Samen werken aan een weerbaar Nederland: de inventarisatie van kritieke voorzieningen
Nieuws van het programma Klimaatveiligheid, mei 2025
Wat gebeurt er als een belangrijk ziekenhuis of een elektriciteitscentrale plotseling uitvalt als gevolg van een natuurbrand? Beleidsmedewerkers Elsbeth van der Graaf en Marcel Hilhorst van Veiligheidsregio Utrecht werken aan een ambitieus project: het in kaart brengen van kritieke voorzieningen in Nederland. Ze vertellen.

Wat gebeurt er als een belangrijk ziekenhuis of een elektriciteitscentrale plotseling uitvalt als gevolg van een natuurbrand? Beleidsmedewerkers Elsbeth van der Graaf en Marcel Hilhorst van Veiligheidsregio Utrecht hebben beiden klimaatadaptatie in hun portefeuille en werken aan een ambitieus project: het in kaart brengen van kritieke voorzieningen in Nederland. Niet alleen voor klimaatverandering, maar voor álle fysieke risico’s die de samenleving kunnen raken. Met als doel: aan de voorkant risicogericht kunnen adviseren en aan de achterkant efficiënt kunnen optreden in crisisbeheersing.
Aan Jasper Luiten, senior beleidsmedewerker bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vroegen we aanvullend welke rol de lijst met kritieke voorzieningen speelt voor het ministerie. En welke uitdagingen hij ziet.
Van losse lijsten naar een samenhangend beeld
Van der Graaf: “Het begon met vragen van gemeenten over welke voorzieningen kwetsbaar zijn bij overstromingen. Een molen of een zorginstelling? Wat voor de ene gemeente cruciaal is, lijkt voor een ander irrelevant. Om grip te krijgen op al die uiteenlopende wensen, besloot Veiligheidsregio Utrecht zelf het heft in handen te nemen. We combineerden bestaande lijsten, zoals de lijst Vitaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid, met inzichten uit de coronapandemie en de ATB-lijst, én aanvullende inzichten vanuit de veiligheidsregio. Zo ontstond een breder perspectief. In 2023 heeft de vakraad Risico- en crisisbeheersing ermee ingestemd dat dit project wordt opgepakt namens alle 25 veiligheidsregio’s.”
“De nieuwe Europese wetgeving, de Wet weerbare kritieke entiteiten, gaf ons daarnaast extra richting”, vervolgt Van der Graaf. “Dat helpt bij het opstellen welke sectoren écht vitaal zijn. Maar sommige sectoren, zoals cultuur en onderwijs, vallen daar weer buiten, terwijl ze in de praktijk wel degelijk belangrijk zijn voor de maatschappij.”
Van lijst naar kaart
Uiteindelijk is het doel helder: inzichtelijke kaartlagen maken waarin per sector en objecttype het belang en het risico worden aangegeven. “Een hoogspanningsstation heeft bijvoorbeeld een andere impact dan een wijktransformator”, legt Hilhorst uit. “We willen weten: als dit object uitvalt, is dat dan een lokaal, regionaal of nationaal probleem?”
Veiligheidsregio kan bij incidenten beter prioriteren
“Een goed voorbeeld is in de volksmond de ‘brand bij Vodafone’, wat in werkelijkheid de brand naast Vodafone was. Het gevolg van de brandbestrijding was uitval van de mobiele telefonie in een deel van de Randstad. Wanneer je aan de voorkant weet dat een belangrijk pand naast het incidentadres zit, kan je daar in de crisisbeheersing meer aandacht op inzetten, om te proberen te voorkomen dat het proces uitvalt,” aldus Hilhorst.
Sectoren werken mee
Opvallend aan het project is dat de sectoren zelf bepalen welke objecten belangrijk zijn. Van drinkwaterbedrijven tot netbeheerders, de afstemming is intensief. “We vragen niet: geef ons je gevoelige data. We vragen: help ons met de structuur. En beheer je eigen gegevens”, vertelt van der Graaf.
“We zijn niet even ver met elke sector. Met de zorgsector lopen we voorop, omdat daar al veel data en registratiesystemen in eigen beheer zijn, zoals de kernregistratie zorg. Veel informatie is deels middels open data beschikbaar, terwijl banken en telecom juist voorzichtiger zijn. Van bijna elke sector hebben we inmiddels in kaart hoe ze in elkaar zitten”, vult Hilhorst aan.
Naar een landelijk gedeeld systeem
De bedoeling is dat alle veiligheidsregio’s uiteindelijk kunnen werken met hetzelfde systeem. De afstemming met het NIPV, de NCTV, Defensie en nationale politie verloopt veelbelovend. “We hebben nu een opbouw die als basis wordt genomen voor nationale gesprekken over weerbaarheid. Waarbij we dus samenwerken op weerbare kritieke infrastructuur”, zegt Van der Graaf.
De kracht zit in de standaardisatie: overal in Nederland zou daarmee op dezelfde manier gepraat kunnen worden over objecten en risico’s. Zo kan informatie eenduidig gedeeld worden, en kunnen overheden en hulpdiensten snel de juiste keuzes maken tijdens een crisis.
Wat kunnen andere veiligheidsregio’s ermee?
“Per sector zijn er flinke verschillen in welke fase van het proces we zijn, waarbij de zorgsector dus al vergevorderd is. We doen nu ook een pilot om te bepalen wat we nu al kunnen doen met de data die we hebben en hoe we dat in beeld kunnen brengen. Zo willen we laten zien wat de mogelijkheden zijn, en anderen inspireren hoe het kan helpen in het werk”, aldus Hilhorst.
Een belangrijke stap richting een meer risicogerichte en adaptieve aanpak
Vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt ook gewerkt aan het vergaren van meer inzicht in de blootstelling aan én gevolgen van overstromings- en klimaatrisico’s bij vitale aanbieders. “Dit initiatief is een belangrijke stap richting een meer risicogerichte en adaptieve aanpak van fysieke dreigingen, zoals overstromingen, droogte en natuurbranden”, aldus Luiten.
“Door sectorale kennis en lokale inzichten te bundelen, bouwen we aan een gedeeld fundament. Een inventarisatie van vitale objecten en hun kwetsbaarheden helpt om te prioriteren en impact te duiden. De lijst kritieke voorzieningen benutten we bijvoorbeeld bij de uitvraag richting provincies en vitale aanbieders in het kader van de bovenregionale stresstest voor extreme neerslag.”
Tegelijkertijd ziet Luiten ook uitdagingen: “Het vergroten van inzicht in de gevolgen van uitval roept de vraag op welke informatie we met elkaar delen, en onder welke voorwaarden. Veel data is gevoelig en vraagt om zorgvuldige afspraken over doel, toegang en gebruik. Bovendien is het complex om de koppeling te maken tussen landelijke netwerken en lokale impact. Wat betekent de uitval van een object voor de stad? Welke informatie heb je dan van elkaar nodig? Daarbij ontstaat al snel de neiging om te focussen op een paar grote objecten, terwijl bij bijvoorbeeld extreme neerslag ook de optelsom van kleine uitvalmomenten het verschil kan maken. Is uitval van één groot object ernstiger dan van honderd kleinere? Dat vraagt om genuanceerde afwegingen.”
Afsluitend vertelt Luiten: “Niet alles laat zich vangen in formats of standaardanalyses. Veel blijft mensenwerk. Daarom is het cruciaal dat we, samen met de diensten, aanbieders, veiligheidsregio’s en overheden, het goede en vertrouwelijke gesprek blijven voeren. Alleen dan komen we tot gezamenlijke maatregelen die afzonderlijke partijen vaak niet alleen kunnen treffen – inhoudelijk of financieel.”