Blog: Zonder bewustwording en actie rond de Wildland Urban Interface zet Nederland zichzelf in brand
31 juli 2025
“Het is cruciaal dat we nu investeren in een Nederlandse aanpak van de Wildland Urban Interface (WUI). De WUI is de overgangszone tussen natuurlijke vegetatie en menselijke bebouwing. Internationaal is dit al jarenlang een belangrijk aandachtspunt in natuurbrandpreventie. Als we in Nederland de WUI niet beter leren kennen, wordt zij onze blinde vlek – en uiteindelijk onze brandhaard”, blogt onderzoeker Hugo Lambrechts.

Op 19 juli 2022 beleefde de Londense brandweer haar drukste dag sinds de Tweede Wereldoorlog. De oorzaak: een combinatie van extreme hitte, droge vegetatie en natuurbranden die oversloegen naar stedelijke gebieden. Meer dan veertig gebouwen gingen in vlammen op. Wat daar gebeurde, kan ook hier gebeuren – en de kans daarop neemt toe.
De inzichten uit landen als Canada, Portugal, de VS en Engeland zijn waardevol, maar bieden geen kant-en-klare oplossing. Nederland heeft zijn eigen landschap, regelgeving en bevolkingsdichtheid. En ook hier stijgen de temperaturen, droogt de vegetatie uit en groeien natuur en bebouwing steeds dichter naar elkaar toe. Recreatieparken in het bos, woonwijken grenzend aan de duinen, vergroende steden – het zijn allemaal voorbeelden van de WUI in Nederland.
Zonder een duidelijk beeld van waar onze risicozones liggen, is het moeilijk om ons aan te passen – en voor mensen om te beseffen dat ze in een gebied wonen dat blootstaat aan natuurbrandrisico. Natuurbranden houden zich niet aan gemeentegrenzen. Ze verspreiden zich razendsnel via droge vegetatie en slaan over door vliegvuur: van struiken naar schuurtjes, van daken naar speelplaatsen. Wanneer natuurbranden uitbreken, kan dit zeer plotseling gebeuren. Dat vereist soms evacuatie of juist schuilen in een brandveilig huis. In een dichtbevolkt land als Nederland kan één natuurbrand in een WUI-zone tientallen huizen bedreigen of erger.
Sommige veiligheidsregio’s hebben al maatregelen getroffen, maar er is behoefte aan een gedeelde richting en meer bewustwording bij huishoudens die in of nabij de WUI wonen. Het programma Natuurbrandveiligheid – onderdeel van het programma Klimaatveiligheid van het NIPV – brengt de WUI in Nederland nu voor het eerst systematisch in kaart. Daarbij worden ruimtelijke analyses gecombineerd met de kennis van professionals uit veiligheidsregio’s, natuurbeheer, onderzoek en overheden. Zo wordt stap voor stap gewerkt aan een gedeeld begrip, een kaart van risicogebieden en – belangrijker nog – aan een handelingsperspectief voor gemeenten, brandweer en bewoners. Op basis waarvan duidelijke strategieën voor preventie, samenwerking en communicatie kunnen worden gemaakt.
Kortom: bewustwording en actie rondom de WUI zijn geen luxe, maar noodzaak. De brandbare vegetatie staat niet langer op afstand. En als wij niets doen, is het niet de vraag óf, maar wannéér het vuur overslaat.
Bekijk ook
Blog: Ammonia Avenue: van popalbum naar veiligheidsvraagstuk
29 juli 2025
Ruim 40 jaar geleden verscheen het album ‘Ammonia Avenue’ van The Alan Parsons Project. Het album roept op tot dialoog tussen mens en machine, tussen vooruitgang en bezinning. Als het gaat om ammoniakveiligheid is die oproep heel actueel, blogt onderzoeker-adviseur Margreet Spoelstra.

Het verhaal achter ‘Ammonia Avenue’
In 1984 bracht The Alan Parsons Project het album ‘Ammonia Avenue’ uit. Eric Woolfson, de schrijver van het album, ontmoette tijdens een vlucht naar New York de CEO van Imperial Chemical Industries (ICI) in Billingham (Engeland). Deze CEO nodigde Woolfson uit voor een bezoek aan de ICI-fabriek, in de hoop dat Woolfson geïnspireerd zou raken. ICI was indertijd een grote producent van ammoniak en Woolfson zag tijdens zijn bezoek een enorm terrein met chemische installaties en buisleidingen, maar hij zag geen mensen en ook geen bomen. Hij zag wel een straat genaamd Ammonia Avenue. Woolfson werd hierdoor inderdaad creatief geïnspireerd en verwerkte zijn gedachten in de nummers op het album. ‘Ammonia Avenue‘ gaat over hoe de wetenschap en de maatschappij technologische vooruitgang zien en beleven en hoe misverstanden en gebrek aan begrip de dialoog tussen deze twee bemoeilijken. Op internet is te lezen welke betekenissen luisteraars aan dit nummer geven.
Kansen en zorgen rond ammoniak
Ammoniak (‘ammonia’ in het Engels) is anno 2025 in ons land onderwerp van gesprek als onderdeel van de energietransitie. Ditmaal dus niet op vinyl, maar in beleidsnota’s, toekomstverkenningen en bewonersavonden. Met als grote vraag: hoeveel ammoniak wordt in de toekomst in Nederland opgeslagen en getransporteerd en hoeveel ammoniak wordt omgezet in waterstof? Zorgpunt hierbij is het vrijkomen van grote hoeveelheden ammoniak en de effecten ervan op de mens, want een grote ammoniakwolk werkt ontwrichtend op de omgeving.
Er dreigt een spanningsveld te ontstaan tussen enerzijds opvattingen vanuit de wetenschap c.q. de (chemische) industrie en anderzijds de maatschappelijke beleving (zie voetnoot 1). De industrie vindt dat de kans op een groot lek erg klein is, mede door de decennialange ervaring met ammoniak, terwijl de samenleving de effecten van zo’n lek onacceptabel groot vindt. Dit spanningsveld vraagt om duiding en daarin speelt het lectoraat Energie- en transportveiligheid van het NIPV een rol: door (wetenschappelijke) kennis over veiligheid in te brengen bij de productie, opslag en het transport van ammoniak.
Eigenschappen en risico’s
De stof ammoniak (NH₃) speelt een belangrijke rol in industriële processen en in de landbouw (kunstmest) en wordt als koelmiddel gebruikt in de levensmiddelenindustrie. Naar verwachting gaat ammoniak een belangrijke rol spelen in de energietransitie, omdat het veel waterstof bevat en op die manier als waterstofdrager (energie) kan fungeren. Ammoniak is relatief eenvoudig te produceren en te transporteren en kan op termijn dienen als schakel in een fossielvrije samenleving. Het heeft echter als nadeel dat het giftig, brandbaar en corrosief is. Vooral het giftige karakter van ammoniak baart de samenleving zorgen. Iedereen die ooit wel eens ammoniak uit een ammoniakfles heeft geroken, kan zich herinneren dat dat bepaald geen pretje was: ammoniak heeft een stekende geur en werkt irriterend op de slijmvliezen van onder andere ogen en luchtwegen.
Bij incidenten waarbij een grote hoeveelheid ammoniak vrijkomt, kan de omgeving ontregeld raken en dergelijke ongevallen moeten daarom voorkomen worden. Het lectoraat draagt hieraan bij met onderzoek naar modellering, ongevallen, uitstroomscenario’s en hulpverlening. Zo onderzoeken we hoe ammoniak veilig kan worden opgeslagen en vervoerd, werken we scenario’s uit waarbij ammoniak vrijkomt uit een transportleiding of tijdens verlading en gaan we na welke lessen de brandweer kan leren van ammoniakincidenten uit het verleden. Dit onderzoek, getiteld ‘Lessons learned over repressieve inzet brandweer bij ammoniakincidenten’, wordt na de zomer opgeleverd.
Dialoog over veiligheid
Het album ‘Ammonia Avenue’ roept op tot dialoog tussen mens en machine, tussen vooruitgang en bezinning. Als het gaat om ammoniakveiligheid is die oproep dus heel actueel, want ammoniak mag dan al decennialang een bekende stof zijn in de industrie en wetenschap, er spelen nu maatschappelijke discussies over ammoniakveiligheid, zowel bij het opslaan als bij het transport van ammoniak.
Vanuit het lectoraat leveren we de kennis aan die nodig is om de dialoog over ammoniak en ammoniakveiligheid te kunnen voeren. We ontwikkelen die kennis primair voor hulpdiensten (adviseurs risicobeheersing en omgevingsveiligheid, incidentbestrijders), maar aangezien de door ons ontwikkelde kennis openbaar toegankelijk is, kan iedereen hier gebruik van maken.
Routes en risico’s
Eén van de opgaves is de veiligheid rondom het transport van ammoniak. Nu het bedrijfsleven zal inzetten op ammoniak als drager voor waterstof, zal in de toekomst meer ammoniak vervoerd moeten worden. Transport via de nog aan te leggen Delta Rhine Corridor (DRC) heeft de voorkeur, maar deze buisleiding komt er voorlopig niet. Transport over het water met binnenvaartschepen is een goed alternatief, maar er zijn momenteel nog onvoldoende binnenvaartschepen. Transport van ammoniak over het spoor en over de weg kan dus realiteit worden, ware het niet dat deze routes over het algemeen dichter bij woonwijken liggen dan de DRC-leiding en binnenvaart. Dit leidt tot zorgen over de veiligheid van en bij omwonenden.
Samen veilig vooruit
Het laatste woord is dus nog niet gezegd over ammoniak in het algemeen en ammoniakveiligheid in het bijzonder. In plaats van stelling te nemen en felle discussies te voeren over ammoniak, kan het onderwerp in mijn ogen beter gebruikt worden om de uitdagingen van de energietransitie gezamenlijk aan te pakken. Door de dialoog aan te gaan kunnen de verschillende perspectieven – technische innovatie, veiligheid en maatschappelijke zorgen – met elkaar worden verbonden. En misschien is die dialoog wel de mooiste compositie van allemaal.
Margreet Spoelstra
senior onderzoeker-adviseur energie- en transportveiligheid
1) Wetenschap is niet beperkt tot de industrie; ook universiteiten en kennisinstituten bedrijven wetenschap. Als het gaat om ammoniak, heeft de industrie een uitgesproken mening en zijn universiteiten en kennisinstituten neutraler in hun bewoordingen.
Bekijk ook
“Altijd voorbereid op het onbekende”
28 juli 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 3: Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen.
“Ze gebeuren niet vaak, maar kunnen wel een geweldige impact hebben met een groot risico voor mens en milieu vormen. Grote of complexe incidenten met gevaarlijke stoffen ontwrichten mogelijk zelfs de economie. Daarom is het landelijk brandweerspecialisme Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen er”, vertelt Jan Jacobs, landelijk coördinator Incidentbestrijding gevaarlijke stoffen (IBGS) bij het NIPV. In 2026 gaat Jacobs met pensioen, een mooi moment om terug te kijken op de ontwikkeling van IBGS. We stelden hem 5 vragen.

Is een landelijk brandweerspecialisme voor gevaarlijke stoffen echt nodig?
“Er is geen enkele twijfel dat het IBGS als landelijk brandweerspecialisme nuttig is. Sterker nog, we móeten het hebben.
- Kijk, kleine incidenten met gevaarlijke stoffen gebeuren vaak. Denk aan gaslekkages, een diesellekkage, die kan elke brandweerbasiseenheid wel aan.
- Grotere incidenten kan een veiligheidsregio ook vaak zelf oplossen. Denk aan een lekkage bij een vrachtwagen die zoutzuur vervoert of in een ziekenhuis een klein aantal mensen die gevaarlijke stoffen over zich heen krijgen.
- Maar bepaalde incidenten met gevaarlijk stoffen komen weinig voor en hebben wel een grote impact. Als elke individuele regio zich moet voorbereiden op die grote en complexe incidenten, dan kost dat veel inspanning. Daarom is het slim om met alle 25 regio’s én samen te werken.”
Wat heb je geleerd in jouw jaren IBGS?
“Toen ik bij de brandweer kwam, 26 jaar terug, was de houding: ‘dat doen we zelf’. Ik kwam van het RIVM als stralingsdeskundige, en zag in de praktijk dat je juist elkaar nodig hebt. Er was een keer een acrylnitrillekkage bij station Amersfoort, waardoor het treinverkeer een dag stil lag. De gaspakdragers van de veiligheidsregio wisten niet hoe ze het moesten aanpakken. Terwijl specialisten van ProRail het snel oplosten. Waarom? Zij hoeven geen branden te blussen en mensen uit auto’s te halen. Zij kunnen zich volledig focussen op dit soort incidenten.”
“Een ander voorbeeld, uit België. In Wetteren liep acrylnitril via de riolering een dorp in en er was een grote gaswolk. Dat werd uiteindelijk opgelost door de bedrijfsbrandweer van BASF want die konden tientallen gaspakdragers dagenlang inzetten en hadden specialistische middelen.”
Wat maakt samenwerking rondom gevaarlijke stoffen zo cruciaal?
“Bepaalde incidenten met gevaarlijke stoffen komen zo weinig voor dat je er lokaal nauwelijks ervaring mee opdoet. Je kunt niet verwachten dat iedere regio álles paraat heeft. “Een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) uit de regio heeft de juiste kennis, maar ook die kent niet alle stoffen en bestrijdingsmogelijkheden uit het hoofd. De landelijk adviseur gevaarlijke stoffen (LA-IBGS) is dan een hulplijn. Om mee te denken en door te verwijzen naar specialistische teams of partners met specialistische kennis. En dan heb ik het over écht goed opgeleid en ervaren personeel. Een monteur van Sitech heeft vaak veel meer ervaring met gevaarlijke stoffen dan een gemiddelde brandweerman. Door dat landelijk te organiseren en samen te werken met partners, krijg je meer ervaring en lagere kosten.”
Waar gaat IBGS naartoe?
“We zijn de vrijblijvendheid voorbij, het is nu tijd voor borging van het landelijke brandweerspecialisme. We hebben afspraken nodig over landelijke coördinatie, regie en financiering. Niet alleen voor Nederland. Ook op Europees niveau. Als je met meerdere landen samenwerkt, krijg je één team dat langzaam maar zeker meer ervaring opdoet. Dan hoeft niet elk land eigen spullen aan te schaffen. Dat is goedkoper en effectiever. Zeker voor incidenten met lage frequentie maar hoge impact.”
Wat wil je meegeven aan je opvolger en aan het netwerk?
“Het gaat nooit om één persoon. Niet om landelijk coördinator Jan Jacobs. Je brengt samen dingen in beweging. Echte veranderingen hebben tijd nodig. Je plant zaadjes en wacht tot het water valt. Olav Strotmann, voorzitter van de vakraad Incidentbestrijding, zei laatst: ‘In jouw werk moet je naar vijf jaar kijken, niet naar vijf maanden.’ En dan zie je dat er wel degelijk veel in beweging is gezet. Specialistische bronbestrijdingsteams komen eraan. De samenwerking met RIVM en de bedrijfsbrandweren van de grote chemische bedrijven is echt vooruitgegaan. En vergeet de technologische ontwikkelingen niet, zoals AI en drones. Daar moeten we ook iets mee. Het toverwoord is en blijft samenwerking. Echt, echt, echt samenwerken.”
Bekijk ook
Evaluatie leergangen Gaspakdrager en Verkenner
24 juli 2025
Om leergangen up-to-date te houden, houdt het NIPV ze regelmatig tegen het licht. Dit jaar zijn de leergangen Gaspakdrager en Verkenner aan de beurt. Beide specialistische leergangen kunnen gevolgd worden door mensen met een diploma van de leergang Manschap. “Ik heb deze exotische leergangen al diverse keren gegeven”, zegt Mark-Olaf Sorkale, beleidsmedewerker risicobeheersing en adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) van Veiligheidsregio Groningen en tevens instructeur voor de BON (Brandweeropleidingen Noord). “Het zijn hele gedegen leergangen, maar het is goed dat ze weer afgestoft en bijgeschaafd worden. Ik heb het gevoel dat ze een aantal jaar geleden al goed zijn geactualiseerd. Het zou zonde zijn om ze nu niet bij te houden.”

Passie voor gevaarlijke stoffen
Als AGS ziet hij dat de leergangen dicht tegen zijn eigen specialisme aanschuren. “Ik heb een passie voor gevaarlijke stoffen. Van huis uit ben ik milieukundige, een studie met veel microbiologie en scheikunde. Processen van en wisselwerkingen in cellen/stoffen fascineren mij zeer! Om daarvan mijn werk te hebben kunnen maken en collega’s ook te kunnen laten leren, geeft veel voldoening en plezier. Soms hebben collega’s zoiets van: ‘gevaarlijke stoffen, dat is iets engs, hier kun je als brandweer niets mee’. Maar als ze er meer over weten en zaken kunnen meten en als ze dieper in de materie zitten, dan blijkt dat ‘enge’ reuze mee te vallen.”
Meetapparatuur en meettechnieken
Sorkale ziet het ook als een voordeel dat hij als instructeur ook AGS is. “In de praktijk werk je als gaspakdrager of verkenner altijd in combinatie met een AGS, dus in die zin is het ook een voordeel dat ik deze specialistische leergangen goed ken. Ik vind dat beide vrij goed zijn vormgegeven, met goede e-modules en goede omschrijvingen voor praktijkoefeningen en meetopdrachten. We gaan ook echt de diepte in: de deelnemers leren veel verschillende meetapparatuur kennen en verschillende meettechnieken. Echt inhoudelijk, ook achtergrond over stoffen. Zij weten dus echt hoe zij moeten meten en wat zij meten. Waar ik verbetering zie en wat hoor ik ook terug van studenten, is dat de aansluiting met het examen wat minder is. Daarom denk ik dat het heel goed is, dat deze leergangen geëvalueerd worden en aangepast als uit de evaluatie blijkt dat dat nodig is.”
Feedback belangrijk om kwaliteit te borgen en verbeteren
Meryem Çorum, onderwijskundige bij het NIPV, benadrukt het belang van de evaluatie. “Bij deze leergangen is het de eerste keer sinds ze ontwikkelt en geïmplementeerd zijn in 2020-2021. Voor ons is feedback van degenen die de leergangen de afgelopen jaren gevolgd hebben, heel belangrijk om de kwaliteit te borgen en te kunnen verbeteren. Alle input is welkom. We hopen dat dit proces aan het einde van dit jaar is afgerond en dat we dan aan de slag kunnen met het verbeteren van de leergangen Gaspakdrager en Verkenner!”
Meedoen aan de evaluatie?
Wil je ook meedoen aan de evaluatie van de leergangen Gaspakdrager en Verkenner? Of heb je feedback? Vul dan de vragenlijst in.
Bekijk ook
Werkwijzer toezicht bedrijfsbrandweer beschikbaar
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, 24 juli 2025
Voor de veiligheidsregio’s is een nieuwe werkwijzer beschikbaar gekomen waarmee zij het toezicht op bedrijfsbrandweerorganisaties op een uniforme manier kunnen organiseren. De ‘Werkwijzer toezicht op bedrijfsbrandweeraanwijzingen’ is een aanvulling op de in 2019 verschenen ‘Werkwijzer bedrijfsbrandweren’. Nu het Directeurenoverleg Industriële Veiligheid de werkwijzer op 15 juli heeft vastgesteld, is het document voor alle IV-specialisten beschikbaar.

Raamwerk met formats
Bij specialisten industriële veiligheid bleek grote behoefte aan een raamwerk met formats voor het toezicht op bedrijfsbrandweren. Dit omdat er regionaal verschillen waren in de wijze waarop deze wettelijke toezichttaak werd uitgevoerd. Dat bleek uit een landelijke verkenning naar de organisatie van het bedrijfsbrandweertoezicht door het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) in 2022. Een werkgroep met vertegenwoordigers van negen veiligheidsregio’s heeft aan de totstandkoming van het document gewerkt. Namens het LEC IV trad Jan Meinster op als projectleider.
Gezamenlijk overeengekomen basis voor de verschillende vormen van toezicht
Jan Meinster: “De werkwijzer beschrijft de gezamenlijk overeengekomen basis voor de verschillende vormen van toezicht. De werkwijzer bevat niet minder dan 17 bijlagen met praktische hulpmiddelen en werkdocumenten. Zoals een checklist met toezichtthema’s en formats voor controlerapporten en handhavingsbrieven. Deze formats kunnen vooral van grote waarde zijn voor veiligheidsregio’s met beperkte juridische capaciteit.
Daarnaast bevordert de werkwijzer de eenduidigheid van het toezichtproces in de regio’s en helpt het document het toezicht gestructureerd te organiseren. De bijlagen bevatten het belangrijkste ondersteunende instrumentarium. Alleen de checklist omvat al 25 pagina’s met thema’s waarop bedrijven in het toezichtproces kunnen worden geïnspecteerd. Uiteraard is de checklist ook handig voor bedrijfsbrandweerorganisaties om zichzelf aan te toetsen.”
Apart hoofdstuk over communicatie
De checklist en werkdocumenten beschrijven de processen voor verschillende vormen van bedrijfsbrandweertoezicht, zoals de kwaliteit van de bedrijfsbrandweerorganisatie, samenwerking met de overheidsbrandweer, bluswatervoorziening en stationaire voorzieningen.
In de werkwijzer is een apart hoofdstuk opgenomen over communicatie. De werkgroep onderkent het belang van goede communicatie en afstemming tussen overheden met toezichttaken in de industrie. Toezichthouders van verschillende overheden trekken regelmatig samen op bij inspecties en kunnen elkaar input leveren bij hun toezichtproces. Daarom is het belangrijk dat zij elkaar informeren over de resultaten van hun toezichttaken.
Download de werkwijzer
Binnen 30 minuten beeldvorming met dronebeelden
21 juli 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 2: Team digitale verkenning
“Ons streven is binnen 30 minuten met drones en robots beelden te leveren van een incident. Door betere beeldvorming zou het meer schade kunnen beperken.” Sinds kort ondersteunt Bram Seen het landelijk specialisme Team digitale verkenning (TDV) als landelijk coördinator. Waar wil hij mee aan de slag?

Goed fundament gelegd
“Waar we begonnen met 6 droneteams, hebben we nu binnen heel Nederland, op elke uithoek, al een TDV beschikbaar. Daardoor kunnen we beelden vormen op een snelle manier waardoor je veel sneller een incident kunt controleren. Veiligheidsregio Utrecht en Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland hebben inmiddels ook examen gedaan en maken hun voertuigen klaar om met TDV te starten. We hebben dan al 15 teams. Er is echt een heel goed fundament gelegd voor TDV in de afgelopen jaren.”
Een machine gebruiken om veiliger te werken
“De binnendrones en buitendrones die veel TDV’s hebben, maken beelden van een incident waarop het lokale commando besluitvorming baseert. We ontwikkelen ook door met verkennings- en blusrobots die op plekken komen waar je zelf niet naar binnen wilt als brandweer. Steeds meer veiligheidsregio’s zijn bezig een verkennings- en blusrobot aan te schaffen. En wat denk je van onderwaterdrones? Die maken het werk van duikers veiliger en efficiënter. We zien dat Utrecht, Rotterdam-Rijnmond en Gelderland-Zuid al aan het experimenteren zijn met onderwaterdrones en ik denk dat we dat landelijk verder moeten ontwikkelen.”
Meer samenwerken, kennis en kunde uitwisselen
“Geboren en getogen in Vlaardingen, onder de rook van Rotterdam, begon ik als brandweervrijwilliger en ben doorgegroeid bij de Gezamenlijke Brandweer. In de loop der jaren deed ik veel specialistisch werk, ik zat op de waterscooter en hing aan de helikopter. Toen ging ik werken met drones, en ik kwam erachter dat dit werk erg tof is. Het leveren van beeldvorming en duiden van de beelden. Het helpt het met de besluitvorming om incidenten sneller op te lossen. Je beperkt schade of vindt zelfs mensen sneller als dat nodig is.”

Nu gaat Bram Seen dus werken als landelijk coördinator bij het NIPV. “Het NIPV is vergunninghouder voor de landelijke vliegorganisatie van de brandweer. Daarnaast ondersteunen we TDV met onder meer doorontwikkeling en vakbekwaamheid. De komende tijd ga ik langs alle teams, kijken hoe het gaat en hoe ik ze kan helpen. Ik wil inzetten op meer samenwerking tussen teams onderling, meer uitwisseling van kennis en kunde. We hebben al een goed stukje vakbekwaamheid staan, maar we kunnen altijd van elkaar leren.”
Kansen voor onbemande drones
“Wat ik komende tijd op technologisch gebied wil oppakken, is onbemande drones, we noemen dat ook wel ‘drone in de box’ of ‘droneboxen’ omdat deze onbemande drones vertrekken en terugkomen vanaf een box. Hier zit veel potentie, bijvoorbeeld bij het bewaken van natuurgebieden of industriegebieden. Ik zie kansen in samenwerking met bedrijven en bijvoorbeeld de TU Delft en Saxion. Laatst had een student onderzoek gedaan naar het veilig terugbrengen van onbemande drones. Ik zie veel kansen en voordelen in samenwerken.

“Lastig is wel dat binnen de Nederlandse regelgeving het gebruiken van onbemande drones nu nog beperkt mogelijk is. Nu moet er altijd nog een piloot continu de drone in zicht te houden, je kunt hem niet zomaar zelf een rondje laten vliegen. Samen met onder meer het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en andere overheidsdiensten kijken we naar de mogelijkheden voor hulpdiensten om regelgeving hierop te versoepelen. Helemaal mooi zou het zijn als iemand in de meldkamer de beelden van de onbemande drone ter beschikking heeft en kan duiden. Zo kunnen we bij incidenten vanaf minuut 0 beeldvorming aanbieden zodat brandweermensen veiliger, efficiënter en effectiever hun werk kunnen doen.”
Bekijk ook
NIPV en WVSV bundelen krachten voor efficiëntere personeelsdata-uitvraag
17 juli 2025
Om veiligheidsregio’s te ontlasten bij de jaarlijkse uitvragen van personeelsgegevens, hebben het NIPV en de Werkgeversvereniging Samenwerkende Veiligheidsregio’s (WVSV) sinds augustus 2024 de handen ineengeslagen in een structurele samenwerking. Het NIPV en de WVSV hebben één gezamenlijke en inhoudelijk afgestemde uitvraag opgezet. Daarmee wordt voorkomen dat veiligheidsregio’s personeelsgegevens moeten aanleveren bij twee organisaties. Het proces is daardoor efficiënter en duidelijker.

Kerncijfers Personeel
Het NIPV heeft het dashboard Kerncijfers Personeel geactualiseerd. Eind 2024 waren er 19.237 personen met een repressieve functie werkzaam bij de brandweer in 22 veiligheidsregio’s. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2023, toen het aantal personen met een repressieve functie voor deze 22 veiligheidsregio’s 19.147 bedroeg.
Let op: genoemde cijfers zijn exclusief de regio’s Limburg-Noord, Friesland en Rotterdam-Rijnmond, omdat deze geen data over 2024 hebben aangeleverd. De data van deze regio’s zijn wel te zien over de jaren 2021 tot en met 2023, maar niet over 2024.
Eén uitvraag, twee doelen
Door de samenwerking wordt er nu één integrale uitvraag gedaan, die zowel het NIPV als de WVSV kan gebruiken voor eigen analyses en doelen. Het NIPV publiceert de kerncijfers over repressief brandweerpersoneel, de WVSV gebruikt de data ter voorbereiding op cao-onderhandelingen.
Bekijk ook
Veiligheidsregio’s en NIPV versterken landelijke incidentinzichten
16 juli 2025
Om beter voorbereid te zijn op de toenemende complexiteit van incidenten en crises bundelen zeven veiligheidsregio’s hun krachten in een vernieuwend dataproject. Het NIPV ondersteunt het initiatief als kennispartner en aanjager van landelijke samenwerking en standaardisatie.

De 25 veiligheidsregio’s in Nederland zijn verantwoordelijk voor brandweerzorg en crisisbeheersing. Zij opereren in een steeds dynamischer en complexer veiligheidslandschap. Om hun toekomstbestendigheid te vergroten, wordt ingezet op informatiegestuurd werken en bovenregionale samenwerking. Het optimaal benutten van beschikbare data speelt daarin een sleutelrol.
Beperkt landelijk inzicht in incidentdata
Op dit moment is er nog geen gezamenlijk, landelijk dekkend informatieproces rond het 112-incidentafhandelingsproces (112-IAP). Slechts een deel van de meldkamerdata wordt verwerkt in de vorm van de Kerncijfers Brandweer, die het NIPV publiceert in openbare dashboards op de website Kerncijfers Veiligheidsregio’s.
Deze data zijn echter gebaseerd op nog niet-geverifieerde meldgegevens uit het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS), waardoor landelijk inzicht in het volledige incidentverloop ontbreekt.
Dit beperkt de mogelijkheden om bovenregionale of landelijke datamodellen te ontwikkelen die bijdragen aan snellere en effectievere hulpverlening. Terwijl juist deze modellen essentieel zijn om bij grootschalige incidenten en crises snel en gecoördineerd te kunnen optreden, met minder schade en impact voor burgers en ondernemers.
Innovatief project met datascience als motor
Binnen dit project worden voor het eerst data over het 112-IAP uit zeven veiligheidsregio’s samengebracht en geanalyseerd. Op basis hiervan worden twee datascience-toepassingen ontwikkeld:
- Een voorspelmodel voor opschaling waarmee zo vroeg mogelijk in het incident kan worden bepaald of extra inzet nodig is.
- Een dynamisch inzet/adviesmodel dat meldkamercentralisten en bevelvoerders ondersteunt bij het nemen van datagedreven beslissingen tijdens incidenten.
Het doel is om op basis van deze toepassingen aan te tonen hoe datagedreven werken kan bijdragen aan:
- Effectievere incidentbestrijding
- Minder schade
- Beter welzijn voor betrokkenen.
Daarnaast wordt op basis van de projectresultaten een concrete handreiking ontwikkeld voor landelijke datastandaardisatie. Deze maakt bredere implementatie van optimalisatiemodellen mogelijk.
Kracht van samenwerking
Het project is een samenwerking tussen Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, het samenwerkingsverband Oost-5 (bestaande uit de Veiligheidsregio’s Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, IJsselland, Twente) en het NIPV.
Het NIPV ondersteunt dit initiatief met kennis, netwerk en landelijke doorwerking. De kracht van dit project ligt in het feit dat het vanuit de praktijk is ontstaan. Door dit te koppelen aan kennisontwikkeling en landelijke afstemming ontstaat een stevige basis voor duurzame vernieuwing in de incidentafhandeling. De combinatie van praktijkervaring, datagedreven innovaties en concrete standaarden vormt een waardevol fundament waarop andere veiligheidsregio’s kunnen aansluiten.
Amy Matser, lector Datagedreven publieke veiligheid: “Met dit project hopen we een waardevolle bijdrage te leveren aan het nieuwe Masterprogramma Informatievoorziening 2025-2030.”
Het project wordt gesubsidieerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit het Innovatiebudget Digitale Overheid.
Bekijk ook
Veiligheid van schone mobiele energieopweksystemen in kaart gebracht
16 juli 2025
Het NIPV heeft in opdracht van Bryntell, een organisatie die zich op flexibiliteit in energielevering richt, de veiligheidsaspecten van schone mobiele energieopweksystemen (SMEOS) onderzocht. SMEOS zijn energieopwekkers die een schoner alternatief bieden voor vervuilende dieselaggregaten.

In deze studie is de veiligheid van een SMEOS geanalyseerd op basis van methanol of methylalcohol (MeOH). Een SMEOS bestaat doorgaans uit een energieopwekker, een externe opslagtank en een oplaadbare batterij. Ze kunnen worden ingezet voor langdurig gebruik op bouwplaatsen, infrastructurele projecten en in de maritieme sector.
In het rapport worden drie hoofdonderwerpen behandeld:
- Wet- en regelgeving
- De veiligheidsrisico’s van SMEOS op basis van MeOH
- De maatregelen om deze risico’s te beheersen.
Zes scenario’s voor incidenten
Het NIPV heeft zes mogelijke incidentscenario’s uitgewerkt. In deze scenario’s, variërend van lekkages tot brand en milieuvervuiling, zijn de effecten op de gezondheid en het milieu berekend. Zo worden de effecten geanalyseerd van verdamping van MeOH, een plasbrand met MeOH en een thermal runaway in een batterijpakket dat onderdeel is van een SMEOS-opstelling. De effecten en bijbehorende afstanden zijn gevisualiseerd in een separaat gepubliceerde samenvatting.
Regels voor veilig gebruik
Een SMEOS op basis van MeOH is vergunningsplichtig wanneer deze een opslagcapaciteit heeft van meer dan 300 liter. Maar ook zonder vergunningsplicht gelden een zorgplicht en andere algemene veiligheidsvoorschriften.
Advies om risico’s te beperken
Om risico’s te beperken worden kans- en effectbeperkende maatregelen geadviseerd. Denk aan robuuste materialen, duidelijke procedures, opleidingen van het personeel dat het SMEOS installeert en onderhoudt, periodiek onderhoud, automatische blussystemen en evacuatieplannen. Ook wordt door het NIPV een afstand van 5 meter aanbevolen tussen de opslagtank en andere onderdelen van het SMEOS of de omgeving.
Conclusie
Onderzoeker Ben Riemersma: “Met de juiste veiligheidsmaatregelen zijn SMEOS een geschikt en schoner alternatief voor dieselaggregaten. Er zijn niet genoeg data voorhanden om iets te kunnen zeggen over de kans op een incident. Toch zijn wij van mening dat de kans op incidenten klein is, zolang de juiste veiligheidsmaatregelen worden getroffen.”
Lees het rapport en de samenvatting
Bekijk ook
Logistiek & ondersteuning haakt aan op ontwikkelingen landelijke ondersteuning
14 juli 2025
Zomerreeks landelijke brandweerspecialismen – deel 1: Logistiek & ondersteuning
“Logistiek is een noodzakelijk ondersteunend proces om doelmatig op te treden bij grootschalige of complexe incidenten. Veiligheidsregio’s benutten hun systemen en kennis maximaal door samen te werken en samen te professionaliseren.” Sinds begin 2025 ondersteunt landelijk coördinator Matthy Smeets (NIPV) het landelijk specialisme Logistiek & ondersteuning. “Begin juli organiseerden we een netwerkbijeenkomst voor logistiek specialisten, voor het eerst in jaren. Een mooie mijlpaal voor de toekomst van logistiek in veiligheidsland.”

Impuls voor logistieke ondersteuning
“Al een jaar of twee was er een vacature voor landelijk coördinator Logistiek & ondersteuning. Toen ik begin dit jaar begon, was mijn opdracht met name het doorontwikkelen van het specialisme door onder meer de visie te gaan herschrijven. Ook zou ik het netwerk van logistiek specialisten weer actueel krijgen en een bijdrage leveren aan de nieuwe opzet van de opleidingen op het vlak van logistiek. En niet te vergeten: de Databank logistiek die we gebruiken voor overzicht van de beschikbare middelen en materieel.”
“In mijn oriëntatiefase onderzocht ik wat we al hebben in het land op logistiek gebied. Ik bezocht veel regio’s en inmiddels zie ik een wisselwerking ontstaan: ik weet wie, wie is en mensen weten mij ook te vinden als ze iets willen weten op bovenregionaal logistiek gebied.”
Logistiek & ondersteuning in samenhang met landelijke ontwikkelingen
“Nu wil ik wel echt aan de slag met doorontwikkeling van logistieke ondersteuning op landelijk niveau. Maar ik merk ook dat ik heen en weer geslingerd word. Ondersteuningsteams, een mogelijke landelijk operationele staf, landelijke actiecentra, op al die ontwikkelingen moet logistiek inspelen. En wat dacht je van brandweerkazernes als lokale steunpunten tijdens crises? Hoe regel je daarvoor de logistieke ondersteuning? Dan heb ik het ook nog niet gehad over grootschalig brandweeroptreden (GBO) waar logistiek als paraplu ook overheen hangt. Ik ben benieuwd welke kant de ontwikkelingen opgaan en hoe ik daarop kan aanhaken met het landelijk specialisme Logistiek & ondersteuning.”
Effectiever samenwerken op bovenregionaal en landelijk niveau
“Een netwerk Logistiek & ondersteuning is iets waar we nu deels natuurlijk wel mee aan de slag kunnen. Ik merk dat er behoefte is aan meer samenwerking tussen regio’s, aan landelijke samenwerking. Effectief samenwerken doen we door elkaar te leren kennen en van elkaar te leren. Een netwerk met mensen uit hele land die over dezelfde dingen nadenken en verbinding zoeken, dat willen we nu opzetten.”
Informatievoorziening beschikbaar materieel via de Databank logistiek
“Naast bovenregionale samenwerking is er ook behoefte aan goede informatievoorziening, bijvoorbeeld via de Databank logistiek. Mijn insteek is nu het neerzetten van een goede voorziening voor bovenregionaal samenwerken. Wie weet kunnen we daarna verder kijken naar samenwerken buiten de brandweer.”
“Er is behoefte aan het aanhaken van heel hulpverlenend Nederland. Wie weet kunnen we in de toekomst ons systeem koppelen aan andere partijen, zodat logistieke ondersteuning kan helpen Nederland weerbaarder te maken. Maar: daar hoort ook capaciteit en een zak geld bij.”
“Eerst onze eigen zaken op orde. Eind 2025 moet de Databank logistiek een voorziening zijn die iedereen in de veiligheidsregio goed kan gebruiken en waar iedereen heel erg over te spreken is.”

Enthousiasme voor brede samenwerking op logistiek gebied
“Tijdens de netwerkdag bespraken we verschillende onderwerpen. De belangrijkste uitkomsten zijn voor mij:
- Al direct een aantal aanmeldingen om deel te nemen aan het landelijk netwerk Logistiek & ondersteuning. Als iemand zich ook nog wil aanmelden, dan kan dat via mij.
- Veel draagvlak voor de Databank logistiek en goede input voor de doorontwikkeling daarvan.
- Veel goede ideeën voor de ontwikkeling van nieuwe les- en leerstof voor de opleiding Coördinator logistiek (C-log).”
“Mijn hoop is dat we met alle logistieke ontwikkelingen binnen een brede groep kunnen samenwerken. Dat ook bijvoorbeeld de meldkamers, operationeel leiders en regionaal beheerders van de Databank logistiek zich aansluiten bij ons netwerk. Zo kunnen we gezamenlijk inzetten op effectievere logistieke samenwerking.”