Blog: ‘t Is weer voorbij die droge zomer …

5 oktober 2022

“Er zijn voor het natuurbrandrisico twee centrale vraagstukken waaraan gewerkt moet worden: wat moeten we doen om het natuurbrandrisico in Nederland beheersbaar te maken? En hoe gaat BV Nederland de maatregelen die genomen moeten worden, betalen?”, blogt senior onderzoeker Hans Hazebroek.

Heidebrand

Na een lange, droge zomer is er inmiddels overal weer ruim neerslag gevallen en lijkt Nederland gevoelsmatig eerder ‘te nat en koud’ dan ‘te warm en droog’ te worden. Het wisselen van seizoenen activeert in Nederland meestal een natuurlijke cyclus waarin de aandacht voor natuurbranden verschuift naar de traditionele drukke invulling van het najaar met bijeenkomsten, vergaderingen en deadlines voor het ‘normale’ werk. Want natuurbrand is in Nederland een risico waar we ons tot nu toe alleen écht druk over maken als het al een paar weken droog is en terreinbeheerders en brandweermensen elkaar bezorgd aankijken.

Droogte maakt opeens van alles mogelijk

Als het droog is, krijgt het natuurbrandrisico aandacht en lijkt er ook ruimte te zijn om maatregelen te nemen, al is het soms alleen op de korte termijn. Zo was Nederland eerder nooit écht geïnteresseerd in RescEU, een Europees bijstandsmechanisme waarmee de inzet van blusvliegtuigen en -helikopters wordt gecoördineerd. Maar in deze droge zomer nam een senior ambtelijk vertegenwoordiger van het ministerie van Justitie en Veiligheid deel aan gesprekken over hoe dit mechanisme verder kan worden versterkt. Daarnaast is deze zomer een oproep van de brandweer om bermen te maaien door veel wegbeheerders, zowel gemeentelijk, provinciaal als landelijk, opgevolgd.

Overigens laat de reactie op een dergelijke oproep ook zien hoe ad hoc wij onze natuurbrandbeheersing hebben geregeld: sommige wegbeheerders reageerden dat een dergelijke maaiactie eigenlijk niet in het onderhoudscontract was opgenomen. Met andere woorden: wij hebben ons systeem er niet op ingericht dat we in een droge periode soms aanvullende of andere maatregelen moeten nemen dan we gewend zijn. Ook een aantal organisaties die het behoud van de natuur tot doelstelling hebben, maakten bezwaar tegen het maaien van bermen omdat dit de flora en fauna verstoort.  Met andere woorden: we hebben nog geen structureel gesprek gevoerd over het wegen van het belang van veiligheid (voor mens, flora en fauna) versus natuur- en andere waarden die hieraan direct gelinkt zijn.

Positieve ontwikkelingen

Dit jaar zijn er echter positieve ontwikkelingen die er hopelijk toe leiden dat hoewel de seizoenen wisselen, het natuurbranddossier NIET tot de lente wordt opgeborgen. Afgelopen week is de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid gepubliceerd, waarin onder regie van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid alle risico’s die Nederland (gaan) bedreigen in kaart zijn gebracht en ten opzichte van elkaar zijn gewogen in ‘kans’ en ‘effect’. Uitkomst: natuurbranden kennen én een hoge waarschijnlijkheid én een ernstig potentieel effect en dat is een aanzienlijke verzwaring van de inschatting van dit risico ten opzichte van 2016. Daarmee komt natuurbrand, zonder er een competitie van risico’s van te willen maken, in Nederland voor het eerst in het redelijk selecte rijtje van andere risico’s te staan die eveneens een hoge kans/ernstig effect hebben. Dat is mede omdat gelijktijdigheid bij natuurbranden een belangrijke factor is: de kans op twee of meer grote natuurbranden tegelijk is bijvoorbeeld vele malen groter dan dat er in twee chemische plants tegelijk een groot probleem ontstaat (zie ook mijn eerdere blog ‘Voorbereiden op de natuurbrand van morgen’). In de risicoanalyse wordt aan de indeling ‘hoge waarschijnlijkheid en potentieel ernstig effect’ de conclusie verbonden dat het ‘zinnig is om daar als samenleving op voorbereid te zijn en na te gaan of de weerbaarheid op orde is. Dit is weer input voor de Nationale Veiligheidsstrategie, die hopelijk activerend werkt in het beleidsmatig beheersen van natuurbranden.

Natuurmonumenten, Landschappen NL en het Wereldnatuurfonds deden afgelopen deze week een landelijke oproep (zie Binnenlands Bestuur van 29 september 2022) aan provincies en waterschappen om structurele maatregelen te nemen tegen de verdroging die plaatsvindt. Verdroging is één van de belangrijkste ‘drivers’ van natuurbrandgevaar, en dus zou het nemen van maatregelen tegen verdroging ook positief werken voor het beperken van natuurbrandgevaar.

Daarnaast heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opdracht gegeven om een werkgroep in te richten om het natuurbrandprobleem te gaan adresseren én is de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) bezig om een taskforce in te richten om vanuit het perspectief van de brandweerzorg en crisisbeheersing actie te gaan ondernemen. Bijzonder is immers dat natuurbrand – in tegenstelling tot gebouwbranden – een beleidsarm dossier is: er is geen gezamenlijk beleid, er zijn geen gezamenlijke regels en eigenlijk ook geen organisatievorm om natuurbranden beheersbaar te houden. Samenvattend: er is positieve beweging, iedereen doet zijn best, maar de structuur van en samenhang in natuurbrandbeheersing kunnen en moeten worden verbeterd.

Twee centrale vraagstukken

Er zijn twee centrale vraagstukken in het beheersen van het natuurbrandrisico. Het eerste: is: ‘hoe kunnen we het natuurbrandrisico in Nederland beheersbaar maken en houden met klimaatverandering als uitgangspunt?’ Dit is geen structuur- maar een inhoudelijke vraag waarvoor kennis noodzakelijk is die we nu niet hebben. Want met welke landschapsinrichting en beheermaatregelen houden we bijvoorbeeld een brand binnen een perceel, zelfs als de brandweer op dat punt niks kan doen? Wat moeten we doen om er redelijk zeker van te zijn dat een natuurbrand niet kan overslaan op een camping? Hoe bestrijden we een natuurbrand als het koelend vermogen achterblijft bij het brandvermogen? Hoe beïnvloeden we het publieke gedrag zodanig dat burgers  voorbereid zijn op evacuaties? Welke risicocommunicatie over natuurbrand leidt tot het beste resultaat? Het zijn vragen waarop we nu op basis van onze beperkte ervaring eigenlijk geen onderbouwd antwoord kunnen geven. Zeker niet omdat ervaring gaat over incidenten uit het verleden, terwijl we weten dat door klimaatontwikkeling de natuurbranden anders zullen worden en ervaring daarom niet automatisch tot de beste oplossing zal leiden.

Het tweede centrale vraagstuk is – heel Hollands -: ‘wie gaat dat betalen?’ Want ook al worden er perfecte maatregelen en middelen ontwikkeld om het risico op natuurbranden te beheersen én om deze te bestrijden, dan zullen deze niet worden toegepast totdat er geld beschikbaar is. Anton Slofstra, voorzitter van de taskforce natuurbranden van de RCDV, pleit terecht voor een deltaplan natuurbranden in lijn met het samenstel van maatregelen dat ertoe heeft geleid dat Zuidwest-Nederland sinds 1953 niet meer is overstroomd. Vraag is wel waarom het Deltaplan zo succesvol is geworden. Want net als voor natuurbranden geldt, was het beheersen van dat risico bij heel veel verschillende (overheids)partijen en -lagen ondergebracht met ieder hun eigen bevoegdheden, hun eigen visie op dé oplossing en hun eigen rol daarin. Naast een hele concrete aanleiding (de Watersnoodramp van 1953) en centrale regie (onder één ministerie) was geld misschien wel de belangrijkste reden waarom het Deltaplan geslaagd is. Omdat er (ruim) geld beschikbaar was, zijn partijen die aanvankelijk terughoudend waren om mee te werken, over de streep  getrokken. In de zoektocht naar een deltaplan natuurbranden moeten we dus in het achterhoofd houden dat een deltaplan dus ook of zelfs vooral draait om het vinden van geld. Daarbij kunnen coalities (met bijvoorbeeld natuurorganisaties) of verbindingen met andere actuele dossiers waarin veel geld omgaat, zoals klimaatadaptatie en stikstof, behulpzaam zijn.

Hans Hazebroek
senior onderzoeker brandweerzorg

Lees ook

25-07-2024
Eerste uitgave in serie over doelgerichte aanpak brandveiligheid

Om een doelgerichte aanpak van brandveiligheid te stimuleren, stelde het NIPV het ‘Introductiedocument doelgerichte brandveiligheid’ op.

24-07-2024
De veranderende wereld laat van zich horen

In hoog tempo verandert de wereld: de druk op het veiligheidsdomein en de verwachting vanuit de samenleving neemt zienderogen toe.

22-07-2024
Ontwikkelfonds Brandweer 2024: stand van zaken onderwijsproducten  

Via de ontwikkelsporen 1, 2 en 3 van het Ontwikkelfonds Brandweer wordt ook dit jaar weer hard aan de landelijke onderwijsproducten voor het vakbekwaam worden en de blijvende vakbekwaamheid van brandweermensen. We doen dit samen met het brandweerveld.

18-07-2024
Institutionele inbedding van veiligheid in ammoniakketens

Om veiligheid (ook) bij groeiende ammoniakactiviteiten te borgen, komt het NIPV met een aantal aanbevelingen voor beleidsmakers, handhavers en de industrie.

17-07-2024
Stappenplan om omgevingsveiligheid te borgen in omgevingsplan

Met de komst van de Omgevingswet hebben gemeenten meer mogelijkheden om omgevingsveiligheid op lokaal niveau, in een omgevingsplan, te regelen. Het NIPV stelde hiervoor een handreiking op.

15-07-2024
Verkenning naar goed operationeel crisisleiderschap in drie veiligheidsregio’s

Het rapport verkent operationeel crisisleiderschap in de veiligheidsregio’s Fryslân, Limburg-Noord en Rotterdam-Rijnmond.

11-07-2024
“Er komt de komende jaren veel op ons pad. Als leider wil je klaar zijn voor de crisis van morgen”

Er worden sinds kort andere vaardigheden gevraagd van leiders in een crisis. Dus daar hebben we onze opleidingen op aangepast”, vertelt Erik de Paauw, docent Crisisbeheersing bij het NIPV.

10-07-2024
Nationale Reddingsvloot sluit aan op LVCb en zet stap vooruit in samenwerking bij crisisbeheersing

De Nationale Reddingsvloot kan vanaf nu via het LCMS netcentrisch samenwerken met crisispartners. Dit draagt bij aan een snelle en gerichte inzet van de reddingsvloot.

09-07-2024
Bedrijfsbrandweeraanwijzingen en Omgevingswet: koppeling met ARIE-regeling bestaat niet meer

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de koppeling met de ARIE-regeling helemaal losgelaten.