Harm Balk over de ‘wondere wereld’ van vakbekwaamheid: “Het samenspel kan beter”
November 2025
Harm Balk is commandant en directeur van Veiligheidsregio Kennemerland en sinds een jaar als vakregisseur betrokken bij de Vakraad Leren en Ontwikkelen. Wat is zijn drijfveer om zich in te zetten voor vakbekwaamheid en wat ziet hij als de belangrijkste opgave?

Sinds 1996 werkt hij bij de brandweer, maar zijn passie voor onderwijs begon al eerder, tijdens zijn opleiding tot docent lichamelijke opvoeding. Toen de rol van vakregisseur vorig jaar vacant kwam, hij heeft het stokje overgenomen van Esther Lieben, dacht hij: “Daar heb ik wel wat mee. Dat is een onderwerp dat ik belangrijk vind en waar ik mijn best voor wil doen.”
Wat is jouw rol als vakregisseur? Hoe werk je samen met de vakraad?
“Als vakregisseur ben je de schakel tussen de RCDV en de vakraad. Ik heb maandelijks overleg met Patrick Sprokkereef, de voorzitter van de vakraad. In dezelfde frequentie als de overleggen van de vakraad zelf, die overigens uitstekend worden voorbereid door de secretaris Maaike Beenders. We bespreken dan wat we in het speelveld zien gebeuren. Hoe denken we ons daartoe te verhouden? Hoe denken we dat dat gaat landen in de RCDV? Hoe zorgen we dat we eventuele problemen vroegtijdig signaleren en ons eigen geluk organiseren door slimme taal te gebruiken of een extra stapje in de route op te nemen? Het streven van de RCDV is eigenlijk dat de vakraden zo goed functioneren dat de RCDV er niets meer van hoeft te vinden. Dat als de vakraad met iets komt, dat 25 commandanten en directeuren allemaal zeggen: we hoeven er niets meer van te vinden, want mijn hoofd vakbekwaamheid heeft zijn stem kunnen laten horen.”
Wat drijft jou om deze rol te vervullen?
“Al 25 jaar heb ik te maken met het complexe domein van vakbekwaamheid. Ik vind dat we daar razend knap allerlei mooie dingen in doen, maar tegelijk vind ik het ook razend ingewikkeld. Zowel aan de inhoudskant als aan de organisatiekant. Er is een soort illusie van een maakbare wereld, dat je alles wat je zou kunnen weten, ook zou moeten aanleren en uitvoeren. Neem bijvoorbeeld de parlementaire enquête in 1998 van de Bijlmerramp. Toen de commissie erachter kwam dat er in de zomer van 1992 nieuwe lesstof over verarmd uranium in vliegtuigvleugels was uitgebracht, was men verontwaardigd dat de brandweermensen dat in oktober ’92 niet wisten. We voelen een soort morele plicht om alle kennis in de hoofden van duizenden brandweermensen te krijgen, maar dat is niet te doen. Dat zie ik gebeuren van manschap tot hoofdofficier. En bij crisisbeheersing zie ik dezelfde trend.”
En aan de organisatiekant?
“Ik vind het een wondere wereld. Ik snap bij alles achteraf waarom we het ooit zo bedacht hebben en waarom het nodig is, maar het is wel moeilijk om te bevatten en om te accepteren waarom dingen soms zo moeilijk zijn. Neem bijvoorbeeld Canvas, de nieuwe elektronische leeromgeving. Ik kan me zomaar voorstellen dat de ene regio zegt: Canvas is voor de les- en leerstof van de brandweer. Maar dat een andere regio zegt: maar wij willen ook het onderwijs voor crisisbeheersing erin, want we zijn één organisatie. En dan zegt een derde regio misschien: maar dan willen we ook het lesmateriaal voor de GGD in Canvas. En alle organisaties hebben weer andere wensen. Want ik kan mij bijvoorbeeld zomaar voorstellen dat er regio’s zijn die vakbekwaam worden in Canvas willen koppelen aan vakbekwaam blijven en alle oefenregistraties in het systeem willen. En ga zo maar door.”
Hoe kijk je terug op het afgelopen jaar? Welke ontwikkelingen zie je?
“Ik vind het heel mooi om te zien hoe de Vakraad Leren en Ontwikkelen bezig is. Ik ben sowieso onder de indruk van wat ik al digitaal langs zag komen. Maar nu ik onlangs bij een overleg aanwezig was, zag ik een hele mooie volwassen, maar ook scherpe manier van met elkaar omgaan en naar het juiste toewerken. Dat is me echt opgevallen. Daarnaast hebben we ook een goede samenwerking met het programma Onderwijs Onderweg. Zij zorgen voor veel ordening en structuur om te begrijpen hoe we het onderwijsstelsel hebben ingericht en hoe alles zich tot elkaar verhoudt.”
Wat zie je als de belangrijkste opgave voor de komende jaren?
“Dat we het samenspel met de vakraden Incidentbestrijding en Risico- en Crisisbeheersing gaan verbeteren. Zodat de vraagstelling vanuit het werkveld beter gaat landen in wat vakbekwaamheid te doen heeft. Het zou zo moeten zijn dat Vakbekwaamheid díe producten ontwikkelt, die vanuit het werkveld gewenst zijn. Dat is niet zoals het altijd gaat. Er wordt nu nog te veel bedacht waarbij we aannemen wat het veld nodig heeft en dat wordt dan over het veld uitgerold. De route zou moeten zijn dat bijvoorbeeld een afdeling Crisisbeheersing signaleert dat er een nieuwe functie nodig is en aangeeft wat die functionaris allemaal zou moeten kunnen. Waarbij Vakbekwaamheid zegt: hier hebben wij verstand van, want als je dit moet kunnen, dan zou je deze competenties moeten verwerven. En dan zou je op deze manier les moeten geven op die competenties om tot een beroepsbeoefenaar te kunnen te komen die dit uiteindelijk kan. En dat leg je dan terug bij Crisisbeheersing en die zou dan moeten zeggen: ja dat is onze wens of we missen nog dit of dat. Dat samenspel moet meer op gang gaan komen.”
“En dat gaat heel erg over rolzuiverheid en zorgvuldige processtapjes. Dat is natuurlijk verschrikkelijke taal die ik hier uitkraam. Heel blauw. Maar daar heeft het wel mee te maken. Wie heeft nou eigenlijk welke rol? Op welk moment moet je welke rol waar inzetten? Wie moet, wanneer, wat doen en in welke volgordelijkheid?”
Hoe zie je de samenwerking daarin met het NIPV?
“Je kan er op twee manieren naar kijken. De ene manier is: het NIPV verzint alles voor ons en gooit het vervolgens over de schutting. Dat heb ik de afgelopen jaren iets te vaak gehoord en daarmee doen we geen recht aan al die bevlogen mensen die daar werken. De andere manier is: bij het NIPV werken mensen met hart en ziel voor hun werk. Die willen het juiste doen en bij gebrek aan de goede vraagarticulatie gaan zij proactief aan de slag. En omdat het samenspel niet goed werkt, eindig je er soms mee dat het NIPV dus iets bedacht en verzonnen heeft en uiteindelijk laat uitrollen over het land. Als dat samenspel goed is, dan is deze discussie helemaal niet meer nodig. De vakraad heeft daar een belangrijke rol in. Het is ontzettend belangrijk dat het NIPV daar aanschuift om te horen wat het sentiment is. Dat je toelicht hoe je een project hebt aangepakt en waarom en aan de groep vraagt: wat vinden jullie er eigenlijk van? Hebben jullie nog suggesties? Dat soort gesprekken is ontzettend helpend in de samenwerking.”
Wat hoop je over drie jaar bereikt te hebben?
“Dat vind ik altijd een moeilijke vraag. Ik hoop dus dat het samenspel is verbeterd en dat het programma Onderwijs Onderweg heeft opgeleverd wat we beogen. Dat we in het onderwijssysteem uiteindelijk flexibiliteit hebben ingebouwd om te kunnen inspelen op de veranderende samenleving. Op een manier die ook uitvoerbaar is. De maatschappij verandert en zal altijd blijven veranderen. We hebben ons daar als beroep, zowel crisisbeheersing als brandweer, permanent toe te verhouden. En ik hoop dat het onderwijsstelsel over drie jaar in staat is om soepel en fluïde mee te bewegen met die veranderingen. Daarnaast wil ik ook heel graag bereiken dat we in de samenwerking met het NIPV ook echt recht doen aan al die mensen die daar zo hard voor ons werken.”
Welke onderwerpen staan er op de agenda van de Vakraad Leren en Ontwikkelen?
- Programma Onderwijs Onderweg
- Toekomstbestendig brandweerduikonderwijs
- Aantoonbare vakbekwaamheid
- Programmering voor het Ontwikkelfonds in 2026
- Optimaliseren van proces rondom de vouchergelden
