Psychosociale impact van grof en extreem geweld

In de toolkit Nazorg bij grof en extreem geweld worden factoren die de psychosociale toestand beïnvloeden en de mate waarin ze dat doen psychosociale impact genoemd.


Deze toolkitpagina bevat informatie over de psychosociale impact van grof en extreem geweld. Via de bijbehorende onderwerpen hierboven komt u bij drie toegespitste toolkitpagina’s over nazorg van hulpverleners en crisisprofessionals die een rol hebben vervuld bij een incident met grof en extreem geweld.


De belangrijkste aandachtspunten in een oogopslag

  • Hulpverleners ervaren grof en extreem geweld-incidenten veelal anders dan reguliere incidenten door de buitengewone dreiging, een ander slachtofferbeeld, moedwillige karakter en willekeurigheid van de getroffenen. Dit heeft een negatieve invloed op de werkbeleving, en verhoogt de kans op mogelijke negatieve psychosociale gevolgen.
  • Gebruik de Richtlijn psychosociale ondersteuning geüniformeerden als leidraad na rampen en crisis. Deze richtlijn bevat ook handelingsperspectieven die toepasbaar zijn op niet geüniformeerden.
  • De meeste risico verhogende factoren voor psychosociale klachten zijn van algemene aard. Hier is zowel sprake van na inzet bij grof en extreem geweld als na reguliere inzet. Er zijn echter ook risicofactoren die specifieker zijn voor inzet bij grof en extreem geweld:
    > Angst voor onveiligheid van familieleden
    > Gedwongen keuzes over inzet van capaciteiten bij multi-site attacks
    > Moreel bezwaar over medische behandeling van de dader
    > Negatieve aandacht voor hulpverleners met een zelfde achtergrond als de dader.
    Creëer binnen de organisatie bewustzijn over beide groepen risicofactoren.
  • Het kan lastig zijn om alle bij het incident betrokken hulpverleners en functionarissen in beeld te brengen. Maak na een incident binnen je organisatie een doelgroepanalyse voor de nazorg. Wie houden zich direct of indirect bezig met het incident en hebben eventueel behoefte aan nazorg? Denk bijvoorbeeld aan leidinggevenden, aanbieders van nazorg en functionarissen die door hun rol ‘op afstand’ van de directe incidentlocatie werken (zoals medewerkers van de meldkamer of het ROT) of niet ingezet zijn. Stem de nazorg af op de specifieke behoeften van medewerkers c.q. de doelgroep.

Psychosociale impact

De psychische toestand van mensen is verbonden met omstandigheden in hun sociale omgeving (Impact, 2014). Mensen die ontregeld zijn geraakt door een (heftige) gebeurtenis of de stress die daaruit voortkomt, worden hierdoor beïnvloed in hun psychosociale toestand. Getroffenen staan voor de opgave om daarmee om te gaan, net als met stressreacties die kunnen volgen na een potentieel schokkende gebeurtenis en de reacties uit de sociale omgeving (Impact, 2014). De factoren die de psychosociale toestand beïnvloeden en de mate waarin ze dit doen, noemen we in deze toolkit de psychosociale impact.


Impact van grof en extreem geweld

Over de psychosociale impact van grof en extreem geweld is in wetenschappelijke literatuur weinig bekend. Uit praktijkervaringen van hulpverleners blijkt echter dat grof en extreem geweld veelal anders wordt ervaren dan ‘normale’ inzetten, voornamelijk door:

  1. Buitengewone dreigingen, zoals explosieven, schutters, of gevaarlijke stoffen
  2. Ervaren onzekerheid door mogelijke vervolgdreiging
  3. Bij een aanhoudende dreiging kun je niet meteen hulpverlenen
  4. Triage bij een groot aantal gewonden (wie help je wel, wie help je niet?)
  5. Een ander slachtofferbeeld en ernstiger letsel, met name bij inzet van explosieven
  6. Het feit dat mensen moedwillig en willekeurig werden gedood
  7. Het bewustzijn dat de aanslag ook jezelf of je dierbaren had kunnen treffen.


Aanbeveling: Creëer bewustzijn bij hulpverleners en leidinggevenden dat grof en extreem geweld anders wordt ervaren dan reguliere incidenten. Maak de genoemde factoren en impact bespreekbaar binnen de organisatie.

“Het is heftig voor hulpverleners dat je in de triage over mensen heen moet stappen met een gat in de borst omdat die nog aanspreekbaar zijn. Want er moeten andere mensen gereanimeerd worden in de tram. En er zijn slachtoffers die tegen jou zeggen: ‘Zeg me alsjeblieft dat ik niet dood ga.’ Je bent bezig met hulpverlening en hebt goede hoop, en enkele momenten later wordt er een laken over diezelfde persoon heengetrokken…. Er wordt nog steeds van je verwacht dat je verder gaat. Er is geen tijd voor emoties. Dit is verschrikkelijk.” Een bij de aanslag in Utrecht betrokken hulpverlener.


Specifieke risicofactoren grof en extreem geweld

Uit de andere beleving dan bij reguliere incidenten, volgt ook dat er een aantal factoren zijn die het risico op klachten na grof en extreem geweld verhogen:

  1. Angst voor onveiligheid van familieleden, in de tijd dat de dader nog niet is opgepakt.
  2. Gedwongen keuzes bij leidinggevenden over de verdeling van capaciteiten bij meerdere aanslagen in een stad of gebied (multi-site attack). Dergelijke gebeurtenissen hebben doorgaans ook een negatief effect op overzicht bij hulpverleners ter plaatse en vraagt extreem veel van de commandostructuur.
  3. Medisch personeel kan zich moreel bezwaard voelen om een overlevende aanslagpleger überhaupt of eerder te moeten behandelen dan slachtoffers.
  4. Aanslagen vanuit etnische of religieuze overtuiging kunnen resulteren in (langdurige) negatieve aandacht voor hulpverleners met eenzelfde achtergrond.


Aanbeveling: Creëer bewustzijn binnen de organisatie voor zowel specifieke als algemene (zie hieronder) risicofactoren van grof en extreem geweld.

“Mijn eerste gedachte ging uit naar mijn kinderen, die op het moment van de aanslag bij de kinderopvang waren. Deze had ik het liefst meteen willen ophalen.” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken functionaris.


Algemene risicofactoren

Er zijn ook een aantal factoren, die het risico op klachten kunnen verhogen ongeacht het type incident. Dit maakt het echter niet minder belangrijk om deze factoren mee te nemen in de opvang en nazorg voor hulpverleners die betrokken zijn geweest bij grof en extreem geweld. 


Persoonlijke achtergrond

De mate waarin iemand over een sociaal netwerk beschikt, is een belangrijke beschermende factor voor trauma’s. Traumatische ervaringen uit het verleden, andere actuele stressoren tijdens of buiten het werk en persoonlijkheid kunnen daarentegen een versterkende werking hebben op lichamelijke, psychische en gedragsmatige reacties en de mate van arbeidsongeschiktheid na een traumatische ervaring. 

“We zijn geen robots, privé neem je mee naar je werk en andersom neem je je werk mee naar huis. En zo ga je dus ook een incident in.” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken hulpverlener.

Ook langdurige of herhaalde (stapeling) blootstelling aan potentieel schokkende gebeurtenissen vergroot het risico op het optreden van psychische gevolgen zoals PTSS.


De context van het incident

De context waarin grof en extreem geweld plaatsvindt, kan niet los gezien worden van de impact die dit heeft op de hulpverlener. Het aantal en de leeftijd van getroffenen en de ernst van het letsel kunnen zorgen voor grotere psychosociale impact.  

Een persoonlijke band met getroffenen of de plaats van het incident, kan het risico op klachten vergroten. De reacties van anderen – zowel van burgers als van andere hulpverleners – kunnen als schokkend worden ervaren.


Optreden tijdens incident

De kans dat hulpverleners worden ingezet bij grof en extreem geweld varieert per dienst en afdeling (de politie heeft hiermee vaker te maken dan de brandweer of Bevolkingszorg en DSI vaker dan de wijkagent).  

Hulpverleners zijn getraind en dat helpt ze omgaan met potentieel schokkende situaties waarin ze terecht komen. Het zijn de onverwachte zaken die dan extra hard aan kunnen komen. Voor TGB of inzet bij grof en extreem geweld geldt dat het zeer voorstelbaar is dat hulpdiensten moeten reageren op een situatie waar zij niet of minder goed op zijn voorbereid. Hulpverleners moeten soms taken uitvoeren waar zij niet in hun dagelijkse werk mee geconfronteerd worden (gebrek aan vakbekwaamheid) of ervaren een machteloos gevoel door gebrek aan capaciteit en/of materialen. 

“Als je een goed gevoel hebt over je optreden kun je je ervaringen beter wegzetten. Een extra trauma zou kunnen ontstaan doordat je totaal niet tevreden bent over het optreden. Dit kan net het schepje bovenop zijn, en leiden tot frustraties en woede.” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken hulpverlener.

Ongetrainde (bijv. vrijwillige) hulpverleners en reddingswerkers hebben daardoor een grotere kans op het ontwikkelen van psychische en psychosociale problemen na afloop van een incident dan getrainde professionals. Zij twijfelen sneller aan de juistheid van hun handelen en kunnen hierdoor schuldgevoelens ontwikkelen. 

“Natuurlijk gaan we ervoor dat collega’s beetje bij beetje blootgesteld worden aan ellende, maar je kunt het niet garanderen, het is niet planbaar. Het enige wat je kan doen in de voorbereiding is je ervaringen delen. Maar ja, je hebt theorie en praktijk…” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken hulpverlener.


Informatiegebrek

Bij grootschalige incidenten is er vrijwel altijd sprake van (tijdelijk) gebrek aan informatie. Betreft het een ongeluk of een aanslag? Hoeveel daders zijn erbij betrokken? Is de aanval al afgelopen (is de plaats van het incident veilig voor de hulpverleners) of niet? Zijn familie en/of bekenden in gevaar (geweest)? 

Gebrek aan informatie en aanhoudende onzekerheid kan het maken van beslissingen bemoeilijken, ervaren dreiging vergroten en zorgen voor extra stress. 

Het besef kan achteraf voor een ‘klap’ zorgen. Ook komt het voor dat hulpverleners door de stress in een hyperfocus terecht komen. Indrukken van de plaats van het incident komen dan pas (in één keer) binnen op het moment dat de hulpverlener hier weer uit komt. Dit kan heftige emoties en vermoeidheid tot gevolg hebben. Ook het besef achteraf dat men zelf in gevaar is geweest, kan dergelijke gevoelens versterken. 

“Binnen het CoPI waren mensen echt bang. Ze konden tijdens het incident prima functioneren, maar achteraf kwam het besef dat het toch echt gevaarlijk was.” – Een bij de aanslag in Utrech betrokken functionaris.


Letsel

De impact van een aanslag is doorgaans groter als er fysiek letsel opgelopen wordt tijdens de aanslag zelf of tijdens de hulpverlening.


Werkomgeving

Een open, veilige cultuur binnen de organisatie/korps/team kan bijdragen aan het verwerken van schokkende gebeurtenissen. Hiervoor is het van belang dat medewerkers ervaringen en eventuele problemen/klachten/symptomen kunnen uitten naar collega’s en/of leidinggevenden. 

“Over het tramincident in Utrecht werd binnen de brandweer veel gesproken. Het voordeel bij een brandweerorganisatie is dat je elkaar wekelijks ziet, de sfeer is veelal goed. Je praat makkelijk met elkaar. Maar mensen in de crisisorganisatie hebben dit saamhorigheidsgevoel over het algemeen minder. Ook moesten ze de volgende dag gewoon weer aan de slag in hun koude functie, het werk ging gewoon door.” – Een bij de opvang en nazorg betrokken functionaris.


Media aandacht

De media aandacht bij grof en extreem geweld (en zeker terrorisme) is groot. Dit kan op verschillende manieren impact hebben op de hulpverleners. Na de inzet kan het lastig afschakelen zijn, wanneer overal om je heen beelden en informatie over het incident besproken worden. Bovendien gaan journalisten op zoek naar informatie, terwijl deze wellicht bij de organisatie nog niet eens volledig aanwezig is. Het is dan ook belangrijk om goede protocollen gereed te hebben, zodat hulpverleners makkelijk door kunnen verwijzen naar bijvoorbeeld een communicatieadviseur. Negatieve media-aandacht kan ten slotte ook grote impact hebben op hulpverleners. Uitgebreid verslag over wat er mis is gegaan, of over interne onderzoeken kan persoonlijk opgevat worden. Dit kan zelfs jaren na het incident nog als belastend worden ervaren.

“Mijn ervaring met media is niet altijd even rooskleurig. Ik wilde het positieve gevoel van ‘we hebben het goed gedaan’ zo lang mogelijk vasthouden. Dat gevoel had ik op dat moment even nodig. Daarom heb ik in het begin niet gekeken naar de mediaberichten.” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken hulpverlener.


Mogelijke klachten

Voor vrijwel iedere inzet geldt dat de meeste ingezette medewerkers geen of minimale klachten zullen ervaren. Desondanks is het belangrijk om te erkennen dat het risico waarschijnlijk wel groter is na inzet bij grof en extreem geweld. Klachten die kunnen ontstaan na inzet bij dergelijke incidenten, zijn:

  1. PTSS
  2. Depressie
  3. geheugenverlies (gaten in herinneringen)
  4. Frustratie over gebrek aan erkenning en waardering
  5. Survivor guilt (bij omkomende collega’s)
  6. Schaamte over klachten
  7. Verminderd werkplezier; noodzaak om afstand te nemen van huidige functie
  8. Middelengebruik – als reactie op klachten
  9. Relatieproblemen – als gevolg van klachten
  10. (langdurig) Ziekteverlof – als gevolg van de klachten


Aanbeveling: Wees als leidinggevende alert op het optreden van dergelijke klachten bij collega’s. Heb met name aandacht voor gedrag dat afwijkt van het reguliere gedragspatroon van collega’s.
Aanbeveling: De impact van ervaren stressoren kan verzacht worden door inbriefing. Hierbij wordt voor het betreden van de plaats van het incident besproken welke gevaren er nog zijn, wat voor incident er heeft plaatsgevonden en welke situatie de hulpverlener kan verwachten (aantal slachtoffers, type verwondingen, etc.).



Doelgroepen

Het is belangrijk dat alle betrokkenen bij een incident in beeld zijn en blijven. Alleen dan kan gericht ondersteuning en waar nodig nazorg worden geboden.

Grof en extreem geweld kan impact hebben op een groot aantal personen en organisaties: zowel first responders op de incidentlocatie (die ooggetuigen zijn), als professionals die op grotere afstand van het incident staan, zoals de meldkamer, regionaal operationeel team of beleidsteam.

Op de meldkamer worden bijvoorbeeld keuzes gemaakt om ‘collega’s’ naar locaties te sturen die achteraf nog niet veilig bleken te zijn (als gevolg van gebrekkige informatie). Ook leidinggevenden voelen grote verantwoordelijkheid voor hun teams die in een heftige en onoverzichtelijke situatie actief zijn. Bestuurders en leden van crisisteams komen weliswaar niet ter plaatse, maar kunnen door hun gevoel voor verantwoordelijkheid behoefte hebben aan nazorg. Daarnaast kunnen collega’s die ‘gedwongen’ thuis zitten om capaciteit te spreiden zich machteloos voelen.

Aanbeveling: Maak na een incident binnen je organisatie een doelgroep-analyse voor de nazorg. Wie houden zich direct of indirect bezig met het incident en hebben eventueel behoefte aan nazorg? Stem de nazorg af op de specifieke behoeften van medewerkers c.q. de doelgroep.
Aanbeveling: Denk na hoe jouw organisatie opvang en nazorg gaat organiseren. Maak hierbij gebruik van bestaande kennis, maar houd ook rekening met de specifieke behoeften van de organisatie. Als deze niet duidelijk in beeld zijn, voer er dan onderzoek naar uit.

“Als gemeente zijn we heel bewust doelgroepen gaan inventariseren voor nazorg. Zo onderscheiden we onder meer: medewerkers die direct betrokken waren zoals de meldkamer VTH, teams in de crisisorganisatie (bijvoorbeeld team communicatie) en medewerkers die functioneel contact hebben gehad met de verdachte.” – Een bij de aanslag in Utrecht betrokken functionaris.

“Als GGDrU hebben we na het schietincident onderzoek gedaan naar het nazorgtraject. De Directeur Publieke Gezondheid wilde inventariseren of en op welke wijze de betrokken organisaties bij de tramaanslag nazorg hebben aangeboden aan ingezette professionals. In het onderzoek is zowel gekeken naar geüniformeerden als niet-geüniformeerden, bijvoorbeeld van het OM, de spoedeisende hulp, de gemeente en Slachtofferhulp Nederland. Dergelijk onderzoek is erg waardevol.” – Een onderzoeker van GGDrU.


Toolkit nazorg bij grof en extreem geweld

De Inspectie Justitie en Veiligheid (2019) stelt dat de hulpverlening bij een terroristische aanslag anders en moeilijker is dan bij reguliere incidenten, onder andere door een andere en ernstiger aard van de verwondingen en het moeten optreden van hulpverleners in een gevaarlijke situatie. De impact van grof en extreem geweld op hulpverleners is potentieel dan ook groot, zo leren ervaringen vanuit het buitenland.

ARQ Kenniscentrum Impact van Rampen en Crises (ARQ) en het lectoraat Crisisbeheersing (NIPV) hebben handvatten ontwikkeld voor opvang en nazorg aan hulpverleners in de toolkit nazorg bij grof en extreem geweld.


Voorbereiding

Het vragen van hulp en uiten van nazorgbehoeften wordt nog niet door alle hulpverleners als vanzelfsprekend ervaren. Veel hulpverleningskolommen en -diensten integreren nazorg daarom steeds meer in het alledaagse werk. Om nazorg zoveel mogelijk te normaliseren, moet ondersteuning en nazorg laagdrempelig, bespreekbaar, veilig en toegankelijk zijn. Stigma en taboe kan het bespreekbaar maken van nazorg in de weg staan. De leidinggevende kan hierin een sleutelrol spelen en aandacht geven aan voorbereiding.


Opvang en nazorg

De behoeften in de opvang en nazorg zijn persoonsgebonden, er is geen one-size-fits-all. Waar mogelijk dienen deze individueel in kaart gebracht te worden om effectief te kunnen reageren op de klachten van een medewerker en behoeften aan opvang en nazorg.