3 Van ramp naar crisis
De samenleving polariseert. Nederlanders zijn individualistisch. We zijn verwende burgers. Stellingen als deze lezen we opvallend vaak in het nieuws. Anja Schouten en Ahmed Marcouch, respectievelijk burgemeesters van Alkmaar en Arnhem, zijn het hier faliekant mee oneens en vertellen over hun persoonlijke ervaringen en de weerbaarheid van burgers. “Er zit ineens veel kracht in de maatschappij.”
Elk jaar gebeurt er iets wat de maatschappij schokt. Soms zelfs twee, drie keer. Het hoeft niet eens op eigen grondgebied te zijn – ook rampen in Marokko, Turkije of Oekraïne kunnen ons hard raken. Nederlanders hebben immers over de hele wereld familie en vrienden. Tegenslagen zijn ook overduidelijk van alle tijden, want de taal bevat genoeg spreekwoorden die erop inhaken. ‘Soms zit het mee, soms zit het tegen’ is volgens sommigen de beste, droge samenvatting ervan. Een laconieke Nederlandse reactie: we halen onze schouders op als het ons niet persoonlijk raakt. Anderen zien juist het tegendeel, ze herkennen er de essentie van veerkracht in. Uithuilen en opnieuw beginnen. Je geeft emoties vrij baan, je raapt jezelf op en begint weer. Het is die laatste interpretatie die burgemeester van Alkmaar Anja Schouten het liefst deelt. “Zelfs als je niet meteen weer kunt beginnen, houd je toch de moed erin,” stelt ze. “Ik zie dat telkens weer, natuurlijk niet alleen in Alkmaar, maar overal in de maatschappij.”
Berenroute en vluchtelingen
Ten tijde van dit gesprek is de coronapandemie de meest recente ontwrichtende crisis. Hoe was die maatschappelijke weerbaarheid toen zichtbaar? Schouten: “Tijdens de lockdowns ontstond de berenroute: een speurtocht waarbij je ging wandelen en probeerde teddybeertjes te spotten die andere mensen achter hun raam hadden gezet. Het was vooral bedoeld voor kinderen, die zich immers stierlijk verveelden omdat ze de hele dag thuiszaten. Wát een sympathieke actie was dat! Klein, maar veilig. In alles rond corona hebben we zulke initiatieven gezien. Burgers hielpen elkaar, deden boodschappen voor elkaar. We zijn veel alweer vergeten, maar het waren prachtige projecten waarmee iedereen er samen de schouders onder zette. Wat je daarbij ook zag: de veerkracht van mensen bepaalt de veerkracht van wijken en daarmee van de hele samenleving.”
Burgemeester van Arnhem Ahmed Marcouch bevestigt haar waarneming. “De Nederlandse samenleving wordt opvallend vaak als individualistisch neergezet,” zegt hij. “Eerst ik, dan de rest. Ik vind dat niet terecht, het klopt niet. Als ik zie hoeveel vrijwilligers we in Nederland hebben, hoeveel projecten mensen opstarten om anderen te helpen, hoeveel mensen in tijden van nood met anderen meeleven… Tijdens de pandemie kreeg ik van allerlei mensen e-mails: beste burgemeester, hoe kan ik helpen? Ook tijdens andere crises gebeurt dat. Nog niet zo lang geleden bood iemand zelfs zijn huis aan om Oekraïense vluchtelingen op te vangen. ‘Ik ga samenwonen, ik heb het huis toch niet nodig,’ schreef die persoon. En na de aardbeving in Turkije zat ik aan de telefoon op de actiedag van Giro555. Het was amper bij te houden, er belden zó veel mensen. Dát vind ik het echte beeld van Nederland.”
Polarisatie… een draaiboek
In 2004 maakte Marcouch de moord op Theo van Gogh van dichtbij mee. Hij was ambtenaar van het stadsdeel Zeeburg in Amsterdam en werd dezelfde dag nog naar voren geschoven als woordvoerder van de islamitische gemeenschap. “Ik kende Amsterdam-Oost en dacht: dit wordt een maatschappelijke bom. Er ontstond een explosieve cocktail van onrust en spanning. Islamitische Nederlanders voelden zich in de verdediging gedwongen. ‘Wij’ en ‘zij’ leek in alle bevolkingslagen de denkwijze te worden. Er was een serieus risico dat iemand vergelding zou zoeken. Maar er gebeurde iets opmerkelijks. Een groeiend aantal mensen liet zich helemaal niet uit elkaar spelen, maar zocht actief naar verdraagzaamheid en tolerantie. Dat is een beweging die heel lang heeft bestaan.”
De overheid had daarbij een onmisbare rol, vervolgt Marcouch. “Wat de doorslag gaf, was dat bestuurders naast die maatschappelijke initiatieven gingen staan. Job Cohen, toen burgemeester van Amsterdam, nam destijds het voortouw. Hij bouwde voort op eerdere ervaringen, hij was tijdens zijn ambtstermijn begonnen te overleggen met religieuze instellingen. Daar kreeg hij kritiek op vanwege de scheiding die tussen kerk en staat moet bestaan. Toch bezocht hij alle geloofsgemeenschappen in de stad om te kijken hoe zij konden bijdragen aan vrede en welzijn van Amsterdammers. Daaruit ontstond het draaiboek Vrede. Nu nog is dat cruciaal in het veiligheidsbeleid. Het gaf bijvoorbeeld de ME een secundaire rol, er kwamen ‘vredesagenten’ met platte petten. Het draaiboek zorgt er ook voor dat bestuurders alle sleutelfiguren in de wijken kennen. Je moet elkaars emoties en woede begrijpen! Dáár ligt de taak van de overheid: die moet dat contact faciliteren, er zelfs prioriteit aan geven. Maak mensen onderdeel van de oplossing en niet van het probleem. Zorg ervoor dat zij niet in de verdediging gedwongen worden. Houd een dialoog van verschillende groepen in stand. Dan ontstaat de veerkracht vanzelf.”
Informele netwerken
De inherente, soms verborgen weerbaarheid van de gemeenschap kent Schouten ook van nabij. “Laatst vroeg iemand me: lukt het je als burgemeester nog om te geloven in de goedheid van mensen? Die vraag verbaasde me. Als burgemeester word je juist met goedheid overspoeld! We zien ongelooflijk veel gezond, goed weefsel in de samenleving. Er gebeurt aanzienlijk meer dan publiek onder de aandacht komt. De werkwijze van Cohen komt overal terug. Bestuurders en hulpverleners onderhouden informele netwerken met partijen in de samenleving. Bij de boerenprotesten zie ik dezelfde dynamiek. We hebben een heel netwerk opgebouwd om goed met die groepen mensen in contact te blijven. Dat staat weliswaar nog niet bij iedereen op het netvlies, maar daar ligt dus een rol voor ons als burgemeesters. Het is je taak om het gemeenschappelijke te benoemen, te behartigen en te bevorderen.”
Marcouch: “Mensen zoeken elkaar op, ze organiseren dingen. Maak connectie met die samenleving, geloof en vertrouw in het goede burgerschap van mensen. Doe dat vooral ook in ‘vredestijd’, als er geen grote gebeurtenissen spelen. Zo is het draaiboek Vrede bedoeld. Dit is ook een kerntaak van de burgemeester. Je staat immers boven de partijen.” Uiteraard moet de overheid dan wél weten hoe de samenleving in elkaar zit en welke contacten gelegd moeten worden. Toch voelen beide burgemeesters er weinig voor om zulke contacten met burgerinitiatieven te formaliseren. “Laten we dat alsjeblieft niet doen!” roept Schouten. “We zijn in Nederland al zó geïnstitutionaliseerd dat we de diep menselijke kracht van de samenleving vaak over het hoofd zien. Maar nu ik erover nadenk, kan hier een rol voor het NIPV liggen. Stel dat we professionals bewuster maken van deze initiatieven, van de mogelijkheden om burgers meer bij de hulpverlening te betrekken. Dat is toch goed? Dat je weet wie je even moet bellen. Al bieden mensen het meestal vanzelf aan, hoor.”
Klankborden
Het is lastig om de laatste vraag niet te stellen, daarom stellen we hem wel: hoe veerkrachtig is de burgemeester zelf, als mens? Wat gaat er tijdens zo’n crisis om in het hoofd van een bestuurder die voor iedereen het gezicht wordt van de overheidsaanpak? Schouten: “Op adrenaline kun je heel lang en heel hard doorgaan. De eerste twee, drie dagen red je het wel. Maar daarna moet je op jezelf gaan letten, rust zoeken, vertragen. Anders kun je niet meer nadenken.” Marcouch haakt aan. “Burgemeesters zoeken elkaar op als klankbord,” zegt hij. “Dat helpt, maar je hebt thuis ook een omgeving nodig die snapt dat je al die emoties over je heen krijgt. Kijk, ons beroep bestaat uit het lief en leed van burgers. Tijdens een crisis help je hen de juiste woorden te vinden, richting te geven. Je bent ambassadeur of zelfs megafoon van de emoties die inwoners hebben. Dus van de hele samenleving. Je moet er gewoon zijn.”