Update vanuit de Taskforce Natuurbrandbeheersing
november 2025
De Taskforce Natuurbrandbeheersing heeft de afgelopen maanden opnieuw belangrijke stappen gezet in de uitvoering van de bovenregionale thema’s in het landelijk uitvoeringsplan. In september is het volledige projectenportfolio – inclusief het benodigde portfoliobudget voor 2026 – besproken met de RCDV. De RCDV onderschrijft het belang van structurele voortgang op natuurbrandbeheersing en heeft daarom budget voor 2026 toegezegd. Een waardevolle stap, want het portfolio omvat inmiddels zo’n veertig projecten, variërend in omvang en complexiteit, die de komende jaren vorm moeten krijgen.

Om die projecten in goede banen te leiden, wordt momenteel een kern programmabezetting organisatorisch geborgd, zoals voorgesteld in het uitvoeringsplan. Samen met nog te werven projectleiders gaat dit team het portfolio tot uitvoering brengen en zorgen voor voortgang en samenhang. Daarmee ontstaat de noodzakelijke slagkracht voor de komende jaren.
Het ‘laaghangende fruit’ is inmiddels geplukt
En dat heeft al veel opgeleverd. De Rijksbrede Risicoanalyse is aangepast, het ministerie van LVVN is gestart met het wetgevingstraject en in Q1 van volgend jaar wordt een bestuursakkoord getekend om de periode tot aan nieuwe wetgeving te overbruggen. In 2026 gaat bovendien een kwartiermaker (aangesteld door LVVN) aan de slag met de verdere vormgeving van het landelijk expertisecentrum. Dit expertisecentrum is een multidisciplinair coördinerend orgaan, met als doel kennisontwikkeling en kennisdeling over de kollommen (provincie, gemeente, terreinbeheerders, kennisinstituten, veiligheidsregio’s) heen. Ook op operationeel vlak zijn mooie stappen gezet: veertig collega’s uit het land zijn naar Spanje gegaan voor prepositioning en internationale inzet, en er is subsidie verkregen voor de actualisatie van de RIN.
De werkwijze rond natuurbrandbeheersing vormt steeds vaker een blauwdruk voor bovenregionaal samenwerken in Nederland. Deze bovenregionale samenwerking, kennisdeling en efficiënte inzet van capaciteit gaan bewijzen dat dit model kosten bespaart, regionale prestaties versterkt en breed toepasbaar kan zijn op andere incidenttypen. De Taskforce Natuurbrandbeheersing zal hiervoor ook aansluiting zoeken bij het programma Toekomstbestendige Brandweerzorg o.l.v. Dennis van Zanten.
In korte tijd naar een krachtig en actief netwerk
Het Landelijk Netwerk Natuurbrandrisicobeheersing, inmiddels één jaar oud, is in korte tijd uitgegroeid tot een krachtig en actief netwerk, waarin initiatieven elkaar versterken en direct aansluiten op de doelstellingen uit het uitvoeringsplan. Zo wordt er nu hard gewerkt aan de actualisatie van de ‘Toolbox’ Gebiedsgerichte Aanpak’, is men het netwerk in beeld aan het brengen en gaan we aan de slag met een handreiking voor het multidisciplinaire proces rond de gebiedsgerichte aanpak. Ook vanuit het landelijk netwerk natuurbrandbestrijding wordt nog steeds stevig samengewerkt met bijvoorbeeld het NIPV om te komen tot een handreiking en lesstof.
Op koers voor een natuurbrandveiliger Nederland in 2030
De regiegroep waarin alle vakraden (al dan niet via een netwerk), programma Natuurbrandveiligheid en JenV vertegenwoordigd zijn, zorgt voor de gewenste afstemming. De kritische vragen die binnen de regiegroep regelmatig gesteld worden hebben een grote toegevoegde waarde. De ambities zijn hoog, maar het toenemende natuurbrandrisico vraagt daar ook om. Gelukkig is de betrokkenheid in de regio’s groot en worden er elke maand tastbare stappen gezet. Met een geborgd kernteam, een gevuld projectenportfolio en het toegezegde budget voor 2026 liggen we bijna op koers voor een natuurbrandveiliger Nederland in 2030. Het vraagt nog om wat extra navigatie en enig stuurmanskunst, om volledig op koers te komen.
Structurele financiering voor 2027 en verder is wel toegezegd, maar nog niet geborgd. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat de regio’s en de ministeries van JenV en LVVN het belang van goed ingerichte (boven)regionaal georganiseerde natuurbrandbestrijding en geborgde natuurbrandbeheersing zeker niet zullen onderschatten. En de noodzakelijke middelen ook voor 2027 en verder beschikbaar komen.
Annemarie van Daalen
Regisseur Natuurbrandbeheersing, Brandweer Nederland.
Bekijk ook
Blog: Het ontbreken van een Wildland-Urban Interface (WUI) is een gemiste kans
november 2025
In Nederland ontbreekt een kaart die de risicogebieden voor natuurbranden inzichtelijk maakt. Terwijl een natuurbrand in Nederland in potentie grote impact heeft, blogt onderzoeker Hugo Lambrechts.

Als gevolg van klimaatverandering verandert in Nederland het risico op natuurbranden. Daarnaast is Nederland dichtbevolkt, heeft het veel natuur en groen en is er een grote overlap tussen vegetatie en bebouwing met menselijke gebruik. Daardoor kan een natuurbrand in Nederland potentieel grote impact hebben.
De overgangszone waar bebouwing en menselijke activiteiten direct grenzen aan of ingebed zijn in natuurgebieden heet internationaal de Wildland-Urban Interface (WUI). Met uitzondering van de VS beschikken maar weinig landen over de inzichten waar deze gebieden zich bevinden in een WUI-kaart op nationaal niveau. Ook in Nederland hebben we geen WUI-kaart. En dat is een gemiste kans.
Door het maken van een WUI-kaart wordt duidelijk waar de risicogebieden in Nederland zich bevinden. Dit is van groot belang voor de brandweer en veiligheidsregio’s voor strategieontwikkeling, operationele inzet en risicobeheer. Daarnaast is het relevant voor natuur- en terreinbeheerders met het oog op risicobeheersing en natuurbeheer. En voor bewoners van WUI-gebieden ten behoeve van bewustwording en het nemen van preventieve maatregelen.
In de WUI zijn vuurbrokken en vliegvuur (‘embers’ en ‘firebrands’) een groot gevaar, omdat ze huizen en tuinen kunnen ontsteken, vaak op tientallen tot honderden meters afstand van de hoofdbrand. Daarom kunnen het landschap en het erf sterk bijdragen aan risicovermindering. Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de vegetatiestructuur: van dichte bomen naar losse bomen, vervolgens naar tuin en open ruimte. Dit trapsgewijze patroon vermindert de intensiteit van vuur.

Daarnaast is een ‘defensible space’ wenselijk tussen brandbare vegetatie en de woning om de kans op overslag te verminderen. Door huis en tuin ‘hardening’ wordt de brandveiligheid vergroot: er worden brandwerende materialen aangebracht en door onderhoud aan de tuin wordt brandbaar materiaal weggenomen. Ook is een zone met natuurbeheer en verminderde brandstof in de WUI nodig om het risico voor brandweermensen tijdens bestrijding te verminderen.
De WUI vraagt om verantwoordelijkheid en bewustwording bij bewoners en lokale gemeenschappen om deze ‘defensible spaces’ te maken. Natuurbrandveiligheid is niet alleen een individuele maar ook een collectieve verantwoordelijkheid.
Kortom, de WUI is een cruciale zone waar technische, ruimtelijke en sociale maatregelen samen moeten komen om de impact van natuurbranden te beperken en de weerbaarheid van gemeenschappen te vergroten. Maar dan moeten we ze eerst in kaart brengen.
Medio januari publiceer ik mijn onderzoek dat antwoord geeft op de vraag ‘Wat is de WUI in Nederland’. Het daaropvolgende onderzoek dat staat gepland voor maart moet antwoord geven op de vraag ‘Waar is de WUI in Nederland’.
Hugo Lambrechts
Onderzoeker-adviseur brandweerzorg
Communicatie over natuurbrandrisico’s leidt niet aantoonbaar tot meer brandstichting
november 2025
Communicatie over natuurbrandrisico’s zorgt níet voor meer natuurbranden. Dat blijkt uit een inventarisatie van het NIPV. Hoewel het spanningsveld tussen risicocommunicatie en mogelijke brandstichting internationaal wordt herkend, is er geen bewijs gevonden dat informatievoorziening mensen aanzet tot het opzettelijk veroorzaken van natuurbranden.

Brandstichters herkennen risico’s toch al
Uit gesprekken met (inter)nationale experts blijkt dat mensen die bewust een natuurbrand willen aansteken, zelf weten wanneer de omstandigheden gunstig zijn. Publieke communicatie verandert dat niet. In het buitenland is zelfs het tegenovergestelde zichtbaar: goed geïnformeerde gemeenschappen blijken alerter, wat leidt tot minder branden door nalatigheid en meer sociale controle op brandstichting.
Communicatie blijft essentieel
Natuurbrand-risicocommunicatie voorkomt dat burgers onvoorbereid worden getroffen wanneer het risico plots toeneemt. Door het jaar heen informeren over preventie, en op risicovolle dagen gericht waarschuwen en handelingsperspectieven bieden, zorgt ervoor dat mensen weten wat ze kunnen doen – vóór en tijdens een natuurbrand.
Communicatie ligt vooral bij veiligheidsregio’s
Veiligheidsregio’s richten zich zowel op preventie als op risicocommunicatie, zoals in de campagne ‘Voorkomen van vuur is jouw natuur’. Natuurbeheerders stellen zich vaak wat terughoudender op, onder meer omdat zij actieve natuurbrand-risicocommunicatie vaak niet als hun taak zien en uit de veronderstelling dat communicatie brandstichting kan uitlokken. Internationale voorbeelden laten echter zien dat effectieve risicocommunicatie juist een gezamenlijk proces is, waarin meerdere partijen – van overheden en brandweer tot natuurbeheerders, onderwijs en burgers – een rol spelen.
Lessen voor de praktijk
Uit de inventarisatie komen vier belangrijke aanbevelingen:
- Ontwikkel een landelijke richtlijn voor natuurbrand-risicocommunicatie, met heldere rollen en verantwoordelijkheden.
- Communiceer het hele jaar door én situatiegericht: combineer bewustwording met gerichte waarschuwingen op risicovolle dagen.
- Investeer in educatie en publiekscampagnes, vooral gericht op jongeren, recreanten en bewoners in natuurbrandgevoelige gebieden.
- Monitor en evalueer natuurbrand-risicocommunicatie zodat duidelijk wordt wat werkt.
Lees het rapport
Bekijk ook
Update programma Natuurbrandveiligheid
november 2025
Het aantal natuurbrandmeldingen lag veel hoger dit jaar in vergelijking met vorig jaar. Waarbij het niet alleen bleef bij kleine branden op verschillende plekken. We hadden ook een grote natuurbrand op de heide van Ede. Het is belangrijk en positief voor het vakgebied van natuurbrandbeheersing dat vanuit verschillende disciplines de brand op de heide in Ede wordt onderzocht. Het team bestaat uit expertise vanuit KNMI, VBNE, Deltares, WUR en het NIPV.

Als NIPV hebben we het afgelopen jaar geïnvesteerd op onderzoek. Voorproefjes hiervan zijn de blog van Hugo Lambrechts over Wildland-Urban Interface (WUI) en het kennisproduct risicocommunicatie. Daarnaast is een onderzoek naar brandbestrijdingstactieken in voorbereiding, net als een Duits-Nederlandse samenwerking voor kennisontwikkeling op Natuurbranden.
Naast kennisontwikkeling heeft er internationale kennisdeling plaatsgevonden. Brian Verhoeven heeft samen met de WUR een driedaagse georganiseerd vanuit het Europese EWED-project. Waarbij 50 mensen uit 10 landen in Nederland samenkwamen om zich te verdiepen in extreem brandgedrag bij natuurbranden en hoe die kennis ingezet kan worden om een goede strategie op te zetten en de onzekerheid bij die natuurbranden te verminderen.
Ook volgend jaar zetten we als NIPV in op kennisontwikkeling door middel van onderzoeken, het verder versterken van expertise van natuurbrandanalisten, bijhouden van het aantal meldingen, zetten we meer in op datagedreven natuurbrandveiligheid en de continuïteit van applicaties zoals de RIN.
Hartelijke groet,
Charlotte van Ruijven
Programmamanager Klimaatveiligheid
“We zagen het aankomen”: vanuit kennis natuurbranden bestrijden
24 november 2025
Het natuurbrandseizoen van 2025 was een wake-upcall én een succesverhaal. Waar Nederland eerdere jaren soms verrast werd door onbeheersbare natuurbranden, waren we dit keer beter voorbereid. Dat is mede te danken aan een relatief nieuw team: de natuurbrandanalisten. Hun werk speelt zich grotendeels achter de schermen af, maar de impact ervan is groot. Een terugblik door Brian Verhoeven (NIPV), aanvoerder van het team natuurbrandanalisten, en Mathijs Schuijn, natuurbrandanalist bij Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG).

Van Catalonië naar Nederland
Het begon met een idee, vertelt Verhoeven: “Samen met landelijk coördinator Natuurbrandbeheersing Jelmer Dam keken de natuurbrandanalisten naar het buitenland, vooral Catalonië. Daar hebben natuurbrandanalisten een vaste plek tijdens een incident. Ze monitoren continu en beschikken over specialistische kennis van meteorologie, vegetatie en brandgedrag. Wij hebben dat concept vertaald naar Nederland, waar we een andere doelgroep en een ander kennisniveau hebben.”
Schuijn geeft een voorbeeld: “Wij hebben de analyse en de operatie uit elkaar gehaald. De natuurbrandanalist werkt meer op afstand, en de landelijk adviseur Natuurbrandbeheersing, LA-NB, is op locatie tijdens een incident.” Verhoeven vult aan: “Wat we nu hebben opgezet, is een quick win. We kunnen risico’s inschatten voordat er een brand is. En als er wél een brand uitbreekt, stemmen we af met de landelijk adviseur. We merken dat dit beter past in hoe we samenwerken in Nederland. Een belangrijke stap is gezet, maar we zijn nog niet uitontwikkeld.”
Wat doet een natuurbrandanalist ook alweer?
Natuurbrandanalisten maken vanuit kennis een analyse. Het draait daarbij om drie factoren: meteorologie, topografie en brandstof; vegetatie, bomen en planten. Schuijn: “Hoe is de situatie nu? Wat verwachten we? Wat gebeurt er als de wind draait of de luchtmassa verschuift? Dat soort vragen beantwoorden wij.”
“Topografie speelt in Nederland een kleinere rol”, zegt Schuijn. “Maar meteo en brandstof zijn cruciaal. Meteo is het meest veranderlijk, elk uur anders. Dat maakt de analyse complex.”
Verhoeven benadrukt: “Iets weten over meteo maakt je nog geen natuurbrandanalist. Het gaat om het vertalen van die kennis naar risico’s, zowel vóór als tijdens een brand.”
Een opleiding die alles vraagt en nooit stopt
De weg naar expertise was intensief. Schuijn: “We begonnen met een cursusweek in Italië, gevolgd door een week in Berlijn en een trainingsweek in Nederland. Daarnaast veel zelfstudie.” Verhoeven vult aan: “We hebben ook les gehad van het KNMI, dat was heel waardevol. Maar leren stopt niet na de opleiding. We hebben regelmatig bijeenkomsten waarin we scenario’s doorlopen. Het mooie van ons team is dat iedereen actief blijft leren. We bespreken meteorologische ontwikkelingen, oefenen met weermodellen, kijken samen naar de staat van de natuur en leren omgaan met onzekerheden.”
Van verrassing naar voorbereiding: de winst van dit jaar
“In eerdere jaren werden we soms redelijkerwijs verrast door grote of onbeheersbare natuurbranden in de lente. Dit jaar was anders”, vertelt Verhoeven “Bij de branden bij Ede en ASK ’t Harde zagen we het aankomen. We hebben vooraf gewaarschuwd en zelfs een landelijke AC-B call (Algemeen Commandant Brandweer call, red.) georganiseerd. Regio’s konden daardoor op basis van de informatie uit die briefing bijvoorbeeld overstappen van fase 1 naar fase 2 of hun uitbreidingsrisico bij de alarmering van een natuurbrand opschalen. Waardoor meer eenheden snel ter plaatse konden zijn. ”Schuijn herinnert zich de omslag: “Na de brand bij Ede kwam het besef: onze analyses kloppen. Dat vertrouwen moet groeien, en dat proces hebben we dit jaar echt doorlopen.”
Trots op impact, ook buiten Nederland
Schuijn en Verhoeven kijken met trots terug. “We zijn maar met zeven mensen, en we doen dit naast onze normale banen”, zegt Verhoeven. “Toch hebben we impact gemaakt. Situaties als ASK zagen we aankomen, en we bleven continu boven op de analyses zitten.”
Voor Schuijn was de inzet in Spanje een hoogtepunt van 2025: “Nederland werd gevraagd om bijstand met blushelikopters. Het FBO-team, Fire Bucket Operations, van het landelijk specialisme Natuurbrandbeheersing ging met twee Defensie-Chinooks ter plaatse. Daaraan gekoppeld zat ik als natuurbrandanalist om context toe te voegen tijdens de inzet. Vervolgens werd ik ingezet door het lokaal commando en mocht ik meedraaien op de commandopost. Dat een Noord-Europees land daaraan bijdraagt, is geweldig. Je zit in het land waarvan we veel hebben geleerd, en dan mag je meedoen.”
“We mochten ook meedraaien tijdens de NAVO-top. Voor als er een risico was op bijvoorbeeld een duinbrand. We zaten er drie dagen lang bovenop.” Internationale samenwerking was trouwens vanaf het begin een doel, benadrukt Verhoeven: “We hebben altijd, ook tijdens de opleiding, gezegd: neem die bredere context mee. Dat geeft een sterke basis.”

De vrijblijvendheid voorbij
Het werk van natuurbrandanalisten is intensief. “Een analyse maken is geen klusje van tien minuten”, zegt Verhoeven. “We doen dit met liefde, maar het moet geborgd worden. We zijn nu met een kleine groep mensen die het naast hun reguliere werk doen. We kunnen nu geen garanties geven dat we er altijd zijn.” De ambitie voor volgend jaar is daarentegen wel stevig: “Neuzen vooruit. Doorontwikkelen, ervaring opbouwen met extremere branden, brandgedrag zien en voelen. Klaarstaan voor het werkveld”, zegt Schuijn. “Het blijft een kwestie van ervaring opdoen. Hoe meer we zien, hoe beter we worden.”
Natuurbrandanalisten maken het verschil
Verhoeven sluit af: “Het afgelopen seizoen bewees dat natuurbrandanalisten het verschil maken. Hun analyses zorgen voor betere voorbereiding, minder verrassingen en meer veiligheid. Het team blijft leren, ontwikkelen en samenwerken, in Nederland én daarbuiten. En dat is hard nodig, want natuurbranden zullen ons blijven uitdagen.”
Bekijk ook
Onderwijs Onderweg: op weg naar een samenwerkingsverband van opleidingsinstituten
24 november 2025
Tijdens een grote bijeenkomst van de veiligheidsregio’s, de kracht van het collectief, is de vorming van één landelijk opleidingsinstituut genoemd als een mogelijke kans. Het programma Onderwijs Onderweg vroeg veiligheidsregio’s en opleidingsinstituten, waaronder het NIPV, naar hun mening. De conclusie: Iedereen vindt dat opleidingsinstituten beter kunnen en moeten samenwerken in een zogenoemde alliantie. De tijd is echter niet rijp voor één landelijk instituut.

In etappe 3 van het programma Onderwijs Onderweg is onderzocht of er steun is voor één landelijk opleidingsinstituut voor alle veiligheidsregio’s. Daarvoor is in het voorjaar van 2025 een enquête uitgezet onder 28 organisaties: de 25 veiligheidsregio’s en drie interregionale opleidingsinstituten. Het idee voor één landelijk opleidingsinstituut leverde bruikbare reacties op. Kansen worden gezien in het verhogen van de kwaliteit van lesmateriaal en examinering, meer uniformiteit en meer efficiëntie in gebruik van mensen en middelen. Daarentegen worden zorgen geuit over het verdwijnen van regionaal maatwerk, regionale betrokkenheid, vrees voor stroperigheid en bureaucratie, en een afname van autonomie voor de regio’s. Diverse regio’s willen hun interregionale opleidingsinstituut niet opgeven. Zij zien dit als voorbeeld voor andere regio’s.
Bereidheid tot samenwerking
De gehouden enquête heeft waardevolle inzichten opgeleverd waar het programma mee verder kan. Het Programma Onderwijs Onderweg wil gebruikmaken van de bereidheid tot verdere samenwerking en de bereidheid hier energie in te stoppen. Daarom onderzoekt het programma nu op welke onderwerpen de opleidingsinstituten meer willen samenwerken. Deze samenwerking gebeurt in een zogenoemde alliantie.
Belangrijke onderwerpen
In zo’n alliantie maken de partijen afspraken om samen te werken, maar houden ze ook hun eigen plek en verantwoordelijkheid. Het doel is om samen doeltreffender en doelmatiger te werken. Uit de enquête blijkt dat er een aantal belangrijke onderwerpen zijn waar alle partijen aandacht voor willen hebben:
- Kwaliteit en uniformiteit: Het streven naar hogere kwaliteit en landelijke uniformiteit – zowel voor opleidingen, examinering als instructeurs – is een breed gedeeld verlangen. Het beeld is dat uniformiteit zorgt voor veiliger optreden, betere vakbekwaamheid en meer uitwisselbaarheid, ook tijdens regio overstijgende incidenten.
- Behoud van flexibiliteit en maatwerk: Het succes van samenwerking valt of staat met ruimte voor maatwerk en flexibiliteit. Regio’s willen eenvoudig kunnen inspelen op lokale risico’s, regionale verschillen en specifieke opleidingsbehoeften.
- Efficiëntie en gezamenlijke innovatie: Samenwerking wordt breed gezien als kans om efficiënter te werken, betere leerproducten te maken, om middelen en mensen beter in te zetten en samen te vernieuwen.
- Transparantie en verantwoordelijkheden: Heldere aansturing, transparante financiering en duidelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden veel genoemd als voorwaarden bij landelijke samenwerking.
Projectleider Michel Thijssen inventariseert op dit moment hoe de opleidingsinstituten meer en anders willen samenwerken. Daarbij verkent hij de vier genoemde punten verder.
Over het programma Onderwijs Onderweg
Het programma Onderwijs Onderweg werkt de komende jaren aan verbetering van het onderwijs voor brandweer en crisisbeheersing. Het programma is opgezet in opdracht van de RCDV en het NIPV om het onderwijsstelsel voor de veiligheidsregio’s te verbeteren. De ambitie is om samen op weg te gaan naar een goed werkend onderwijsstelsel met praktijkgericht, flexibel en up-to-date onderwijs voor alle brandweer- en crisisprofessionals in de veiligheidsregio’s.
Bekijk ook
Samen leren en innoveren over extreme natuurbranden
20 november 2025
Zo’n 50 experts uit 10 landen kwamen afgelopen maand naar Wageningen om zich 3 dagen lang onder te dompelen in extreem brandgedrag bij natuurbranden. De training en hackathon maakten deel uit van het EWED-project, waarin het NIPV een van de partners is. In dit project werken onderzoekers en brandweermensen samen om extreme natuurbranden (Extreme Wildfire Events) beter te begrijpen, te voorspellen en te beheersen.

Complexe wisselwerking tussen vuur en atmosfeer
Het NIPV organiseerde de bijeenkomst samen met Wageningen University & Research (WUR). De deelnemers leerden meer over de complexe wisselwerking tussen vuur en atmosfeer, een belangrijke factor bij extreme natuurbranden. Ook kregen ze handelingsperspectieven om onder andere de veiligheid van het brandweerpersoneel te waarborgen tijdens een inzet bij een extreme natuurbrand. “Extreme natuurbranden komen niet langer alleen voor in traditionele risicogebieden. Met het project bouwen we aan tools om sneller, veiliger en slimmer te reageren. Een belangrijk onderdeel is de Wildfire Data Portal, die momenteel in ontwikkeling is”, legt onderzoeker natuurbranden Brian Verhoeven uit. ”Ook hebben we echte voorbeelden van extreme natuurbranden geanalyseerd en besproken. Al met al is er een mooie stap gezet om ons internationaal weerbaarder te maken tegen extreme natuurbranden.”
Wildfire Data Portal bundelt meteorologische data en informatie over natuurbranden
De Wildfire Data Portal is ontwikkeld door wetenschappers en brandweerspecialisten samen. Het is een vrij toegankelijk platform dat meteorologische data en informatie over natuurbranden bundelt en beschikbaar stelt, met als doel om besluitvorming bij extreme natuurbranden te ondersteunen. In Wageningen konden de deelnemers het platform voor het eerst uitproberen. Hun feedback wordt gebruikt voor het definitieve ontwerp.
De portal helpt om extreme brandgedragingen beter te voorspellen, visualiseren en beheren. Naast ruwe data integreert het platform computermodellen en 3D-simulaties van branden, die zijn ontwikkeld door de leerstoel Meteorologie en Luchtkwaliteit van WUR. Zo ontstaat meer inzicht in hoe atmosferische omstandigheden het brandverloop beïnvloeden. “Onze modellen en simulaties helpen brandweermensen te begrijpen hoe de atmosfeer het brandgedrag beïnvloedt. Door wetenschap en praktijkervaring te combineren, kunnen we echt vooruitgang boeken in het beperken van risico’s bij extreme natuurbranden”, aldus Chiel van Heerwaarden, universitair hoofddocent aan WUR.
Afronding project
De opgedane inzichten, feedback en kennisuitwisseling tijdens de bijeenkomst worden meegenomen in de laatste fase van het project. Verhoeven: “Hierin wordt onder meer de ontwikkeling van de Wildfire Data Portal afgerond. Ook komt er een kennisdocument met richtlijnen en aanbevelingen om, met name tijdens de brandweerinzet, beter om te kunnen gaan met extreme natuurbranden. Het project wordt in december 2025 afgerond en opgeleverd, maar het werk op het gebied van extreme natuurbranden is daarmee nog niet afgerond. Daarom gaat het NIPV, samen met internationale partners, vanaf 2026 door met een nieuw project onder de naam ODET (= Open Decision Making System for Enhancing Europe’s Preparedness and Response Capacities to ExTreme Wildfires).”
Meer informatie
Bekijk meer informatie over het EWED-project op de projectwebsite.
Bekijk ook
Release LCMS 2025 Q4 – Operationele omgeving
20 november 2025
Op dinsdag 25 november wordt de release LCMS 2025 Q4 uitgerold op de Operationele omgeving. In het liveblog onderaan dit bericht houden we je tijdens de release op de hoogte van de voortgang.
Beschikbaarheid omgevingen
Tijdens de uitrol op 25 november is de Operationele omgeving tijdelijk niet beschikbaar. Dit betekent het volgende:
- De Operationele omgeving is niet beschikbaar van 09.00-12.00 uur.
- De Oefenomgeving blijft beschikbaar. Wijk bij crisissituaties uit naar de Oefenomgeving.
- Maak vanaf maandag 24 november 16.00 uur geen nieuwe activiteiten meer aan op de Operationele omgeving. Wijk vanaf dat moment uit naar de Oefenomgeving.
Inhoud release
In dit bericht vind je meer informatie over de inhoud van de release.
Heb je vragen over de release? Neem dan contact op met de beheerder van jouw organisatie.
Liveblog
Release LCMS 2025 Q4
Via dit liveblog volg je de voortgang van de release LCMS 2025 Q4 op de Operationele omgeving.
Dit liveblog is gesloten.
De uitrol op de Operationele omgeving is succesvol afgerond. Dit betekent dat de Operationele omgeving weer beschikbaar is.
Vanwege de wijzigingen adviseren wij je de cache en cookies te wissen.
Heb je vragen over deze release? Neem dan contact op met de beheerder van jouw eigen organisatie. De organisatiebeheerder heeft de contactgegevens van het NIPV en kan contact met ons opnemen.
De uitrol van de Release LCMS 2025 Q4 neemt meer tijd in beslag dan voorzien. Naar verwachting zijn de werkzaamheden rond 13.00 uur voltooid.
De release verloopt conform planning.
Operationele omgeving niet beschikbaar
Vanwege de release is de Operationele omgeving momenteel (tussen 09.00-12.00 uur) niet beschikbaar.
De Oefenomgeving blijft beschikbaar. Het is daardoor mogelijk om bij crisissituaties uit te wijken naar de Oefenomgeving. Maak eventuele operationele activiteiten aan op de Oefenomgeving, en vermeld daarbij dat het om een ‘operationele activiteit’ gaat.
We zijn gestart met de uitrol van de Release LCMS 2025 Q4 op de Operationele omgeving.
Met de TGV nog veiliger inloggen op informatiesystemen voor crisisbeheersing en brandweerzorg
19 november 2025
Makkelijker, maar vooral veiliger inloggen op het LCMS, het Veiligheidsbeeld, de Databank Logistiek en de onderwijssystemen Canvas en Educator. Dat is vanaf nu mogelijk voor de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Deze informatiesystemen zijn in de afgelopen maanden namelijk gekoppeld aan de zogenoemde Toegangsservice Gezamenlijke Voorzieningen (TGV). Een mooie stap op weg naar een veilige en uniforme toegang tot alle landelijke informatievoorzieningen voor crisisbeheersing en brandweerzorg.

Op het linkerbeeldscherm de inlogpagina van de TGV (Foto: NIPV).
Veilige toegang tot informatievoorziening voor veiligheidsregio’s en crisispartners
De Toegangsservice Gezamenlijke Voorzieningen (TGV) is een oplossing die de toegang tot de landelijke informatiesystemen en websites voor gebruikers binnen de veiligheidsregio’s en hun crisispartners regelt. Hierbij is uniforme en veilige toegang het uitgangspunt. De gebruiker logt in bij de veiligheidsregio en krijgt via de TGV automatisch toegang tot de voorzieningen waarvoor deze persoon is geautoriseerd is. De zogenaamde ‘Single Sign On’.
“Hiermee zijn we op weg naar een uniforme en nog veiligere toegang tot alle door het NIPV beschikbaar gestelde landelijke informatievoorzieningen voor crisisbeheersing en brandweerzorg”, vertelt Jeroen Sannen, projectleider TGV. “Het LCMS en de onderwijssystemen hebben de meeste gebruikers en kregen daarom de hoogste prioriteit in het aansluiten op de TGV. De andere landelijke voorzieningen volgen in 2026.”
66 gekoppelde organisaties
Naast de informatiesystemen sluiten ook de veiligheidsregio’s zelf en hun crisispartners aan op de TGV. Dit verloopt voorspoedig, vertelt Jeroen: “Inmiddels zijn 66 organisaties gekoppeld:
- 25 veiligheidsregio’s, inclusief 17 GHOR regio’s,
- 21 waterschappen,
- 4 GGD/GHOR-regio’s,
- 16 andere organisaties, waaronder nutsbedrijven, het Rode Kruis, de Politie en het NIPV.
Na het koppelen aan de TGV regelen de veiligheidsregio’s en de GHOR deze inlogmogelijkheid binnen de eigen organisatie verder in. Zo koppelen zij de komende maanden ook de op het LCMS of onderwijs aangesloten gebruikers van zo’n 1000 partners, zoals huisartsenposten, ziekenhuizen en gemeenten.”
Landelijke informatievoorziening altijd in ontwikkeling
De landelijke voorzieningen van het NIPV helpen professionals van veiligheidsregio’s en andere crisispartners hun werk te doen. Nu en in de toekomst. Ze vergemakkelijken de samenwerking en ondersteunen de informatie-uitwisseling. De landelijke voorzieningen zijn veilig, betrouwbaar en beschikbaar. Ze worden ondersteund door een stevige en stabiele infrastructuur. Gevoed door en in nauwe samenwerking met het veld, is onze informatievoorziening altijd in ontwikkeling. De implementatie van de TGV is daar een mooi voorbeeld van en zorgt ervoor dat we voldoen aan de aangescherpte eisen op het gebied van informatieveiligheid.
Bekijk ook
Van waterland naar klimaatland: adaptief denken als tweede natuur
17 november 2025
Als afdelingshoofd Veiligheidsregio’s en Crisisbeheersing bij het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) heeft Jeroen Renes één heldere missie: zo goed mogelijk de veiligheidsregio’s, en daarmee Nederland, faciliteren, zodat ze klaarstaan voor de risico’s van morgen. “We maken beleid met één doel: dat de professionals in het veld ook in de toekomst hun werk goed kunnen blijven doen.”

Zijn afdeling, bestaande uit zo’n 25 mensen, ondersteunt niet alleen de bewindspersonen in hun optreden en Kamerwerk, maar richt zich vooral op het versterken van het stelsel van veiligheidsregio’s. “We werken niet direct voor burgers, maar voor de professionals die Nederland veilig houden. Wij helpen het stelsel toekomstbestendig te maken.”
Klimaatveiligheid raakt het hele stelsel
Klimaatveiligheid is volgens Renes een van de meest urgente thema’s binnen het nationale risicobeeld. “We zien risico’s toenemen: natuurbranden, droogte, hittestress, hevige regenval. De overstromingen in Limburg hebben dat pijnlijk duidelijk gemaakt.”
“Vanuit het ministerie is de inzet helder: niet zelf het klimaatprobleem oplossen, maar het stelsel van veiligheidsregio’s helpen zich beter op deze risico’s voor te bereiden. We enthousiasmeren, ondersteunen met beleid, met subsidies of met programma’s. Met het programma Klimaatveiligheid, maar ook met programma’s rond maatschappelijke weerbaarheid of onderwijs. Zo stimuleren we dat het hele stelsel zich verder ontwikkelt op de thema’s die er in de toekomst toedoen.”
Van bewustwording naar integratie
Een belangrijke stap is volgens Renes bewustwording. “Ongeacht of je ‘gelooft’ in klimaatverandering of niet: we moeten ons realiseren wat er op ons afkomt.” Renes ziet die bewustwording steeds breder doordringen in het veld. “Waar het eerst een onderwerp was van een klein groepje betrokkenen, zie je nu dat klimaatveiligheid in steeds meer vakraden maar ook breder binnen de veiligheidsregio’s wordt besproken. Dat is een beweging die ik toejuich: dat het onderdeel wordt van het reguliere denken binnen de veiligheidsregio’s.”
Ook in regionale beleidsplannen ziet Renes het thema nadrukkelijk terugkomen. “Bij een bezoek aan Flevoland zag ik bijvoorbeeld hoe klimaatveiligheid daar inmiddels structureel is opgenomen. Dat soort ontwikkelingen stemt hoopvol.”
Verbinding met de Nationale Adaptatiestrategie
De Nationale Adaptatiestrategie (NAS) vormt het landelijke beleidskader voor klimaatadaptatie. “De NAS werkt niet rechtstreeks door naar veiligheidsregio’s, maar we zorgen er wel voor dat hun rol ten aanzien van crisisbeheersing daarin stevig geborgd is”, vertelt Renes.
Daarnaast bewaakt het ministerie de positie van de veiligheidsregio’s in de verschillende beleidsnetwerken. “We zorgen dat hun kennis en ervaring meewegen in landelijke discussies, bijvoorbeeld rond de energietransitie. Ook dat is een klimaatgedreven ontwikkeling met nieuwe veiligheidsrisico’s. Onze verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat de veiligheidsregio’s daarbij niet over het hoofd worden gezien.”
Kijk voorbij de discussie
Het gesprek over klimaat is soms gepolariseerd, merkt Renes op. “Klimaat is een opiniewoord geworden. Mensen vinden er wat van, ook als ze geen expert zijn.” Toch ziet hij voor crisisprofessionals een belangrijke uitdaging: “Blijf niet hangen in de discussie. Richt je op de risico’s die zich daadwerkelijk voordoen. Of die nou worden veroorzaakt door klimaatverandering of niet: het is onze taak om Nederland veilig te houden.”
Nederland heeft daarbij een sterke basis, benadrukt Renes. “We zijn van oudsher een waterland. Onze dijken zijn misschien wel de oudste klimaatadaptieve maatregel die er is. Dat adaptieve denken zit in ons DNA. Laten we vanuit die kracht verder bouwen aan nieuwe maatregelen.”
Vertrouwen in het vakmanschap
Renes moedigt veiligheidsregio’s aan om hun rol met zelfvertrouwen te pakken. “We hebben als veiligheidsregio’s een stevige vakinhoudelijke positie. We kennen de netwerken, we hebben goede relaties met partners als de waterschappen. Vanuit die positie kunnen we zowel adviseren als handelen wanneer het echt nodig is.”
Dat vraagt om samenwerking én voorbereiding. “Zorg dat je netwerk op orde is. Bouw voort op de sterke samenwerkingen die er al zijn, zoals bij waterveiligheid. Gebruik die ervaring ook bij andere klimaatrisico’s, zoals hittestress of langdurige droogte.”
Samen verder bouwen
Tot slot spreekt Renes zijn waardering uit voor iedereen die al jaren aan het thema werkt. “Er zijn zoveel mensen binnen het programma en het netwerk Klimaatveiligheid die hier met passie aan trekken. Dankzij hen zetten we écht stappen.”
Programma Klimaatveiligheid: voor een veilige en weerbare samenleving
Het programma Klimaatveiligheid heeft tot doel om (beter) zicht te krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden voor een veilige en weerbare samenleving bij klimaatverandering nu en in de toekomst. Hiervoor wordt geïnvesteerd in onderzoek en kennisontwikkeling, professionalisering, samenwerking en netwerkvorming. Het programma is een samenwerking tussen de veiligheidsregio’s, NIPV, ministerie van Justitie en Veiligheid en KNMI.
