“Voor het eerst in 800 jaar zeggen waterschappers dat er een einde aan de maakbaarheid is”

Meindert Smallenbroek, algemeen directeur van de Unie van Waterschappen, vertelt over de onafgebroken regen die Limburg in juli 2021 trof en de daaropvolgende overstromingen. “Niemand hield voor mogelijk dat het zo uit de hand zou kunnen lopen.”

portret meindert smallenbroek

“Het was niet dat Nederland al wekenlang gebukt ging onder een slechte zomer,” zo blikt Smallenbroek terug op die periode. “Op een gegeven moment ging het in Duitsland, Wallonië en Zuid-Nederland regenen. En die regenbui bleef hangen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij dachten dat dit beperkt zou blijven tot Duitsland. Niemand hield voor mogelijk dat het zo uit de hand zou kunnen lopen.”

“Toch moeten we deze crisis in perspectief zien. Wij hebben veiligheidsregio’s die goed functioneren. Onze Maaswerken hebben ervoor gezorgd dat de ramp beperkt is gebleven tot veel overlast voor de bewoners, maar in Nederland zijn gelukkig geen doden gevallen. Natuurlijk heeft het heel veel schade opgeleverd, maar er is van deze crisis ook veel geleerd. Uiteindelijk is het relatief goed afgelopen aan de Nederlandse kant.”

Bewustwording met stip op nummer één 

Smallenbroek betwijfelt of de crisis in Limburg überhaupt te voorkomen was geweest. “De conclusie na veel onderzoek is dat deze onvermijdelijk was. Alles wat gedaan kan worden om het water meer geleidelijk naar beneden te laten stromen, is wel ongeveer gedaan. De enige optie is om een heel grote buis onder Valkenburg te boren, maar dat is niet realistisch. Als deze regenbom, zoals wij dat noemen, ergens anders was gevallen, was het ook misgegaan. Deltares heeft simulaties gemaakt en daarin kun je zien dat als deze regenbui op Utrecht of Den Haag was gevallen, de hele binnenstad onder water was gelopen. Dit kan overal gebeuren.”

“Met stip op nummer één staat bewustwording van burgers, bedrijven en overheden,” zegt Smallenbroek over de lessen die er zijn geleerd. “Bewustwording over waar je een ziekenhuis neerzet bijvoorbeeld, of waar je je huis koopt en hoe je daar dan mee omgaat. Op een overstromingsgevoelige plek is het bijvoorbeeld niet zo verstandig om parket aan te leggen. Dat was vroeger niet anders. De boerderijen die zo nu en dan onderliepen, hadden niet voor niets plavuizen. Eigenlijk moeten we weer een beetje terug naar vroeger. Toen waren mensen zich veel meer bewust van waar ze woonden en wat dat betekende. Dat moet tussen de oren komen van bestuurders, van bedrijven, maar wat ons betreft ook van alle inwoners.”

portret meindert smallenbroek

Waterschappen als familie

Daarnaast leerde Smallenbroek nog meer. “In de communicatie met de inwoners van Limburg bijvoorbeeld: die maken echt geen verschil tussen een dijkgraaf, een voorzitter van een veiligheidsregio of de burgemeester van een getroffen dorp of stad. Voor hen is het allemaal overheid. En ook op uitvoerend niveau: mensen staan allemaal onder hoogspanning en slapen weinig. Dan moet je iemand hebben die zijn hoofd koel houdt en die kan zeggen: ‘Jij bent onmisbaar en toch ga jij nu naar huis om te slapen.’ Of: ‘De komende zes uur heb jij de regie, ik ga nu naar huis.’ Verder wordt er natuurlijk geïmproviseerd. Zo zijn er bijvoorbeeld waterschappen uit andere delen van het land met hun spullen naar Limburg gaan rijden.”

“Dan blijkt dat die waterschappen een soort familie zijn. Bijna ontroerend is dat. Tegelijk is het dan wel de taak, ook van de Unie, om dat in goede banen te leiden. Want bij een crisis moet je niet aanbodgestuurd maar vraaggestuurd werken. Je wilt geen ongewenste mensen in je crisisgebied hebben. Die rolvastheid geldt overigens ook op bestuurlijk niveau. Wie gaat er bijvoorbeeld over evacueren? Zelfs op het hoogste niveau was daar onduidelijkheid over. Daar is wel van geleerd.”

De tragiek van de vanzelfsprekendheid

Smallenbroek wil benadrukken dat ‘hoe mis het ging’ relatief is. “Er zijn met name dingen ook heel goed gegaan. Anders dan in Duitsland en Wallonië is het bij een overstroming met veel overlast gebleven. Het was op een gegeven moment gevaarlijk in Valkenburg, maar ook daar zijn geen slachtoffers gevallen. Ik maak een verschil tussen een gevaarlijke overstroming en een overstroming met overlast. Wij zijn in Nederland terecht kritisch, maar het is ook een soort mode om tegen de overheid aan te schoppen. Dat is ook een beetje de tragiek van waterschappen.”

Graag legt hij uit hoe die tragiek in elkaar zit. “Mensen zijn dingen die goed gaan als vanzelfsprekend gaan beschouwen. Na de Watersnoodramp van 1953 hebben we niet alleen lessen getrokken op het gebied van fysiek beheer, maar ook als het gaat om governance. Dat is minder zichtbaar, maar niet te onderschatten. In 1953 waren er ruim 2500 waterschappen. Elke polder had zo ongeveer zijn eigen waterschap. Historisch zo gegroeid, allemaal heel verklaarbaar. Een van de oorzaken waarom het in 1953 zo verschrikkelijk uit de hand is gelopen, is dat de dijken niet op orde waren en dat er veel te veel verantwoordelijkheden niet helder waren. Niemand voelde zich verantwoordelijk voor het geheel. Uiteindelijk heeft dat ertoe geleid dat we van 2500 waterschappen naar 21 waterschappen zijn gegaan.”

De veiligste delta ter wereld 

Om het effect daarvan te schetsen, haalt Smallenbroek zijn ervaring in de publieke sector erbij. “Ik heb in veel keukens mogen kijken. In de publieke sector en eigenlijk bij elke sector waar ik heb gewerkt, was men negatief over schaalvergroting. Behalve bij de waterschappen. Iedereen die je spreekt, van bestuurders tot ambtenaren, is het erover eens dat wij hierdoor professionele uitvoeringsorganisaties zijn geworden, die nodig zijn om de dingen te doen die moeten gebeuren. Nu en in de toekomst.”

“Sinds 1953 is er geen dode meer gevallen door wateroverlast. Dat is ongelooflijk, want we wonen hier in een van de gevaarlijkste delta’s van de wereld. Wij zijn erin geslaagd daar de veiligste delta van te maken. Er is niemand die zich meer zorgen maakt over waterveiligheid. En dat is dus ook de tragiek, of paradox. Aan de ene kant wil je mensen ervan bewust maken dat we in een delta wonen. Aan de andere kant wil je als waterschappen uitstralen dat je er bent voor de veiligheid van de mensen.”

Eigen ondernemersrisico niet per se vergoeden

Smallenbroek vindt dat we ons ervan bewust moeten zijn dat dit vaker kan gebeuren. “Door het veranderende klimaat kan dit zich overal in Nederland voordoen. Ook doordat het teveel aan water niet alleen meer vanuit zee komt, maar ook uit de lucht, en vanuit de rivieren uit Duitsland en België. We moeten leren dat als zich dit voordoet, we goed voorbereid zijn en dat we ook de goede maatregelen nemen. Je moet voorkomen dat er doden of gewonden vallen en je moet proberen de schade zo veel mogelijk te beperken. En als mensen recht hebben op vergoeding, moet je die vergoeden.”

“Over de afhandeling daarvan in Limburg ben ik ook wel kritisch. Als je bijvoorbeeld boeren gaat vergoeden die mais verbouwen in de uiterwaarden, is dat geen prikkel voor boeren om volgend jaar gras in te zaaien. Sterker nog, dan moet je niet verbaasd zijn dat het jaar daarop alle uiterwaarden vol staan met mais. Als je het risico aangaat, is het je eigen risico, dat moet je als overheid vooral niet gaan vergoeden. Dat is wel gebeurd en dat is in mijn ogen gewoon niet goed.”

Einde aan de maakbaarheid

Vervolgens bespreekt Smallenbroek de veranderingen naar aanleiding van de overstromingen. “De regering heeft 300 miljoen euro uitgetrokken voor beekdalen, onder andere in Limburg. Bij het besteden van dit geld moeten we kijken naar wat het doet met het hele watersysteem, omdat alles met alles te maken heeft. Verder hebben we een hoogwaterbeschermingsprogramma dat niet alleen de zeedijken, maar vooral ook de rivierdijken op de norm moet brengen voor 2050. Een norm die rekening houdt met  het klimaat dat we voorzien in 2050. De dijken worden hoger en breder, maar misschien moeten we ook weer kijken naar meer ruimte voor water. Al is dat altijd ingewikkeld, want dat kost veel ruimte. Daar moet je draagvlak voor creëren.”

“De waterschappen hebben dit land in 800 jaar gemaakt en voor het eerst zeggen wij dat er een einde is aan de maakbaarheid,” zo schetst Smallenbroek die noodzaak om draagvlak te creëren “We moeten keuzes maken. Wat zijn de dingen die we accepteren in wateroverlast of in watertekorten? We kunnen niet overal meer alles verbouwen als het gaat om de landbouw. We kunnen niet overal meer alles bouwen als het gaat over de woningbouw. We kunnen het niet allemaal meer technisch oplossen.”

Werken mét de natuur

In 2050 wonen we in Nederland nog net zo veilig als we nu wonen, zo stelt Smallenbroek ons gerust. “Alleen hebben we vaker te maken met wateroverlast. Het goede nieuws is dat mensen er ook steeds meer aan gewend raken. Mensen zijn zich er steeds bewuster van dat als je in een delta woont – waar het water van boven, van achteren en van voren komt – het logisch is dat je nu en dan last hebt van het water. Verder denk ik, en dat heeft te maken met de beweging die je al veel langer ziet, dat we veel meer werken mét de natuur. Hoe kun je met de natuur meebewegen door de natuur zijn werk te laten doen? Dat zie je nu al in veel projecten. Bijvoorbeeld bij de Hondsbossche Zeewering. Als je daar komt denk je: is dit nu bedoeld als natuurproject, voor recreatie of voor waterveiligheid? En het is het allemaal. Daar word ik heel vrolijk van. Dit is de manier waarop je ook draagvlak krijgt. In 2050 weten we weer wat het is om te leven in de delta. Hoe dat werkt en hoe we daarin moeten meebewegen. Dat maakt ons veerkrachtig. Daardoor zijn we in staat om misschien wel het beste, gelukkigste en rijkste land van de wereld te blijven.”