Landelijke harmonisatie veiligheid spoorwegemplacementen in zicht
Nieuws van het LEC Industriële Veiligheid, november 2023
Al tien jaar lang werken gemeenten, omgevingsdiensten, veiligheidsregio’s, ProRail en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan het harmoniseren van het beoordelingskader en veiligheidsmaatregelen rond spoorwegemplacementen. Het project vordert met kleine stapjes en nog lang niet alle vraagstukken rond veiligheidseisen en bedrijfsbrandweeraanwijzingen zijn opgelost. Ook is het wachten nog op de Leidraad Spoorwegemplacementen, die voor de veiligheidsregio’s een belangrijk beoordelingsinstrument wordt.
De veiligheidsproblematiek rond spoorwegemplacementen werd tijdens de netwerkdag van het LEC Industriële Veiligheid (LEC IV) belicht door Walter Reurink en Joram Gielbert, beiden lid van het Kernteam van het Project Spoorwegemplacementen. Zij stellen vast dat de landelijke aanpak van risicobeheersing rond spoorwegemplacementen een ‘taai proces’ is en dat in het kernteam over een aantal thema’s nog stevige debatten worden gevoerd.
Doel van het project is te komen tot een landelijke uniforme beoordelingssystematiek voor omgevingsrisico’s rond emplacementen en tot geharmoniseerde maatregelen voor risicobeheersing en respons bij incidenten. Aanleiding was de constatering van ProRail en I&W dat beoordelingscriteria en opgelegde eisen en maatregelen sterk wisselen per gemeente en veiligheidsregio. Dat geldt in het bijzonder voor de omgevingsvergunningen milieu en voor bedrijfsbrandweeraanwijzingen.
Momenteel zijn zes emplacementen aangewezen; de vijf Rotterdamse havenemplacementen en Kijfhoek bij Zwijndrecht. Op die emplacementen is ook daadwerkelijk een bedrijfsbrandweer actief. In de Rotterdamse haven is dat de Gezamenlijke Brandweer; op Kijfhoek wordt de bedrijfsbrandweerzorg nu uitgevoerd door Falck, maar ProRail werkt voor dit mega-emplacement aan de oprichting van een eigen bedrijfsbrandweerorganisatie, die in 2024 operationeel moet zijn. In Utrecht, Brabant en Limburg lopen ook aanwijstrajecten. In Rotterdam worden de aanwijzingen geactualiseerd.
Om vast te stellen of ook andere emplacementen in Nederland aangewezen moeten worden, is er allereerst inzicht nodig in de feitelijke risico’s die met zo’n aanwijzing dienen te worden afgedekt. Dat inzicht is er, dankzij de factsheets van ProRail, waarmee de kenmerken en risico’s van alle emplacementen waar wordt gerangeerd met gevaarlijke stoffen in kaart zijn gebracht. De factsheets geven per spoorwegemplacement aan welke scenario’s maatgevend zijn en welk pakket van maatregelen moet worden toegepast. Dit op basis van de aantallen (ketel)wagons en volumes gevaarlijke stoffen die er worden gerangeerd in combinatie met omgevingsfactoren, in het bijzonder de bevolkingsdichtheid in aangrenzende woongebieden. Deze factoren leiden dit tot een risicoclassificatie, die bepaalt welk niveau aan veiligheidsvoorzieningen nodig is. Categorie A is het hoogste risico met het hoogste veiligheidsniveau, C is de minst risicovolle categorie.
Op basis van de factsheets heeft het projectteam vier maatgevende scenario’s vastgesteld, die met een passend maatregelenpakket per emplacement moeten worden afgedekt. Het betreft een ‘BLEVE’ van een ketelwagon met gevaarlijke stoffen, brand/explosie, plasbrand en toxische wolk.
Wat is de huidige stand van zaken rond het project? Met de beschikbare factsheets, het uniforme beoordelingskader en de maatgevende scenario’s lijken het vaststellen van maatregelen en bedrijfsbrandweer aanwijsprocedures simpele processen. De praktijk is echter weerbarstig, want in de werkgroep vindt nog discussie plaats over wezenlijke onderdelen. Zoals de opkomsttijd van de overheidsbrandweer, beschikbaarheid van een schuimblusvoertuig binnen de vastgestelde responstijd, de verantwoordelijkheid voor aanschaf en beheer van de benodigde voorraad schuimvormend middel en de financiering van maatwerk.
Walter Reurink: “Een van de discussiepunten is wie moet opdraaien voor de kosten van de per emplacement opgelegde maatregelen, indien er bovenop de maatregelenpakketten extra maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast is er veel discussie over de noodzaak van een bedrijfsbrandweer versus de inzet van de overheidsbrandweer (veiligheidsregio).
Er zijn dus nog wat discussiepunten alvorens beoordelingskaders en maatregelenpakketten daadwerkelijk kunnen worden geharmoniseerd. Reurink: “Bovendien zijn de factsheets nog niet door alle betrokken gemeenten vastgesteld, ook al is al in 2018 en 2019 een ‘roadshow’ langs ‘emplacementgemeenten’ gehouden om informatie te delen over de emplacementen en hun risico’s. De veiligheidsregio’s zijn hier destijds niet bij betrokken. Het is wellicht zinvol om nog eens zo’n roadshow te organiseren en dan ook de veiligheidsregio’s expliciet uit te nodigen, om alle betrokken overheden op hetzelfde informatieniveau te brengen.”
Inmiddels wordt door de veiligheidsregio’s ook reikhalzend uitgezien naar de Leidraad Spoorwegemplacementen, die de basis vormt voor de harmonisatie van beoordelingscriteria en maatregelen. Die leidraad, een aanvulling op de Werkwijzer bedrijfsbrandweren, is in concept gereed en derhalve nog niet gepubliceerd als instrument waarmee de regio’s aan de slag kunnen voor hun beoordelings- en aanwijstrajecten. De leidraad wordt waarschijnlijk eind dit jaar door het LEC IV gepubliceerd.
Lees ook
Blog: Eén klein incident, met vier grote lessen