Wat een ramp uit 1892 ons kan leren voor de toekomst

Wat een ramp uit 1892 ons kan leren voor de toekomst

Door: IJle Stelstra, directeur NIPV

Wat zou mevrouw Van Eupen hebben gedacht toen ze in 1892 op een ochtend in maart haar drogisterij opende? Vast niet dat het de laatste dag van haar leven zou zijn. Toch werd de Huidenstraat in Amsterdam opgeschrikt door een enorme knal.

Even daarvoor had mevrouw Van Eupen een fles benzine laten vallen. Die ochtend had haar man nog gewaarschuwd voor een lekkend vat petroleum in de winkel, maar in de paniek was ze dat vergeten. Terwijl benzinedampen de ruimte vulden, stak haar dienstbode een petroleumlamp aan. Alle oliën en benzine die in de drogisterij lagen opgeslagen vatten gretig vlam. Een moment later lag de voorgevel uit de winkel. Door het uitslaande vuur vlogen al snel ook de omliggende panden in brand.

Onder leiding van commandant Hoogenboom en sectiebrandmeester Brull waren binnen tien minuten vier stoomspuiten en drie handspuiten aan het blussen. Daarna kwam zelfs een blusboot assistentie verlenen. Toch konden ze niet meer voorkomen dat er zeven doden te betreuren waren: mevrouw Van Eupen, haar dienstbode, drie buren en twee voorbijgangers.

Opnieuw staan we voor een periode van pionieren met nieuwe energie

Ongelukken zitten in een klein hoekje, maar in periodes waarin wordt gepionierd met nieuwe stoffen of een andere aanpak zijn die hoeken doorgaans iets groter. Petroleum en benzine konden toen nog in relatief grote hoeveelheden worden opgeslagen in winkels en woonhuizen. Met gevolgen zoals in de Huidenstraat in Amsterdam.

Tegenwoordig voldoen productie, transport en opslag van benzine aan tal van regels, dus waarom ben ik mijn verhaal begonnen met een stoffige anekdote uit een ver verleden? Omdat brandbestrijding en crisisbeheersing als geen ander vakgebieden zijn waarin we van het verleden kunnen leren. Die regels voor productie, transport en opslag waaraan we benzine destijds hebben onderworpen, zijn tot stand gekomen op basis van onderzoek. De kennis die daaruit voortvloeide, was het fundament voor nieuw beleid. We namen maatregelen die herhaling moesten voorkomen. En we zorgden ervoor dat we beter voorbereid waren als het toch nog een keer zou misgaan.

“We weten het in de rampenbestrijding en crisisbeheersing als geen ander: de geschiedenis herhaalt zich, maar altijd net even anders.”

Rampen en crises zijn van alle tijden. De manier waarop we ermee omgaan is daarentegen tijdgebonden. Want we weten het in de rampenbestrijding en crisisbeheersing als geen ander: de geschiedenis herhaalt zich, maar altijd net even anders. Dat maakt het ook niet altijd even eenvoudig. De benzineauto die we inmiddels zo veilig hebben gemaakt, is alweer op z’n retour, maar de energietransitie vraagt om nieuwe bronnen van energie. Daardoor staan we feitelijk aan de vooravond van een hernieuwde periode van pionieren, net zoals een eeuw geleden. En dat vraagt opnieuw om onderzoek en onderwijs.

Nieuwe technologie zorgt voor onbekende risico’s voor onze veiligheid

Eigenlijk zijn we zelfs al aan dat nieuwe tijdperk begonnen, want er rijden inmiddels ruim 300.000 elektrische auto’s in het land. Die parkeren we in vele honderden ondergrondse parkeergarages – waar de brandweer nauwelijks bij kan. Daarnaast neemt het aantal elektrische vrachtwagens hand over hand toe: vorig jaar werden er nog maar 13 op kenteken gezet, maar alleen al in het eerste kwartaal van 2023 waren dat er 185. Dit jaar worden er in ons land 80 miljoen zonnepanelen geplaatst, waarvan een flink deel op woonhuizen en een ander groot deel geconcentreerd in steeds grotere zonneparken. En de windmolens die niemand in zijn achtertuin wil? Daarvan verrijzen er straks vele honderden op de Noordzee. Die moeten in onze volledige energiebehoefte voorzien. Maar over de veiligheidsrisico’s op open zee moeten we nog nadenken.

Brandweerlieden hebben in de afgelopen jaren door schade en schande ondervonden dat je een brandende elektrische auto niet met conventionele blusmiddelen kunt doven. Voor een brandende elektrische vrachtwagen hebben we zelfs geen handelingsperspectief: er zijn gewoon geen blusmiddelen voorhanden. Laat staan dat we een bluscontainer hebben waar een heel schip in past: nog maar anderhalve maand geleden heeft de voortwoekerende brand op de Fremantle Highway voor de kust van Ameland ons met de neus op de feiten gedrukt. Deze brand op zee was nu al een groot probleem, maar hoe gaat het over tien jaar, als autofabrikanten alleen nog elektrische auto’s mogen produceren? Dan zijn niet 500 van de 3800 auto’s op zo’n vrachtschip elektrisch, maar alle 3800. Zo’n schip brandveilig houden wordt een bijzondere uitdaging.

“Brandweerlieden hebben in de afgelopen jaren door schade en schande ondervonden dat je een brandende elektrische auto niet met conventionele blusmiddelen kunt doven.”

En op een nóg grotere schaal: hele industriële bedrijfstakken kijken naar waterstof als nieuwe brandstof voor hun fabricageprocessen. Voor het transport daarvan over land werken we nu aan liquid organic hydrogen carriers, toxische vloeistoffen waaraan waterstof wordt gebonden. Zo kunnen we waterstof efficiënt en met minder volume via buisleidingen vervoeren, wellicht in ons ondergrondse aardgasstelsel. Maar hoe gaan we om met die stoffen en de risico’s daarvan? Kortom, net als in de 19e eeuw loopt de praktijk vooruit op de regelgeving, zoals onze lector Nils Rosmuller – expert op dit terrein – al stelde in zijn lectorale rede.

De complexiteit van de gevaren kan leiden tot nieuwe soorten rampen en crises

Door de klimaatverandering staat onze maatschappij voor een grootscheeps veranderingsproces. De energietransitie is daar één aspect van, maar ook door hitte, droogte en extreem weer komt onze samenleving onder druk te staan. Al deze ontwikkelingen zijn bovendien steeds nauwer met elkaar verweven. Het ene vergroot de kans op het andere. Allemaal brengen ze nieuwe risico’s met zich mee – en door hun verwevenheid kunnen ze leiden tot incidenten die we nooit eerder hebben meegemaakt.

Maar ook kunnen ze leiden tot maatschappelijke onrust in ruimere zin. Want wat als ons hoogspanningsnet de elektrificatie van de samenleving niet kan bijbenen en onze stroom op rantsoen moet? Of vaker onverwacht uitvalt? Wat als ons internet twee weken stilligt? U denkt wellicht: lekker rustig, dan zitten de kinderen eens niet op hun telefoon. Maar zonder internet valt ook het openbaar vervoer stil, staan de vliegtuigen aan de grond en werken grote delen van onze infrastructuur niet meer. Of wat als er in de steeds drogere en warmere zomers drinkwatertekorten dreigen te ontstaan? Bijvoorbeeld als Duitsland zijn plannen doorzet om voor zijn eigen waterbehoefte een groot stuwmeer in de Rijn te creëren, waardoor er minder Rijnwater naar ons land stroomt?

Door onderzoek en onderwijs kunnen we meer doen ter voorkoming en voorbereiding

Het zijn maar enkele voorbeelden van de manier waarop onze samenleving voor nieuwe risico’s staat. Ze roepen bij mij twee vragen op. Doen we genoeg om deze nieuwe incidenten te voorkomen? En als dat onverhoopt niet genoeg is: zijn we wel voorbereid op deze nieuwe risico’s? Onvoldoende, ben ik bang, want we zitten in hetzelfde experimentele stadium als een eeuw geleden: we beginnen met van alles, maar slaan nog nauwelijks acht op de gevaren. Ons beleid laat bovendien zien dat we ons te weinig bewust zijn van de risico’s: we investeren stevig in de ontwikkeling van nieuwe technologieën, maar besteden vrijwel geen aandacht aan de veiligheidsborging daarvan.

“Doen we genoeg om deze nieuwe incidenten te voorkomen? En als dat onverhoopt niet genoeg is: zijn we wel voorbereid op deze nieuwe risico’s?”

Die borging kan alleen tot stand komen door onderzoek en onderwijs. Onderzoek leidt tot nieuwe gegevens, informatie en kennis. Op basis daarvan kunnen we maatregelen nemen ter voorkoming of bestrijding. En kunnen we onze veiligheidsprofessionals beter trainen. Wanneer hebben we het over een veilige energietransitie? Over een klimaatverandering die we met oog voor veiligheid het hoofd bieden? De veranderingen gaan zó snel dat het woord ‘veilig’ langzaam naar de achtergrond lijkt te zijn verdwenen. Hoe komt dat? Zijn we soms vergeten om te leren van het verleden? Is het verhaal van mevrouw Van Eupen uit de Huidenstraat een vergeten anekdote? Of leren we alleen van ongevallen en crises nádat ze hebben plaatsgevonden – en niet uit onderzoek vóórdat ze daadwerkelijk plaatsvinden?

Onze veiligheid kunnen we niet aan de markt overlaten

Ik denk dat er een andere oorzaak is. We doen veiligheid vaak af als nodeloze vertraging. De markt weet zichzelf wel te reguleren en niemand wil imagoschade. Toch zijn geld verdienen en veilig ondernemen in de afgelopen decennia helaas niet altijd een gelukkige combinatie gebleken. Na de wederopbouw die volgde op de Tweede Wereldoorlog bereikten we in de jaren negentig het punt van welvaart en welzijn voor zo goed als iedereen. Kerk en sociaal-maatschappelijke akkoorden hadden we niet meer nodig. Iedereen kon toch voor zichzelf zorgen? Vanaf dat moment zijn we een andere weg ingeslagen. Marktwerking werd het toverwoord. Want marktwerking zou leiden tot een compacte en slagvaardige overheid, die dienstbaar aan de burger zou zijn. De overheid mocht daarbij vooral niet marktverstorend optreden. De samenleving zou als vanzelf wendbaar en veerkrachtig worden.

De werkelijkheid is anders gebleken. Die kleine, zogenaamd slagvaardige overheid heeft steeds meer moeite met de bouwstenen van de verzorgingsstaat, die door de marktwerking op afstand is geplaatst: de zorg, ons onderwijs, onze infrastructuur en onze instituties. Door het ver doorgevoerde marktdenken heeft het oplossen van een crisis een stevige prijs gekregen. Verdienmodellen lijken soms belangrijker dan klimaatproblemen. Onze gezondheid mag een maximaal bedrag kosten. En ook veiligheid is niet zelden het kind van de rekening. In mijn ogen een zorgelijke ontwikkeling, want een crisis is geen marktvraagstuk, maar een samenlevingsvraagstuk. Publieke veiligheid is voor iedereen. En niet zonder reden: een samenleving die veilig is voor iedereen, is een stabiele, vitale en wendbare samenleving.

We hebben een overheid nodig die richting geeft

Dat betekent wel dat we de maatschappij en haar maatschappelijke organisaties opnieuw moeten leren omarmen en leren kennen. In het veiligheidsdomein hebben we vele decennia ervaring opgebouwd in samenwerken voor de samenleving. Laat die samenwerking zich nu ook weer uitstrekken tot de samenleving als geheel.

“In het veiligheidsdomein hebben we vele decennia ervaring opgebouwd in samenwerken voor de samenleving. Laat die samenwerking zich nu ook weer uitstrekken tot de samenleving als geheel.”

De samenleving heeft een overheid nodig die richting geeft aan de markt. Die richting kan zij onder andere geven via 14 onafhankelijke kennisinstituten, die hun kennis graag aan de samenleving teruggeven. NIPV is er daar één van. Dankzij deze instituten beschikt de overheid over betrouwbare feiten waarmee zij de markt kan bijsturen. Zodat het algemeen maatschappelijk belang voorop blijft staan en veiligheid tot de bestaanszekerheid van de Nederlandse burger blijft behoren.

Voor een blijvend goede kennispositie zijn meer middelen nodig

Bij de organisaties in ons veiligheidsdomein neem ik een sterk bewustzijn waar over de risico’s van de toekomst. Maar door de nadruk op de markt beschikt het veiligheidsdomein niet over de middelen om zich er terdege op voor te bereiden. Dat is jammer, want nu we voor een nieuwe periode van pionieren staan hebben we extra vlees op de botten nodig. We hebben veel bereikt, maar in de toekomst is er meer nodig. Want alleen met goed onderzoek en door samen te werken binnen een overheid die haar verantwoordelijkheid neemt, kunnen we tijdig maatregelen nemen die toekomstige incidenten en crises kunnen voorkomen.

En stel dat de vlam tóch een keer in de pan slaat, zoals in de Huidenstraat in 1892? Dan willen we zeker weten dat onze professionals in de vuurlinie niet verlegen zitten om een aanpak waarmee zij de gevolgen voor ons allemaal zo klein mogelijk houden. Niet voor niets staat de opening van dit nieuwe onderwijsjaar in het teken van de crisisprofessional van de toekomst. Die geven we graag de juiste kennis en hulpmiddelen in handen voor een veilig en veerkrachtig Nederland, ook in 2030, 2040 en 2050.

Bovenstaande tekst is onderdeel van de Publieke Veiligheidsrede die NIPV-directeur IJle Stelstra uitsprak tijdens de opening van het onderwijsjaar 2023-2024, op 12 september 2023.