label Fysiek veilige leefomgeving
label Veilige energietransitie

Norm voor veiligheid en prestaties brandweervoertuigen vernieuwd

22 april 2025

“De aanschaf van elektrische brandweervoertuigen is makkelijker geworden. Namens de Nederlandse brandweer mocht ik hierover in Europees verband meedenken”, vertelt Herman ter Beek, specialist brandweermaterieel bij het NIPV. “De vernieuwing van norm NEN-EN 1846-2 was noodzakelijk om de norm in lijn te brengen met technologische ontwikkelingen en strengere arbeidsveiligheidseisen. De wereld verandert en dat vraagt ook om veranderingen in de eisen die we aan brandweervoertuigen stellen.”

Norm voor veiligheid en prestaties brandweervoertuigen gewijzigd
Foto: Ramon Versteeg.

Voor brandweervoertuigen van boven de drie ton

Risico’s beperken zodat brandweermensen veiliger kunnen werken: dat is het doel van de vernieuwde norm NEN-EN 1846-2. Deze norm, gepubliceerd door NEN, stelt eisen aan brandweervoertuigen van boven de drie ton. Ter Beek, materiaalspecialist bij het NIPV en lid van de normcommissie Brandweeruitrusting, benadrukt het belang van de norm: “Dit helpt niet alleen brandweermensen veiliger te werken, maar biedt ook duidelijkheid voor producenten en aanbestedende diensten. Ook draagt het bij aan de energietransitie, het is nu bijvoorbeeld eenvoudiger om een elektrisch brandweervoertuig aan te schaffen.”

Norm voor arbeidsveiligheid van brandweervoertuigen

De NEN-EN 1846-serie is een belangrijk uitgangspunt voor arbeidsveiligheid bij de brandweer. Ter Beek: “Deze norm verscherpt normen die risico’s tijdens het werk beperken. Voor veiligheidsregio’s is het een handig stuk gereedschap bij het opstellen van een programma van eisen voor nieuwe voertuigen. Het bespaart veel werk bij het opstellen van technische specificaties voor het uiteindelijke voertuig. Ook voor voertuigontwerpers en -producenten is het fijn als iedereen met dezelfde normen werkt en weet waar hij of zij aan toe is. Daarnaast zorgt normalisatie ervoor dat productiekosten beperkt blijven.”

Toekomstbestendige Europese afspraken

Sinds 2018 is gewerkt aan de actualisatie van deze norm, met bijdragen van diverse Europese voertuigproducenten, normdeskundigen en specialisten uit het Europese brandweerveld. Het NIPV nam deel namens de Nederlandse brandweer. Ter Beek: “Deze normen verhogen de arbeidsveiligheid van brandweermensen, ook in Nederland. Daarom vind ik het goed dat wij een bijdrage konden leveren. De vernieuwde NEN-EN 1846-2 laat zien hoe afspraken op Europees niveau bijdragen aan innovatieve en toekomstbestendige brandweervoertuigen.”

Duidelijkheid voor elektrische brandweervoertuigen

Een van de belangrijkste aanpassingen is de verduidelijking van eisen voor elektrisch aangedreven voertuigen. Ter Beek: “De termen engine en fuel tank zijn bijvoorbeeld vervangen door main power supply en energy storage. Dit geeft meer ruimte en duidelijkheid voor producenten van elektrische voertuigen en aanbestedende diensten. Het is nu eenvoudiger voor veiligheidsregio’s om elektrische voertuigen aan te schaffen.”

In de vernieuwde NEN-EN 1846-2 zijn ook diverse benamingen en prestaties aangepast die gelden voor heel Europa. Ter Beek: “En de eisen voor ademluchttoestellen zijn verbeterd. Die mogen niet meer onder fysieke belasting in houders vergrendeld worden. Anders is er kans op lekkage omdat ze daar niet op ontworpen zijn.”

Vernieuwde norm beschikbaar bij NEN

De Engelstalige versie van de NEN-EN 1846 is te downloaden via de webshop van NEN. Een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de vorige versie staat in het voorwoord. Een Nederlandse vertaling van de norm volgt later dit jaar. Overigens is ook de norm voor brandweergereedschap vernieuwd. Die norm, NEN-EN 13204, is ook te vinden op de website van NEN. Ter Beek: “Voor verdere toelichting is NEN beschikbaar, voor specifieke vragen over toepassing binnen de brandweerpraktijk kunnen de regio’s bij ons terecht.”

label Fysiek veilige leefomgeving

Nieuw bijscholingsprogramma scherpt brandonderzoeker

17 april 2025

Brandonderzoekers kunnen zich vanaf vandaag inschrijven voor verschillende bijscholingsthema- en trainingsdagen die het NIPV dit jaar aanbiedt. “Dit jaar combineren we bestaande thema’s voor het eerst met nieuwe cursussen”, zegt Rijk Hofman, projectleider vakbekwaamheid. “Je kunt bijvoorbeeld de dagen over brandverloop, fotografie en schriftelijk rapporteren alsnog volgen wanneer dat tot nu toe niet is gelukt. De nieuwe thema’s dit jaar zijn: leren van brandonderzoek en elektriciteit.”

Door dit bijscholingsprogramma te volgen houd je je mes als brandonderzoeker scherp, vindt Hofman. “Je slijpt je vakkennis in en op onderdelen actualiseer je die kennis, of breid je die uit. Bovendien leer je op de thema- en trainingsdagen ook heel veel van elkaar. Om die reden stellen we de cursusgroepen bewust interregionaal samen.”

Goede aansluiting werkveld

Het programma is ook dit jaar het resultaat van een goede samenwerking met de landelijke Vakgroep Brandonderzoek van Brandweer Nederland en het werkveld. Hofman verwacht daarom dat het aanbod goed aansluit bij de behoefte van het werkveld.

Voor juni staat de trainingsdag Brandverloop en Basisprincipes van brandbestrijding op het programma. “Deze cursus biedt een prima overzicht van de actuele theorie van de Basisprincipes van brandbestrijding”, zegt Martin Doorn, adviseur vakbekwaamheid/brandonderzoeker bij Brandweer Kennemerland, die deze cursus eerder volgde.

Mooie inzichten

De bijscholing geeft volgens Doorn een mooie samenvatting van alle theorie die wellicht niet vaak direct gebruikt wordt, maar wel van belang blijft. Aangevuld met actuele onderwerpen uit huidige opleidingen zoals onder meer gebouwcodering en het eenduidig benoemen van dynamisch brandverloop. “De cursusdag gaf mij mooie inzichten en bruikbare handvatten voor mijn werk als brandonderzoeker. De inhoud werd bovendien zo gebracht dat ik die nu zelf helder kan vertalen naar de ploegen. Denk hierbij aan eenduidige actuele benamingen en overzichten”, aldus Doorn.

Meer informatie en aanmelding

Akkoord op vervolgstappen programma Onderwijs Onderweg

17 april 2025

Deze besluiten vormen een volgende stap in het verbeteren van het onderwijsstelsel voor brandweerzorg en crisisbeheersing.

Onderwijs onderweg

Vrijdag 11 april jl. heeft de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) in samenwerking met het MT van het NIPV een aantal besluiten genomen over het vervolg van het programma Onderwijs Onderweg. Deze besluiten vormen een volgende stap in het verbeteren van het onderwijsstelsel voor brandweerzorg en crisisbeheersing.

Wat is er besloten?

In de tweede etappe van het programma is hard gewerkt aan vijf speerpunten. De nadruk lag daarbij op drie praktijkcases: de functie Manschap, de rol van Operationeel Leider en het duikonderwijs. Daarnaast werkten de opleidingsinstituten aan een gezamenlijke onderwijsvisie en is gestart met een aanzet tot het vereenvoudigen van wet- en regelgeving. Deze inspanningen hebben geleid tot concrete voorstellen, waar vandaag besluiten over zijn genomen:

1. Splitsing van Manschap
De RCDV stemde in met het voorstel om Manschap op te splitsen in drie nieuwe kwalificatiedossiers: Brandwacht A, Brandwacht B en Brandwacht C. Daarnaast komt er een specialisatie op het gebied van brandbestrijding en hulpverlening. Deze stap sluit beter aan op de praktijkbehoefte van de veiligheidsregio’s.

2. Aanpassing van de Wet veiligheidsregio’s
Er is akkoord gegaan met een voorstel om het vernieuwde onderwijsstelsel vast te leggen in wet- en regelgeving. Zo is onder andere voorgesteld om wettelijk vast te leggen wie verantwoordelijk zijn voor goed onderwijs voor brandweer- en crisisprofessionals. Zodra duidelijk is hoe het stelsel moet worden ingericht en functioneren, is het idee dit vast te leggen in een ministeriële regeling. De verdere besluitvorming ligt bij het Veiligheidsberaad.

3. Pilot voor ijkfuncties
De RCDV heeft ook groen licht gegeven voor een pilot met ijkfuncties. IJkfuncties zijn cruciaal bij crisisbeheersing en interregionale samenwerking. De pilot helpt om nieuwe kwalificatiedossiers eenvoudiger vast te stellen.

4. Haalbaarheidsonderzoek één opleidingsinstituut
De RCDV en het MT NIPV hebben het programma opdracht gegeven te onderzoeken of het haalbaar is om te komen tot één landelijk opleidingsinstituut. Deze opdracht komt voort uit de meerdaagse bijeenkomst van de RCDV in Noordwijk. De uitwerking hiervan komt aan bod in etappe 3.

Vervolg in etappe 3

Het programma werkt in etappes, zodat het kan leren van iedere etappe. De besluiten van vandaag ondersteunen de activiteiten in etappe 3. De komende periode ligt de focus op:

  • Het toetsen en opstellen van de kwalificatiedossiers voor Brandwacht A, B en C en hun specialismen.
  • In beeld brengen van de vraag uit de beroepspraktijk voor kwalificatiedossiers van de functies operationeel leider en CoPI.
  • Voorbereiding besluitvorming over de pilot voor ijkfuncties.
  • Verbetering van examinering.
  • Haalbaarheidsonderzoek naar één opleidingsinstituut.
  • Vaststellen van een onderwijsvisie.
  • Voorstellen maken voor vereenvoudiging van financiën voor onderwijs.

Meer informatie

Blijf op de hoogte van de laatste ontwikkelingen via de webpagina Programma Onderwijs Onderweg.

label Informatiegestuurde veiligheid

Met BI processen en besluitvorming in het veiligheidsdomein ondersteunen 

14 april 2025

“Voorheen was BI vooral terugkijken, nu is daarnaast realtime presentatie van data mogelijk. De volgende stap is misschien wel de toekomst voorspellen: data science.” Wolfgang Hasse (BI-specialist) en Ninke Maes (Product Owner BI) werken in het BI-team van het NIPV. Zij vertellen over de meerwaarde van BI in het veiligheidsdomein.

Ninke Maes en Wolfgang Hasse.

BI staat voor Business Intelligence en gaat over het verzamelen, presenteren en verrijken van data. Met deze data kun je vervolgens – informatiegestuurd – processen evalueren en verbeteren. Bijvoorbeeld in de crisisbeheersing, brandweerzorg en bedrijfsvoering. Het BI-team hoort bij de landelijke datavoorziening DATA4OOV. Binnen deze voorziening is het realtime ontsluiten van data een nieuwe ontwikkeling, die de mogelijkheid biedt om niet alleen achteraf maar ook tijdens een incident de besluitvorming te ondersteunen. Maes en Hasse en hun collega’s ontwikkelden zo’n realtime dashboard voor het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden (LAC-NB). Aan de hand van dit en andere dashboards vertellen zij over de meerwaarde van BI in het veiligheidsdomein.

Sneller en makkelijker data verifiëren 

Maes: “Onlangs leverden we het dashboard Kerncijfers Natuurbranden op, in samenwerking met onderzoekers van het NIPV en de natuurbrandonderzoekers in de regio’s. Het NIPV is sinds 2023 verantwoordelijk voor de database natuurbranden.  

Met de inzet van ons team konden we niet alleen de weergave van de kerncijfers verbeteren, maar ook de totstandkoming ervan. Het proces van data verifiëren is namelijk geautomatiseerd: natuurbrandmeldingen uit de meldkamer komen nu automatisch bij de natuurbrandonderzoekers binnen. En in de tussentijd komt de melding bij de voorlopige cijfers te staan. Soms blijkt ter plaatse dat het slechts om bijvoorbeeld een brandende prullenbak of een kampvuur gaat. Wanneer de NIPV-onderzoekers de melding hebben geverifieerd, wordt deze afhankelijk van de uitkomst weergegeven als definitieve melding, of verdwijnt de melding uit het overzicht van voorlopige cijfers. Dit scheelt veel handmatig werk en daarmee tijd. De geverifieerde natuurbrandincidenten worden vervolgens gepubliceerd in het dashboard met de kerncijfers, dat de rapportvorm daarvan vervangt.” 

Sturen op bovenregionale capaciteit met dashboard Landelijk Actiecentrum Natuurbranden 

Hasse: “Een ander onlangs opgeleverd product is een besloten dashboard ‘Actuele natuurbrandmeldingen’. Collega’s van het Landelijk Actiecentrum Natuurbranden (LAC-NB) kwamen bij ons met de behoefte realtime inzicht te krijgen in natuurbrand incidenten. Om wanneer dat nodig is bovenregionaal bijstand te kunnen leveren en advies te geven. Bijvoorbeeld in het geval van twee gelijktijdige branden adviseren over de inzet van voertuigen, zoals een blushelikopter. Dit vraagt om realtime data ontsluiten, zodat collega’s live kunnen meekijken. In het dashboard dat we maakten wordt de data elke twee minuten ververst. Het gaat om GMS-data die we vanuit de meldkamers ontsluiten. Het dashboard geeft de collega’s van het LAC-NB inzicht in informatie over hoeveel gelijktijdige natuurbranden er plaatsvinden en hoeveel en welke voertuigen daarbij zijn ingezet. Hiermee hebben zij een beter beeld van het incident en hebben ze de mogelijkheid om bovenregionaal te kunnen sturen op capaciteit.”

Toekomstperspectief: verder verbeteren processen en data science

Maes: “Vanuit DATA4OOV zijn we begonnen met het opleveren van dataproducten die terugkijken, op dit moment kunnen we ook live met incidenten meekijken, en wie weet gaan we in de toekomst zelfs naar voorspelmodellen kijken. Dit alles met het doel de processen en de besluitvorming in het veiligheidsdomein te ondersteunen. De komende tijd kijken we in samenwerking met de onderzoekers vanuit het lectoraat Datagedreven publieke veiligheid hoe we data nog verder kunnen inzetten.”  

Bedrijfsbrandweercasus verbindt NIPV en bedrijf

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

In het speelveld van industriële veiligheid staan bedrijven en de overheid nog wel eens ‘tegenover elkaar’, bijvoorbeeld in een adviestraject of tijdens een Seveso-inspectie. Maar het kan ook anders, zo blijkt uit een unieke samenwerking in Oss. Farmaceutisch bedrijf Aspen stelde zich beschikbaar om zijn bedrijfsbrandweeraanwijzing te laten doorlichten als praktijkcasus voor het leerblok Bedrijfsbrandweer in de leerstroom Industriële veiligheid van het NIPV. Een initiatief dat vroeg om wederzijds vertrouwen en strakke afspraken en dat zeer goed uitpakte. “Deze samenwerking heeft voor alle betrokkenen een groot leerrendement opgeleverd en we hebben meer begrip voor elkaar gekregen”, aldus Fire Brigade Preparation Officer Tom Boden van Aspen.

Wat klein begint, kan met de juiste voedingsbodem snel groeien. Zo ging het ook met de samenwerking tussen het NIPV en Aspen. De aanleiding: het NIPV zocht een bedrijf dat bereid was de praktijkdag bedrijfsbrandweer voor de cursisten van de leerstroom Industriële veiligheid te ‘hosten’. Kort samengevat: het bijwonen van een bedrijfsbrandweeroefening en het toetsen van die oefening aan relevante onderdelen in de bedrijfsbrandweeraanwijzing van het bedrijf.

Korte lijnen

De contacten waren snel gelegd, doordat NIPV-docent Anke van der Beek en preparatie-officier Tom Boden van de bedrijfsbrandweer van Aspen elkaar kenden uit de brandweerpraktijk. Boden: “Toen we in gesprek raakten, zag ik kansen om de samenwerking breder te trekken, omdat met de juiste benadering het bedrijf en de brandweerwereld heel veel van elkaar kunnen leren. Voor ons is het verhelderend om inzicht te krijgen in hoe de veiligheidsregio’s kijken naar een bedrijf, het risicoprofiel beoordelen en hoe het hele proces van een aanwijzing verloopt. Aan de andere kant is het voor ons een mooie gelegenheid om de veiligheidsregio’s meer inzicht te geven in wat zo’n aanwijzing voor een bedrijf betekent, want het is best ingrijpend voor onze organisatie en bedrijfsvoering. Ik heb daarop aan het NIPV gevraagd of we als bedrijf konden aanschuiven bij het leerblok Bedrijfsbrandweer, met de relevante documentatie van onze bedrijfsbrandweeraanwijzing als casus voor de cursisten om van te leren.”

Openheid en vertrouwen

Het NIPV was direct enthousiast. Het overtuigen van het management van Aspen kostte wat meer inspanning, maar ook daar zag men al snel de meerwaarde van samenwerking, met als insteek: kennis delen en leren van elkaar. Ook Veiligheidsregio Brabant-Noord, als Seveso-toezichthouder voor Aspen, werd geraadpleegd om de weg te effenen. Daarna moesten wel een paar stevige afspraken worden vastgelegd om de cursisten toegang te geven tot de aanwijsdocumentatie.

Senior Fire Brigade Preparation Officer Tristan Theunisse: “Het was voor ons best spannend om op deze manier samen te werken met het brandweerdomein. Want wat kunnen we als bedrijf wel delen met anderen en wat niet? Delen van de aanwijsdocumenten kunnen gevoelige bedrijfsinformatie bevatten, waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Het vroeg dus een grote mate van wederzijds vertrouwen. Nadat we al onze verwachtingen en voorwaarden in afspraken hadden vastgelegd, konden we volledige openheid geven, zodat er voor de studenten geen belemmeringen waren in het bestuderen van de reeks documenten uit het aanwijstraject.”

Tom Boden en Tristan Theunisse.

Begrip en inzicht

De samenwerking leidde ertoe dat Boden en Theunisse tijdens het hele vierdaagse leerblok Bedrijfsbrandweer van de leerstroom Industriële veiligheid aan tafel zaten. De bedrijfsvertegenwoordigers lieten zich door de cursisten interviewen en gaven toelichting op alle onderdelen van de aanwijzing. In feite werden alle fasen van het aanwijstraject ‘nagespeeld’ in het praktijkdeel van de cursus, met als kers op de taart een afsluitende oefening van de bedrijfsbrandweer op de Aspen-site in Oss.

Theunisse: “Het was voor ons heel waardevol om dit leertraject van de cursisten mee te maken en onze inbreng te leveren. Als bedrijf hebben we er heel veel van geleerd. We hebben inzicht gekregen in hoe de veiligheidsregio’s in zo’n aanwijstraject te werk gaan. We zijn ook blij dat we voor de aankomende specialisten industriële veiligheid het verhaal vanuit óns perspectief hebben kunnen vertellen. Bedrijfsleven en overheid zijn toch twee verschillende werelden, met hun eigen belangen en benadering.

Kenmerkend volgens Theunisse was dat enkele cursisten van mening waren dat ze bedrijven een plezier doen met een bedrijfsbrandweeraanwijzing, omdat ze zo helpen de bedrijfssituatie veiliger te maken. “Toen wij uitleg gaven over wat zo’n aanwijzing allemaal betekent voor ons en hoeveel tijd, geld en energie we erin moeten stoppen, opende dat hun wel de ogen. Wij zagen de cursus trouwens ook als een mooie gelegenheid om de aanwijzing zelf nog eens kritisch langs de maatlat te leggen. Want veiligheid is bij Aspen een topprioriteit. Zo bood deze samenwerking een groot leerrendement voor beide kanten.”

Veilige omgeving

Voor docenten Anke van der Beek en Sjaak Offermans van het NIPV was de bijzondere lessituatie wel even wennen, maar zij zijn zeer enthousiast over het resultaat van de samenwerking. Van der Beek: “Deze opzet sluit prachtig aan op de nieuwe leerroutes die we bij het NIPV aan het opzetten zijn. Het klassieke onderwijsmodel met een docent die voor de groep staat en alleen ‘zendt’, is definitief verleden tijd. De leerstromen nieuwe stijl zijn veel interactiever. We leggen de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding in sterke mate bij de cursisten. Dat houdt bijvoorbeeld in dat zij zelf thuis de theoretische lesstof tot zich nemen via e-learning, waarna we groepsgewijs de diepte ingaan met casuïstiek die de cursisten uit hun eigen omgeving meenemen. In dit geval werd de inhoud van het praktijkdeel verzorgd door Aspen, die welwillend zijn bedrijfsbrandweerdocumentatie beschikbaar stelde en ook tegenspel leverde in de vorm van gesprekken en interviews rond een aanwijstraject. Dankzij de samenwerking met Aspen konden we de cursisten een mooie praktijkcasus bieden in een veilige leeromgeving. Wat ons betreft is zo’n samenwerkingsformule met een bedrijf zeker voor herhaling vatbaar.”

Scenario

En dat is ook de unanieme mening van de cursisten die het gezamenlijke leerproces met Aspen meemaakten. Ruud Alblas en Nadine Nienhaus namen deel namens Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid en ervoeren naar eigen zeggen een waardevolle cursus in een realistische praktijkomgeving. Nienhaus: “Door de mogelijkheden die Aspen ons bood, werden de thema’s uit het leerblok Bedrijfsbrandweer heel praktisch en tastbaar. Ons lesvoorbeeld was niet fictief, maar de werkelijke praktijk van een bestaand bedrijf. Best bijzonder dat een onderneming zich zo coöperatief en ‘kwetsbaar’ opstelt. Het was heel waardevol en leerzaam om met de mensen van Aspen te mogen sparren. Daarbij konden we ook dieper ingaan op dilemma’s aan beide kanten. Zo kwamen we dichter bij elkaar. Ik heb bijvoorbeeld meer inzicht gekregen in de keuzes die een bedrijf maakt om veiligheidsvraagstukken op te lossen.”

Alblas vult aan: “Het leerproces werkte twee kanten op. Voor het bedrijf was het waardevol om te zien hoe adviseurs en toezichthouders naar de situatie kijken en hoe een bedrijfsbrandweeraanwijzing tot stand komt. Wij baseren ons onder andere op de Werkwijzer bedrijfsbrandweer van het LEC Industriële Veiligheid. In deze casus konden we dat in de praktijk brengen door de aanwijsdocumentatie te bespreken en tijdens de oefening op de praktijkdag een inspectie te simuleren. Daarbij hebben we onder andere bekeken in hoeverre Aspen met de beschikbare bedrijfsbrandweercapaciteit in staat was het maatgevend scenario tankputbrand daadwerkelijk te beheersen. Prachtig om dat in zo’n realistische praktijkomgeving te kunnen doen. De bijzondere samenwerking tussen een bedrijf en het NIPV maakte deze cursus heel inspirerend.”


SIV’er in de praktijk: Els Martijn, Veiligheidsregio Zeeland

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Els Martijn maakte eind 2024 de overstap van DCMR Milieudienst Rijnmond naar Veiligheidsregio Zeeland. Voor DCMR had zij ook haar ‘thuisprovincie’ Zeeland als werkgebied, dus de omgeving verandert niet. De inhoud van het werk wel, want terwijl zij voor haar vorige werkgever als inspecteur hoofdzakelijk haar focus had op hoogrisicobedrijven, krijgt ze nu als specialist industriële veiligheid bij de veiligheidsregio een breder pakket taken en veiligheidsvraagstukken in de industrie op haar bordje.

Els Martijn.

“In mijn nieuwe job zie ik volop nieuwe uitdagingen, want er is heel veel industriële bedrijvigheid in Zeeland, vooral geclusterd rond het havengebied van Vlissingen en in Terneuzen. Nieuwe ontwikkelingen waar ik mij de komende jaren mee ga bezig houden zijn onder andere de komst van grote nieuwe bedrijven naar de Zeeuwse industrieclusters, zoals twee waterstoffabrieken in het kader van de energietransitie en grote batterijopslagen. Die grote dynamiek in de industrie maakt dit werk leuk. Net als de variatie, want je komt bij heel veel verschillende bedrijven met uiteenlopende processen, elk met een ander risicoprofiel en in een andere omgeving”, vertelt Els Martijn.

Overheidskant

Het is om die reden dat Els Martijn na haar studie milieukunde in Breda koos voor de overheidskant en niet voor een baan in de industrie. “Dat was ook een optie, want de studie milieukunde in Breda is een technisch georiënteerde studie. Daarmee had ik ook in de procesindustrie aan de slag gekund. Maar na mijn studie startte ik in 2003 als junior inspecteur bij de provincie Zeeland, waar ik al snel ontdekte hoe leuk ik het inspectiewerk bij bedrijven vond. Juist omdat je dan niet als werknemer aan één bedrijf gebonden bent, maar bij veel verschillende interessante bedrijven over de vloer komt. Door die afwisseling is het werk geen dag hetzelfde; steeds nieuwe situaties en nieuwe vraagstukken rond omgevingsveiligheid. Na 11 jaar bij de provincie veranderde de organisatie van de milieutaken. Toen in 2014 de omgevingsdiensten werden gevormd, werden de milieuspecialisten van provincie en gemeente samengebracht in de RUD Zeeland, dus dat werd mijn nieuwe werkgever.”

De volgende verandering van werkomgeving voor Els Martijn kwam in 2019, toen van rijkswege werd bepaald dat het toezicht op Seveso-bedrijven moest worden geconcentreerd bij een beperkt aantal gespecialiseerde omgevingsdiensten met kennis en ervaring in Seveso-uitvoeringstaken: “Met 16 andere collega’s ben ik toen overgegaan naar DCMR. Ik hoefde niet te verhuizen, want mijn werkgebied bleef Zeeland en DCMR kreeg een eigen vestiging in Zeeland. In de 21 jaar die ik bij de provincie, de RUD en DCMR heb gewerkt, ben ik in zekere zin ‘gekneed en gevormd’ als overheidsspecialist in industriële veiligheid. Bijdragen aan het handhaven van de veiligheid van de industrie is wel echt ‘mijn ding’ geworden. Ik voel me aan de publieke kant van de industriële veiligheid op mijn plek.”

Vacature

En die lijn zet zij voort binnen Veiligheidsregio Zeeland, als specialist industriële veiligheid binnen de afdeling Risicobeheersing. Haar focus blijft dus de industrie en ook in hetzelfde werkgebied waar ze is geboren en getogen. Maar waarom de ‘transfer’ van DCMR naar veiligheidsregio? Els Martijn “Ik was toe aan een nieuwe stap na 21 jaar hetzelfde werk gedaan te hebben bij de provincie, RUD en DCMR. Ik zag al eerder vacatures voor de functie specialist industriële veiligheid van Veiligheidsregio Zeeland voorbijkomen en werd getriggerd door de functieomschrijving. Toen al twee van de drie vacatures waren ingevuld en er nog één open stond dacht ik: ‘het is nu of nooit’.

Wat het voor mij aantrekkelijk maakt, is de verbreding naar andere typen bedrijven met andere veiligheidsvraagstukken. Zo ben ik direct na mijn aanstelling al aan de slag gegaan als projectleider ‘risicorelevante bedrijven’, een gezamenlijk project met de RUD Zeeland. Daarnaast ga ik ook adviestaken en bedrijfsbrandweerinspecties uitvoeren, wat voor mij ook nieuwe aspecten zijn.”

Dichtbij huis

Els Martijn volgt inmiddels de opleiding Specialist industriële veiligheid, wat wel een tijdelijke extra inspanning vraagt. Maar dat heeft zij er wel voor over om goed ingevoerd te raken in haar veranderende takenpakket. “Het voordeel voor de veiligheidsregio is dat ik door mijn 21 jaar inspectie-ervaring direct aan de slag kan. Ook met de inspectiesystematiek LBR-GIR ben ik al goed bekend. Voor mij persoonlijk is het prettig dat mijn nieuwe standplaats de brandweerkazerne van Goes wordt. Dichter bij mijn woonplaats, dus ik kan vanaf nu met de fiets naar mijn werk. Vaak zal ik daar overigens niet zijn, want deels werk ik thuis en natuurlijk ben ik veel op pad voor bedrijfsinspecties, in de industriële omgeving die mij altijd blijft boeien.”


Advisering door de veiligheidsregio’s: “doden voorkomen doen we aan de voorkant”

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Is in de vergunningprocedure van een industrieel bedrijf een advies van de veiligheidsregio wel noodzakelijk als het bedrijf aantoonbaar voldoet aan de risicocontouren voor externe veiligheid en de PGS-eisen? Ja, is de boodschap van Frank Lelieveld van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en Vincent de Winter-Moraal van Veiligheidsregio Hollands Midden tijdens het Jaarcongres Relevant op 11 juni in Utrecht. Zij verzorgen tijdens dit jaarlijkse congres van de Vereniging voor Milieuprofessionals (VVM) een infosessie namens het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV). Onder de titel ‘Doden voorkomen we aan de voorkant’ schetsen zij voor experts milieu- en externe veiligheid van overheid en industrie hoe een robuust advies de omgevingsveiligheid rond risicovolle activiteiten in brede zin bevordert. En dan gaat het niet alleen om het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook om preventie van gewonden, milieuschade en maatschappelijke impact.

Het LEC IV is kennispartner van het Jaarcongres Relevant 2025. Jan Meinster is lid van het kernteam en werkt mee aan het opzetten van het jaarlijks congresprogramma. Het LEC IV is tijdens het komende congres aanwezig met een informatiestand en verzorgt ook een inhoudelijke bijdrage met de informatiesessie over de adviesrol van de veiligheidsregio’s in de omgevingsveiligheid.

Deelnemers zijn onder andere adviseurs en toezichthouders van rijks- en regionale overheden (ministeries, inspecties, gemeenten, provincies, omgevingsdiensten), maar ook vertegenwoordigers van adviesbureaus en bedrijfsleven. Nu het LEC IV als kennispartner is aangesloten heeft de brandweersector een betere positie voor het wederzijds delen van kennis en expertise met dit netwerk.

25 jaar na Enschede

Het centrale thema op het Jaarcongres Relevant is: omgevingsveiligheid, van visie naar uitvoering. In het programma wordt stilgestaan bij het feit dat het dit jaar 25 jaar geleden is dat in Enschede de vuurwerkramp plaatsvond. Bij die gebeurtenis, op 13 mei 2000, werd de woonwijk Roombeek grotendeels verwoest en vielen 23 doden, waaronder 4 brandweermensen. Ook waren er meer dan 900 gewonden. De ramp was, samen met de cafébrand in Volendam in de nieuwjaarsnacht van 2001, aanleiding voor een enorme impuls in risicoadvisering op gebruiksvergunningen en aanscherping van het toezicht. In de afgelopen 25 jaar ontwikkelde het vakgebied risicobeheersing zich in de brandweersector tot een volwassen discipline en met de introductie van de Omgevingswet in 2024 hebben de veiligheidsregio’s een sterkere wettelijke grondslag gekregen voor advisering op omgevingsrisico’s.

Kennisdocumenten

Jan Meinster over de deelname van het LEC IV aan het congres: “We hebben de afgelopen jaren een mooie reeks kennisdocumenten ontwikkeld, die primair zijn bedoeld voor onze eigen achterban in de veiligheidsregio’s, ter ondersteuning van de advies- en toezichttaken. Maar een deel van die documenten kan ook waarde hebben voor vakspecialisten milieu van andere overheden en de industrie. Denk bijvoorbeeld aan het Scenarioboek Industriële Veiligheid, de Handreiking advisering milieubelastende activiteiten en de Handreiking brandveiligheidsmaatregelen bij afvalbedrijven. Daarnaast is het goed dat we als LEC IV nauw contact hebben met het netwerk van de VVM, om wederzijds kennis te delen en te weten wat er in elkaars werelden speelt. We willen als kennispartner aan andere professionals laten zien hoe breed de adviesrol van de veiligheidsregio’s is bij uiteenlopende vraagstukken op het gebied van omgevingsveiligheid.”

Risico’s en effecten

En die adviesrol is breder dan uitsluitend het voorkomen van dodelijke slachtoffers ten gevolge van industriële incidenten; de grondslag voor de risicocontouren in het externe veiligheidsbeleid. Meinster: “Bij die risicocontouren draait het vooral om rekenmodellen en de kansbenadering, terwijl we als veiligheidsregio’s een grote slag hebben gemaakt naar risicobeheersing vanuit de effectkant. Met als insteek: niet alleen het voorkomen van dodelijke slachtoffers, maar ook kijken naar andere effecten, zoals gewonden en het voorkomen van milieuschade en maatschappelijke ontwrichting.”

Meer informatie en aanmelden

Bekijk meer informatie over programma en aanmelding op de website van de VVM.


Cyberrisico’s risicorelevante bedrijven: gericht toezicht nodig

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

In maart verscheen het eindrapport van het onderzoek naar cyberrisico’s bij risicorelevante bedrijven. De verkennende studie werd in opdracht van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) uitgevoerd door bureau Oostkracht10. De publicatie van het rapport vond plaats tegen de achtergrond van de nieuwe Cyberbeveiligingswet, die dit jaar van kracht wordt. Als gevolg van die wet zal de inspectiedruk op het thema cyberveiligheid door de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur aanzienlijk toenemen. De veiligheidsregio’s zijn niet deskundig op cybergebied, maar kunnen bij hun toezichttaken in het kader van industriële veiligheid wellicht wel een signalerende functie op cyberveiligheid vervullen.

Foto: Pixabay.

De conclusies van de studie naar cyberrisico’s liegen er niet om: de industrie is een geliefd doelwit voor cybercriminelen. Hacking kan een criminele achtergrond hebben (geldelijk gewin/losgeld/bedrijfsspionage) maar kan ook sabotage tot doel hebben (terrorisme/statelijke actoren). In 2023 is maar liefst 95 procent van de industriële bedrijven in Nederland minimaal één keer doelwit geweest van een cyberaanval.

Wettelijk kader

De urgentie voor het structureel en robuust borgen van de cyberveiligheid wordt echter nog lang niet overal in de industrie voldoende gevoeld en sluitende landelijke wetgeving voor toezicht op dit thema was er tot voor kort niet. Daar komt verandering in met de komst van de Cyberbeveiligingswet die dit jaar van kracht wordt. De wet vervangt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, op grond waarvan uitsluitend toezicht werd gehouden op de digitale infrastructuur van de energiesector en vitale digitale dienstverleningsprocessen. De Cyberbeveiligingswet regelt ook het toezicht op de sectoren chemie, afvalstoffenbeheer en afvalwater. Veel meer bedrijven vallen dan onder de inspectieplicht voor cyberveiligheid, die is belegd bij de Inspectie Leefomgeving & Transport (IL&T) en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). Aan de stuurgroep van het project namen een specialist van IL&T en een collega van Veiligheidsregio IJsselland deel.

Signalerings-, bestrijdings- en beheerssystemen

Het onderzoek in opdracht van het LEC IV richtte zich niet op de digitale kant van de procestechniek, maar op de ‘rechterkant van de vlinderdas’, de systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante industriële bedrijven. Dat is immers het primaire aandachtsgebied van de veiligheidsregio’s bij de uitvoering van hun IV advies- en toezichttaken. De vragen die de input vormden van het verkennend onderzoek waren: in hoeverre zijn detectie- en brandbestrijdingssystemen en andere digitaal aangestuurde veiligheidsvoorzieningen kwetsbaar voor cyberaanvallen? Welke scenario’s kunnen zich voordoen? Met welke maatregelen kunnen die cyberrisico’s worden verminderd? En hebben veiligheidsregio’s in hun IV-inspectietaken ook een rol te spelen in het toezicht op de cyberbeveiliging van de genoemde systemen?

Conclusies

De samenvattende conclusie van het onderzoek, in een notendop samengevat, is dat informatie- en besturingssystemen voor detectie-, brandbestrijdings- en beheerssystemen voor veiligheidstechniek in de moderne bedrijfsomgeving kwetsbaarder worden voor cyberaanvallen. Steeds vaker worden deze systemen gecombineerd met kunstmatige intelligentie en, bekabeld of draadloos, op afstand beheerd en bestuurd via de digitale snelweg. Daardoor zijn ze bij onvoldoende bescherming ook toegankelijk voor hackers met kwaadwillende bedoelingen. De genoemde systemen zijn over het algemeen ook gemakkelijker toegankelijk en te beïnvloeden dan de operationele technologie van bedrijven.

Het is niet heel waarschijnlijk dat detectie- en bestrijdingssystemen het eerste doel zijn bij een cyberaanval. Maar het is ook niet uit te sluiten; kwaadwillenden die in staat zijn operationele technologie te ontregelen, kunnen in het verlengde daarvan ook proberen de stationaire ‘lines of defense’ uit te schakelen, om zo hun beschermende werking teniet te doen. De onderzoekers hebben in het kader van de studie verschillende scenario’s beschreven om mogelijke effecten van ontregeling van BBS-systemen in beeld te krijgen.

Mogelijke maatregelen om de kwetsbaarheid van veiligheidstechniek te verminderen zijn onder andere: brandmeldsystemen uitvoeren als ‘stand-alone installaties’, netwerksegmentatie en robuuste firewalls, het niet toestaan van automatische (firmware)-updates en het beperken en streng controleren van fysieke toegang tot informatie- en netwerkcomponenten.

Toezicht

In het onderzoek werd ook verkend hoe het toezicht op de cyberveiligheid van de genoemde veiligheidstechniek kan worden ingericht en wat de rol van de veiligheidsregio’s hierin kan zijn. Het LEC IV stelt vast dat het cyberdomein dermate specialistisch is, dat toezichthouders van de veiligheidsregio’s onvoldoende inhoudelijke kennis hebben om toezicht te houden op de beschermingsgraad van de digitale bedrijfsomgeving. Bovendien zijn andere toezichthouders op grond van de Cyberbeveiligingswet aangewezen om via inspecties toezicht te houden op dit belangrijke thema.

Wel kunnen de toezichthouders van de veiligheidsregio een signaleringsfunctie vervullen. Bijvoorbeeld door tijdens een Seveso-inspectie aan de hand van een vragenlijst over cyberveiligheidsthema’s een indruk te krijgen van hoe actief een bedrijf is in het waarborgen van de digitale veiligheid. Die informatie kan dan vervolgens worden gedeeld met de IL&T.
Er wordt vanuit de veiligheidsregio’s niet actief gestuurd op dergelijke thema-inspecties.
Het rapport is aangeboden aan de cyberspecialisten van IL&T, zodat zij kennis kunnen nemen van een aantal cyberrisico’s in ons vakgebied; systemen voor het signaleren, bestrijden en beheersen van incidenten bij risicorelevante bedrijven.

Download het onderzoeksrapport


Klimaatverandering en Seveso-bedrijven: oproep tot bewustwording

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) en de veiligheidsregio’s gaan de komende jaren intensiever aan de slag met het thema ‘Natech-incidenten’. Dit zijn calamiteiten in de industriële omgeving die worden veroorzaakt door natuurgeweld, zoals aardbevingen, overstromingen en extreem weer. Het LEC IV heeft een kennisdocument uitgebracht om de bewustwording van dit thema in de industrie en bij de veiligheidsregio’s te bevorderen. Het document slaat een brug tussen de klimaatadaptatie en de Seveso-regelgeving, die hoogrisicobedrijven verplicht zich ook te prepareren op externe risicofactoren, waaronder natuurgeweld.

Als gevolg van de klimaatverandering neemt de kans op perioden van grote hitte en droogte en extreme weerssituaties zoals storm en zware regenval toe. Seveso-bedrijven dienen zich hierop voor te bereiden door hun kwetsbaarheid voor natuurgeweld te verminderen. Begin 2024 bracht het LEC IV een vertaalde Europese Leidraad Natech Risicobeheer voor Natech-incidenten uit; een eerste aanzet om het thema bij de veiligheidsregio’s en Seveso-bedrijven onder de aandacht te brengen.

Breder perspectief

Het onlangs verschenen kennisdocument ‘Klimaatverandering en Seveso-bedrijven’ plaatst het thema in een breder perspectief. De eerdergenoemde leidraad is als bijlage bij het kennisdocument gevoegd, evenals een casestudie die verschillende Natech-incidenten binnen Europa beschrijft en een self assessment tool waarmee overheden en bedrijven kunnen vaststellen of zij zich voldoende inspannen om de gevolgen van natuurgeweld in de industriële omgeving op te vangen.

“De voorbereiding op externe invloeden die in de industriële omgeving kunnen leiden tot calamiteiten en het falen van veiligheidsvoorzieningen, is opgenomen in de Seveso-regelgeving 2015 en ook in de Omgevingswet”, verduidelijkt Henk van Wetten, projectleider van het gepubliceerde kennisdocument. “Concreet eist de regelgeving dat Seveso-bedrijven in hun veiligheidsrapport niet alleen aandacht hebben voor risico’s en scenario’s die vanuit de inrichting zelf komen, maar ook voor invloeden van buitenaf, waaronder natuurgeweld. De aard van Natech-incidenten verschilt van land tot land. In Nederland hoeven we bijvoorbeeld niet te vrezen voor aardbevingen die tot massale schade aan chemische inrichtingen kunnen leiden. Extreem weer met storm, zware regenval, blikseminslag of extreme hitte en droogte zijn in ons land wel reële gevaren. En die verschijnselen nemen toe in frequentie en intensiteit, naarmate de temperaturen als gevolg van de klimaatverandering stijgen.”

Groter effectgebied

Kenmerkend voor Natech-incidenten is volgens Van Wetten dat ze zich gelijktijdig op meer plaatsen in een industriecluster kunnen voordoen, omdat uiteenlopende vormen van natuurgeweld grotere gebieden treffen. Dat geldt voor aardbevingen, maar ook voor zware regenval of overstromingen. Van Wetten wijst ter illustratie op de clusterbuien die in 2021 Zuid-Limburg troffen. “Als zo’n clusterbui met langdurige zware neerslag over een industriegebied trekt, kunnen meerdere bedrijventerreinen onder water komen te staan. Dan kan zich een cascade-effect voordoen, als bijvoorbeeld de stroom uitvalt, waardoor processen stilvallen en ook veiligheidsvoorzieningen zoals detectiesystemen niet meer functioneren. Seveso-bedrijven moeten dergelijke risico’s in hun veiligheidsrapporten onderkennen en maatregelen treffen om die scenario’s te voorkomen.”

Rol veiligheidsregio’s

De industrie is verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen om ‘Natech-proof’ te worden, maar ook de veiligheidsregio’s hebben een rol. Zij zullen de komende jaren tijdens Seveso-inspecties ook aandacht besteden aan Natech-risico’s, door bedrijven te bevragen en inspecteren op genomen preventieve maatregelen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de waarborg dat vitale veiligheidsvoorzieningen, zoals detectiesystemen en brandbeheersingssystemen blijven functioneren als het bedrijf getroffen wordt door extreem weer. Een klimaatadaptieve (nood)stroomvoorziening is een eerste vereiste om die vitale veiligheidsvoorzieningen veilig te stellen.

Van Wetten benadrukt dat het kennisdocument geen kant-en-klare handreiking is voor advisering of inspecties op Natech-risico’s. “Het document is een informatief document dat het thema klimaatadaptatie koppelt aan het domein industriële veiligheid. Bewustwording is het hoofddoel van de publicatie. Uiteenlopende typen Natech-risico’s en hun effecten worden beschreven, zodat bedrijven zich aan de hand van mogelijke scenario’s in combinatie met hun omgeving een beeld kunnen vormen van hun kwetsbaarheid. Gelet op de trend van toename van extreem weer als gevolg van klimaatverandering is dit een thema waar we als LEC IV met ons netwerk de komende tijd intensiever mee aan de slag gaan. De ontwikkeling van concrete handreikingen om risico’s te vertalen in risicobeheersingsmaatregelen is een volgende stap.”

Download het kennisdocument ‘Klimaatverandering en Seveso-bedrijven’


Terugblik op netwerkdag LEC Industriële Veiligheid: nieuwe verstoringen en kansen

Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, april 2025

Het was een duidelijke en harde boodschap tijdens de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) op 13 maart: Nederland dient zich voor te bereiden op wat decennia lang ondenkbaar leek: een oorlogssituatie als gevolg van escalerende geopolitieke conflicten. De samenleving en het stelsel van crisisbeheersing en rampenbestrijding moeten dringend aan de slag met versterking van de weerbaarheid en vergroting van paraatheid en slagkracht. Ook de vitale industrieën en infrastructuur moeten beter worden beschermd tegen hybride dreigingen. Die vitale sectoren zijn het domein waar de thema’s weerbaarheid en industriële veiligheid elkaar raken.

Dagvoorzitter Ron Bouwman.

Dagvoorzitter Ron Bouwman leidde het centrale thema van de dag in, na eerst een doorkijkje te hebben gegeven naar de projecten en activiteiten waar het LEC IV momenteel aan werkt of die binnenkort worden opgestart. Het Handboek stationaire en mobiele blusinstallaties wordt herzien, er wordt gewerkt aan een training en een e-learning module gedragsbeïnvloeding, samen met Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en er staan een aantal opleidingen en cursussen op stapel.

Dan het thema weerbaarheid, een vraagstuk waarmee ook het LEC en het netwerk IV aan de slag moeten, stelt Ron Bouwman vast. “Want er gebeurt nogal wat in de wereld, qua geopolitieke dreigingen en die kunnen ook gevolgen hebben voor ons domein. Met gerichte acties van drones of vliegtuigen op opslagtanks of chemische installaties bijvoorbeeld, hebben we tot dusver in ons industriële veiligheidsbeleid geen rekening gehouden.”

De visie van Defensie

Over wát er allemaal op ons af komt, sprak Luitenant-kolonel Fred van Kooten, hoofd sectie inzet van de Luchtmobiele Brigade. De visie van een defensiespecialist die niet bepaald vrolijk stemde. “Want de wereld om ons heen verandert in snel tempo, geopolitieke dreiging is een steeds prominenter thema in het nieuws en onze samenleving is nog onvoldoende weerbaar. De harde les die we nu met zijn allen leren: veiligheid is niet meer vanzelfsprekend.”

Luitenant-kolonel Fred van Kooten, hoofd sectie inzet van de Luchtmobiele Brigade.

Van Kooten schetst een beeld van een instabiele wereld, met twee grote geopolitieke spelers, Rusland en China, die economisch en militair steeds agressiever worden, terwijl de wereld al een potpourri van brandhaarden en conflicten is. Daar komt bij dat defensie qua capaciteit en slagkracht enorm heeft ingeleverd als gevolg van decennialange bezuinigingen. Én dat defensie bij een daadwerkelijke escalatie van een grootschalig conflict waarbij de NAVO betrokken raakt geen capaciteit meer heeft om de civiele crisisbeheersing te ondersteunen. Die optelsom maakt duidelijk wat de BV Nederland te doen staat: versterking van de militaire paraatheid, met het ministerie van defensie in de lead en vergroting van de maatschappelijke weerbaarheid en crisispreparatie onder de vlag van de NCTV en de veiligheidsregio’s.

Havens en industrie

De thematiek van geopolitieke en hybride dreiging en het vakgebied industriële veiligheid komen samen in de grote haven- en industrieclusters: Rotterdam, Vlissingen en de Eemshaven. Van Kooten legt uit dat deze havengebieden vitale hubs zijn voor internationale verplaatsingen van troepen en materieel als de NAVO daadwerkelijk op grote schaal ‘aan de bak moet’. Tegelijk zijn die gebieden ook motoren voor de Nederlandse economie en vitale schakels voor heel veel processen, waaronder de brandstof- en energievoorziening. De conclusie: de Nederlandse haven- en industriegebieden zijn van vitaal belang, maar ook kwetsbaar en defensie heeft in Nederland niet voldoende capaciteit (reservisten) om alle vitale objecten en gebieden te beschermen, dus moeten prioriteiten worden gesteld. Door defensie, maar ook door de veiligheidsregio’s en de andere netwerkpartners in veiligheid. Volgens Ron Bouwman wordt het tijd dat het LEC IV ook hier een regisserende rol pakt om aan de voorkant de weerbaarheid en preparatie van de industrie te versterken.”

Trainees aan het woord

Na de defensiebijdrage volgde een wat luchtiger intermezzo, met een presentatie van de trainees omgevingsveiligheid. De jonge generatie werkte zelf mee aan de voorbereiding van de netwerkdag en trainees Kelly Tromp en Shelley Heskes gaven de deelnemers een inkijkje in wie de trainees zijn en wat ze binnen de deelnemende veiligheidsregio’s doen. Zo kregen alle trainees een ‘gezicht’. Dankzij de contacten die de trainees hebben met elkaar en met andere collega’s in het netwerk IV/OV, zijn zij al flink in de weer met het opbouwen van hun netwerk. Via een online quiz toetsten de trainees aan de hand van vragen of de deelnemers bij hun verhaal goed hadden opgelet.

Trainees Kelly Tromp en Shelley Heskes.

Rondje langs de regio’s

Brabant

In het traditionele ‘Rondje langs de regio’s’ signaleert Dina van der Aart in Brabant een forse groei in het transportvolume van gevaarlijke stoffen, zowel over het spoor als over de weg. Reden om met de industrie in gesprek te gaan over het veiliger maken van vervoer. Een ander thema dat Dina aansnijdt is dat bij een grote containerterminal in de regio een ton aan dwangsommen is opgelegd wegens overtredingen. Achterliggende reden is dat het bedrijf in Amerikaanse handen is, waar de veiligheidsregelgeving anders is dan in Nederland. Dat het bedrijf al enkele keren van Amerikaanse eigenaar is veranderd, maakt de relatie met de terminal lastig en is een belemmering bij de advisering.

Noord-Nederland

Hans Foekens bespreekt de situatie in Noord-Nederland, in het bijzonder Groningen. Omdat een aantal Seveso-bedrijven in die regio tijdens de inspecties al drie jaar op rij goed presteert, is besloten die bedrijven minder frequent te bezoeken en de IV-inspecties meer te concentreren op de categorie net-niet Seveso-bedrijven. Conclusies: in die bedrijvencategorie zijn nog wel wat dingen mis, zoals het ontbreken van degelijke bluswatervoorziening. “We hebben nog niet alle risico’s van die categorie goed in beeld”, concludeert Foekens. Verder heeft Veiligheidsregio Groningen structureel flink wat werk aan de grote ambities van Groningen Seaports (Eemshaven-Delfzijl) om uit te groeien tot majeure energie-hub, met opslag van LNG, groene stroom en waterstof.

Zuidwest

Edith van der Reijden bericht over de actuele dossiers in ‘Zuidwest’. De vijf regio’s in Zuid-Holland en Zeeland werken vergaand samen bij de uitvoering van Seveso-inspecties en willen die samenwerking uitbreiden naar de advisering. Verder stemt het hoopvol dat Zeeland in de afgelopen tijd vier nieuwe medewerkers op IV heeft kunnen werven, inclusief één trainee. En capaciteit zal in Zuidwest de komende jaren hard nodig zijn, stelt Van der Reijden. Want de energie- en grondstoffentransitie gaan veel tijd en energie vragen van de veiligheidsregio’s. Daarom start dit jaar een onderzoek samen met Berenschot naar de effecten van de industriële energietransitie en de vraag hoeveel personele capaciteit nodig is om die ontwikkelingen te kunnen bijbenen. Ook wordt gewerkt aan een opleidingsplan en concrete handreikingen.

De deelnemers aan het Rondje langs de regio’s.

Oost

Anton Slofstra staat, naast de IV-ontwikkelingen in ‘de Gelderlanden’ en Overijssel stil bij de ‘brandenmarathon’ die Arnhem op 5 en 6 maart trof. De eerste brand verwoestte een meubelzaak en garagebedrijf op het industriepark Kleefse Waard, een nacht later ging een deel van de historische binnenstad van Arnhem in vlammen op. De twee enorme branden op rij vroegen het uiterste van de veiligheidsregio qua operationele respons, waarbij de brandweer de grenzen van haar capaciteiten in zicht zag komen. Bij de eerste brand was er ook een link naar industriële veiligheid: Een brandstofterminal van Shell, direct achter de brandende gebouwen op industriepark Kleefse Waard, moest voor het eerst in 40 jaar zijn calamiteitenorganisatie optuigen. De branden leverden volgens Slofstra nog een belangrijke les op, namelijk dat in het IV-veiligheidsbeleid ook rekening moet worden gehouden met ‘opzet’ als bron van calamiteiten. Dat is nu nog niet het geval.

Limburg

In Limburg meldt Hubert Klerkx dat recent in Limburg-Noord voor ruim 100.000 euro aan dwangsommen is geïnd bij verschillende bedrijven, wegens geconstateerde gebreken. Met name op het gebied van stoffenlijsten blijkt het een en ander mis. Hierin ziet hij ook een trend bij andere bedrijven. Ook is er volgens Klerkx discussie over ‘koepelvergunningen’, nadat er bij enkele handhavingskwesties op het omvangrijke chemiepark Chemelot onduidelijkheid was over de vraag of de centrale vergunninghouder verantwoordelijk was voor de overtredingen of de betrokken individuele bedrijven. Die discussie legt in zijn ogen ‘een bom onder het fenomeen koepelvergunning’. Zonder koepelvergunning zou de werklast voor de Omgevingsdienst enorm toenemen.

Noordwest

Vanuit samenwerkingsregio Noordwest meldt Marjolein Zandvliet vergaande samenwerkingsinitiatieven tussen de gezamenlijke brandweer GBA in het Westelijk havengebied en de Gezamenlijke Brandweer in Rotterdam, voor de industriële incidentbestrijding. Komende zomer wordt de intentieverklaring voor die samenwerking verwacht. Goede berichten over de intensieve samenwerking tussen de omgevingsdiensten en de afdelingen IV in Noordwest, waar tijdens IV-inspecties wel een zorgelijke trend wordt geconstateerd inzake de veiligheidscultuur bij bedrijven.

Middagprogramma met workshops

In het middagprogramma waren er vier workshops. In die daarvan werd het centrale thema van de dag, ‘weerbaarheid’, verder uitgediept. Peter Bareman van belangenkoepel VNCI en Merel Huurdeman, hoofd security van Shell Benelux en Frankrijk, vertelden over de uitdagingen die de toenemende ‘hybride dreigingen’ in een steeds onrustiger wordende wereld opleveren voor de industrie. Bedrijven hebben te maken met risico’s van sabotage, maar kampen ook met activisme. Een belangrijke boodschap van de workshop: in hun weerbaarheidsaanpak moeten bedrijven niet alleen alert zijn op externe veiligheidsrisico’s als gevolg van sabotage en aanslagen, maar ook op hun vitale rol in een weerbare en onafhankelijke Nederlandse industrie. VNCI heeft op basis van de ‘Responsible Care Security Code’ van de EU een reeks handreikingen opgesteld voor risico- en impactanalyse.

Huurdeman roept op tot het nog intensiever delen van informatie over risico’s en dreigingen in de voorfase. Voor Shell zijn zowel activisme als sabotage door statelijke actoren speerpunten in het safety- en securitybeleid. Belangrijk voor een goede respons op alle typen dreigingen is dat ‘de basis van de security en safety op orde is’.

Peter Bareman van belangenkoepel VNCI en Merel Huurdeman, hoofd security van Shell Benelux en Frankrijk.

Maatschappijbrede opgave

Directeur NIPV, IJle Stelstra, breekt in zijn workshop over maatschappelijke weerbaarheid een lans voor een ‘whole of society-approach’: een weerbaar Nederland is gebaat bij een krachtige gezamenlijke inspanning van overheid, industrie en andere maatschappelijke spelers. Het programma voor versterking van weerbaarheid in Nederland, onder leiding van Paul Gelton, is tweeënhalf jaar geleden al begonnen, maar Stelstra merkt dat de urgentie kennelijk nog niet maatschappijbreed wordt gevoeld. Tijd voor actie, want de dreigingen nemen snel toe en de maatschappij is kwetsbaar, als gevolg van mogelijke cascade-effecten in de keten energie-transport-logistiek-dienstverlening.

IJle Stelstra, algemeen directeur NIPV.

Om het belang van een weerbare industrie en logistiek te duiden, wijst Stelstra op de Eemshaven in Groningen: niet minder dan 33 procent van de fossiele en niet-fossiele energievoorziening in Nederland is afhankelijk van dat noordelijke haven-energiecluster. De industrie en ook andere niet-traditionele partners moeten door de veiligheidsregio’s nadrukkelijker bij de uitvoering van weerbaarheidsprogramma’s worden betrokken, is de oproep van Stelstra.

Als niets meer werkt

In hun workshop getiteld ‘Als niets meer werkt’, wijzen Rob van Hoof van Enexis en Daan Kerkhof van Tennet op de uitdagingen voor bedrijven in situaties waarin al hun vitale bedrijfsprocessen het 72 uur laten afweten. Zij benoemen bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor goede personeelszorg als medewerkers op bedrijfsterreinen moeten ‘schuilen’ omdat ze als gevolg van dreiging of stil liggend vervoer niet meer kunnen reizen. Hebben bedrijven daarvoor wel opvanggelegenheid met voorzieningen? En ook belangrijk: verifieer systematisch of alle voor een bedrijf noodzakelijke noodvoorzieningen wel voortdurend up to date zijn. Wordt bijvoorbeeld een aanwezige noodstroomvoorziening wel daadwerkelijk periodiek getest? Met andere woorden: laat je als bedrijf niet verrassen, maar bewaak de paraatheid en bescherming tegen verstoringen continu!

Met de gedeelde kennis, lessen en ervaringen, kunnen de deelnemers aan de netwerkdag aan de slag met dit belangrijke thema dat overheid en bedrijfsleven verbindt en dat de komende jaren actueel zal blijven.

Voor de agenda

De volgende netwerkdag is op donderdag 13 november.