Meer aandacht voor actuele ontwikkelingen in herziene leergang Ploegchef
27 november 2025
“De leergang Ploegchef is herzien. Deze sluit aan bij het in 2024 geactualiseerde kwalificatiedossier Ploegchef en bij de wens om in deze opleiding meer aandacht te geven aan actuele ontwikkelingen in het werkveld”, vertelt Janneke Titzing, onderwijskundige bij het NIPV. “Deze wens komt voort uit diverse signalen vanuit het werkveld, onder andere output van de jaarlijkse bijeenkomsten (Community of Practice) Ploegchef. Daarnaast maken we actief gebruik van resultaten uit recente onderzoeken, denk hierbij bijvoorbeeld aan het NIPV-onderzoek naar beheersmatig leiderschap bij de brandweer.”

Drie actuele thema’s
Concreet is er in de leergang meer aandacht voor de volgende drie thema’s:
Diversiteit en inclusie
De ploegchef speelt een sleutelrol in het creëren van een veilig, respectvol en inclusief werkklimaat. De houding, taal en keuzes van de ploegchef beïnvloeden hoe mensen zich voelen binnen het team. De deelnemers leren hoe diversiteit is te herkennen en te benutten, hoe ze bruggen bouwen tussen verschillende groepen en hoe ze effectief optreden bij conflicten of tegengestelde belangen. Er wordt gewerkt aan bewustwording, vaardigheden en concrete acties voor een verbonden en inclusieve ploegcultuur.
Vitaliteit van het brandweerpersoneel, in het bijzonder voor mentale weerbaarheid
Hulpverleners kunnen geconfronteerd worden met ingrijpende gebeurtenissen, zoals reanimaties, omgaan met (dodelijke) slachtoffers en andere onvoorspelbare incidenten. Deze kunnen gepaard gaan met gevoelens van onmacht, onzekerheid en men kan dit als schokkend ervaren. Juist brandweermensen lopen hierdoor het risico dat zij psychische klachten ontwikkelen en daardoor hun inzetbaarheid verminderen. Om de kans hierop te verkleinen, is het belangrijk dat hun leidinggevenden, de ploegchefs, niet alleen op de fysieke fitheid, maar ook op de mentale veerkracht van hun ploeg letten en weten hoe te handelen.
Collectief leiderschap
De ploegchef heeft een bijzondere positie in de organisatie tussen de ploeg en leidinggevenden in. Het kan soms een vrij solistische functie zijn. De ploegchef zorgt voor de ploeg, maar wie zorgt er voor de ploegchef? Bij wie kan de ploegchef terecht om te sparren over alle vraagstukken die hem of haar in de positie als ploegchef bezighouden? Janneke Titzing: “Op basis van inzichten uit het NIPV-onderzoek naar beheersmatig leiderschap bij de brandweer ontwikkelden we een spel dat relevante dilemma’s en casuïstiek op het gebied van (beheersmatig) leiderschap voor ploegchefs bevat. Het spel is erop gericht om ploegchefs op een laagdrempelige en gestructureerde manier met elkaar in gesprek te laten gaan, ervaringen te delen en van elkaar te leren.”
Vanaf 2026 beschikbaar in Canvas en te volgen bij roi’s en NIPV
Vanaf januari 2026 is de herziene leergang Ploegchef beschikbaar in Canvas. De opleiding kan dan, naast de mogelijkheid om deze bij het NIPV te volgen, ook worden verzorgd door de reginale opleidingsinstituten (roi’s).
Opleidingsplekken beschikbaar voor start leergang in april 2026
In april 2026 gaat een leergang Ploegchef bij het NIPV van start. Er zijn nog plaatsen beschikbaar. Kijk voor meer informatie en aanmelding op de pagina leergang Ploegchef.
Bekijk ook
2025: jaar van inzichten en leerpunten voor bestrijden van natuurbranden
26 november 2025
“In Nederland werken we stap voor stap aan een brandweer die beter is toegerust op natuurbranden die frequenter, complexer en onvoorspelbaarder worden. Daarbij hebben we in 2025 forse stappen gezet richting wat wij ‘slimme repressie’ noemen.” Edwin Kok, coördinator Taskforce Natuurbrand (Brandweer Nederland) en Jelmer Dam, landelijk coördinator Natuurbrandbeheersing (NIPV), vertellen over de concrete gezamenlijke acties om daar invulling aan te geven. “Als coördinatoren binnen het thema natuurbrandbeheersing stimuleren wij een intensieve samenwerking. Vanuit deze rollen proberen wij de verschillende initiatieven, opleidingen en operationele ervaringen met elkaar te verbinden.”

Slimme repressie is handelen op basis van kennis
“Slimme repressie gaat voor ons over méér dan alleen ‘anders blussen’. Het gaat over het doordacht inzetten van mensen, materieel en informatie, in samenhang met elkaar. Niet alleen reageren op het vuur dat je ziet, maar handelen op basis van kennis over vuurgedrag, landschap, weer en veiligheid van onze eigen inzet.”
Visie en uitvoeringsplan natuurbrand
“Die manier van kijken staat ook centraal in de visie ‘Voorbereid op natuurbranden’ die eind 2023 is vastgesteld in de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV). Daarin staat dat natuurbrandbeheersing vraagt om een integrale benadering: van ruimtelijke inrichting en preventie tot en met training, analyse en operationele inzet. Het op de visie volgende uitvoeringsplan vertaalt dat naar concrete acties. Onder de noemer ‘slimme repressie’ werken we aan tactieken, procedures en opleidingslijnen die passen bij de realiteit van vandaag: grote oppervlakten, wisselende brandintensiteit, verschillende brandtypen en soms beperkte beschikbaarheid van bluswater.”
Leren van landen met meer ervaring
“Een belangrijk inzicht is dat we deze ontwikkeling niet alléén kunnen vormgeven vanuit de Nederlandse praktijk. Landen als Spanje, Portugal en Italië hebben al decennialang ervaring met grote natuurbranden, en hebben hun methoden in de loop der jaren verder verfijnd. Daarom hebben we in 2025 vanuit onze specialistische teams bewust geïnvesteerd in internationale uitwisseling. We hebben niet alleen gekeken, maar ook daadwerkelijk meegedraaid in operationele inzetten en opleidingen.”
Elke schakel een duidelijke rol
“Wat vooral opvalt in het buitenland, is hoe geïntegreerd men werkt. Verschillende middelen en technieken worden gelijktijdig ingezet: teams met handgereedschappen die brandgangen aanleggen, bulldozers die lijnen trekken, helikopters en vliegtuigen die gericht inzetten op kritieke punten. Alles staat in het teken van een samenhangende inzet, waarin iedere schakel een duidelijke rol heeft. De luchtmiddelen werken niet los van de grondteams, maar juist samen. Die integrale manier van werken sluit goed aan bij onze ambitie om in Nederland meer vanuit scenario’s en analyse te werken, in plaats van uitsluitend vanuit het aanwezige materieel.”
Omgaan met onzekerheid
“Minstens zo indrukwekkend is de manier waarop collega’s in het buitenland omgaan met onzekerheid. Natuurbranden zijn per definitie dynamisch: het weer verandert, de topografie verschilt, de vegetatie is nooit overal hetzelfde. Toch weten zij vanuit een basis van kennis en ervaring relatief zeker te werken in omstandigheden die voor ons soms nog erg onvoorspelbaar zijn. Ze investeren sterk in vuuranalyse, in het lezen van het landschap en in het voortdurend bijstellen van het tactisch plan. Juist die houding – rustig blijven, blijven analyseren, en binnen onzekerheid toch doordachte keuzes maken – is een belangrijk element van slimme repressie zoals wij die verder willen ontwikkelen.”
Leren van het buitenland in 2025
“Om concreet te leren, hebben we in 2025 een reeks internationale activiteiten georganiseerd en gefaciliteerd. Een greep uit wat we samen met onze partners hebben gedaan:
- Met 40 collega’s hebben we grote natuurbranden bestreden in Galicië. Daar hebben we geleerd hoe men verschillende tactieken tegelijkertijd inzet in steile, bosrijke gebieden, met beperkte toegang en veel variatie in vegetatie.
- 2Met 9 collega’s zijn we, samen met twee Chinook-helikopters van de luchtmacht, naar Castilla & León geweest om de Spaanse brandweer te ondersteunen bij helikopter-inzetten. Zo koppelen we onze ervaring met luchtsteun aan hun natuurbrandtactieken.

- Acht collega’s hebben in Catalonië een opleiding beheerbrand gevolgd. Het gecontroleerd gebruik van vuur als beheersmaatregel is daar een regulier instrument in het pakket van natuurbrand-beheersing.
- Vier collega’s hebben operationeel meegedraaid met de natuurbrandspecialisten in Catalonië, direct in de dagelijkse praktijk van natuurbrandbestrijding.

- Tien collega’s hebben in Italië de opleiding Fire Weather gevolgd. Daarmee versterken we ons begrip van de invloed van weer en microklimaat op natuurbrandgedrag.
- De internationale opleiding Natuurbrandanalyse wordt dit jaar voor het eerst in Nederland georganiseerd. Dertien Nederlandse collega’s nemen deel vanuit de specialistische teams. Daarmee bouwen we gericht verder om ons kennisniveau te verhogen, samen met onze Duitse en Belgische collega’s.
- Eén van onze natuurbrandanalisten heeft twee weken meegedraaid in het European Crisis Coordination Centre (ERCC) in Brussel. Vanuit daar is meegekeken met de verdeling van schaarse middelen in een druk natuurbrandjaar in Europa.

- Eén collega heeft meegedraaid met de Portugese natuurbrandanalisten. Daarmee halen we specifieke kennis over vuuranalyse en besluitvorming in complexe situaties naar Nederland.
- Tot slot zijn acht Catalaanse collega’s een week bij ons op bezoek geweest. Zij hebben ons verder onderwezen in het bestrijden van natuurbranden met minimale of geen inzet van water, een benadering die in sommige Nederlandse scenario’s steeds relevanter kan worden.”

Vertalen naar Nederlandse context
“Deze activiteiten zijn geen losse projectjes binnen het uitvoeringsplan, maar vormen een samenhangend leertraject. We brengen de ervaringen samen, analyseren ze en vertalen ze naar de Nederlandse context. Wat betekent het bijvoorbeeld voor onze standaard inzetprocedure als we meer met handgereedschap en mechanische middelen willen werken? Welke eisen stelt dat aan opleiding, oefening, logistiek en veiligheid? En hoe borgen we dat natuurbrandanalyse een vast onderdeel wordt van onze voorbereiding en commandovoering? Brian Verhoeven (onderzoeker, NIPV) schreef een interessant rapport over de elementen die we van onze collega’s uit Catalonië kunnen leren.”
“Voor het Uitvoeringsprogramma Natuurbrandbeheersing bouwen we hier de komende periode systematisch op voort. De kennis uit Spanje, Portugal en Italië wordt gekoppeld aan onze eigen ontwikkelingen, leidraden en les- en leerpakketten. Slimme repressie krijgt daarmee steeds meer vorm als een combinatie van:
- doordachte inzetconcepten, gebaseerd op analyse en scenario’s;
- een mix van middelen: van voertuigen en water tot handgereedschap, machines en – waar mogelijk snelle – luchtsteun;
- een sterkere rol voor weers- en vuuranalyse in de besluitvorming;
- en een cultuur waarin we leren om rustig en gestructureerd te blijven handelen in onzekere omstandigheden.”
Versteviging Nederlandse positie in Europese netwerk
“Tegelijkertijd verstevigen we onze positie in het Europese netwerk rond natuurbrandbeheersing. Door opleidingen naar Nederland te halen en collega’s uit andere landen hier te ontvangen, verschuiven we van ‘alleen maar leren’ naar ‘samen ontwikkelen’. Die wederkerigheid is belangrijk: we halen kennis op, maar laten ook zien wat wij te bieden hebben, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerking in de veiligheidsregio’s en de koppeling met crisisbeheersing in brede zin.”
Geen sprint maar een marathon
“De weg naar volledig uitgewerkte slimme repressie is geen korte sprint, maar een reeks beheerste stappen. 2025 is daarin een belangrijk jaar geweest. De inzet nu is om de lessen niet op de plank te laten liggen, maar ze zichtbaar te laten landen in onze doctrines, opleidingen en oefeningen. Dat doen we zorgvuldig, in afstemming met de regio’s en met oog voor de dagelijkse praktijk.”
“In de komende jaren zullen we die vertaling verder uitwerken: met voorbeelden van aangepaste oefenvormen, integrale natuurbrandanalyse en ervaringen uit de regio’s die al met onderdelen van slimme repressie experimenteren.”
“Voor nu willen wij alle collega’s bedanken die zich dit jaar in binnen- en buitenland hebben ingezet om deze kennis op te bouwen en te delen. Jullie ervaringen vormen een belangrijk fundament onder de manier waarop wij in Nederland de komende jaren natuurbrandveiligheid willen versterken.”
Bekijk ook
Blog: Bevolkingszorg, nazorg en herstelzorg: samenhang voorbij de vlam
25 november 2025
Ook in de actuele discussie over maatschappelijke weerbaarheid krijgen herstel en nazorg weinig aandacht. Ten onrechte, zegt bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid & Gezondheid Michel Dückers. Want de gevolgen voor mens en samenleving in de nafase werken diep en langdurig door. In deze blog gaat hij hier verder op in. Dückers is bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid & Gezondheid aan de Rijksuniversiteit Groningen, ARQ, NIPV, Nivel & RIVM.

Maatschappelijke weerbaarheid en veerkracht draaien om het vermogen om verstoringen en dreigingen te kunnen weerstaan of doorstaan. In hoeverre is de samenleving opgewassen tegen de impact en in staat om de gevolgen in te dammen, terug te veren, te helen en zich aan te passen? Na het bestrijden van de dreiging volgt de terugkeer naar ‘het normale’. Binnen de Nederlandse crisisorganisatie wordt een uniek begrippenkader gehanteerd om deze opgave in de nafase omschrijven, waaronder bevolkingszorg, nazorg en herstelzorg.
Maar wat gaat er achter deze begrippen schuil en wat vraagt het van overheden, burgers en bedrijven? Deze blog is een poging om deze thematische aandachtsgebieden binnen de crisistijdlijn uit te werken met oog voor hun onderlinge samenhang.
De veiligheidsketen
In figuur 1 is de veiligheidsketen weergegeven. Te zien is hoe oog voor risico’s (proactie) wordt gevolgd door maatregelen om risico’s te beheersen (preventie) en capaciteit op te bouwen voor als het mis mocht gaan (preparatie). Zodra de ramp zich voltrekt, zal de inzet in de acute fase gericht zijn op het bestrijden en indammen van de dreiging (respons/repressie).
Daarna volgt de veelal langdurige nafase waarin oplossingen worden gezocht voor ontstane materiële en immateriële schade en verliezen, maar ook de aanleiding, het verloop en de aanpak van de ramp worden bestudeerd en verantwoording wordt afgelegd (herstel/nazorg). De nafase is zo bezien vooral een tijdsindeling.
Figuur 1 wekt ten onrechte de indruk dat de fasen lineair achter elkaar volgen en iedere volgende fase begint zodra de vorige is gerealiseerd. Evenmin is de tijdsduur gelijk en staat niet vast. Het lijkt bijvoorbeeld alsof de acute fase en de nafase even lang duren, maar dat pakt natuurlijk in werkelijkheid anders uit. De acute fase kan uren, dagen en zelfs weken of maanden duren, bijvoorbeeld bij een overstroming of pandemie. Bij de nafase gaat het om maanden tot, bij grote rampen of gebeurtenissen met omvangrijke schade, vele jaren.

NB Uiteraard zijn de tijdsfasen zoals hier beschreven een vereenvoudiging. Dat is al aangestipt, maar we hebben het nog niet gehad over gelijktijdige crises, stapeling van gebeurtenissen of het verloop van langdurig sluimerende crises met een diffuse acute fase. Dat gaat echter te ver voor deze bijdrage.
Drie aandachtsgebieden
Waaruit bestaat nu de opgave in de (opbouw naar de) nafase? Die kunnen we ruwweg benaderen vanuit drie aandachtsgebieden die voor een deel overlappen.
In figuur 2 is terug te zien dat ‘bevolkingszorg’ vooral de acute fase bestrijkt en voorziet in een opmaat of vertrekpunt voor de uitdagingen in de nafase die onder de verantwoordelijkheid vallen van de gemeentelijke crisisbeheersing.
‘Nazorg’ is gericht op psychosociale ondersteuning en zorg voor getroffen burgers en professionals (de mens) en loopt van de acute fase langdurig door in de nafase. Datzelfde geldt voor ‘herstelzorg’ dat verder gaat dan mensen, maar ook dieren, materiële zaken, culturele aspecten en de sociale en fysieke leefomgeving omvat, inclusief maatschappelijke randvoorwaarden zoals openbaar bestuur en rechtspraak (zie Dückers, M. & Van Zutphen, R. (2025). Herstelzorg. Basisboek crisisbeheersing. Boom).

Bevolkingszorg
Het ‘Eindadvies Uniform Kwaliteitskader Bevolkingszorg (UKB)’ beschrijft gemeentelijke crisisbeheersing en bevolkingszorg als volgt: ‘Gemeentelijke crisisbeheersing omvat alle opgeschaalde werkzaamheden van een gemeente ten tijde van een incident, ramp of crisis. Het deel van deze werkzaamheden dat is georganiseerd binnen de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing vindt plaats onder de noemer bevolkingszorg, zoals omschreven in het Besluit veiligheidsregio’s. Tijdens grote ongevallen, rampen en acute crises is bevolkingszorg tevens het aanspreekpunt voor de andere hulpverleningsketens zoals brandweer, politie en GHOR voor de samenwerking tussen de betrokken gemeentelijke diensten. Bevolkingszorg is gericht op de acute fase en daarom is het van belang dat voor de middellange (24-72 uur) en lange termijn (> 72 uur) [tussen incidentgemeenten en bevolkingszorg] wordt afgestemd over de wijze waarop de gemeentelijke crisisbeheersing wordt vormgegeven’ (zie Veiligheidsberaad (2023). Eindadvies Uniform Kwaliteitskader Bevolkingszorg).
Welke taken vallen onder bevolkingszorg? Het eindadvies UKB onderscheidt:
- Verzorgen van crisiscommunicatie
- Voorzien in opvang en verzorging van de bevolking
- Voorbereiden van de nafase ten behoeve van getroffen gemeenten
- Coördineren van het informeren van verwanten van slachtoffers
- Adviseren van het regionaal operationeel team
- Coördineren van de registratie van slachtoffers en schade(gevallen) ten behoeve van bovenstaande taken.
Deze taken zijn verwant aan de oorspronkelijke omschrijving in het Besluit veiligheidsregio’s, waarbij expliciet ‘de preparatie op de nafase’ is opgenomen. Bovendien is de coördinatie van de registratie van ‘slachtoffers’ – of liever getroffenen – en ‘schade(gevallen)’ dienstbaar gemaakt aan de overige taken.
Nazorg
Een nazorgdefinitie is uitgewerkt in de ‘Multidisciplinaire richtlijn psychosociaal crisismanagement‘: ‘alle zorg-, hulp- en/of dienstverlening die geleverd wordt ter ondersteuning, begeleiding of monitoring van mensen tijdens de nafase van een (ingrijpende) gebeurtenis’.
In de richtlijn wordt een onderscheid gemaakt in vijf categorieën van psychosociale ondersteuning en zorg, die samen kunnen bijdragen aan het herstel en de preventie van (langdurige) gezondheidsklachten. In het ‘Basisboek crisisbeheersing‘ vatten Jansen en Bertholet deze samen:
- Basiszorg
Het waarborgen van veiligheid en het vervullen van primaire behoeften, zoals onderdak, voedsel, medische zorg en medicatie. Dit vormt de eerste stap in het bieden van stabiliteit en bescherming voor de getroffenen. Het helpt stressoren te minimaliseren, zodat getroffenen zich beter kunnen richten op het verwerken van de ramp. - Informatie
Informatievoorziening is van cruciaal belang in de nasleep van een ramp of crisis. Getroffenen hebben behoefte aan betrouwbare en duidelijke informatie over de gebeurtenis zelf, de stand van zaken, het lot van dierbaren en wat zij kunnen verwachten. Goede informatie vermindert onzekerheid en helpt getroffenen ook met een gevoel van controle over de eigen situatie, wat essentieel is voor hun herstel. - Emotionele en sociale steun
Sociaal-emotionele steun richt zich op het bieden van erkenning, betrokkenheid en begrip voor de emoties die getroffenen ervaren. Dit kan variëren van het bieden van een luisterend oor tot het aanbieden van sociale interactie en het bevorderen van een gevoel van verbondenheid met anderen. - Praktische hulp
Na een crisis kunnen getroffenen worden geconfronteerd met praktische problemen die hun dagelijkse functioneren verstoren. Dit kan variëren van administratieve kwesties, zoals het aanvragen van schadevergoeding of het regelen van verzekeringen, tot juridische en financiële vraagstukken. Het bieden van praktische hulp helpt getroffenen hun leven weer op de rails te krijgen, door het wegnemen van barrières die hun herstelproces belemmeren. - Zorg bij gezondheidsklachten
Hoewel de meeste getroffenen met de juiste ondersteuning zelfstandig zullen herstellen van een crisis, kunnen sommigen langdurige of ernstige psychosociale problemen ervaren, zoals angst, depressie of posttraumatische stressstoornis (PTSS). Het tijdig signaleren van deze klachten en het doorverwijzen naar gespecialiseerde zorg is essentieel om te voorkomen dat problemen chronisch worden.
Dit vat samen hoe nazorg neerkomt op ‘psychosociaal crisismanagement’ zodra door verschillende crisisfasen heen bewust wordt nagedacht over de impact van ingrijpende gebeurtenissen en benodigde ondersteuning en zorg voor burgers en professional. Er zijn afzonderlijke richtlijnen ontwikkeld voor hulpdiensten en defensiepersoneel en zorgprofessionals.
Herstelzorg
Herstelzorg wordt nog niet zo lang gebruikt. De Evaluatiecommissie Evaluatie Wet veiligheidsregio’s hanteert de termen ‘herstel’ en ‘herstelfase’. Dat geldt eveneens voor de ‘Contourennota Versterking Crisisbeheersing en Brandweerzorg‘.
De contourennota hanteert ‘herstel’ en ‘nafase’ en benoemt meerdere aandachtsgebieden uit figuur 2 in samenhang: ‘De nafase omvat meer activiteiten dan de nazorg (in het kader van bevolkingszorg) en maakt reeds een belangrijk onderdeel uit van de crisisrespons’ (p. 10). In de contourennota en in de Evaluatie Wet veiligheidsregio’s wordt overigens niet nader uitgewerkt wat de herstelfase of -opgave allemaal omvat.
Wel wordt herstel ondubbelzinnig gezien als onderdeel van de crisisbeheersing, neem deze tekst uit de wetsevaluatie: ‘De commissie ziet de herstelfase nadrukkelijk als onderdeel van crisisbeheersing en onderstreept het belang om oog te hebben voor de geleidelijke overgang van de acute respons naar een situatie van langdurige respons gecombineerd met terugkeer naar de reguliere situatie’ (p. 133).
Herstelzorg bevat een element van ‘herstel’. Dat kan neerkomen op herstel op eigen kracht, van wat is beschadigd, materieel of immaterieel, zichtbaar of minder zichtbaar. De toevoeging ‘zorg’ geeft aan dat dit herstel niet in alle gevallen vanzelf zal gaan en inzet van een verantwoordelijke partij vergt, bijvoorbeeld een overheid. Afhankelijk van de schaal van de ramp of crisis kan herstelzorg naast lokale inspanningen ook overkoepelende coördinatie en ondersteuning vereisen vanuit bovenregionale of landelijke overheden.
Herstelzorg draait om de terugkeer naar het normale leven na de ramp. In de praktijk is dat niet altijd mogelijk, zeker als sprake is van menselijke verliezen of andere zaken die onvervangbaar zijn voor getroffen burgers, of zelfs de samenleving als geheel raken.
Los van de scope gericht op (psychosociale) opvang en ondersteuning voor getroffenen op korte en langere termijn, tevens onderdeel van bevolkingszorg en nazorg, raakt de thematiek van herstelzorg, afhankelijk van de schaal van ramp of crisis, allerlei beleidsterreinen.
De reikwijdte is uitgewerkt in thematische overzichten. Voor lokale overheden is dit eerder beschreven in ‘En nu …? handboek voor de nafase van incidenten, rampen en crises’. Op landelijk niveau zijn thematische lijsten opgenomen in ‘Richting geven aan de laatste schakel: de nafase’ en het ‘Nationaal Handboek Crisisbeheersing’. Zie de lijst met nafasethema’s hieronder. Bijsluiter: de lokale en nationale thema’s zijn niet altijd bij iedere gebeurtenis van toepassing. Het zijn hulpmiddelen voor de planning en uitvoering van herstelzorg.
Nafasethema’s Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming
- Coördinatie en organisatie nafase
- Verantwoording afleggen/politieke verantwoording
- Continuïteit en herstel vitale processen
- Registreren en volgen getroffenen/evacués/slachtoffers
- (Her)huisvesting, herstel en wederopbouw
- Voedselvoorziening
- Gezondheidszorg
- Psychosociale zorg/hulp
- Stimuleren sociale cohesie samenleving
- Noodmaatregelen sociale zekerheid
- Monitoren/aanpak natuur-, milieu- en landschapsschade
- Afvalverwerking/afvoer rioolwater
- Continuïteit openbaar bestuur, rechtspraak, politie etc.
- Continuïteit transport (o.a. vitale infrastructuur)
- Continuïteit economisch leven/marktwerking
- Veiligstellen cultureel erfgoed
- Damage assessment
- Reconstructie van het getroffen gebied
- Schadevergoedingen en financiële voorzieningen
- Registratie tijdelijke/semipermanente opvang geëvacueerd vee, dierengezondheid en dierenwelzijn
- Continuïteit hulpdiensten
- Publieksinformatie
- Uitvaart, rouwverwerking en herdenkingen
- (Strafrechtelijk) onderzoek en aansprakelijkheid
- (Rijks)toezicht
- Evaluatieonderzoek.
De opgave
Duidelijk mag zijn dat bevolkingszorg, nazorg en herstelzorg naast onderscheidende en overlappende ook complementaire aandachtsgebieden zijn. Ze vereisen afzonderlijk aandacht, maar idealiter moeten we ze in samenhang vormgeven met oog voor overdrachtsmomenten en veranderende prioriteiten.
Deze bijdrage bouwt voort op kaders die per aandachtsgebied beschikbaar zijn en in ontwikkeling zullen blijven. Dat laatste is onvermijdelijk. Ideeën over dreigingen, taken en benodigde capaciteiten zijn veranderlijk.
Ondanks deze dynamiek is het van belang dat we de aandachtsgebieden inhoudelijk en praktisch duurzaam aan elkaar verbinden. Wie is waarvoor verantwoordelijk, wanneer is een ander aan zet en hoe dat goed over te dragen en te faciliteren? Partners zullen vanuit eigen aandachtsgebieden en thema’s moeten uitzoomen en samenwerken aan de beantwoording van deze vragen, met oog voor behoeften vanuit burger en samenleving. Het zal tot uiting moeten komen in samenwerkingsnetwerken, strategieontwikkeling en scenariodenken. Dat biedt de beste garantie tegen verkokering. En het vergroot de kans dat het gedroomde potentieel van overheden, burgers en bedrijven daadwerkelijk wordt benut.
Belangrijk om voor ogen te houden, is dat voor bevolkingszorg, nazorg en herstelzorg geldt dat de inzet in de praktijk vooral wordt aangevlogen als een inspanningsverplichting en niet als een resultaatverplichting. De vraag wat een verantwoorde ondergrens is, kent op voorhand geen duidelijk antwoord (zie Dückers, M. & Geense, W. (2025). Bevolkingszorg. Basisboek crisisbeheersing. Boom). Zodra de partners aan tafel zitten om hun eigen rol in relatie tot de ander te doordenken, kan het daarom geen kwaad om meteen preciezer vast te stellen wat het streefniveau en de ondergrens van de inzet moet zijn.
Dat gaat ook op voor de vraag hoe we maatschappelijke initiatieven en burgerhulp structureel kunnen inbedden in de nafase, en welke vorm van coördinatie en ‘kwaliteitsbewaking’ minimaal nodig is. Zal het vanzelf gaan? Dat valt te betwijfelen. De opgave voorbij de vlam van de acute fase is complex en overstijgt organisaties, specialismen, domeinen, tijdsfasen en, niet onwaarschijnlijk, ook gebiedsgrenzen.
De olifant in de kamer
Weinigen zullen de relevantie van de opgave ontkennen. Toch zijn er redenen waarom het steeds onvoldoende lukt om binnen de crisisbeheersing aandacht te creëren voor het vraagstuk van de nafase. Enkele verklaringen hiervoor:
- De acute fase gaat gepaard met blikvernauwing, met focus op de primaire dreiging.
- Urgentie voor de nafase wordt pas gevoeld als het te laat is, zodra problemen ontstaan.
- Verantwoordelijkheden/eigenaarschap verdeeld over meerdere partijen maakt dat niemand echt verantwoordelijk/eigenaar is.
- Investeringen zijn afhankelijkheid van (tijdelijke) financiering uit verschillende bronnen.
- Bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen zijn complex en liggen soms gevoelig.
Daarmee is de olifant in de kamer benoemd. Op het eerste gezicht als een probleem, maar indien goed ingezet draagt een olifant bij aan ecosystemen door bossen te vertrappen en waterpoelen te creëren. Dat is precies wat het landschap van bevolkingszorg, nazorg en herstelzorg in de nafase nodig heeft. Het is een voorwaarde om de maatschappelijke weerbaarheidsopdracht te completeren.
Michel Dückers
Bijzonder hoogleraar Crises, Veiligheid & GezondheidRijksuniversiteit Groningen, ARQ, NIPV, Nivel & RIVM
Geraadpleegde bronnen
Dückers, M. & Van Zutphen, R. (2025). Herstelzorg. Basisboek crisisbeheersing. Boom.
Veiligheidsberaad (2023) Eindadvies Uniform Kwaliteitskader Bevolkingszorg.
ARQ (2023). Multidisciplinaire richtlijn psychosociaal crisismanagement. ARQ Kenniscentrum Impact van Rampen en Crises.
Jansen, N. & Bertholet, A. (2025). Nazorg. Basisboek crisisbeheersing. Boom.
Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s (2020). Evaluatie Wet veiligheidsregio’s: naar toekomstbestendige crisisbeheersing en brandweerzorg.
Zannoni, M. (2011). En nu …? handboek voor de nafase van incidenten, rampen en crises. Boom.
Richting geven aan de laatste schakel (2012). Ministerie van Veiligheid en Justitie. Den Haag.
Nationaal handboek crisisbeheersing (2022). Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Den Haag.
Dückers, M. & Geense, W. (2025). Bevolkingszorg. Basisboek crisisbeheersing. Boom.
Bekijk ook
Update vanuit de Taskforce Natuurbrandbeheersing
november 2025
De Taskforce Natuurbrandbeheersing heeft de afgelopen maanden opnieuw belangrijke stappen gezet in de uitvoering van de bovenregionale thema’s in het landelijk uitvoeringsplan. In september is het volledige projectenportfolio – inclusief het benodigde portfoliobudget voor 2026 – besproken met de RCDV. De RCDV onderschrijft het belang van structurele voortgang op natuurbrandbeheersing en heeft daarom budget voor 2026 toegezegd. Een waardevolle stap, want het portfolio omvat inmiddels zo’n veertig projecten, variërend in omvang en complexiteit, die de komende jaren vorm moeten krijgen.

Om die projecten in goede banen te leiden, wordt momenteel een kern programmabezetting organisatorisch geborgd, zoals voorgesteld in het uitvoeringsplan. Samen met nog te werven projectleiders gaat dit team het portfolio tot uitvoering brengen en zorgen voor voortgang en samenhang. Daarmee ontstaat de noodzakelijke slagkracht voor de komende jaren.
Het ‘laaghangende fruit’ is inmiddels geplukt
En dat heeft al veel opgeleverd. De Rijksbrede Risicoanalyse is aangepast, het ministerie van LVVN is gestart met het wetgevingstraject en in Q1 van volgend jaar wordt een bestuursakkoord getekend om de periode tot aan nieuwe wetgeving te overbruggen. In 2026 gaat bovendien een kwartiermaker (aangesteld door LVVN) aan de slag met de verdere vormgeving van het landelijk expertisecentrum. Dit expertisecentrum is een multidisciplinair coördinerend orgaan, met als doel kennisontwikkeling en kennisdeling over de kollommen (provincie, gemeente, terreinbeheerders, kennisinstituten, veiligheidsregio’s) heen. Ook op operationeel vlak zijn mooie stappen gezet: veertig collega’s uit het land zijn naar Spanje gegaan voor prepositioning en internationale inzet, en er is subsidie verkregen voor de actualisatie van de RIN.
De werkwijze rond natuurbrandbeheersing vormt steeds vaker een blauwdruk voor bovenregionaal samenwerken in Nederland. Deze bovenregionale samenwerking, kennisdeling en efficiënte inzet van capaciteit gaan bewijzen dat dit model kosten bespaart, regionale prestaties versterkt en breed toepasbaar kan zijn op andere incidenttypen. De Taskforce Natuurbrandbeheersing zal hiervoor ook aansluiting zoeken bij het programma Toekomstbestendige Brandweerzorg o.l.v. Dennis van Zanten.
In korte tijd naar een krachtig en actief netwerk
Het Landelijk Netwerk Natuurbrandrisicobeheersing, inmiddels één jaar oud, is in korte tijd uitgegroeid tot een krachtig en actief netwerk, waarin initiatieven elkaar versterken en direct aansluiten op de doelstellingen uit het uitvoeringsplan. Zo wordt er nu hard gewerkt aan de actualisatie van de ‘Toolbox’ Gebiedsgerichte Aanpak’, is men het netwerk in beeld aan het brengen en gaan we aan de slag met een handreiking voor het multidisciplinaire proces rond de gebiedsgerichte aanpak. Ook vanuit het landelijk netwerk natuurbrandbestrijding wordt nog steeds stevig samengewerkt met bijvoorbeeld het NIPV om te komen tot een handreiking en lesstof.
Op koers voor een natuurbrandveiliger Nederland in 2030
De regiegroep waarin alle vakraden (al dan niet via een netwerk), programma Natuurbrandveiligheid en JenV vertegenwoordigd zijn, zorgt voor de gewenste afstemming. De kritische vragen die binnen de regiegroep regelmatig gesteld worden hebben een grote toegevoegde waarde. De ambities zijn hoog, maar het toenemende natuurbrandrisico vraagt daar ook om. Gelukkig is de betrokkenheid in de regio’s groot en worden er elke maand tastbare stappen gezet. Met een geborgd kernteam, een gevuld projectenportfolio en het toegezegde budget voor 2026 liggen we bijna op koers voor een natuurbrandveiliger Nederland in 2030. Het vraagt nog om wat extra navigatie en enig stuurmanskunst, om volledig op koers te komen.
Structurele financiering voor 2027 en verder is wel toegezegd, maar nog niet geborgd. Ik heb er echter alle vertrouwen in dat de regio’s en de ministeries van JenV en LVVN het belang van goed ingerichte (boven)regionaal georganiseerde natuurbrandbestrijding en geborgde natuurbrandbeheersing zeker niet zullen onderschatten. En de noodzakelijke middelen ook voor 2027 en verder beschikbaar komen.
Annemarie van Daalen
Regisseur Natuurbrandbeheersing, Brandweer Nederland.
Bekijk ook
Blog: Het ontbreken van een Wildland-Urban Interface (WUI) is een gemiste kans
november 2025
In Nederland ontbreekt een kaart die de risicogebieden voor natuurbranden inzichtelijk maakt. Terwijl een natuurbrand in Nederland in potentie grote impact heeft, blogt onderzoeker Hugo Lambrechts.

Als gevolg van klimaatverandering verandert in Nederland het risico op natuurbranden. Daarnaast is Nederland dichtbevolkt, heeft het veel natuur en groen en is er een grote overlap tussen vegetatie en bebouwing met menselijke gebruik. Daardoor kan een natuurbrand in Nederland potentieel grote impact hebben.
De overgangszone waar bebouwing en menselijke activiteiten direct grenzen aan of ingebed zijn in natuurgebieden heet internationaal de Wildland-Urban Interface (WUI). Met uitzondering van de VS beschikken maar weinig landen over de inzichten waar deze gebieden zich bevinden in een WUI-kaart op nationaal niveau. Ook in Nederland hebben we geen WUI-kaart. En dat is een gemiste kans.
Door het maken van een WUI-kaart wordt duidelijk waar de risicogebieden in Nederland zich bevinden. Dit is van groot belang voor de brandweer en veiligheidsregio’s voor strategieontwikkeling, operationele inzet en risicobeheer. Daarnaast is het relevant voor natuur- en terreinbeheerders met het oog op risicobeheersing en natuurbeheer. En voor bewoners van WUI-gebieden ten behoeve van bewustwording en het nemen van preventieve maatregelen.
In de WUI zijn vuurbrokken en vliegvuur (‘embers’ en ‘firebrands’) een groot gevaar, omdat ze huizen en tuinen kunnen ontsteken, vaak op tientallen tot honderden meters afstand van de hoofdbrand. Daarom kunnen het landschap en het erf sterk bijdragen aan risicovermindering. Denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van de vegetatiestructuur: van dichte bomen naar losse bomen, vervolgens naar tuin en open ruimte. Dit trapsgewijze patroon vermindert de intensiteit van vuur.

Daarnaast is een ‘defensible space’ wenselijk tussen brandbare vegetatie en de woning om de kans op overslag te verminderen. Door huis en tuin ‘hardening’ wordt de brandveiligheid vergroot: er worden brandwerende materialen aangebracht en door onderhoud aan de tuin wordt brandbaar materiaal weggenomen. Ook is een zone met natuurbeheer en verminderde brandstof in de WUI nodig om het risico voor brandweermensen tijdens bestrijding te verminderen.
De WUI vraagt om verantwoordelijkheid en bewustwording bij bewoners en lokale gemeenschappen om deze ‘defensible spaces’ te maken. Natuurbrandveiligheid is niet alleen een individuele maar ook een collectieve verantwoordelijkheid.
Kortom, de WUI is een cruciale zone waar technische, ruimtelijke en sociale maatregelen samen moeten komen om de impact van natuurbranden te beperken en de weerbaarheid van gemeenschappen te vergroten. Maar dan moeten we ze eerst in kaart brengen.
Medio januari publiceer ik mijn onderzoek dat antwoord geeft op de vraag ‘Wat is de WUI in Nederland’. Het daaropvolgende onderzoek dat staat gepland voor maart moet antwoord geven op de vraag ‘Waar is de WUI in Nederland’.
Hugo Lambrechts
Onderzoeker-adviseur brandweerzorg
Communicatie over natuurbrandrisico’s leidt niet aantoonbaar tot meer brandstichting
november 2025
Communicatie over natuurbrandrisico’s zorgt níet voor meer natuurbranden. Dat blijkt uit een inventarisatie van het NIPV. Hoewel het spanningsveld tussen risicocommunicatie en mogelijke brandstichting internationaal wordt herkend, is er geen bewijs gevonden dat informatievoorziening mensen aanzet tot het opzettelijk veroorzaken van natuurbranden.

Brandstichters herkennen risico’s toch al
Uit gesprekken met (inter)nationale experts blijkt dat mensen die bewust een natuurbrand willen aansteken, zelf weten wanneer de omstandigheden gunstig zijn. Publieke communicatie verandert dat niet. In het buitenland is zelfs het tegenovergestelde zichtbaar: goed geïnformeerde gemeenschappen blijken alerter, wat leidt tot minder branden door nalatigheid en meer sociale controle op brandstichting.
Communicatie blijft essentieel
Natuurbrand-risicocommunicatie voorkomt dat burgers onvoorbereid worden getroffen wanneer het risico plots toeneemt. Door het jaar heen informeren over preventie, en op risicovolle dagen gericht waarschuwen en handelingsperspectieven bieden, zorgt ervoor dat mensen weten wat ze kunnen doen – vóór en tijdens een natuurbrand.
Communicatie ligt vooral bij veiligheidsregio’s
Veiligheidsregio’s richten zich zowel op preventie als op risicocommunicatie, zoals in de campagne ‘Voorkomen van vuur is jouw natuur’. Natuurbeheerders stellen zich vaak wat terughoudender op, onder meer omdat zij actieve natuurbrand-risicocommunicatie vaak niet als hun taak zien en uit de veronderstelling dat communicatie brandstichting kan uitlokken. Internationale voorbeelden laten echter zien dat effectieve risicocommunicatie juist een gezamenlijk proces is, waarin meerdere partijen – van overheden en brandweer tot natuurbeheerders, onderwijs en burgers – een rol spelen.
Lessen voor de praktijk
Uit de inventarisatie komen vier belangrijke aanbevelingen:
- Ontwikkel een landelijke richtlijn voor natuurbrand-risicocommunicatie, met heldere rollen en verantwoordelijkheden.
- Communiceer het hele jaar door én situatiegericht: combineer bewustwording met gerichte waarschuwingen op risicovolle dagen.
- Investeer in educatie en publiekscampagnes, vooral gericht op jongeren, recreanten en bewoners in natuurbrandgevoelige gebieden.
- Monitor en evalueer natuurbrand-risicocommunicatie zodat duidelijk wordt wat werkt.
Lees het rapport
Bekijk ook
Update programma Natuurbrandveiligheid
november 2025
Het aantal natuurbrandmeldingen lag veel hoger dit jaar in vergelijking met vorig jaar. Waarbij het niet alleen bleef bij kleine branden op verschillende plekken. We hadden ook een grote natuurbrand op de heide van Ede. Het is belangrijk en positief voor het vakgebied van natuurbrandbeheersing dat vanuit verschillende disciplines de brand op de heide in Ede wordt onderzocht. Het team bestaat uit expertise vanuit KNMI, VBNE, Deltares, WUR en het NIPV.

Als NIPV hebben we het afgelopen jaar geïnvesteerd op onderzoek. Voorproefjes hiervan zijn de blog van Hugo Lambrechts over Wildland-Urban Interface (WUI) en het kennisproduct risicocommunicatie. Daarnaast is een onderzoek naar brandbestrijdingstactieken in voorbereiding, net als een Duits-Nederlandse samenwerking voor kennisontwikkeling op Natuurbranden.
Naast kennisontwikkeling heeft er internationale kennisdeling plaatsgevonden. Brian Verhoeven heeft samen met de WUR een driedaagse georganiseerd vanuit het Europese EWED-project. Waarbij 50 mensen uit 10 landen in Nederland samenkwamen om zich te verdiepen in extreem brandgedrag bij natuurbranden en hoe die kennis ingezet kan worden om een goede strategie op te zetten en de onzekerheid bij die natuurbranden te verminderen.
Ook volgend jaar zetten we als NIPV in op kennisontwikkeling door middel van onderzoeken, het verder versterken van expertise van natuurbrandanalisten, bijhouden van het aantal meldingen, zetten we meer in op datagedreven natuurbrandveiligheid en de continuïteit van applicaties zoals de RIN.
Hartelijke groet,
Charlotte van Ruijven
Programmamanager Klimaatveiligheid
“We zagen het aankomen”: vanuit kennis natuurbranden bestrijden
24 november 2025
Het natuurbrandseizoen van 2025 was een wake-upcall én een succesverhaal. Waar Nederland eerdere jaren soms verrast werd door onbeheersbare natuurbranden, waren we dit keer beter voorbereid. Dat is mede te danken aan een relatief nieuw team: de natuurbrandanalisten. Hun werk speelt zich grotendeels achter de schermen af, maar de impact ervan is groot. Een terugblik door Brian Verhoeven (NIPV), aanvoerder van het team natuurbrandanalisten, en Mathijs Schuijn, natuurbrandanalist bij Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG).

Van Catalonië naar Nederland
Het begon met een idee, vertelt Verhoeven: “Samen met landelijk coördinator Natuurbrandbeheersing Jelmer Dam keken de natuurbrandanalisten naar het buitenland, vooral Catalonië. Daar hebben natuurbrandanalisten een vaste plek tijdens een incident. Ze monitoren continu en beschikken over specialistische kennis van meteorologie, vegetatie en brandgedrag. Wij hebben dat concept vertaald naar Nederland, waar we een andere doelgroep en een ander kennisniveau hebben.”
Schuijn geeft een voorbeeld: “Wij hebben de analyse en de operatie uit elkaar gehaald. De natuurbrandanalist werkt meer op afstand, en de landelijk adviseur Natuurbrandbeheersing, LA-NB, is op locatie tijdens een incident.” Verhoeven vult aan: “Wat we nu hebben opgezet, is een quick win. We kunnen risico’s inschatten voordat er een brand is. En als er wél een brand uitbreekt, stemmen we af met de landelijk adviseur. We merken dat dit beter past in hoe we samenwerken in Nederland. Een belangrijke stap is gezet, maar we zijn nog niet uitontwikkeld.”
Wat doet een natuurbrandanalist ook alweer?
Natuurbrandanalisten maken vanuit kennis een analyse. Het draait daarbij om drie factoren: meteorologie, topografie en brandstof; vegetatie, bomen en planten. Schuijn: “Hoe is de situatie nu? Wat verwachten we? Wat gebeurt er als de wind draait of de luchtmassa verschuift? Dat soort vragen beantwoorden wij.”
“Topografie speelt in Nederland een kleinere rol”, zegt Schuijn. “Maar meteo en brandstof zijn cruciaal. Meteo is het meest veranderlijk, elk uur anders. Dat maakt de analyse complex.”
Verhoeven benadrukt: “Iets weten over meteo maakt je nog geen natuurbrandanalist. Het gaat om het vertalen van die kennis naar risico’s, zowel vóór als tijdens een brand.”
Een opleiding die alles vraagt en nooit stopt
De weg naar expertise was intensief. Schuijn: “We begonnen met een cursusweek in Italië, gevolgd door een week in Berlijn en een trainingsweek in Nederland. Daarnaast veel zelfstudie.” Verhoeven vult aan: “We hebben ook les gehad van het KNMI, dat was heel waardevol. Maar leren stopt niet na de opleiding. We hebben regelmatig bijeenkomsten waarin we scenario’s doorlopen. Het mooie van ons team is dat iedereen actief blijft leren. We bespreken meteorologische ontwikkelingen, oefenen met weermodellen, kijken samen naar de staat van de natuur en leren omgaan met onzekerheden.”
Van verrassing naar voorbereiding: de winst van dit jaar
“In eerdere jaren werden we soms redelijkerwijs verrast door grote of onbeheersbare natuurbranden in de lente. Dit jaar was anders”, vertelt Verhoeven “Bij de branden bij Ede en ASK ’t Harde zagen we het aankomen. We hebben vooraf gewaarschuwd en zelfs een landelijke AC-B call (Algemeen Commandant Brandweer call, red.) georganiseerd. Regio’s konden daardoor op basis van de informatie uit die briefing bijvoorbeeld overstappen van fase 1 naar fase 2 of hun uitbreidingsrisico bij de alarmering van een natuurbrand opschalen. Waardoor meer eenheden snel ter plaatse konden zijn. ”Schuijn herinnert zich de omslag: “Na de brand bij Ede kwam het besef: onze analyses kloppen. Dat vertrouwen moet groeien, en dat proces hebben we dit jaar echt doorlopen.”
Trots op impact, ook buiten Nederland
Schuijn en Verhoeven kijken met trots terug. “We zijn maar met zeven mensen, en we doen dit naast onze normale banen”, zegt Verhoeven. “Toch hebben we impact gemaakt. Situaties als ASK zagen we aankomen, en we bleven continu boven op de analyses zitten.”
Voor Schuijn was de inzet in Spanje een hoogtepunt van 2025: “Nederland werd gevraagd om bijstand met blushelikopters. Het FBO-team, Fire Bucket Operations, van het landelijk specialisme Natuurbrandbeheersing ging met twee Defensie-Chinooks ter plaatse. Daaraan gekoppeld zat ik als natuurbrandanalist om context toe te voegen tijdens de inzet. Vervolgens werd ik ingezet door het lokaal commando en mocht ik meedraaien op de commandopost. Dat een Noord-Europees land daaraan bijdraagt, is geweldig. Je zit in het land waarvan we veel hebben geleerd, en dan mag je meedoen.”
“We mochten ook meedraaien tijdens de NAVO-top. Voor als er een risico was op bijvoorbeeld een duinbrand. We zaten er drie dagen lang bovenop.” Internationale samenwerking was trouwens vanaf het begin een doel, benadrukt Verhoeven: “We hebben altijd, ook tijdens de opleiding, gezegd: neem die bredere context mee. Dat geeft een sterke basis.”

De vrijblijvendheid voorbij
Het werk van natuurbrandanalisten is intensief. “Een analyse maken is geen klusje van tien minuten”, zegt Verhoeven. “We doen dit met liefde, maar het moet geborgd worden. We zijn nu met een kleine groep mensen die het naast hun reguliere werk doen. We kunnen nu geen garanties geven dat we er altijd zijn.” De ambitie voor volgend jaar is daarentegen wel stevig: “Neuzen vooruit. Doorontwikkelen, ervaring opbouwen met extremere branden, brandgedrag zien en voelen. Klaarstaan voor het werkveld”, zegt Schuijn. “Het blijft een kwestie van ervaring opdoen. Hoe meer we zien, hoe beter we worden.”
Natuurbrandanalisten maken het verschil
Verhoeven sluit af: “Het afgelopen seizoen bewees dat natuurbrandanalisten het verschil maken. Hun analyses zorgen voor betere voorbereiding, minder verrassingen en meer veiligheid. Het team blijft leren, ontwikkelen en samenwerken, in Nederland én daarbuiten. En dat is hard nodig, want natuurbranden zullen ons blijven uitdagen.”
Bekijk ook
Samen leren en innoveren over extreme natuurbranden
20 november 2025
Zo’n 50 experts uit 10 landen kwamen afgelopen maand naar Wageningen om zich 3 dagen lang onder te dompelen in extreem brandgedrag bij natuurbranden. De training en hackathon maakten deel uit van het EWED-project, waarin het NIPV een van de partners is. In dit project werken onderzoekers en brandweermensen samen om extreme natuurbranden (Extreme Wildfire Events) beter te begrijpen, te voorspellen en te beheersen.

Complexe wisselwerking tussen vuur en atmosfeer
Het NIPV organiseerde de bijeenkomst samen met Wageningen University & Research (WUR). De deelnemers leerden meer over de complexe wisselwerking tussen vuur en atmosfeer, een belangrijke factor bij extreme natuurbranden. Ook kregen ze handelingsperspectieven om onder andere de veiligheid van het brandweerpersoneel te waarborgen tijdens een inzet bij een extreme natuurbrand. “Extreme natuurbranden komen niet langer alleen voor in traditionele risicogebieden. Met het project bouwen we aan tools om sneller, veiliger en slimmer te reageren. Een belangrijk onderdeel is de Wildfire Data Portal, die momenteel in ontwikkeling is”, legt onderzoeker natuurbranden Brian Verhoeven uit. ”Ook hebben we echte voorbeelden van extreme natuurbranden geanalyseerd en besproken. Al met al is er een mooie stap gezet om ons internationaal weerbaarder te maken tegen extreme natuurbranden.”
Wildfire Data Portal bundelt meteorologische data en informatie over natuurbranden
De Wildfire Data Portal is ontwikkeld door wetenschappers en brandweerspecialisten samen. Het is een vrij toegankelijk platform dat meteorologische data en informatie over natuurbranden bundelt en beschikbaar stelt, met als doel om besluitvorming bij extreme natuurbranden te ondersteunen. In Wageningen konden de deelnemers het platform voor het eerst uitproberen. Hun feedback wordt gebruikt voor het definitieve ontwerp.
De portal helpt om extreme brandgedragingen beter te voorspellen, visualiseren en beheren. Naast ruwe data integreert het platform computermodellen en 3D-simulaties van branden, die zijn ontwikkeld door de leerstoel Meteorologie en Luchtkwaliteit van WUR. Zo ontstaat meer inzicht in hoe atmosferische omstandigheden het brandverloop beïnvloeden. “Onze modellen en simulaties helpen brandweermensen te begrijpen hoe de atmosfeer het brandgedrag beïnvloedt. Door wetenschap en praktijkervaring te combineren, kunnen we echt vooruitgang boeken in het beperken van risico’s bij extreme natuurbranden”, aldus Chiel van Heerwaarden, universitair hoofddocent aan WUR.
Afronding project
De opgedane inzichten, feedback en kennisuitwisseling tijdens de bijeenkomst worden meegenomen in de laatste fase van het project. Verhoeven: “Hierin wordt onder meer de ontwikkeling van de Wildfire Data Portal afgerond. Ook komt er een kennisdocument met richtlijnen en aanbevelingen om, met name tijdens de brandweerinzet, beter om te kunnen gaan met extreme natuurbranden. Het project wordt in december 2025 afgerond en opgeleverd, maar het werk op het gebied van extreme natuurbranden is daarmee nog niet afgerond. Daarom gaat het NIPV, samen met internationale partners, vanaf 2026 door met een nieuw project onder de naam ODET (= Open Decision Making System for Enhancing Europe’s Preparedness and Response Capacities to ExTreme Wildfires).”
Meer informatie
Bekijk meer informatie over het EWED-project op de projectwebsite.
Bekijk ook
Release LCMS 2025 Q4 – Operationele omgeving
20 november 2025
Op dinsdag 25 november wordt de release LCMS 2025 Q4 uitgerold op de Operationele omgeving. In het liveblog onderaan dit bericht houden we je tijdens de release op de hoogte van de voortgang.
Beschikbaarheid omgevingen
Tijdens de uitrol op 25 november is de Operationele omgeving tijdelijk niet beschikbaar. Dit betekent het volgende:
- De Operationele omgeving is niet beschikbaar van 09.00-12.00 uur.
- De Oefenomgeving blijft beschikbaar. Wijk bij crisissituaties uit naar de Oefenomgeving.
- Maak vanaf maandag 24 november 16.00 uur geen nieuwe activiteiten meer aan op de Operationele omgeving. Wijk vanaf dat moment uit naar de Oefenomgeving.
Inhoud release
In dit bericht vind je meer informatie over de inhoud van de release.
Heb je vragen over de release? Neem dan contact op met de beheerder van jouw organisatie.
Liveblog
Release LCMS 2025 Q4
Via dit liveblog volg je de voortgang van de release LCMS 2025 Q4 op de Operationele omgeving.
Dit liveblog is gesloten.
De uitrol op de Operationele omgeving is succesvol afgerond. Dit betekent dat de Operationele omgeving weer beschikbaar is.
Vanwege de wijzigingen adviseren wij je de cache en cookies te wissen.
Heb je vragen over deze release? Neem dan contact op met de beheerder van jouw eigen organisatie. De organisatiebeheerder heeft de contactgegevens van het NIPV en kan contact met ons opnemen.
De uitrol van de Release LCMS 2025 Q4 neemt meer tijd in beslag dan voorzien. Naar verwachting zijn de werkzaamheden rond 13.00 uur voltooid.
De release verloopt conform planning.
Operationele omgeving niet beschikbaar
Vanwege de release is de Operationele omgeving momenteel (tussen 09.00-12.00 uur) niet beschikbaar.
De Oefenomgeving blijft beschikbaar. Het is daardoor mogelijk om bij crisissituaties uit te wijken naar de Oefenomgeving. Maak eventuele operationele activiteiten aan op de Oefenomgeving, en vermeld daarbij dat het om een ‘operationele activiteit’ gaat.
We zijn gestart met de uitrol van de Release LCMS 2025 Q4 op de Operationele omgeving.
