10 Toekomstbestendig

 

Van de Watersnoodramp van 1953 tot de coronacrisis van 2020-2022 – de afgelopen 70 jaar heeft Nederland soms voor hete vuren gestaan. We leerden van de fouten, gingen ons beter organiseren en leunden intussen op de veerkracht van de samenleving. In de komende 30 jaar krijgen we te maken met nieuwe risico’s, opgeworpen door de klimaatverandering, de digitale transformatie en de energietransitie. Hoe moeten we die toekomst tegemoet treden? Wouter Kolff, voorzitter van het Veiligheidsberaad, gaat daarvoor in gesprek met NIPV-directeur IJle Stelstra en twee jonge NIPV’ers. Mirjam van Bokhorst en Jeroen Steijsiger vertegenwoordigen aan tafel de generatie om wier toekomst het tenslotte gaat. 

Het rondetafelgesprek vindt plaats in Dordrecht, waar Kolff burgemeester is en daarnaast voorzitter van de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Op de achtergrond zetten de woelige baren op een schilderij uit het Dordrechts Museum de toon voor het gesprek: de stad ligt op een eiland naast de Biesbosch, waar overstromingen een reëel scenario zijn. De stad tussen de Oude Maas, de Beneden Merwede, Nieuwe Merwede, het Hollands Diep en de Dordtse Kil staat ook bekend om zijn chemische industrie en ligt op een knooppunt van snelwegen en spoorwegen, waardoor regelmatig gevaarlijke stoffen vlak langs het stadscentrum en woonwijken worden vervoerd. 

De veiligheidsregio is daardoor goed voorbereid op tal van rampscenario’s, maar kreeg er door de vluchtelingencrisis en de coronacrisis opeens taken bij – evenals de andere 24 veiligheidsregio’s van het land. Als voorzitter van het Veiligheidsberaad, waarin de voorzitters van de 25 regio’s overleg voeren, wil Kolff daar graag wat over zeggen. “Als je terugkijkt op de coronacrisis, was het logisch dat de veiligheidsregio’s daarin een grote rol hebben gespeeld. De veiligheidsregio’s hebben bij een pandemie een wettelijke taak, zeker als het gaat om een infectieziekte in de categorie A. Maar vervolgens moet je je wel afvragen wanneer een crisis onderdeel is geworden van het normale leven. Die vraag hebben we op enig moment ook bij de corona-aanpak gesteld. Omdat de crisis al zo lang liep, hebben we met z’n allen geconstateerd dat het nuttig zou zijn om de crisisbeheersing meer naar de reguliere democratische lijnen te brengen. Zodat colleges in plaats van alleen burgemeesters er wat van kunnen vinden. En zodat gemeenteraden die colleges kunnen controleren en bevragen. Dan moet je niet formeel de hele crisis afwachten en achteraf nog eens verantwoording afleggen. Daarbij houd je een spanningsveld: enerzijds verdient een crisis een effectieve aanpak, anderzijds wordt het tijd dat de reguliere processen weer hun plek krijgen. Je zag niet voor niets dat de effectiviteit van de aanpak groter was in de eerste helft van de coronacrisis. De spanning tussen effectiviteit en democratische legitimiteit zal altijd blijven.” 

Terug naar de basis

Kolff vindt het logisch om bij een volgende pandemie op dezelfde manier van start te gaan. Voor andere crises plaatst hij toch een vraagteken. “Er zijn ook crises die deels veroorzaakt zijn doordat rijksbeleid achterwege bleef of omdat er bepaalde politieke keuzes zijn gemaakt. Moet het Veiligheidsberaad zich daar altijd voor lenen? Als je kijkt naar de vluchtelingenkwesties, dan zitten daar de nodige nuances in. In het geval van Oekraïne is het vanzelfsprekend dat we daarvoor de koppen bij elkaar hebben gestoken, al zoeken we nu – twee jaar na de uitbraak van de oorlog – een weg om ook dat proces meer in de reguliere lijnen terecht te laten komen. Maar wat als het gaat om opvang van vluchtelingen die niet terechtkunnen in Ter Apel? Al in 2015, toen ik burgemeester was in een andere gemeente, heb ik gezegd dat we dit eens goed moesten regelen met elkaar. We zijn er via het Veiligheidsberaad inzet op gaan plegen, maar dat ging niet vanzelfsprekend. We hebben ook gezegd: dat gaat stoppen. Op 1 juli 2023 is dat dus gebeurd. Bij mijn aantreden als voorzitter heb ik gezegd dat het Veiligheidsberaad enigszins terug moet naar de basis – en dat we zuinig moeten zijn op het woord ‘crisis’. En áls het dan crisis is, moet je je elke keer afvragen of die wel in het Veiligheidsberaad thuishoort. Uiteindelijk zijn de veiligheidsregio’s opgericht om de preventieve en repressieve taak van de brandweer in goede banen te leiden en onvoorziene crises te kunnen aanpakken. Het Veiligheidsberaad moet niet groter worden gemaakt dan het is. Het is een afstemmingsoverleg tussen voorzitters die hun eigen verantwoordelijkheden hebben.” 

Stelstra ziet er een andere dimensie in, zo stelt hij, als hij inhaakt op de woorden van Kolff: “In de afgelopen jaren zijn de veiligheidsregio’s in een gat gestapt. Ze konden samen een antwoord geven op vragen uit de samenleving, bij zowel corona als de vluchtelingenproblematiek. Het Veiligheidsberaad voorzag zo in een behoefte. Daarmee is het een stootkussen geworden tussen politiek en samenleving. Een ingewikkelde plek, want je zit ergens tussen. Terwijl we in Nederland toch het Huis van Thorbecke hebben: drie mooie bestuurslagen. Maar ineens hebben we een crisis die niet in 24 uur is op te lossen. We zien dat er iets niet functioneert waarvan we dachten dat het goed functioneerde. Dan staat het Veiligheidsberaad op, om samen met de veiligheidsregio’s, de brandweer en de mensen van de crisisbeheersing daar iets nieuws voor te ontwikkelen. Dus nog los van de vraag of de veiligheidsregio’s straks wel of niet méér gaan doen, is het van belang dat de politiek en de samenleving binnen dat Huis van Thorbecke op zoek gaan naar nieuwe manieren om antwoord te geven op de toekomstige vraagstukken. Want er komt nogal wat aan: de klimaatverandering, de digitalisering, de energietransitie. Ik zie dat antwoord liggen in nieuwe verbindingen. Ergens moet er een nieuw koppelvlak zijn dat het hele maatschappelijke middenveld kan mobiliseren. Van crisis moet je geen nieuw primair proces maken, maar corona heeft laten zien dat er een gat is. Dat gat is tijdelijk gevuld door het Veiligheidsberaad. En het is waar: daarin is het wel een baken voor veel Nederlanders geweest: ‘Daar snappen ze tenminste hoe het in elkaar zit.’” 

Kolff: “Dat gevoel kan ik volgen, want burgemeesters hebben nu eenmaal een sterke band met hun steden en regio’s. Ze weten wat er speelt en krijgen dat makkelijk tot zich. Tegelijk is het Veiligheidsberaad een plek waartoe het kabinet zich makkelijk kan verhouden. In die zin begrijp ik hoe jij onze schakelfunctie duidt, ook in de richting van andere partners. Maar die functie is niet geformaliseerd. Het is natuurlijk duidelijk waar de veiligheidsregio’s over gaan: er is een Wet Veiligheidsregio’s. Als hun inzet regio-overstijgend nodig is, is het logisch dat regio’s met elkaar afstemmen. Toch vind ik dat het Veiligheidsberaad niet verregaand geformaliseerd moet worden. Het is juist de kracht dat het een afstemmingsoverleg is. Er worden geen grote besluiten genomen, maar we kunnen wel richting geven en afspraken maken met het kabinet. Je hebt bovendien het hele land afgedekt met een overzichtelijk gezelschap dat elkaar goed kent, met uiterst professionele uitvoeringsorganisaties daarachter. Nog afgezien van de kwaliteit van het kennisinstituut dat aan ons is gelieerd.”

Mirjam van Bokhorst, Wouter Kolff, IJle Stelstra, Jeroen Steijsiger.
V.l.n.r. Mirjam van Bokhorst, Wouter Kolff, IJle Stelstra, Jeroen Steijsiger.

Andere vormen

Jeroen Steijsiger is adviseur Netcentrisch Werken & Slachtofferinformatiesystematiek (SIS) bij dat kennisinstituut en heeft tot nu toe aandachtig meegeluisterd. Nu is voor hem het moment gekomen om als jongeling een paar kanttekeningen te plaatsen. “Ik werk nu ongeveer twee jaar binnen de veiligheidsketen en het is best onduidelijk in die keten. Ik kan me voorstellen dat het voor burgers nóg onduidelijker is. Vóór corona hadden veel mensen niet eens van een veiligheidsregio gehoord. We moeten meer ons best doen om dat helder te maken. Als je na corona met meer crises te maken krijgt waarbij het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio’s een schakelfunctie gaan vervullen, dan ligt daar een schone taak.” 

Kolff: “Al was het in de coronacrisis vrij duidelijk dat het kabinet het orgaan was dat de beslissingen nam. Wij gingen vooral over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid ervan. Dat is een duidelijke afbakening.” 

Stelstra: “Zeker. Maar als Hubert Bruls tijdens de coronacrisis in de media elke keer met chocoladeletters als ‘veiligheidsbaas van Nederland’ wordt geportretteerd… Daar zit de balans waarnaar je op zoek moet voor de toekomst. Ga je die rol van ‘veiligheidsbaas’ institutionaliseren in een nieuwe Wet Veiligheidsregio’s? Of ga je toch naar andere vormen? We hebben al gemeenten, provincies en een Rijk. We hebben een Eerste en Tweede Kamer. Die hebben we de komende 30 jaar nog steeds. Alleen heb je tussen die linies iets nodig waar de samenleving zich gehoord voelt en waar professionals hun werk kunnen doen.” 

Stelstra’s wens roept de vraag op hoe die ‘andere vormen’ er concreet kunnen uitzien. De NIPV-directeur verwijst daarvoor naar de zomer van 2022, toen hij in de geschiedenis van de Nederlandse publieke veiligheid dook. Het besef dat bij hem doordrong, was mede de aanleiding voor dit boek. “Ik las over de Bescherming Bevolking die in 1952 werd opgericht, maar in 1983 weer werd opgeheven. Ik dacht meteen: toch gek dat we zo’n hele BB over de helling hebben gedrukt en bij de brandweer, het Rode Kruis en de militaire kolommen hebben ondergebracht. Nu doen we allemaal een plukje, maar wat als we dat beschermingsvehikel op een of andere manier weer een stem geven? Toegegeven, de BB van toen was van een andere orde. Die ging over de Koude Oorlog: allemaal onder de tafel als er een bom afgaat. Maar de bedoeling was hetzelfde: veerkracht in de samenleving creëren. Want we zijn maar met 22.000 brandweermensen, iets minder dan 50.000 politiemensen en enkele duizenden professionele militairen die kunnen helpen bij civiele zaken. Dat zijn onze first responders. En dat is niet voldoende om overal een antwoord op te hebben. Je kunt niet met 18 miljoen Nederlanders gaan praten over de toekomst, maar je kunt wel kijken naar het hele maatschappelijke middenveld en onderzoeken hoe je meer verbanden creëert.”

Elkaar blijven opzoeken

Mirjam van Bokhorst is programmamanager Informatievoorziening bij het NIPV en de tweede jongeling aan tafel. Zij brengt haar achtergrond in het sociaal domein in om in te haken op zo’n ‘BB nieuwe stijl’. “Die veerkracht herken ik vanuit mijn verleden bij de gemeente. Het is belangrijk dat we die blijven koesteren. Van de burgemeester tot de plantsoenendiensten die schoffelen in de wijken – die zien en horen óók veel. Maar Nederland is intussen opgedeeld in provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, veiligheidsregio’s. We moeten kijken hoe we al die organisaties met elkaar kunnen verbinden. Door een netwerk te vormen, door informatie uit te wisselen, door elkaar te blijven opzoeken, zodat we elkaar weten te vinden en snel kunnen schakelen als die crisis er is.” 

Tegelijk maakt Kolff zich zorgen over de huidige weerbaarheid in de samenleving. Want is die nog wel zo veerkrachtig? “Ik ben niet van de spruitjeslucht en ook niet van ‘vroeger was alles beter’, maar ik heb wel het gevoel dat de samenleving in de directe naoorlogse periode veerkrachtiger was dan nu. We hebben een lange periode van welvaart, vrijheid en vrede achter de rug. Daar zijn mensen misschien een beetje verwend door geraakt. Veerkracht gaat voor mij hand in hand met weerbaarheid – en ik maak me zorgen over de weerbaarheid van onze inwoners. Het idee dat het altijd maar veilig zal zijn is een beetje naïef. Het is hoopvol dat de huidige generatie van jongvolwassenen inziet dat sommige dingen echt anders moeten. Maar de generatie daarboven, waartoe ik zelf behoor, heeft het eigenlijk altijd goed gehad. En gaat het dan een jaartje minder, dan is het huis te klein en heeft de overheid gefaald. Daar moeten we vanaf. Het kan niet altijd van de overheid komen. Al heeft de overheid het misschien in de hand gewerkt door te pretenderen dat ze het zelf allemaal kan oplossen.” 

Stelstra: “Dat zet me aan het denken. Ik woon in een wijk die tegen een bosrand aan ligt. Een van de brandweerofficieren kwam in een buurtgebouwtje een presentatie houden over de manier waarop we natuurbranden buiten de wijk kunnen houden. Daar zaten wat oudere mensen met de armen over elkaar. Hun eerste vraag was: wat gaat de overheid hieraan doen? Toen zei die officier: ‘Ik kom hier niet vertellen wat de overheid gaat doen, maar wat jullie er zelf aan kunnen doen.’ Dat was even slikken.” 

Kolff: “Als wij weten dat er in Dordrecht hoogwater komt, zo hoog dat de halve stad onderloopt, weet je dat ongeveer anderhalve dag van tevoren. We hebben eens berekend dat het vijf dagen kost om het eiland van Dordrecht te ontruimen. Dat vraagt in de voorbereiding wat anders dan ‘wij gaan het voor u regelen’. We kunnen best handreikingen geven, maar die evacuatie vraagt ook iets van u.” 

Aansluiten bij de jongere generatie

Steijsiger signaleert als informatiespecialist dat de veiligheidsdiensten elkaar inmiddels best goed kunnen vinden via systemen als het Landelijk Crisis Management Systeem. Toch ziet hij nog een lacune in het laatste stukje communicatie naar die burger. “We hebben NL Alert, maar je kunt geen handelingsperspectief inbouwen in een klein tekstberichtje. Toch zijn er eenvoudige oplossingen. De jonge generatie staat als geen ander met elkaar in verbinding. Als er nu iets gebeurt, weet ik dat via mijn leeftijdsgenoten vijf minuten eerder dan via de gebruikelijke media. Daar schuilt een bedreiging in, omdat er ook veel verkeerde informatie wordt gedeeld. Maar het biedt ook een kans. Veiligheidsregio’s moeten geen nieuwe dingen verzinnen of lokale apps gaan bouwen. Met corona waren er allerlei apps in omloop die niet lekker werkten en onhandig waren. Nu weet ik niet of TikTok het handigste platform is, maar er zijn genoeg manieren om aan te sluiten bij wat jongeren toch al doen. Zo heb je op Facebook de veiligmeldingen. Zo kun je sneller met jongeren communiceren. Die weten het bij hoogwater eerder dan hun ouders of grootouders en kunnen die tijdig mobiliseren.” 

Kolff: “Daar ben ik het mee eens. Crisiscommunicatie is altijd belangrijk geweest en zal dat in de toekomst blijven. Je moet inderdaad aansluiten bij de middelen die sowieso gebruikt worden. Maar we moeten het wel bij de feiten houden. Ik merk zelf dat het niet genoeg is als ik op mijn gevoel handel of op basis van wat er op X staat of op de voorpagina van het AD. Zeker als je communiceert in de bestrijding van de crisis en een handelingsperspectief moet bieden. Dat perspectief moet wel gecheckt zijn. Het draait om een gezonde mix van de traditionele aanpak en moderne communicatiemiddelen.” 

Steijsiger haakt daarop in doordat hij kansen ziet voor een gezonde mix op een ander vlak: die tussen ervaren mensen en de jonge generatie. “Ik zie in de crisisbeheersing vaak mensen die ouder zijn dan ik. Er is winst te behalen door ook jonge mensen aan te trekken. Op mijn middelbare school heb ik nooit een praatje gehad van de veiligheidsregio: wat zo’n regio doet, dat je daar ook kunt werken en dat daar spannende dingen gebeuren. Qua imago en aantrekkelijkheid zijn daar nog stappen te zetten.” 

Kolff: “Dat gebeurt inmiddels wel. Wij zijn hier bezig om een risk factory neer te zetten, waar je alle diensten laat samenwerken die betrokken zijn bij het veiligheidsdomein en waar vervolgens schoolklassen uit groep 7 en 8 worden uitgenodigd. Een leuk uitje, maar tegelijk leerzaam over de klassieke crisis- en rampenaanpak en de digitale kwesties van de toekomst. Als ze daar ’s avonds thuis hun ouders ook nog eens enthousiast over vertellen, pak je meteen de generatie daarboven mee.” 

Van Bokhorst: “Daar komt bij: jongeren krijgen op school 21e-eeuwse vaardigheden. Dat begint al in het basisonderwijs. Daar leren ze op een andere manier met media omgaan, via het vak mediawijsheid. Ze kunnen flexibeler en creatiever denken. Die generatie hebben we nodig in de toekomst, om ons bijvoorbeeld goed voor te bereiden op de energietransitie.” 

Stelstra: “Dat klopt, wij hebben geen 21e-eeuwse vaardigheden!” 

Van Bokhorst: “Een tijdje terug gaf ik een workshop over digitale fitheid. Op een gegeven moment hadden we het over onderlinge communicatie. Er ontstond echt een discussie tussen een veertiger en een twintiger. Over hoe je e-mail gebruikt. Dat bleken ze totaal verschillend te doen! Dat betekent dat wij als collega’s het gesprek moeten aangaan over onze communicatie. Met alleen het werkveld aantrekkelijk maken voor twintigers zijn we er niet. Natuurlijk moeten zij zich gehoord voelen. Zij horen erbij, maar de ouderen óók.” 

Het veilige Nederland van 2053

We sluiten het rondetafelgesprek af met een droom: die van het veilige Nederland over 30 jaar. Hoe is het veiligheidsdomein dan ingericht? “Het is lastig om te voorspellen hoe onze bestuurslagen er in 2053 uitzien,” zo opent Kolff de slotronde. “Met de huidige situatie in Den Haag weet je niet eens hoe het er over een jaar uitziet! Maar ik denk dat we met elkaar helder moeten zijn: we kunnen niet altijd de oplossing van de overheid verwachten. Dat zal over 30 jaar niet anders zijn. Dus ik hoop vurig dat de weerbaarheid van de samenleving tegen die tijd groter is – en dat wij daaraan een bijdrage hebben geleverd, dat we meer tegenslagen aankunnen, als burgers handelingsperspectief krijgen en dat vervolgens op een goede manier uitvoeren.” 

Stelstra ziet een meer hybride coördinatie in het veiligheidsdomein voor zich, waarin het publieke en private deel van de samenleving de handen ineenslaan. “Ik heb in Singapore gezien dat burgers in de meldkamer meedenken over de beste partij voor de oplossing van een incident. Ik denk dat we meer naar dit soort hybride constructies gaan. Binnen het Huis van Thorbecke, want dat staat wat mij betreft over 30 jaar nog steeds overeind. Daarbij is duidelijk dat de overheid het niet alleen kan. Wij zullen elkaar weer moeten opzoeken, om in gesprek te gaan over de toekomst van een veilig en veerkrachtig Nederland. Wie zijn die ‘wij’? Dat zijn de burgerinitiatieven, het maatschappelijk middenveld en de overheidsinstituties.” 

Kolff: “Dan moeten de basiscondities vanuit de overheid wel op orde zijn. Daarover kunnen we als Veiligheidsberaad signalen afgeven aan Den Haag, want dáár moet het vervolgens gebeuren. Niet voor de komende vier jaar, maar wat moeten we nú doen om in 2100 onze doelen te bereiken? Verdomd lastig in een samenleving die van de ene op de andere week hijgerig over elkaar heen tuimelt. Maar het moet wel.” 

Het slotwoord is aan de jongste generatie. Steijsiger: “In de veiligheidsregio’s heb je prachtige opleidingsprogramma’s, maar die kun je niet laten volgen door 18 miljoen mensen. Toch zijn er genoeg andere initiatieven: Ready2Help van het Rode Kruis, zoekacties van de politie waarbij burgers worden betrokken, mensen die na de aardbevingen in Turkije en Marokko massaal spullen gaan inzamelen. Dat kun je uitstekend kanaliseren via de digitale middelen die nu al bestaan.” 

Van Bokhorst: “Voor mij geen spruitjeslucht in de toekomst. Mijn zorg zit eerder bij het privatiseren of uitbesteden van taken. Terwijl het ergens bij elkaar moet blijven komen. Uiteindelijk blijven openbare orde en veiligheid overheidstaken, want de overheid denkt objectief, proportioneel en vanuit het algemeen belang. Ik heb bij gemeenten en provincies veel taken zien verdwijnen. In sommige gevallen kan dat heilzaam zijn, maar op het vlak van openbare orde en veiligheid moet de overheid altijd de regie houden, om zo te blijven zorgen voor de veiligheid voor haar inwoners.” 

De Veerkracht van Nederland

Dit jaar vertelt het NIPV het verhaal van de Veerkracht van Nederland. Dat doen we aan de hand van de verhalen van 55 mensen die een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld in crisisbeheersing en brandweerzorg.