Kees Douma draagt het IV-stokje over: “Met goede verstandhouding bereik je vaak meer dan met rigide sancties”
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, september 2025
Er zijn meer wegen die naar industriële veiligheid leiden en ze beginnen niet allemaal in de brandweersector. De weg van Kees Douma ook niet. Zijn loopbaan begon 40 jaar geleden in de scheepvaart, vervolgens ging hij de chemische technologie in en hij verlaat bij zijn pensionering Veiligheidsregio Zeeland, waar hij sinds 2013 specialist industriële veiligheid was. In die functie vond hij twee passies: ten eerste de combinatie van chemie en techniek, ten tweede incidentonderzoek. “Want van industriële incidenten kunnen we veel leren om bedrijven en processen veiliger te maken, maar dat doen we nog te weinig.”

‘Geen bureaujob’
Douma kreeg ook de vraag of hij een piketrol als adviseur gevaarlijke stoffen zag zitten, maar dat hield hij af. Net als de functie adviseur industriële veiligheid in het traject van vergunningaanvragen. “Daar zou ik niet gelukkig geworden zijn. Een kantoorbaan is niets voor mij, want als ik langer dan een uur achter een bureau moet zitten, word ik onrustig. Ik vind niets leuker dan met een rugzak op pad te gaan, helm op, veiligheidsschoenen aan en dan de regio in, naar de bedrijven toe, daar waar het allemaal gebeurt.”
En variatie genoeg op zijn nieuwe werkgebied, want Zeeland telt 25 Seveso-bedrijven, waaronder enkele ‘grote jongens’, zoals Dow in Terneuzen en Yara in Sluiskil, dat een van de grootste kunstmestfabrieken van Europa huisvest. Bij zijn overstap van de chemie naar de veiligheidsregio nam hij wel in overweging dat hij wellicht als Brzo-inspecteur inspecties zou moeten uitvoeren op installaties die hij in zijn eerdere loopbaan zelf had helpen bouwen. “Dat is niet handig, dus zorgde ik er altijd wel voor dat in zo’n geval de inspectie werd uitgevoerd door een collega-inspecteur.”
Passie
In zijn werk bij de veiligheidsregio kwamen twee grote passies samen. Ten eerste de combinatie van chemie en techniek. Douma: “Het is mooi om te ervaren hoe de procesindustrie werkt en hoe, met al die techniek en processen, grondstoffen tot een halffabricaat of eindproduct worden gemaakt. Het voordeel van mijn achtergrondkennis van industriële installaties en processen is dat ik tijdens mijn inspecties meer een gelijkwaardige gesprekspartner was voor bedrijfsfunctionarissen dan collega’s die die kennis niet hebben. Ik ken de cultuur, de werkwijze en de processen, dus als mensen probeerden mij iets op de mouw te spelden, dan prikte ik daar zo doorheen.”
Douma’ tweede passie is incidentonderzoek. Heel wat onderzoeken naar incidenten in de industrie heeft hij uitgevoerd, kleine en grote en bij allerlei typen bedrijven. “Leren van incidenten als input voor verbetering van veiligheid wordt naar mijn mening onderschat. Je kunt als bedrijf een geweldig veiligheidsbeheerssysteem hebben waardoor je aan de wet voldoet en het gevoel hebt dat je je zaken goed voor elkaar hebt, maar als er dan toch een ernstig incident plaatsvindt, met schade, productieverlies of zelfs met slachtoffers, moet je met een gedegen analyse van het incident en de aanleiding een maximaal leereffect willen bereiken. Die drive zie ik bij bedrijven nog te weinig.”
Zelfde doelen
Hoewel het in de formele omgang tussen bedrijven en overheid lijkt alsof die twee partijen per definitie lijnrecht tegenover elkaar staan, ziet kees dat bij voorkeur niet zo. “Bedrijven die bezweren dat bij hen veiligheid op de eerste plaats staat, zijn niet eerlijk, want uiteraard staat vanuit het bedrijfsbelang altijd de productie op de eerste plaats. Maar die productie moet wel zo veilig mogelijk gebeuren. Dat belang delen overheid en industrie met elkaar. Want net als de overheid wil ook een bedrijf geen incidenten die zijn productie schaden en zeker geen slachtoffers, milieuschade en omgevingsimpact. Incidenten kosten omzet en gaan ten koste van hun imago. Omdat bedrijven daar gevoelig voor zijn, neem ik dat aspect wel eens mee in mijn adviezen.”
Het is volgens Douma ook ‘de toon die de muziek maakt’. Net als collega’s in het werkveld die al langer in het IV-domein actief zijn, ziet ook hij de advisering en het toezicht formaliseren en soms ligt de nadruk wel erg op ‘bestraffen’. “Persoonlijk heb ik altijd de voorkeur gegeven aan een goede verstandhouding, juist omdat we samen hetzelfde einddoel voor ogen hebben; veiligheid voor het bedrijf en veiligheid voor de omgeving. Dan bereik je met een goede verstandhouding en een goed gesprek vaak meer dan met strenge brieven en rigide sancties of het dreigen daarmee. Doordat ik de industrie ook van de andere kant ken, heb ik inzicht in knelpunten waarmee bedrijven soms worstelen en ook begrip voor sommige standpunten. Concessies aan veiligheid moet je natuurlijk nooit doen, maar in de discussie over veilig of niet veilig is niet alles zwart-wit.”
Douma heeft in de tijd dat hij bij Veiligheidsregio Zeeland werkte de afdeling IV zien groeien van twee naar vijf medewerkers. Hij zegt blij te zijn met de vooruitziende blik van directie en management, die met het voorziene personeelsverloop door vertrek van drie ‘veteranen’ op voorhand al drie nieuwe jonge medewerkers hebben aangesteld, die nu worden opgeleid. “Die nieuwe SIV’ers lopen nu mee met de ervaren medewerkers en doen veel kennis en ervaring op, zodat ze goed voorbereid aan de slag kunnen als onze opvolgers.”
En die komen mooi op tijd, vindt Douma. “Bij mijn laatste Seveso-inspectie wilde ik mijn veiligheidsschoenen aantrekken en toen trok ik allebei de veters stuk. Dat was voor mij het signaal dat het wel ‘klaar’ was. Ik heb een mooie tijd gehad in een klein team met aardige vakcollega’s. Ik heb in die tijd het veiligheidsbewustzijn in de industrie zien toenemen, dat is bemoedigend.”
Douma maakte ook leuke dingen mee. Eén anekdote dan: “Toen ik met een collega een inspectie uitvoerde op een stationair koelsysteem op een verlaadsteiger, constateerden we dat de helft van de sprinklers het niet deed. Het bedrijf beloofde snel herstel en uiteraard wilden we een hercontrole om te zien of het systeem nu wel volledig werkte. Ik kreeg samen met mijn collega het idee om in een waterdicht ‘vuilwerkpak’ de steiger op te gaan als het systeem was ingeschakeld. Zo konden we vaststellen of alle individuele sprinklers ook echt water gaven. Al snel voelden we nattigheid, want de pakken bleken bij het gezicht en de kraag toch niet goed waterdicht. Toen we van de steiger afliepen zagen we er, met de volledig volgelopen pakken, uit als Michelinmannetjes. We hielden onze gezichten strak en meldden netjes bij de bedrijfsleiding dat alles goed functioneerde en dat we tevreden waren. Maar in de controlekamer waar ze op camerabeelden meekeken, hebben ze waarschijnlijk dubbel gelegen van het lachen.”st