Leidraad ‘Management of Change’ transitie blusschuim
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, mei 2022
Onder auspiciën van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) wordt momenteel een handreiking ‘Management of Change’ voor de schuimtransitie ontwikkeld. Het document geeft specialisten industriële veiligheid houvast bij het beoordelen van bedrijven die de overstap maken van PFAS-houdend blusschuim naar fluorvrije alternatieve schuimmiddelen. De handreiking is ook bruikbaar voor bedrijven, die willen weten welke stappen zij moeten zetten om de transitie naar fluorvrij schuim te maken. Met het document beoogt het LEC IV meer structuur en duidelijkheid te brengen in de processen van overheid en bedrijfsleven bij de overschakeling op fluorvrij schuim.
In maart heeft een eerste start-upbijeenkomst plaatsgevonden van de projectgroep die de handreiking gaat opstellen. Het projectplan is besproken en er zijn afspraken gemaakt over details die komende tijd verder moeten worden uitgewerkt. Jan Meinster, die namens het LEC IV in de projectgroep participeert, verwacht dat de handreiking kan worden gepresenteerd tijdens de najaarsnetwerkdag in november. “Ons streven is dat we de handreiking al rond de zomer inhoudelijk op hoofdlijnen kunnen afronden, zodat we na de zomervakantie het proces van goedkeuring door de partners in het netwerk IV kunnen doorlopen. In de totstandkoming van het document is een belangrijke rol weggelegd voor H2K, dat veel kennis en expertise heeft over blusschuim en al veel bedrijven begeleidt en ondersteunt bij de schuimtransitie.”
De handreiking wordt geen beleidsdocument met wettelijke kaders, maar een praktisch raamwerk dat de veiligheidsregio’s en bedrijven kan ondersteunen bij het opstellen van een stappenplan. De processtappen worden helder beschreven en voorzien van een beslisboom, zodat de gebruikers een goed beeld krijgen van de aspecten waarmee zij rekening moeten houden bij de vervanging van hun schuimvoorraden.
Meinster: “Schuimtransitie houdt veel meer in dat het simpelweg één op één vervangen van oud door nieuw. Bedrijfsdirecties en bedrijfsbrandweerkorpsen moeten afgewogen keuzes maken voor de juiste vervangende schuimsoorten op basis van de maatgevende brandscenario’s voor hun praktijk, om te waarborgen dat met die fluorvrije alternatieven dezelfde brandbestrijdingsprestaties kunnen worden geleverd. Daarnaast moet ook een goed plan worden gemaakt voor het verantwoord afvoeren en laten verwerken van oude voorraden fluorhoudend schuimconcentraat en het zorgvuldig reinigen van tanks, leidingen en blusapparatuur waarin dat schuim is gebruikt. De handreiking bevat geen keuzematrix voor welke schuimsoorten voor welke brandscenario’s bruikbaar zijn, maar wel de processtappen om tot die afwegingen te komen.”
De Seveso-wetgeving schrijft voor dat voor elke wijziging in een Brzo-plichtige inrichting (binnenkort milieubelastende activiteit zoals benoemd in de Omgevingswet) die gevolgen kan hebben voor de externe veiligheid een Management of Change-proces wordt gevolgd. De schuimtransitie is bij uitstek een ingreep waarvoor een goede MOC noodzakelijk is, omdat fluorvrij schuim andere karaktereigenschappen heeft dan fluorhoudend schuim. Daarom zijn andere blustechnieken en wellicht aanpassing van techniek en materialen nodig om vloeistofbranden effectief te beheersen en te blussen door middel van schuimblussing. Kortom: heel veel aspecten voor bedrijven om rekening mee te houden. De handreiking kan goede ondersteuning bieden om alle stappen en te maken keuzes omtrent overschakeling naar een nieuwe schuimsoort in samenhang te beschouwen.
Wet- en regelgeving met betrekking tot PFAS en fluorhoudend schuim is nog in de maak (*1) en een eenduidig beleidsmatig kader voor het beoordelen van fluorvrije oplossingen bij risicobedrijven door de veiligheidsregio’s en andere toezichthouders is er tot dusver nog niet. Maar met het aanstaande Europese totaalverbod op gebruik van PFAS is de urgentie voor bedrijven om aan de slag te gaan met de schuimtransitie groot. Met de handreiking wordt een belangrijke stap gezet naar grotere eenduidigheid in de te hanteren toetsings- en beoordelingscriteria. Voor iedereen dezelfde uitgangspunten en dezelfde taal, zodat niet iedere veiligheidsregio zelf het wiel hoeft uit te vinden. Door het Management of Change rond de schuintransitie volgens uniforme afspraken te toetsen, wordt de overheid voor het bedrijfsleven ook een betrouwbaardere partner.
Lees ook
De waternood in Limburg (2021) was voor de Nationale Reddingsvloot de eerste grootschalige inzet sinds de overstromingen van 1993 en 1995. De belangrijkste les die na de inzet werd getrokken is het belang om met verschillende organisaties informatiegestuurd samen te werken.
Risicogericht adviseren vormde de rode draad in het programma van de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid op 10 november jl.
Het onderzoek werd afgelopen voorjaar uitgevoerd en inmiddels zijn de resultaten geanalyseerd. De eindconclusie van het onderzoek is dat het risicobewustzijn bij bedrijven beter kan.
Het Platform Industriële Incidentbestrijding (PII) is in een nieuwe fase gekomen, met de ondertekening van een convenant op 21 september 2022.
Onder de noemer ’Formatex23’ wordt in september volgend jaar in Oostenrijk een internationale samenwerkingsoefening georganiseerd rond het thema ‘impact van natuurrampen op de industrie’.
Welke speerpunten gaf het POI aan de RCDV mee over informatievoorziening in het kader van de evaluatie Wet veiligheidsregio’s?
Het onderzoek richtte zich op de rol die een gedeeld beeld in de praktijk speelt bij de vorming van het crisisbeheersingsnetwerk, bij de interactie tussen het crisisbeheersingsnetwerk en de maatschappij in bredere zin én in de interactie tussen de organisaties binnen het crisisbeheersingsnetwerk.
Voorlopige resultaten project brandveiligheid afvalbedrijven
Het LEC Industriële Veiligheid heeft zijn rapportage ‘Verkenning toezicht op de bedrijfsbrandweerorganisatie’ besproken met het kernteam van het netwerk IV. De resultaten van de verkenning laten zien dat er verschillen in aanpak zijn tussen de veiligheidsregio’s en ook dat de regio’s als toezichthouder meer houvast zoeken om het toezicht op aangewezen bedrijven goed uit te voeren.