode zijn er 468 mensen omgekomen bij 433 woningbranden. Gemiddeld zijn er 29 fatale woningbranden per jaar, met een minimum van 21 branden in 2019 en een maximum van 39 branden in 2008. Per jaar vallen er gemiddeld 31 dodelijke slachtoffers bij woningbranden.

De belangrijkste trends die uit de analyse naar voren komen, zijn:

  • Bij het woningtype is een stijgende trend te zien in het aantal fatale woningbranden in een appartement. Het aantal branden in een recreatiewoning daalt. Het aantal branden in eengezinswoningen en overige woningen is nagenoeg constant.
  • Het aantal fatale woningbranden waarbij de brandoorzaak een defect apparaat of defecte installatie is, laat een stijgende trend zien. Het aantal branden als gevolg van een explosie daalt. Het aantal branden veroorzaakt door roken of koken blijft nagenoeg constant.
  • Het aantal slachtoffers in de leeftijdscategorieën 0-20 jaar, 21-40 jaar en 41-60 jaar daalt. In de leeftijdscategorie 81 jaar of ouder is er sprake van een stijgende lijn. Het aantal slachtoffers in de leeftijdscategorie 61-80 jaar blijft nagenoeg constant.
  • Het aandeel niet-zelfredzame slachtoffers laat een stijgende trend zien.
  • Het aantal branden waarbij een rookmelder in de woning aanwezig was, stijgt. Terwijl het aantal fatale branden waarbij geen rookmelder aanwezig was een dalende trend laat zien. Ook daalt het aantal branden waarbij het onbekend is of er een rookmelder aanwezig was.

Actuele cijfers op website Kerncijfers Veiligheidsregio’s

Het NIPV doet doorlopend onderzoek naar fatale woningbranden in Nederland. Een fatale woningbrand is een brand waarbij dodelijke slachtoffers zijn te betreuren, die heeft plaatsgevonden in een gebouw met een woonfunctie of in een ander ‘woongerelateerd’ object en die niet door opzet is veroorzaakt.

De actuele cijfers over fatale woningbranden staan op de website Kerncijfers Veiligheidsregio’s.

Lees het rapport en de infographic

label Maatschappelijke veerkracht

Hoe werken overheidspartijen aan (meer) weerbaarheid en veerkracht?

11 december 2024

In de wereld van publieke veiligheid zijn de woorden weerbaarheid en veerkracht sinds een aantal jaar bijna dagelijks aan de orde. Verschillende crises van de afgelopen jaren zijn daar mede debet aan.  Recent verschenen onderzoeksrapporten naar weerbaarheid en veerkracht hebben relatief weinig aandacht voor de wijze waarop thans bij verschillende overheden met deze begrippen wordt omgegaan. Wat zijn de ervaringen van overheidspartijen met het werken aan (meer) weerbaarheid en veerkracht? 

Veerkracht en weerbaarheid
Foto: Shutterstock.

Om een eerste beeld te krijgen van de bestaande en gewenste weerbaarheid en veerkracht heeft het NIPV een kennismobilisatie uitgevoerd onder overheidsinstanties die een primaire verantwoordelijkheid hebben in crisisbeheersing. 

Diversiteit in ideeën en activiteiten 

Voor gemeenten, veiligheidsregio’s en rijksoverheid is het versterken van weerbaarheid en veerkracht momenteel een belangrijk speerpunt, bijvoorbeeld het programma Versterken maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht. Uit dit onderzoek komt naar voren dat er nog geen eenduidige definities zijn van de begrippen; ze worden door elkaar heen gebruikt en een duidelijke beschrijving van de verschillende termen wordt weinig gegeven. Hoewel de vertaling van de begrippen naar doelstellingen en initiatieven vaak nog een zoektocht is, zien we dat bij alle organisaties ideeën en activiteiten ontwikkeld worden.  

Kijkend vanuit crisisbeheersing zijn die voor het grootste deel gericht op het versterken van de weerbaarheid door het vergroten van risicobewustzijn en voorbereidende maatregelen voor de korte termijn. Met name gemeenten hebben rechtstreekse relaties met burgers, bedrijven en verenigingen en denken na over en zetten stappen om te investeren in structurele vormen van netwerksamenwerking.  

Weerbaarheid als voorbereiding en veerkracht ten tijde van een crisis 

Op basis van dit onderzoek en eerdere onderzoeken maken wij een onderscheid tussen de begrippen weerbaarheid en veerkracht. Weerbaarheid richt zicht dan met name op de voorbereidingen op een crisis (door burgers, organisaties en de overheid), terwijl veerkracht zich richt op de fase ten tijde van en na een crisis. Beleid zal zich dus meer dienen te richten op het vergroten van de weerbaarheid, waarmee de kans op veerkrachtig handelen ten tijde van een crisis wordt vergroot. Tegelijkertijd dient niet te worden vergeten dat burgers en organisaties vaak veerkrachtiger zijn dan verondersteld.  

Als aanzet voor een overkoepelend beeld van weerbaarheid en veerkracht, heeft het NIPV een (eerste) kwadrantenmodel opgesteld waarin het onderscheid in de fase van een crisis gecombineerd is met het onderscheid tussen interne processen (binnen de eigen organisatie) en externe processen.

Kwadrantenmodel
Kwadrantenmodel.
label Fysiek veilige leefomgeving
label Veilige energietransitie

Brandrisico’s in de meterkast door installatie van duurzame elektrische apparatuur in woningen

11 december 2024

In, op en nabij particuliere woningen wordt steeds meer elektrische apparatuur geïnstalleerd, zoals warmtepompen, zonnepanelen, thuisaccu’s en laadpalen voor elektrische auto’s. Hierdoor neemt de hoeveelheid elektrische energie in een woning sterk toe. Het NIPV heeft onderzocht wat de invloed van deze duurzame energiesystemen is op de (brand)veiligheid van woningen.

Veiligheidsrisico's in de meterkast
Foto: Shutterstock.

Installatie vertoont soms tekortkomingen 

Het onderzoek heeft zich toegespitst op de meterkast binnen de woning. Alle elektrische energiestromen komen daarin samen. In ons onderzoek hebben we gesproken met installateurs en deskundigen op het gebied van energie- en klimaattechniek. Tevens hebben we onze conclusies gebaseerd op openbare bronnen zoals die beschikbaar zijn op websites van relevante brancheorganisaties.  

Verschil tussen bestaande bouw en nieuwbouw 

Uit het onderzoek blijkt dat installatie van duurzame elektrische apparatuur nogal eens tekortkomingen vertoont, waardoor er een verhoogd brandrisico ontstaat in de meterkast. Dit geldt met name voor bestaande woningen. De verschillen met nieuwbouw komen enerzijds voort uit de regelgeving, waarbij voor nieuw­bouw strengere eisen gelden dan voor bestaande bouw, maar zijn anderzijds ook een gevolg van de vakbekwaamheid van de installateur. Voor nieuwbouw zal in het algemeen gebruik worden gemaakt van erkende installateurs. Bij bestaande woningen is de eigenaar vrij in zijn keuze van installateur, waardoor hij zich kan laten leiden door (bijvoorbeeld) kosten en de installatie kan laten uitvoeren door niet erkende partijen. 

Kwaliteitseisen en regelgeving

Uit het onderzoek concluderen we dat de brandveiligheid in de meterkast, en dus in woningen, kan worden verhoogd door: 

  • kwaliteitseisen te stellen aan de installatie van apparatuur als zonnepanelen, warmtepompen, thuisbatterijen en oplaadpalen voor elektrische auto’s
  • regelgeving in te voeren over de wijze waarop de ‘duurzame’ elektrische energiesystemen worden geïnstalleerd. Dit zal ertoe leiden dat het aantal niet-deskundig uitgevoerde installaties afneemt. Ook komt er zo meer zekerheid dat alle verplichte, dan wel (door deskundigen) geadviseerde veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. 

Lees het rapport

label Fysiek veilige leefomgeving

Heroverwegen tunnelbrandbestrijding in wegtunnels in Nederland

6 december 2024

Het NIPV ziet voldoende aanleiding om de tunnelbrandbestrijding in wegtunnels in Nederland te (her)overwegen, zo blijkt uit het rapport ‘Toekomstverkenning brandbestrijding in wegtunnels’. De wijze van brandbestrijding in Nederlandse wegtunnels is al jarenlang behoorlijk gestandaardiseerd. Ontwikkelingen in de maatschappij, bij de brandweer en de geleerde lessen van brandweerinzetten leiden tot inzichten die kunnen worden meegenomen in de manier waarop tunnelbranden in de toekomst worden bestreden. 

Auto in tunnel.
Foto: Shutterstock.

Redenen voor heroverweging

De redenen die in het rapport worden genoemd, zijn:

  • De verduurzaming van het wagenpark (batterij elektrisch, waterstof, LNG, CNG) met als gevolg complexere incidenten/branden vanwege deze brandstoffen op zichzelf, als ook vanwege de combinatie ervan op de plaats incident.
  • De ontwikkeling bij de brandweer om minder offensief op te treden bij tunnelincidenten en de behoefte aan meer ruimte voor lokaal maatwerk (zoals openhouden van vluchtdeur, tweezijdig aanrijden).
  • De ontwikkeling van nieuwe brandbestrijdingstactieken en -hulpmiddelen, zoals O-bundels, situatie/beeldherkenningssystemen (CCTV, kentekenherkenning) en vaste brandbestrijdingssystemen.

Voertuigherkenning kan waardevolle informatie geven bij een tunnelbrand

De toepassing van nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals voertuigherkenning en (gevaarlijke) ladingherkenning, kan van grote waarde zijn voor de verkenning door de brandweer. Daarnaast kunnen vaste brandbestrijdingssystemen branden klein(er) houden en tegemoetkomen aan de meer defensieve houding van de brandweer.

Speciaal opgeleid en geoefend brandweerpersoneel

Verder weten we dat tunnelbrandbestrijding veelal een complexe brandweerinzet betreft. Mede door de onbekendheid met het object en het grote scala aan bijbehorende procedures en afsprakensets. Daarom ‘moet’ worden gekeken of speciaal opgeleid en geoefend brandweerpersoneel georganiseerd kan worden binnen de korpsen waar een wegtunnel aanwezig is.

In het onderzoek staat de hoofdvraag centraal: Welke ontwikkelingen zijn er nu en binnen een periode van 10 jaar te verwachten die aanleiding geven om de tunnelbrandbestrijding in Nederland te heroverwegen? Overigens kan heroverwegen door de tunnelbeheerder en brandweer ook leiden tot, omkleed met argumenten, het bestendigen van de huidige wijze van tunnelbrandbestrijding in Nederland. Het NIPV ziet echter wel degelijk aandachtspunten voor aanpassing.

Het NIPV heeft dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Stakeholdersoverleg Tunnelveiligheid.

Lees het rapport