8 Digitalisering
Digitale innovatie kan onze veiligheid op vele manieren ten goede komen. Daarbij draait het om meer dan technologie, zeggen Caren Frentz, directeur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid, en Charlotte van Ruijven, programmamanager bij het NIPV op het gebied van onder meer informatiegestuurde veiligheid. Systemen zijn hulpmiddelen, het gaat vooral om een open blik bij mens en organisatie, zo betogen zij vanuit hun recente ervaringen met de coronacrisis en de vluchtelingenproblematiek. Met die open blik kan informatie de bladmuziek worden van een breed orkest van partijen – ook buiten het traditionele veiligheidsdomein.
“De waarde ligt vooral in de voorspellende kracht van nieuwe technologie,” zo opent Frentz haar verhaal. “Doordat er zo veel informatie beschikbaar is, wordt het steeds beter mogelijk om gebeurtenissen in een vroeg stadium te zien aankomen. Maar dat is nog geen geduide informatie.” Van Ruijven sluit daarop aan: “Als je alleen een cijfer krijgt en niet de kennis en expertise hebt die daarachter zit, weet je eigenlijk niets. Je moet dan nog steeds zelf de consequenties en maatregelen bedenken die daarbij horen. Wat is je best passende handelingsperspectief? Daar kunnen we met onze IT nog stappen in zetten. Denk aan oplossingen die zijn gebaseerd op kunstmatige intelligentie.”
Frentz: “Zulke toepassingen gaan een game changer worden, daar ben ik van overtuigd. Maar ze vragen wel wat van onze professionaliteit. Dat laat zo’n ChatGPT-platform scherp zien: je moet weten wat de goede vragen zijn.”
Van Ruijven: “Als ik mag dromen van de manier waarop we deze technologie gaan inzetten, zie ik het zó voor me: mensen die een rol hebben, krijgen een ‘plingeltje’ op wat voor apparaat ze ook hebben: ‘We krijgen uit het systeem dat dit risico gevolgen kan hebben. Het systeem heeft daarvoor alle data gecombineerd. Straks is er een meeting, want we moeten de beelden bij elkaar leggen voor een menselijke evaluatie.’ De desbetreffende mensen spreken dat door en zetten diverse acties uit. Daar reageert het systeem weer op: als je die acties uitzet, zou je deze acties ook kunnen overwegen. Daardoor krijgt een andere groep met weer andere expertises zo’n zelfde plingeltje: ‘Hé, check dit even, want dit speelt er nu.’ Waar die mensen ook zijn en voor welke organisatie ze ook werken. Of het nu een politieagent is, iemand bij het KNMI of een winkelier die een rol in de wijk heeft. Aan de ene kant ben je expert op inhoud, daarnaast ben je expert in het netwerk.”
Professionals met een brede blik
“Wat ik ingewikkeld vind als we het over IT hebben: heel snel gaat het alleen maar over de techniek”, zegt Van Ruijven. “Daardoor vergeten we het mens- en organisatiedeel. Maar volgens mij ligt daar juist de grootste uitdaging. De hardware en de software zijn de hulpmiddelen. Mensen moeten er wat mee doen. En die mensen moeten goed georganiseerd zijn om uit die techniek te halen wat erin zit.”
Frentz: “Juist door het bij elkaar brengen van alle partijen wordt duidelijk dat er belangrijke indicatoren kunnen voortkomen uit de koppeling van informatie. Tijdens corona hebben we in Nederland vrij laat gereageerd, terwijl er genoeg gegevens waren die lieten zien dat corona ook onze kant op zou komen. En toch gingen we die informatie pas verzamelen toen de crisis al was uitgebroken. Nu zijn we de eerste stappen in die transitie aan het zetten: niet handelen wanneer het aan de hand is, maar onszelf zó ontwikkelen dat we op z’n minst bij elkaar zijn vóórdat het aan de hand is.”
Van Ruijven, die voorafgaand aan haar rol bij het NIPV actief was als hoofd van het Knooppunt Coördinatie en Informatie Oekraïne (KCIO), ziet daarbij graag dat het veiligheidsdomein niet alleen onderling gegevens uitwisselt, maar ook aan partijen buiten zijn eigen domein denkt. “Dat kunnen partners zijn die niet eens van zichzelf denken dat ze een veiligheidsorganisatie zijn. Het vraagt van veiligheidsregio’s dat ze meer gaan samenwerken in een netwerk dat wisselt, afhankelijk van de crisis en het risico.”
Frentz: “Juist vanuit het veiligheidsdenken zijn we misschien wel te conservatief: altijd politie, altijd brandweer, altijd de geneeskundige zorg, gemeenten doen natuurlijk vanuit hun verantwoordelijkheden mee. Maar we zijn er slecht in om ook andere instellingen erbij te halen die net zo relevant kunnen zijn tijdens een crisis.”
Van Ruijven: “Dit vraagt van professionals een bredere blik. Niet zeggen: wij gaan erover, wij zijn ervan. Maar: welke informatiebronnen zijn er nog meer? Van die bronnen heb je vervolgens wel het vertrouwen te winnen. Want zij moeten er ook iets aan hebben.”
Alles wat tastbaar is, is sexy
Van Ruijven haalt LCMS aan, het landelijk systeem voor crisisbeheersing dat bij het NIPV wordt ontwikkeld en onderhouden. Ze ziet het als een hoopvolle ontwikkeling dat zich daarvoor steeds meer partijen aanmelden, ook als die zich niet in het traditionele veiligheidsdomein bevinden. Al plaatst ze daar wel een kanttekening bij. “LCMS werkt vooralsnog alleen als er al een crisis is en nog niet echt aan de voorkant, aan de kant van de risico’s waarop je vooraf wilt kunnen ingrijpen.”
Frentz: “Nu gaat dat in onze 25 veiligheidsregio’s 25 keer anders. Daar is nog een weg te bewandelen in standaardisatie. Daarom moeten we eigenlijk niet praten over architectuur, maar over de droom die je met elkaar wilt waarmaken. Ik vind dat de grootste uitdaging als het gaat om informatie. Hoe maak je dit onderwerp sexy? Want iedereen denkt: heel belangrijk, maar het zou fijn zijn als iemand anders erin vooroploopt.”
Toch zijn ook daarin de eerste stappen gezet, vindt Van Ruijven. Ze ziet al een groot verschil tussen de huidige stand van zaken en een paar jaar geleden. “Mensen zagen destijds de wisselwerking nog niet tussen de fysieke en de digitale wereld. Nu is er ruimte voor ontwikkeling, maar bestuurders willen daarin wel graag ontzorgd worden.”
Frentz: “Op het moment dat we het kunnen brengen naar dashboards, mooie grafieken en tooling, dan zie je de eindverantwoordelijken opfleuren. Dan kunnen ze die informatie gebruiken voor besluitvorming. Daar hebben we veel in gewonnen, maar we kunnen er nog een boel méér in winnen.”
Van Ruijven: “Het huidige stelsel maakt het ook wel ingewikkeld. Iedere veiligheidsregio heeft zich bij iedere gemeenteraad te verantwoorden voor de kosten. En informatie, data, IT – het gaat allemaal steeds meer geld kosten.”
“Gaat dat ten koste van de brandweerkazerne? Alles wat tastbaar is, is sexyer bij de lokale politiek. Als veiligheidsregio kun je het niet in je eentje doen, maar je moet je wel verantwoorden op lokaal niveau. En daar zien ze niet altijd de meerwaarde van verbeteringen op het gebied van IT en informatie.”
Het menselijk brein als belemmerende factor
Dat roept de vraag op hoe digitale innovatie haar meerwaarde kan bewijzen. Bijvoorbeeld: hoe hadden IT en extra informatie eerdere rampen kunnen voorkomen? Het blijft een ‘wat als’-vraag – totdat het ongelooflijke toch een keer gebeurt. “Had 9-11 plaatsgevonden als we tijdig alle informatie bij elkaar hadden kunnen voegen? We wisten dat de terroristen niet hoefden te oefenen dat ze wilden landen – en zo waren er nog veel meer red flags. Was het gebeurd als we die optelsom op tijd hadden gemaakt?” zo vraagt Frentz zich af. “Bij corona kun je dezelfde vraag stellen: in China ging alles op slot, maar wij dachten dat het nooit naar Nederland zou komen. In december 2019 was het worstcasescenario voor onze veiligheidsregio twee tot maximaal vijf patiënten in isolatie. Achteraf is die schatting totaal onrealistisch gebleken. Terwijl vooraf juist de werkelijke cijfers onrealistisch leken. Het menselijk brein is misschien wel de belemmerende factor.”
Van Ruijven: “Als mensen het zich niet kunnen voorstellen, kunnen ze er letterlijk niks mee. Dan blokkeert alles en gaan ze ervan weg. Dat is precies wat je bij iedere crisis ziet gebeuren. Maar het mooie is dat de mens het enige dier is dat überhaupt iets kan projecteren. Met hulp van kunstmatige intelligentie zou je dat kunnen versnellen.”
Het contrast is groot met het moment dat het een keer tóch flink misgaat. Dan kan er opeens veel, zo weet Frentz inmiddels uit ervaring. “De urgentie wordt pas gevoeld op het moment dat er daadwerkelijk wat aan de hand is. Grof gezegd, when the shit hits the fan… dan mogen jullie bouwen. En dan bouwen we elke keer plukjes. Dus toen corona begon, was het: gaan! Dit is een kans, nu moet je je positie pakken.”
Van Ruijven: “Dan krijg je daarna de vluchtelingencrisis. Omdat we executiekracht en een budget hadden, konden we opnieuw gaan. Wij hebben uitvoerders in onze organisatie, dus als hoofd KCIO dacht ik: nu ga ik proberen om dit verder uit te bouwen. Nog een pilot erbij? Gaan we draaien!”
Onmiddellijk blijken dan ook de voordelen, zo vervolgt Van Ruijven. “Zulke systemen bieden op ieder niveau inzicht. De informatie was op één plaats zichtbaar en de mensen zagen dat het liep. De veiligheidsregio’s konden bovendien het gesprek aangaan met burgemeesters die een locatie wilden sluiten: kijk, dat heeft deze gevolgen voor het totaalplaatje. Dat was in één keer een ander verhaal dan praten over buurtbewoners die het niet zo leuk vinden.”
Frentz: “Want je bent onderdeel van een geheel en je moet het probleem met elkaar oplossen. Dát maakt gedeelde informatie zichtbaar. Kunstmatige intelligentie en nieuwe technologie kunnen ons daarin vooruithelpen.”
Van Ruijven: “Het systeem ondersteunt daarnaast de professionaliteit van de hulpverleners. Dat merkte ik bij het KCIO met de vluchtelingen. Mensen zien dat ze niet de enigen zijn, maar dat het issue door het hele land speelt – dat dus op rijksniveau moet worden aangepakt. Het Rijk kon daarmee weer de uitvoering ontzorgen. Het maakt zichtbaar wat je kunt doen in de samenwerking, van rijksniveau tot lokaal niveau, juist doordat je het omhoog in de keten brengt.”
Ander type denken
“Weinig mensen hebben het vermogen om te bedenken hoe het er over 30 jaar uitziet,” zegt Frentz over het ‘omdenken dat nodig is om daadwerkelijk een digitale transformatie teweeg te brengen’. “Toch moet je jezelf op dit moment zó organiseren dat je dat wél kunt. Dat je adaptievermogen zó groot is dat je je kunt verhouden tot die toekomst. Daarvoor heb je een ander type denken nodig, een ander soort hersens dan die de politie en brandweer doorgaans inzetten. Want die moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat alles onder controle is. Dat blijf je nodig hebben, want dat kleine brandje blijft komen. Maar design thinking, waar de private sector extreem goed in is, daar zijn wij minder goed in. Een privaat-publieke samenleving wordt daarom steeds belangrijker.”
Van Ruijven: “Aan de ene kant zie je die enorme technologische vooruitgang, maar aan de andere kant staan onze basisbehoeften onder druk. Hoog water, natuurbranden, hagelstormen… De nieuwe risico’s vragen om samenwerking, je aanpassen, breed om je heen kijken waar de informatie zit, om vervolgens in een netwerk samen te werken.”
Frentz: “Maar als je het hebt over oude gedachten… Die komen dan allemaal naar boven: iedereen is zijn eigen institutie aan het beschermen. Dan gaat het opeens over verantwoordelijkheid, zeggenschap en gezag. Vervolgens gaat het ook nog over democratische legitimiteit – en dan is iedereen lamgeslagen. Eigenlijk moet je als veiligheidsregio de dirigent worden van een orkest. Er zijn zo veel vaardige musici in het orkest, maar als iedereen op een ander moment begint met spelen, klinkt het nergens naar. Een veiligheidsregio moet ervoor zorgen dat iedereen op de juiste manier inzet, het juiste ritme pakt en het concert tot een mooi einde brengt. Informatie is daarvoor de bladmuziek.”