"Voordat die mensen verdronken, zagen ze eerst hun buren gaan"

Rienk en Elma de Jong leerden elkaar kennen tijdens de watersnoodramp. Nu, precies 71 jaar geleden, blikken ze terug. “Het water kwam zo hoog tegen die dijk aan dat je moest bukken voor de hoog overslaande golven, anders werd je drijfnat. Het was een sensatie. En we hadden nog geen idee wat er ging gebeuren.”

watersnoodramp elma en rienk de jong

Op zaterdagavond 31 januari 1953 woedt er een zware noordwesterstorm boven de Noordzee. Tijdens laagwater staat het waterpeil ongeveer even hoog als normaal gesproken bij hoogwater. Het is springtij. Meteorologen voorzien een ramp, maar burgers in kritieke gebieden kunnen niet worden gewaarschuwd. De radio laat om middernacht, zoals elke nacht, het Wilhelmus horen. Een nachtuitzending is er niet. Zo heeft Elma, bijna 18 jaar, nog geen idee dat de grootste natuurramp van de 20e eeuw in Nederland aanstaande is.  Ze woont samen met haar ouders in Scharendijke op Schouwen-Duiveland. Midden in de nacht trommelt de dijkgraaf ze uit bed.

“Het bericht was: ‘Jullie moeten naar de dijk gaan, want er kunnen dijken doorbreken.’ Ik had een wat oudere vader, hij was 51 destijds, die weigerde op te staan. Het leek hem onmogelijk dat onze dijk kapot zou gaan. Maar ik was jong en het leek mij wel interessant. Dus ik ben die nacht op de dijk gaan lopen. Het zag er zwart van de mensen. Het water kwam zo hoog tegen die dijk aan dat je moest bukken voor de hoog overslaande golven, anders werd je drijfnat. Het was een sensatie. En we hadden nog geen idee wat er ging gebeuren.”

Koude rillingen

Elma en haar man Rienk de Jong zijn deze ochtend naar het huis van hun zoon in Scharendijke gekomen. Ze wonen al sinds 1960 in Santpoort, Noord-Holland. “Vlak bij zee, dat wel.” Ze zijn inmiddels 88 en 90 jaar, 66 jaar getrouwd. In 1954 kregen ze verkering. En dat had alles te maken met de watersnood. Rienk: “Ik zat in 1953 op de HTS Weg- en Waterbouw in Haarlem. Op de radio hoorde je natuurlijk alleen maar berichten over de watersnood. In mijn derde jaar moest ik stage lopen en ik besloot dat ik in Zeeland zou gaan helpen om de dijken te dichten.” Elma lacht. “Ik denk dat ik je dit nog nooit verteld heb, maar midden in de nacht op die dijk ontmoette ik een iets oudere buurjongen, de broer van een vriendin van me. Daar kreeg ik een paar zoenen van. Ik had nog nooit gezoend.” Rienk kijkt zijn vrouw aan. “Dat was Jacob zeker?” Elma knikt.

“Mijn vader kreeg gelijk; onze dijk hield het. De volgende morgen hoorden we de berichten op de radio. Over de overstroming in Ouwerkerk en de slachtoffers die daarbij vielen. Bij Schelphoek was de dijk doorgebroken aan de andere kant van het eiland.” Rienk vult aan: “Daar was het grootste gat in de dijk: 525 meter breed en 37 meter diep.” Elma vervolgt: “Bij ons kwam het water pas later op de dag, maar het kwam helemaal tot aan de dijk. Ons huis lag op het hoogste punt van het dorp en toch stond er bij hoogtij anderhalve meter water in huis. Ik ben toen één nachtje met mijn ouders met de boerenkar naar het hoger gelegen Burg-Haamstede gegaan. Maar mijn vader vond dat niks, dus we gingen weer naar huis en sliepen boven. Ik ging uiteindelijk naar een tante in Wassenaar, maar mijn ouders bleven gewoon. Mijn vader liep over een loopplank naar zijn bed. Dat duurde zeker een halfjaar.”

Rienk: “Die dijken zijn gedicht met behulp van caissons. Er waren honderden sleepboten die die caissons in de gaten duwden. En als het dicht was, lieten al die boten hun sirenes horen. Van dat geluid kreeg je koude rillingen. Ik krijg het nu weer. Eind augustus waren de dijken weer dicht. Het was één grote modderzooi. Op elke tak en op elk stukje prikkeldraad zaten mosselen. Op het land lagen de aardappels en de uien te rotten. Het stonk ongelofelijk.” Elma doet een boek open en laat een foto zien van de schoonmaakploeg van Scharendijke, met haar ouders. “Iedereen hielp mee om de schade te herstellen.”

Rienk en Elma de Jong watersnoodramp

Hulp uit Europa

Rienk sliep tijdens zijn werkzaamheden met elf man op een zolder. Hij reisde met de bus en daar zag hij zo af en toe een leuk meisje zitten. “Ze zat naar me te kijken.” Elma lacht: “Hij was toen nog heel knap, met een grote bos met krullen.” Er worden dansavonden georganiseerd waar de dijkwerkers naartoe gaan. “Ik was helemaal niet zo’n danser,” vertelt Rienk. “Dus ik sta aan de bar met een citroentje met suiker. Ergens op de avond is er een ‘schrikkeldans’, een dans waarbij de meisjes de jongens moeten vragen. Het meisje uit de bus loopt naar me toe en vraagt: ‘Meneer, mag ik deze dans van u?’ Halverwege de dans vraag ik hoe oud ze is. ‘Ik ben al 18 hoor meneer.’ Ik ben 21, maar ze vindt mij er blijkbaar een stuk ouder uitzien.” Elma: “Tegenwoordig zeg ik geen meneer meer, hoor.”

Er komt een rampenfonds en de schade wordt vergoed. Kunnen Elma en Rienk zich herinneren of er genoeg aandacht was voor de getroffenen? Ze knikken. “Er kwam veel hulp uit Europa. Er zijn hier woningen uit Noorwegen en Zweden neergezet. Het ziekenhuis in Zierikzee werd gebouwd door Noorwegen en door de Noorse koning geopend.” Toch herinnert Rienk zich dat er ook dingen goed misgingen. “De hulp op Schouwen-Duiveland kwam een dag te laat op gang. De aandacht ging met name naar de getroffen gebieden in de buurt van Rotterdam, eigenlijk werd dit eiland vergeten. Dat heeft een hoop slachtoffers gekost. Er was maar één helikopter om mensen te redden. En die moest nog uit België komen ook.”

Enthousiast toont Elma in een herdenkingsboek een foto van een hondje met als onderschrift ‘De harige held van Scharendijke’. Een hondje dat zeker 40 koeien heeft gered door ze naar de dijk te drijven en daarvoor werd beloond met een ridderorde. “Ik kende dat hondje. Er staat nu een standbeeld in het dorp.”

Het hondje van de watersnoodramp

Twee vloeden bij elkaar 

Overheerst de romantiek als ze terugdenken aan de ramp? Elma schudt haar hoofd: “Ik denk nog vaak terug aan de ramp. Zeker als het stormt, gaan we altijd naar de zee kijken. Ik denk dan aan één meisje uit Scharendijke, Lenie Koopman. Ze hielp mijn moeder vaak in de huishouding. Ze is op 31 januari naar haar vriend in Ouwerkerk gegaan. Als ze dat nou niet had gedaan… Dat denk ik heel vaak. Ze is verdronken.” Rienk denkt terug aan de slachtoffers in Nieuwerkerk: “Eerst brak de dijk aan de zuidkant door bij Ouwerkerk en op zondag brak de dijk aan de noordkant. Die twee vloeden kwamen bij elkaar in Nieuwerkerk. Vergeet niet dat het zeewater vier graden was, dus je was kansloos. Het was enorm slecht weer. Sneeuw. Hagel. Mensen zaten op het dak in een hele lange straat. Het water kwam en het eerste huis stortte in. Het water ging verder en het volgende huis ging. En het volgende. Voordat die mensen verdronken, zagen ze eerst hun buren gaan. Het was aftellen: nu zijn wij aan de beurt.”

Rienk besluit uiteindelijk dat hij meer contact wil met het meisje uit Scharendijke. Elma woont inmiddels in Rotterdam. Hij gaat naar haar ouders om haar adres te vragen en hij schrijft haar een brief. Het is het begin van een relatie die nu al ruim 69 jaar mag duren en waar een prachtig gezin uit voortkwam.