3 van ramp naar crisis
Op zondagavond 4 oktober 1992 om 18.35 uur stort vlucht LY1862 van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al neer. Het vliegtuig boort zich in de flats Groeneveen en Klein-Kruitberg in de Amsterdamse Bijlmermeer. Veertig appartementen worden door het ramptoestel weggevaagd, meer dan 135 appartementen branden af. Drie bemanningsleden, een passagier en ten minste 39 mensen op de grond komen om. Na de Bijlmerramp werd het kenniscentrum Impact van Rampen en Crises opgericht, tegenwoordig onderdeel van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum in Diemen. Directeur Caroline Six nodigde dominee Otto Ruff uit om samen terug te kijken op de Bijlmerramp en de nasleep ervan.
Kort na de Bijlmerramp ziet de dan 35-jarige Otto Ruff een vacature: ‘Gezocht: pastoraal werker voor getroffenen van de Bijlmerramp. Liefst met ervaring in crisispastoraat.’ Ruff heeft dan 12 jaar als gevangenispastor gewerkt. “Ik heb de eerste vijf jaar van mijn leven in toenmalig Nederlands Nieuw-Guinea gewoond, in de tijd waarin de strijd om onafhankelijkheid volop woedde. Ik ben daardoor ook getekend, misschien is dat wel de reden dat ik dit werk ben gaan doen. Ik heb mij altijd ingezet voor degene die in de hoek zit waar de klappen vallen. Voor de kwetsbaarsten wil ik een naaste zijn.” Ruff gaat werken in de Bijlmer en is 30 jaar later nog steeds betrokken bij de getroffenen.
Vertrouwen winnen en geduld hebben
“Na zo’n ramp is het van belang mensen te leren kennen op een plek waar ze zich veilig en geborgen voelen”, stelt Ruff. “Dus ze willen thuis afspreken en niet bij een instituut. Maar voor deze getroffenen was hun thuis weggeslagen. Ze zaten verspreid over Amsterdam-Noord, Amsterdam-Centrum, Almere en Hoorn. Dan is het des te belangrijker dat je ze opzoekt. Pastoraal werk is voornamelijk veel huisbezoeken doen. Een schouderklop en een luisterend oor zijn zo belangrijk. Daar moet je wel de tijd voor nemen. Je moet vertrouwen winnen, geduld hebben. Zo had ik bewust nooit een horloge om bij deze gesprekken.”
Ruff trof boosheid en verdriet aan. “Chaos ook, mensen zijn ontregeld. Er was veel onduidelijkheid en er heerste wantrouwen, met name naar instituten. Ik bracht hele middagen door bij getroffenen. Sprak met ze. Maar er vielen ook veel stiltes, omdat in zo’n situatie vaak niks te zeggen valt. In 1996 had je kort na elkaar de Herculesramp en de Dakotaramp. Die sloegen echt in bij de getroffenen van de Bijlmerramp. Je zag toen al wel dat ze daarover konden praten, omdat hun eigen leed hun iets minder in beslag nam. Langzamerhand werd er bij bijeenkomsten voor getroffenen ook weer eens gelachen. Dat kon ook omdat ze onder elkaar waren. Ze kregen niet het gevoel dat ze dit kwalijk genomen werd. Op een dag zei een mevrouw die haar jongste zoon had verloren dat ze naar de bioscoop was geweest. Ze had in het park gelopen en het regende. Ze vertelde dat ze zo had genoten van die regen. Dat zijn dingen die je nooit vergeet, omdat je zag dat het leven bij haar weer enigszins kleur kreeg.”
Het leed dragelijker maken
Er zijn veel verhalen die Ruff nooit meer hebben losgelaten. Mensen die hun beide kinderen verloren en na jaren, als door een wonder, toch weer met het leven verder konden. “Natuurlijk missen ze hun kinderen nog altijd. Maar heel geleidelijk konden mensen uit het dal klimmen. Eén vrouw, die haar zoon en dochter verloor, ging kinderen uit gebroken gezinnen opvangen. Dat soort gebeurtenissen biedt mij steun in mijn werk.” Verder ging Ruff met de getroffenen naar nieuwe rampen toe. “We zijn met de Bijlmermoeders naar Volendam en Enschede geweest om ervaringen te delen. We zijn zelfs naar New York geweest na 9/11. Daar leerde ik dat gedeelde smart echt halve smart is. Dat kan het verlies dragelijker maken.”
“In de Bijlmer had je de direct en de indirect getroffenen. Maar waar geen rekening mee werd gehouden, is de eigen bagage: het onverwerkte leed uit het verleden. Of je afkomst en de manier waarop daar in de samenleving altijd al mee is omgegaan. Allemaal elementen die meewegen als je het over veerkracht hebt.”
“Toen mij werd gevraagd wie er slachtoffer waren, was mijn antwoord: iedereen die zich slachtoffer voelt.”
Leegte die verwijst naar het leven
Nog een les: een ramp zonder chaos is geen ramp, zegt Ruff. “Er is altijd chaos. Daarom is het van belang dat er een plan is, zodat je elkaar snel kunt vinden. Af en toe is er dan discrepantie. Want er komen momenten dat het plan of de wet of de overheid zegt dat iets niet kan of hoort, maar dat de menselijkheid daar dwars tegenin gaat. En dat moet ook. Je moet binnen een protocol ruimte blijven geven voor eigen invulling, waardoor de mens zichzelf kan zijn en kan handelen naar zijn of haar hart.”
Ruff spreekt de getroffenen nog geregeld, al gebeurt dat natuurlijk minder vaak dan in de jaren direct na de ramp. “De leegte voor de getroffenen gaat niet weg. Dat moet ook niet. Die leegte moet leeg blijven. Maar ik heb geleerd dat die leegte niet verwijst naar de dood, maar naar het leven. Dat heeft te maken met de liefde. Die zit in je. Die liefde doet leven.”
Onverwerkt trauma
Caroline Six is sinds 2017 directeur ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum en onder andere verantwoordelijk voor ARQ Kenniscentrum Impact van Rampen en Crises, onderdeel van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, dat is ontstaan na de Bijlmerramp. “Allerlei partijen vragen ons te adviseren tijdens een ramp en zetten bijvoorbeeld een informatiecentrum op. Het belang van één loket hebben we tijdens de Bijlmerramp geleerd. Daarnaast krijgen we specifieke onderzoeksvragen. Bijvoorbeeld na de coronacrisis: hoe gaat het met familieleden die dierbaren hebben moeten begraven tijdens de lockdown? En met de uitvaartondernemers die deze mensen moesten begeleiden?”
De nasleep van een ramp kan heel lang duren en is voor iedereen anders, stelt Six. “Als mensen steun en erkenning krijgen, vindt het grootste deel van de getroffenen de weg naar herstel op eigen kracht. Er zijn ook mensen die vijf jaar na dato nog depressief of getraumatiseerd zijn of juist pas na jaren last krijgen. Neem de brand in ‘t Hemeltje in Volendam. De jongeren die toen verbrand zijn, zijn zelf vader of moeder geworden. Hun kinderen gingen vragen stellen. Zij gingen voor het eerst hun verhaal vertellen. Bij sommigen kwam toen pas het trauma naar boven. Daarom hebben we twintig jaar na dato nieuwe opvanggesprekken georganiseerd. We zien ook dat mensen als ze ouder worden en bepaalde steunbronnen wegvallen, alsnog PTSS ontwikkelen en traumaklachten krijgen. In die zin is de Bijlmerramp voor een aantal getroffenen nog steeds niet voorbij.”
Niet direct psychologiseren
Six legt uit aan welke professionele psychische steun getroffenen direct na een ramp behoefte hebben. “Vooral aan praktische zaken zoals veiligheid, informatie, erkenning, hoop, perspectief en lotgenotencontact. Professionele psychische ondersteuning is voor mensen wel relevant, maar in het begin probeer je met name de drempel daarvoor te verlagen. Je wilt dat de getroffenen weten wie je bent en hoe je bent te vinden. Je moet dus laten zien dat je betrokken bent en kunt informatie delen over wat een getroffene kan verwachten aan eventuele klachten. Dat dat normaal is en meestal vanzelf weer weggaat. En dat je hulp kunt bieden als de klachten blijven aanhouden. Dat moet je organiseren en niet direct gaan psychologiseren.”
“In het begin is natuurlijk veel aandacht voor getroffenen. Maar burgemeesters rouleren, huisartsen gaan met pensioen en opvolgers weten vaak niet meer wie getroffen is. Ons kenniscentrum ontsluit kennis naar de GGD’s, onze directe partners. Maar met gemeenten is die kennisinfrastructuur er nog niet. Ik zou het mooi vinden als we dit samen met het NIPV kunnen optuigen voor de veiligheidsregio’s. Die dan weer de kennisbasis voor de gemeente kunnen vormen. Zo kun je samen langdurig oog hebben voor mensen die dat nodig hebben.”
Erkenning is veel waard
Hoe kijkt Six aan tegen de uitspraak van dominee Ruff dat iedereen slachtoffer is die zich slachtoffer voelt? “Toen we onderzoek deden naar de effecten van terroristische aanslagen, vertelde een van de getroffenen van de aanslag in Nice dat ze daar een lijn hadden getrokken. De mensen die voor die lijn stonden, werden als slachtoffer gezien door de Europese Commissie en kregen daar geld voor, de mensen achter die lijn niet. Wat er gebeurde was dat de mensen achter die lijn ook voor zichzelf niet erkenden dat ze ergens last van konden hebben. Ze hadden misschien wel constant nachtmerries, maar dat mocht voor henzelf niet meetellen. Zij waren toch immers geen slachtoffer?”
“Daaruit leerde ik dat erkenning van anderen voor wat je hebt meegemaakt, heel veel waard is. Aan de andere kant heb ik ook geleerd dat je mensen die zich geen slachtoffer voelen ook niet als slachtoffer moet bestempelen.”
“We weten dat 80 tot 90% van de mensen veerkrachtig is. Als ze steun en erkenning krijgen, zijn de meeste mensen heel goed in staat om het met elkaar te verwerken. 10 tot 20% heeft daar psychische hulp bij nodig. Voor beide groepen willen we het goed regelen.”
‘Traumatisch’ als nieuw containerbegrip
Sinds de Bijlmerramp is er veel veranderd, vindt Six. “Binnen een uur vinden ketenpartners elkaar nu. We organiseren snel met elkaar één loket waar getroffenen naartoe kunnen voor praktische informatie, zodat zij eerder worden geïnformeerd dan de media. We ontsluiten betrouwbare informatie en bieden verwijsmogelijkheden voor allerlei juridische, financiële en psychische hulp. Verder zorgen we voor lotgenotencontact. En al is dat soms nog ingewikkeld, we proberen zo veel mogelijk getroffenen te registreren, zodat je hen kunt volgen en aandacht kunt blijven geven, ook als iedereen ze dreigt te vergeten.”
“Ik constateer wel dat we iets tegenwoordig te makkelijk ‘traumatisch’ noemen. Dat maakt er een nieuw containerbegrip van. Ik vind dat we daarmee moeten stoppen. Het overgrote deel van iedereen die iets heftigs meemaakt, is veerkrachtig en loopt geen trauma op. Zolang je maar de juiste randvoorwaarden creëert om ze te kunnen erkennen en steunen waar nodig. Niet voor even, maar zo lang ze dat nodig hebben. Dat maakt Nederland veerkrachtiger.”