Vakbekwaamheid en arbeidsveiligheid: twee kanten van dezelfde medaille
mei 2025
Het brandweerveld en het NIPV weten elkaar steeds beter te vinden bij het ontwikkelen van leermiddelen voor de blijvende vakbekwaamheid van brandweerpersoneel. Belangrijke aanjager van deze samenwerking is het Ontwikkelfonds Brandweer. Ymko Attema, Sectorhoofd Vakbekwaamheid en Kennis Brandweer Twente is namens de Vakraad Leren en Ontwikkelen betrokken bij de Stuurgroep Ontwikkelfonds en Platform Vakbekwaam Blijven. Rijk Hofman is Projectleider Vakbekwaamheid bij het Centrum voor Opleiding en Vorming Brandweer (COVB) onderdeel van het NIPV. Samen beantwoorden ze zeven vragen over vakbekwaamheid bij de brandweer en geven hun toekomstvisie op dit thema.

Wat moet je doen om vakbekwaam te blijven?
Attema: “Allereerst moet je vakbekwaam worden, en dus zorgen dat je een basisopleiding krijgt. Dan start de grote puzzel voor de regio’s om te zorgen dat je de benodigde kennis en vele vaardigheden ook onderhoudt. Ik zie dat er daarbij een gekke ‘waterscheiding’ optreedt tussen vakbekwaam worden – waarbij het NIPV en regionale opleidingsinstituten (roi’s) de opleidingen op landelijk niveau verzorgen – en blijven, waarbij elke regio zijn eigen verantwoordelijkheid heeft en die op zijn eigen manier invult.”
Hoe sluit dat aan op de ambitie van de stuurgroep?
Attema: “In de regio ben ik als Sectorhoofd Vakbekwaamheid en Kennis een soort van manager van schaarste: ik heb beperkte tijd en beperkte middelen. Er komt veel kijken om van een oefening een relevant leermoment te maken en als les- en leermiddelen dan meer landelijk worden gedeeld of samen ontwikkeld met het NIPV betekent dat een ontlasting. Vanuit de stuurgroep stimuleren we de samenwerking bij de ontwikkeling van les- en leermiddelen. Zodat het NIPV voorziet in iets wat goed past bij de behoeften van het werkveld. Zo kan het NIPV de regio’s ontzorgen. En door een betere verdeling van het werk tussen NIPV en veiligheidsregio’s kunnen les- en leermiddelen efficiënter worden ontwikkeld. Juist door de samenwerking gaat de kwaliteit omhoog: doordat er meerdere ogen naar kijken, ieder vanuit de eigen expertise.”

Wat is de rol van het Ontwikkelfonds Brandweer?
Attema: “De wereld verandert snel; wat vandaag waar is, kan morgen anders zijn. Dus daar moeten we ook op kunnen inspelen. Voor leermiddelen voor bijscholing op de kazernes kloppen we via het ontwikkelfonds aan bij het NIPV. Bovendien ontwikkelt het NIPV de onderwijscontent door op basis van onderzoek dat het NIPV als kennisinstituut uitvoert.”
Hofman: “Het Ontwikkelfonds realiseert zaken op drie sporen: spoor 1 is onderwijscontent voor leergangen, spoor 2 is onderwijscontent voor bijscholingen en spoor 3 is het bijscholen van regionale kerninstructeurs. Het ontwikkelen van (praktijk)oefenmiddelen behoort niet tot de taken van het ontwikkelfonds, maar ligt bij de regio’s zelf.”
Hoe zien jullie je eigen rol?
Hofman: “Ik zie heel duidelijk de rol van het NIPV binnen de kenniscirkel: Kennis ontwikkelen (Onderzoek)-Kennis ontsluiten (Onderwijs)-Kennis toepassen (Praktijk)-Evalueren (Leren van incidenten). Wij moeten die cirkel samen op gang houden. Daar hebben we de regio’s keihard bij nodig.”
Attema: “De rol van het NIPV als kennisinstituut zie ik dichtbij de post- door onderwijs praktisch en concreet te houden, en dat we leermiddelen voor de opleidingen ook kunnen benutten voor het oefenprogramma. Want we doen het samen. Wij leunen op het NIPV. Dat bracht vroeger dikke rapporten, nu ontwikkelt het les- en leermiddelen voor, door en met de praktijk. Onze lijntjes zijn kort.”
Waar liggen uitdagingen?
Attema: “De grote uitdaging daarbij is hoe brengen we de behoeften van 25 verschillende regio’s in beeld. Daar zijn we zoekende in, via netwerken en platforms. De mindset in de regio is dat ze gewend zijn om in de productiestand te schieten, en hoe zeg je dat ook: alleen ga je sneller, maar samen kom je verder? Dat zie ik gebeuren, dus bij deze de oproep richting de regio, kijk om je heen, misschien zijn er meerdere regio’s die te maken hebben met dezelfde uitdagingen. Dan kun je een collectief maken en wordt de kwaliteit van leermiddelen beter!
Daarnaast: elke regio heeft een eigen kleurtje en geurtje en we spreken nog onvoldoende dezelfde taal. Om elkaar te begrijpen is dat wel van wezenlijk belang. Dat heeft ook tijd nodig. Ik zie echt verbeteringen, er is wil en bereidheid tot samenwerking. Kijken naar jezelf is lastig: maar er is een andere generatie aan het opkomen die ook anders naar dingen kijkt en de regio’s zijn ook gegroeid. Er is meer onderwijskundige capaciteit, en er is nu ook andere expertise aan boord zodat we beter kunnen kijken naar de kwaliteit van de leermiddelen.”

Waar vinden jullie elkaar en versterken jullie elkaar?
Hofman: “Het brandweervak is heel complex met veel verschillende taken en regiospecifieke accenten. Het gaat van een kat uit de boom halen tot aan de inzet bij grote branden en alles wat ertussen zit. En vooral: elk incident is anders en daardoor nauwelijks te beoefenen. Dit geldt zeker voor de grotere en complexere calamiteiten. Dus we moeten goed nadenken over hoe we vakbekwaam kunnen blijven. Wat is de vakbewaamheid van een hulpverlener, hoe ziet die er eigenlijk uit? Wat moet je minimaal kennen en kunnen om veilig je werk te kunnen doen? Zeker in een maatschappij waar de uitdagingen ook groter en complexer worden is dit een heel relevant vraagstuk. Wat kunnen we als brandweer aan en waar liggen de grenzen, want vergeet niet dat de meeste brandweermensen vrijwilliger zijn. Dan is het zaak om te proberen zaken eenvoudig te houden. Bovendien moet de brandweer vaak optreden in situaties waarvan de gevolgen bij voorbaat onoverzichtelijk zijn. Dat betekent dat we in de opleidingen moeten werken aan improviseren en lerend vermogen; communiceren en trainen op weerbaarheid en veerkracht. Soms ook in situaties met vakoverstijgende context. Dat betekent bijvoorbeeld goed kunnen samenwerken met experts op afstand.”
Attema: “Ja dat herken ik. Rijk noemt terecht de vrijwilligers. Want dat betekent dat het overgrote deel van de brandweer uit mensen bestaat die een andere baan hebben. Die komen na hun werk naar de kazerne om te oefenen. En dan betekent het dat leren, naast belangrijk en nuttig ook leuk moet zijn. En inderdaad, het is belangrijk om het eenvoudig en behapbaar te houden; zoals de basisprincipes bij brandbestrijding. Daarbij hoort ook het delen van leermiddelen en het delen van de ontwikkeling ervan. Zo krijg je niet alleen meer inzicht, maar ook meer gezamenlijke focus.”
Hoe kijken jullie naar de komende periode?
Hofman: “Eigenlijk gaat het bij vakbekwaam worden om gestolde vakkennis, terwijl er bij vakbekwaam blijven meer ruimte voor doorontwikkeling en innovatie van vakkennis is. Ik vind dat ook spannender, het speelveld om iets te onderzoeken of proberen is groter. Voor bijscholen en oefenen gelden minder strakke kaders dan voor het opleiden. Instructeurs hebben een speciale rol in het overdragen van nieuwe ontwikkelingen en inzichten aan hun collega’s. Zij zijn onze navelstreng naar het werkveld.”
Attema: “Van schaarste word je ook creatief. Nieuwe onderwijstechnieken zoals micro-learning en nieuwe werkvormen vind ik superinteressant, juist ook wanneer daarbij AI ingezet wordt. Maar dat zijn nu vooral nog experimenten op inhoud en vorm.”
Hofman: “We werken landelijk aan een flexibel en modulair leerlandschap. Een groot voordeel hiervan is dat we de onderwijscontent weer thematisch en functie-overstijgend kunnen ontwikkelen. In het huidige functie- en competentiegerichte brandweeropleidingsstelsel is de onderwijscontent en daarmee de vakkennis verweven met een spaghetti aan kwalificaties en opleidingstechnische uitgangspunten. We moeten kennis en opleidingen weer gaan ontvlechten. Die ontvlechting maakt het mogelijk om voor vakbekwaam worden én blijven dezelfde onderwijscontent en leermiddelen te ontwikkelen. Dit maakt de ontwikkeling en het beheer van de onderwijsproducten efficiënter en goedkoper. Bovendien kunnen vakbekwaam worden en blijven op die manier beter naar elkaar toegroeien tot vakbekwaam zijn. Zo kunnen we misschien de muur tussen vakbekwaam worden en blijven, waar ook Ymko op doelt, slechten.”
Attema: “Vakbekwaam zijn, dat is mooi en belangrijk, maar dan hebben we nog wel wat hordes te nemen. Waarom maken we vakmanschap niet de verantwoordelijkheid van de persoon zelf? Ik denk dat we dat optimaal moeten faciliteren. Dat begint tijdens de opleiding. Daar dienen cursisten helder te krijgen wat de eigen ontwikkelbehoeften zijn. Wat mij betreft is die waterscheiding tussen worden en blijven dus ook niet houdbaar. Veilig werken is daarbij een veel beter handvat! We moeten meer naar de bronvraag toe: wat moeten we doen om veilig te kunnen werken.”
Hofman vult aan: “Vakbekwaamheid en arbeidsveiligheid zijn twee kanten van dezelfde medaille. Formeel gezien hoeft de veiligheidsregio als werkgever alleen maar aan te tonen dat zijn werknemers hun werk veilig en gezond kunnen uitoefenen en dat zij hiervoor van de werkgever de juiste kennis en hulpmiddelen krijgen aangereikt. De brandweer heeft een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting. We hoeven niet elk incident met succes te kunnen bestrijden. Het is veel belangrijker om na een uitruk veilig op de kazerne terug te keren. Stuur brandweermensen niet onnodig naar allerlei civiele cursussen om certificaten te scoren die alleen maar een vals gevoel van veiligheid en vakbekwaamheid creëren. Wanneer je te weinig tijd hebt om nieuw aangeleerde vaardigheden te onderhouden, hebben trainingen weinig nut. Beter kun je als brandweer civiele experts inschakelen om een specifiek probleem op te lossen, zeker wanneer er geen mensenlevens op het spel staan en de tijdsdruk daarmee relatief is. Als NIPV’er word ik gedreven door de missie om nieuwe namen op ons brandweermonument te voorkomen.”